Ste Geicbofie Gou^ant Aanvaring van het s.s. „Amsterdam1'. Het s.s. .Amsterdam" van de Kon. Ned. Stoomvaart Mij. is Vrijdag in aan varing gekomen met de Hembrug. Het schip, dat belangrijke averij opliep, moest naar de Amsterdamsche haven terugkeeren De blazen worden aan boord gebracht van de haringvloot, die Maandag ter vischvangst zal uitvaren Ir. W. J. H. Harmsen, hoofdingenieur van den Rijkswaterstaat, is bevorderd tot hoofdingenieur-directeur van den Rijkswaterstaat in vasten dienst, ter standplaats 's Gravenhage De voetbalwedstrijd Oostenrijk Enge land eindigde in een 2 1 overwinning van Oostenrijk. De Oostenrijksche keeper Platzer bezweert een Engel- schen aanval Jhr. dr. J. N. van der Does, lid der Nederlandsche ambulance in Abessynië, die Woensdag j.l. in ons land terugkeerde, werd Vrijdag door het hoofd bestuur van het Ned. Roode Kruis te den Haag ontvangen. Jhr. van der Does (links) verlaat het hoofdgebouw, uitgeleide gedaan door bestuursleden Te Vlissingen is het motortankschip „Erinna", gebouwd voor de Bataafsche Petroleum Mij., welk schip op 25 April j.l. weigerde de werf te verlaten. Don derdag met goed gevolg tewatergelaten FEUILLETON BINNEN TWAALF UUR... Naar het Engelsch bewerkt door J. VAN DER SLUY8. (Nadruk verboden). „Natuurlijk, dat spreekt van zelf. En het spijt me heel erg", antwoordde de reverend. „Maar u zult moeten toegeven, dat de bei de koffers precies op elkaar lijken. Van daar dat ik beslist dacht, dat u den mijnen genomen had." „Vervelend gezanik", sputterde de dikke heer. Hij zag er warm en opgewonden uit. „Al dat noodelooze oponthoud, terwijl hier naast in het compartiment een zieke zit, die het goedje noodig heeft...." Freddy wierp olie op de golven. „Maar hij heeft het nu niet meer noo dig", kwam hy tusschenbeide. „We hebben ten slotte nog wat gevonden en ik kom u nu even zeggen geen moeite meer te doen." De dikke heer, die op het punt gestaan had zijn koffer open te maken, hield ver rast op. Toen stak hij abrupt zijn sleutels in den zak en schoof den koffer weer on der de bank waar hij hem vandaan ge haald had. „Hm dus een nuttelooze tocht?" Zijn voorhoofd trok in een boozen rimpel; toen glimlachte hij ineens weer. „Wel, het is niet zoo slim. Laten we teruggaan en kij ken hoe die arme kerel het maakt. Onder ons gezegd, mijnheer", voegde hij er, Fred dy's gezicht ernstig bestudeerend, aan toe, „ik heb zoo'n idee, dat hij al meer gehad heeft, dan goed voor hem is!" Intusschen zei het onderwerp van him gesprek tot het meisje: „Neen, niet in Chelmsford. Hij zal of in Ipswich of in Norwich komen. En kort daarna zal het gebeuren!" V. Tusschenspel. Londen's voorsteden waren voorbij ge gleden. Naarmate de reis vorderde, begon de trieste leelijkheid plaats te maken voor sappige weilanden en pittoreske hofsteden. Maar in het compartiment van den voort snellenden exprestrein, waar een men in een bruin pak zich herstelde van een plot seling opgekomen duizeligheid, daarbij gadegeslagen door een drietal belangstel lende personen, had men geen oog voor het natuurschoon, waaraan andere passagiers thans hun hart ophaalden. „Hij is al veel beter", bevestigde het meisje. „Dat lijkt mij ook zoo toe", bevestigde de imposante heer, die zoo juist in gezel schap van Freddy in de coupé was terug gekeerd. „Ja, hij ziet er al een hoop be ter uit. Dit plotselinge duizelingen gaan in den regel gauw over! Hoe is 't er nu mee, ouwe jongen?" Hij gaf den herstellende een speelschen duw. Maar de man in het bruine pak sprong zoo onverwacht op, dat de ander haast achteruit wankelde. „Ik ben alweer klaar", klonk zijn eenigs- zins gejaagd antwoord. „Laat ik u niet lan ger tot last zijn; ik heb u al moeite genoeg veroorzaakt." Deze laatste woorden gingen met een dankbaren blik gepaard. „Ik ga nu maar weer naar mijn eigen ooupé terug". „U behoeft u volstrekt niet te haasten", trachtte Freddy hem vriendelijk te weer houden. Maar de man was al in de zijgang. Hij voelde zich blikbaar niet op zijn gemak tusschen de bevoorrechte passagiers van een eerste-klascompartiment en verlangde ongetwijfeld in zijn eigen maatschappelijk milieu terug te keeren. „Eigenaardige kerel", meende de groote heer, toen de man in het bruine pak ver dwenen was. „Als ik dokter was, zou ik hem waarschijnlijk een nuttig advies ge ven." „En wat zou dat voor advies zijn?" in formeerde Freddy nieuwsgierig. Ze namen him plaatsen weer in. Het meisje keek op een gouden armbandhor loge, dat met een zwarten band om haar pols bevestigd was. Het was dertien minu ten voor zessen. De reis had tot dit oogen- blik negen en twintig minuten geduurd. „Een beetje minder alcohol en wat meer waardeering voor menschelijke goedheid", was het laatdunkende bescheid. Freddy ergerde zich aan den opgeblazen toon van zijn reisgenoot, waarachter hij weinig oprechtheid vermoedde. „Menschelijke goedheid", bromde hij ge prikkeld, „?ou den toestand van den armen kereld eerder aan te hard werken dan aan drankmisbruik toeschrijven. De man leek mij volkomen overspannen." Had Freddy den dikken heer onrecht aangedaan ?Een uitdrukking die aan werke lijke bezorgdheid grensde, teekende zich op het welgedane gelaat af. „Ek vraag me af of u gelijk hebt", klonk het ietwat peinzend. Hij keek in den cor ridor.... een gedachte had zich in zijn geest gevormd. „Van menschelijke goed heid gesproken.... zou het geen daad van menschlievendheid zijn hem te volgen, om te zien of hij veilig en wel in zijn coupé beland is?" Het meisje, in haar hoekje, veerde even op. „Ik zou hem verder maar kalm zijn gang laten gaan", oordeelde ze. „Hij was weer heelemaal in ordee toen hij hier vandaan ging." De groote heer was het niet eens met de ze meening. Resoluut kwam hij overeind. „Neen, neen", protesteerde hij. „Ik ben door onzen jongen vriend indirect beschul digd van gebrek aan edelmoedigheid. Om u te bewijzen, dat u mij verkeerd beoor deeld hebt, zal ik den man gaan zoeken en niet terugkomen vóór ik mij vergewist heb, dat het heelemaal in orde met hem is. Heelemaal in orde!" In een oogwenk was de imposante heer in de gang. Freddy staarde hem na; toen wendde hij zich met een ruk tot het meis je. Het plotseling vertrek van den onge- wenschten reisgenoot zou hem minstens een paar minuten geven om ongestoord van het gezelschap van zijn mooie gezellin te genieten en een wilde haast greep hem aan om zich die korte spanne tijds ten nutte te maken. Hij ontdekte, dat het voorhoofd van het meisje gefronst was. „Grappige vent", viel hij met de deur in huis. De rimpel bleef en ze gaf geen ant woord. Freddy liet zich echter niet ont moedigen en zette zijn pogingen voort. „Eerlijk gezegd, voel ik een diepe min achting voor hem", vervolgde hij zijn be schouwingen over den afwezige. „Werkelijk?" klonk het thans neutraal. „U niet?" waagde Freddy. Eindelijk speelde de dageraad van een glimlach om haar lippen: Het was duide- lenk dat ze er tegen vocht. „Men behoort zijn medereizigers niet tot onderwerp van discussie te maken!" be rispte ze. „Dat geldt voor gasten", wierp hij tegen „Een man als hij zou toch nooit onze gast kunnen zijn!" „Neemt u niet een heeleboel dingen als vaststaande feiten aan?" „Inderdaad, heel veel. Ik neem bijvoor beeld als vaststaan feit aan, dat u niet be- leedigd zult zijn door mijn buitengewone vrijpostigheid!" Hij bedacht zich een oogen- blik. „Maar misschien ga ik te ver in mijn gevoel van zekerheid. Neemt u mij niet kwalijk. Het rumoer van den rijdenden trein nam eensklaps in hevigheid toe. Een lang per ron gleed voorbij. „Welk station was dat?" vroeg het meisje vlug. Freddy rekte zijn hals. Als ze hem ge vraagd had de heele wereld den oorlog te verklaren, zou hij het zonder aarzelen voor haar gedaan hebben! En misschien zou het minder inspan ning hebben gekost een deel van die we reld te veroveren, dan de snel-vervagen de dansende letters, die den naam van het station vormden, te ontcijferen. (Wordt verwoSgtf).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 9