De haringvloot vaart uit. De Scheveningsche haringvloot vertrok Maandag ter vischvangst. Bij het havenhoofd bestond veel belangstelling voor de uitvarende schepen H. K. H. Prinses Juliana betreedt het Departement van Binnenlandsche Zaken te den Haag, waar Zij Maandagmiddag de eerste vergadering bijwoonde van het Nationaal Fonds voor Bijzondere Nooden, welk Fonds het Nationaal Crisiscomité zal vervangen V S. BSmÊ De aankomst van Keizer Halle Selassie te Haifa op weg naar Jerusalem. De Keizer wordt na de landing van de .Enterprise" be groet. (Telegrafische foto) Dr. Colaco Belmonte, lid der Nederlandsche ambulance in Abessynië, is Maandag in Neder land teruggekeerd. Dr. Belmonte met zijn moeder te Amsterdam De oude toren van St. Michielsgestel (N.-Br.)( die binnen afzienbaren tijd gerestaureerd zal worden, in haar huidige gedaante Mussolini op het balcon van het Palazzo Venezia te Rome tijdens zijn rede, waarin hij Zaterdagavond te besluiten van den Grooten Fascistischen Raad ten opzichte van Abessynië mededeelde FEUILLETON BINNEN TWAALF UUR... Naar het Engelsch bewerkt door l VAN DER SLUYS. (Nadruk verboden). Het was zooals hij zed;, de vaart van den trein verminderde sneL Freddy tuurde uit het venster. „O, we stoppen in Chelmsford?" wilde bij weten. „Ja", lichtte het meisje in. „Dan in Ips wich en daarna in Norwich." „Waarom", sponnen Freddy's gedachten, ^vertelt ze er dat ongevraagd bij?" De mededeeling scheen den omvangrij ken man te interesseeren. Hij was opge staan en begaf zich naar het portier aan iiun kant, het portier, dat uit de coupé Kimiddellijk op het perron voerde, zonder $orridor er tusschen. Toen hij bij het meisje was, draaide hij let hoofd naar haar toe „Ipswich en Norwich?" herhaalde hij. ,Weet u zeker dat we in Ipswich en Nor wich stoppen? Ik had een idee dat we in lén stuk doorgingen." „Zonder in Norwich te stoppen?" klonk ie wedervraag van het meisje. „Ik geloof, lat alle treinen in Norwich stilhouden. Dat s een knooppunt." De trein stond stil; de eerste maal sedert rijn vertrek van Liverpool Street Station. Freddy keek op zijn horloge. Het was au precies zes uur. „Hé! Stoppen we hier lang?" riep de groote mijnheer, zijn hoofd uit het raam stekend. Zijn zware gestalte stond als een muur tusschen het meisje en Freddy. ,,'n Paar minuten!" antwoordde de con ducteur. „O, dan heb ik net tijd om er even uit te gaan en een krant te koopen", meende de ander. Hij gooide het portier open en sprong op het perron. Freddy was verbaasd over zijn kwiekheid. De witte slobkousen ver wijderden zich in een levendig tempo in de richting van de courantenkiosk. „Wel ver.ontsnapte Freddy. Het meisje keek naar buiten, naar de slobkousen. Hun blinkend voor waar ts-be- wegen had ineens opgehouden. Een onge likte ras-Londenaar, die eveneens een oogenblik uit den trein was gestapt, had zich opmerkingen er over veroorloofd. „Sommige kerels moeten een lichie aan derlui voeten maken, omdat ze geen in derlui kop hebben!" grinnikte de onver beterlijke ruziezoeker. „Hoe je onbeschaamdheden alsjeblieft voor je!" verzocht de groote heer scherp en verontwaardigd vervolgde hij zijn weg. De ras-Londenaar beëindigde het debat op de hem eigen wijze: hij spuwde de op zichtige slobkousen achterna. Het meisje boog zich naar voren. Haar hoofd was vlak bij dat van Freddy. Eén kort, onuitsprekelijk-zalig oogenblik, voel de hij haar adem op zijn wang, „Ik weet niet of het u interesseert eens even naar onzen patiënt van daarnet te gaan zien?" zei ze, heel rustig. „Twee wa gens naar voren. U zoudt van het perron af een kijkje kunnen nemen.... Wilt u me nog wat vuur geven? Mijn sigaret is uitgegaan." Hij voldeed aan haar verzoek.... veron derstellend dat de slobkousen op den te rugweg waren. Toen zij weer in haar hoek je kroop, stapte hij uit, liep in de richting van de locomotief en gaf een scheeuw. „Hé, jongen!" Een jongen met chocolade, sigaretten en andere versnaperingen, bevond zich op eenigen afstand. Freddy kocht, om zich een houding te geven, een kleinigheid en keer de toen langzaam.terug. Hij kwam in een kluwen van vijf opge wonden menschen terecht. Ze waren zoo even uit een compartiment te voorschijn geschoten, him weinige bagage haastig meezeulend, en leken erg van streek. „Ze hebben me gezegd, dat-ie vast en ze ker in Colchester stopte", kraaide een juf frouw met een kleur als een pioen. „Die stationskruiers, ze weten zelf van geen toeten of blazen," sputterde een an der verhit familielid. „Mooie boel, als we ijskoud naar Ipswich doorgekard waren!" Freddy kreeg éen ingeving. De groote mijnheer had over vijf rumoerige lieden gesproken, in wier midden de man met het bruine pak oogenschijnlijk in diepen slaap verzonken was geweest. Het zou wel een geweldig toeval wezen, als dit die vijf menschen niet waren.... Den moest de man in 't bruin zich thans alleen in het compartiment bevinden! Freddy wierp een snellen blik door het portierraam. De dikke heer sloeg hem ga de. Maar hoe vluchtig Freddy's blik ook geweest was, die was voldoende om te doen zien dat de man in 't bruin inderdaad al leen in zijn hoekje zat weggedoken e*> de oogen gesloten had. vn De tunnel. Drie kwartier na zijn vertrek van Liver pool Streeet Station gleed de trein van 5.18 Chelmsford uit en vervolgde zijn tocht Noord-Oostwaarts. Nog eens drie kwartier, en hij zou tijdelijk aan het oog der men schen onttrokken worden in een tunnel, om in Ipswich weer te voorschijn te ko men. Voor het meerendeel der passagiers was de afgelegde afstand van veertig mijl emo tieloos voorbijgegaan. Maar in een klein contingent der compartimenten, werden de inzittenden door levendiger gevoelens be wogen dan hun medereizigers en in een er van geschiedden zelfs belangrijke din gen. Dit was de coupé waarin, zwijgend en eenzaam, de man in het donkerbruine pak, met meestentijds gesloten oogen in zijn hoekje lag. De trein vervolgde zijn denderenden weg. Telkens vielen de oogen van den man dicht en telkens weer kwam hij met een ruk overeind. Hij schreen tegen een hard- nekkig-terugkeerende verdooving te vech ten. De strijd duurde een minuut of twintig. Hij leek hem bijna verloren te hebben en sliep zoowat, op het oogenblik dat de trein door Colchester vloog. Toen kwam hij met een ongewoon-heftigen schok tot zichzelf. Iemand had zijn hoofd door de deur opening gestoken. Die iemand was de ras-Londenaar. Hij zag den slaperigen man eer de sla perige man hèm zag, toen zijn oogen open gingen. De Londenaar glimlachte. „Je hebt er heel wat gehad, hè", merkte hij vertrouwelijk op. „Enfin, ik zal er niks van zeggen; ik ben ook niet voor m'n ge zondheid op reis!" De man in het bruin gaf geen antwoord, maar de Londenaar liet zich niet uit het veld slaan. „Verdraaid-nog-aan-toe", redekavelde hij onbekommerd verder, „je had dat stel bij mij in de coupé eens moeten zien!" Mooi zootje bij elkaar! Denken dat de heele we reld van hun hoort, dat menschen zooals ik geen recht hebben op hun plaatsje on der de zon.Hoopvol keek hij het com partiment rond. „Jij bent er hier beter aan toe, maat! Geen ouwe juffrouwen, die be ginnen te gillen dat je ze niet aan mag ra ken, en flink ook!" Hij wachtte even. Toen: „Ik zou zeggen, dat ik hier wel eens een beetje op m'n verhaal kon komen, als je er niets op tegen hebt, kameraad...." De man in het bruine pak maakte geen bezwaar en zijn nieuwe reisgenoot scheen behoefte te hebben zijn dankbaarheid te toonen. „Rooken? Dat zal je goed doen. Je ziet er werkelijk beroerd uit." „Dank u", was het antwoord; „ik heb al te veel gerookt." De Londenaar keek hem uitvorschend „Is het heusch? Nou, ik zou zeggen, nog eentje is net wat je noodig hebt." Maar de man in het bruin volhardde in zijn weigering en gaf blijk van zijn verlan gen om verder te slapen. Hij sloot vrij plot seling, ostentatief leek het, de oogen. Maar hij zorgde er voor één oog half open te houden. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 12