Het défilé der landelijke ruiters Het défilé voor H. M. de Koningin en H. K. H. Prinses Juliana op Het Loo na afloop van den estafetterit der Kon. Federatie van Landelijke Rij- vereenigingen, bij welke gelegenheid aan de vorstin de oorkonden werden aangeboden De loting voor de tenniswedstrijden Nederland Frankrijk om de Davis-cup had Donderdag te Scheveningen plaats. Zittend v.l.n.r.: Brugnon, G. J. Scheurleer en mr. C. Punt. Staande v.Ln.r.: Boussus, Bernard, Timmer en Destremeau jTaraboem, taraboem, taraboem; ik hoor de trommels slaan pe onderhanden genomen. Een aardig detail tijdens het In ^et i"t®r'}ftiona1a' katholiek radio-congres te Praag. Pater Dito van Generale repetitie voor de jaarlijksche taptoe, welke te Aldershot gereedheid brengen van een der Vlaardingsche haringloggers welke Maandag ^en K.R.O. tijdens zijn rede. Rechts de heer Paul Speet, secretaris met uitgebreid historisch vertoon gepaard gaat aA vjschvangst zu,|en uitvarei,a van den K.R.O. FEUILLETON. BINNEN TWAALF UUR... Naar het Engefech bewerkt door J. VAN DER SLUYS. (Nadruk verboden). 4) Freddy kon zich zeïf niet precies ver klaren, waarom de groote, dikke heer, af gezien van zijn zeer onwelkom binnen dringen, hem door zijn heele persoonlijk heid en manier van doen prikkelde. Maar bet was een feit, dat hij dat deed, door een soort van sluwe uitdaging, waarop Freddy instinctmatig reageerde. Het doel scheen een poging om Freddy te bruskeeren, „Onze jonge vriend Je moest toch maar durven..Maar waarom zou hij trachten Freddy te brus keeren? Met meisje was niet gebruskeerd. „Zou het niet beter zijn, naar uw eer waarden reisgenoot terug te gaan?" vroeg zij rustig. „Met het oog op den loop die onze con versatie genomen heeft, bedoelt U?" viel de ander in, en haar nog tijd latend voor een bevestigende, noch om een ontkennen de interpretatie, vervolgde hij: „Ik verze ker u, dat ik razend zou worden als ik nog tien minuten naar dien breedspraikerigen mijnheer moest luisteren. Aan den anderen kant, heb altijd een eigenaardigen he kel aan rook gehad." Hij zweeg en zijn oogen waren weer op Freddy gevestigd Zijn wenkbrauwen wa ren gefronst en hij zag er nu gedecideerd onvriendelijk uit. „U rookt, zie ik", merkte hij op, niet zonder scherpte in zijn stem. Probeerde hij Freddy uit het comparti ment weg te werken? Was het dat? Wel alle duivels, als hij dat probeerde! „Deze dame maakt er geen bezwaar te gen", antwoordde Freddy kortaf. „Neen ik begrijp best, dat ze dat niet doet", knikte de dikke heer. „Maar h'm ik heb bezwaar!" Ja, hij probeerde inderdaad Freddy uit het compartiment te drijven. „Ik rook zelf niet" ging hij voort. „Ik heb last van mijn keel en rook maakt het altijd erger. Dat was een tweede reden waarom ik het compartiment hiernaast verliet. Onze reverend rookt de eene pijp na de andere." „En u stond hem toe te rooken?" kwam Freddy snibbig. „Ik kon het hem niet beletten", luidde het antwoord. „Het was een rookcoupé, en ik zie, dat dit er geen is." Freddy haalde zijn schouders op en be gon zijn sigaret te dooven. Hij ving een blik op uit de oogen van het meisje, en be merkte plotseling dat zij hem nauwlettend gadesloeg. Het scheen haar te interessee- ren hoe hij dit allés opnam. Ze taxeerde hem. ,Moet u die nu uitdoen,?" riep de groote man. „Ik dacht dat u me dat verzocht had!" „Ik vroeg u niet te rooken...." „Nu dan?" „Hier. Zooals ik al gezegd heb, is het compartiment hiernaast een rookafdeeling. Zonde om die sigaret weg te gooien." De atmosfeer werd geladen. Freddy werd er zich van bewust dat het meisje hem met nog meer intensiteit aankeek dan daarnet, hoewel zij met half gesloten oogen in haar hoekje leunde. Maar juist half geloken oogen kunnen het brandpunt van iemands gezichtsveld verscherpen. Haar handen la gen stil in haar schoot. De robijn gloeide uit een plooi van haar rok. „Of u zou hem in de gang kunnen oproo- ken", stelde de dikke heer voor. Freddy gaf geen antwoord. Hij voltooide de operatie van het uitdooven van de si garet en gooide hem toen het raampje uit. Ziezoo, dat was dat! Wat nu, vroeg Fred- dy zich af. Het meisjesgezicht, waarin de wimpers nog steeds half neergeslagen wa ren, had zich ontspannen in een glimlach. Wenschte ze hem geluk met zijn kleine overwinning? Want een overwinning was het. Hij was niet van zijn plaats opgestaan en had zijn zelfbeheersch ing niet verlo ren. De volgende ziet in het raadselachtige spel, dat aan den gang was, kwam uit den corridor. Een vage schaduw werd zicht baar en ontpopte zich als de man met het donker bruine pak. Hij zag er bleek en ontdaan uit en toen him oogen zich op hem richten, stond hij aarzelen stil. „Ik neemt u mij. niet kwalijk...." mompelde hij. „Is er iets?" vroeg hét meisje vlug. Zij leunde thans niet meer achterover in haar hoekje. Haar glimlach was versmol ten tot een uitdrukking van menschelijk medelijden. Het was niet moeilijk om te zien, dat de man in de gang niet wel was. „Ik voel me niet al te goed, juffrouw", hernam de man, met zichtbare inspanning. „Als iemand van u een slokje brandewijn heeft. Het meisje keerde zich om en keek Fred dy vragend aan. Hij schudde het hoofd. „Geen druppel", antwoordde hij. „U misschien?" keerde het meisje zich naar den imposanten heer. Deze knipte met de oogen alsof hij de vraag overwoog. Hij moest weten of hij brandewijn bij zich had of niet, zou men zoo zeggen, en toch had hij eenige secon den noodig om zijn houding te bepalen. „Een beetje katterig hè?" klonk het toen onbarmhartig. De zieke negeerde de vraag en ant woordde met heesch, onvaste stem. „Ik heb dergelijke aanvallen van zwak te zoo nu en dan. Heb den laatsten tijd heel hard gewerkt. Een paar druppels zou den me weer een stuk opknappen. „Goed. Ik zal wat halen", viel de dikke heer hem in de rede. „Het zit in mijn kof fer in het compartiment hiernaast." Hij stond op en de zieke man ging ter zijde, achterwaarts, hem aldus ruimte ge vend om te passeeren. „Volg mij", verzocht de dikke heer. Maar toen hij het compatiment verla ten had, volgde de man in het bruine pak hem niet. Inplaats daarvan zwaaide hij naar de deur, en greep die als om steun te zoeken. „Zou het niet beter zijn als u hem bin nenhaalde?" fluisterde het meisje, zich naar Freddy toebuigend: „Ik heb een flesch- je in mijn koffer; ik heb er niet direct aan gedacht." Ze sprak haastig en haar aandrang deed Freddy snel handelen. In enkele seconden had hij den man geholpen om te gaan zit ten en even later had het meisje een klei nen flacon, in lederen étui, te voorschijn gehaald en het aan de lippen van den man in het bruin gebracht. „Hoe is het gekomen?" vroeg Freddy, nadat de man gedronken had. „Ik voelde me opeens duizelig en uitge put", mompelde de man. „Ik voel me nu al beter. Ik ben direct weer heelemaal klaar". „Zal ik eens kijken of in een dokter in den trein kan vinden?" stelde Freddy voor. „Neen, dank u", was het wederwoord. „Dat is niet noodig. Het spijt me, dat ik u al dien tijd last veroorzaak." De moeite die hij bun bezorgde scheen hem te hinderen. „Ik zou wel graag hebben, dat u dien an deren mijnheer zei, dat ik al weer aan 't opknappen ben. Hij zoekt waarschijnlijk in zijn koffer." „Och, maakt u over hem maar niet be zorgd", adviseerde Freddy. „Het zal hem niet zooveel kunnen schelen." „Neen, maar mij kan het wel schelen." De stem van den man klonk beslist: Blijk baar deed het opwekkende vocht reeds zijn werk. „Ik houd er niet van, als iemand moeite voor niets doet." „U moest maar even gaan", zei het meis je zacht tegen Freddy. „Ik zal wel op hem letten, tot u terugkomt." Freddy aarzelde; toen gehoorzaamde hij. Hij besloot echter niet te lang over zijn boodschap te doen. Hij verliet het compar timent, om het volgende binnen te gaan, waar hij midden in een ruzie belandde. „Dacht u, dat ik mijn bagage niet ken de?" brieschte de groote he<*r. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 9