VRIJDAG 8 MEI 1936 DE LEIDSCHE COURANT VLE..2E BLAD - PAG. 15 CORRESPONDENTIE Do ra Schaken bos, Kweek- school Amsterdam. Zoo, weer in Mokum gearriveerd en dan zoo par does begonnen voor ons Hoekje iets moois te leveren! Dat is flink! Het spreekt, dat de bijdragen van jullie drietjes geplaatst worden. „Je fantasie is nog lang niet uit geput" zeg je; dat belooft dus wat voor later. Dag Dora! Mijn hand en groet! Josephine, AmsterdamLe i- d e n. Eindelijk weer in ons midden terug! Fijn! Hoe leuk heb jij die reizen naar Afrika en het Noorden beschreven! Onnoodig te zeggen, dat we verlangend naar andere bijdragen uitzien! Zooals van ouds is voor jou een plaats gereserveerd! Dag Josephine! Mijn dank en groeten ook aan Mama! Joke Wokke en Irene Bernard, Amsterdam. Het is een lust jullie briefje te lezen! En dan te weten, dat Joke de secretaresse voor het Trio dat episteltje schreef, terwijl de andere klasgenooten nog in „zalige ruste" lagen en nog droomden haar jeugddroomen vol zoete herinneringen aan het ouderlijk huis." Ik zie je daar al schrijven Joke, ter- wijl je aanhoudend opschrikt, als de sur- veillante jouw kant uitkijkt. Ja Jo, Irene is bij mij geweest. Jammer, dat het bezoek zoo kort was. Ik hou je aan je woord! Bij voorbaat welkom! De verjaardagen zijn genoteerd. 20 Mei gaat de vlag uit en de muziek zal besteld worden en de Lauriergracht zal 's avonds geillumineerd worden, ener zal feest zijn aan de „Kweek" en allen zullen dan sen op de maat der muziek en meejuichen op beider geluk. En nu groet ik jullie bei den en hou mij aanbevolen voor brieven en bijdragen. M. U. L. O.-meisjes, Den Haag. Geloof je wel, dat ik heel blij was, nog eens wat van het vierspannetje uit Den Haag te hooren! En dan welk een brief hij was haast interessant genoeg om hem in zijn geheel te laten afdrukken. Had ik maar meer ruimte, dan deed ik het! Je hebt er verstand van, Veroni. Ik stel me zoo voor dat er in jouw klasse niet veel zijn, die beter en gemakkelijker „stellen!" Heb ik het mis? Trouwens gehoord van vaders talenten zou het me verwonde ren, ads zijn dochter ook niet behoorlijk de pen wist te hanteeren. Met volle aan dacht heb ik de zeven groote kantjes ge lezen en zeg ik met jou, dat het crescen do gaat (5, 6, nu 7!) Dan volgt.... let op! 8. Ik wacht dus af. Dag Veroni! Groet alle huisgenooten van me en de drie vrien dinnetjes! Ik hoor nog eens gauw wat! De hand voor U allen! Alle bijdragen worden geplaatst. De volgende brief wordt per soonlijk beantwoord. Jacques Devil Leiden. Je had schik met het gewonnen boek! Dat wist ik wel! De ingestuurde raadsels zie vandaag eens worden geplaatst. Probeer nog een aan een stel nieuwe. Ja, dat was zeker fijn, dat we de nieuwe Pe trus-kerk eindelijk „open" ging. En dan vooral voor een misdienaar, die altijd bij alle plechtigheden met de neus vooraanzit. Dag Jaques! Schrijf nog eens een mooi briefje, waarin je me alles schrijft, wat je zoo al den heelen dag doet en honderden dingen meer. Groeten thuis! Hier moet ik de correspondentie afbre ken. Ik ben bijna door den berg briefjes heen. Ik verwacht nieuwe. Wie een brief schrijft, krijgt een antwoord terug. Een schuilnaam kan oog gekozen worden. Een brief schrijven is een uitstekende steloefe ning. Schrijf, zooals ge spreekt. Alles is interessant alshet goed gezegd wordt en ook dat is „oefening." Ik wacht af! De hand voor U allen, Oom W i m. De troonafstand van koning winter*) door M. U. L. O.-Meisje. (geschreven in nieuwe spelling). In zijn studeervertrek van het ijspaleis zat Koning Winter gebogen over z'n pa perassen. Opziende viel zijn oog onwille keurig op de blokkalender aan de wand. Hij schrok een beetje. En zuchtte toen: „de tijd vliegt gewoonweg, al 15 Maart; nog een week en dan moet ik weer tijde lijk mijn koffers pakken, en moet ik mijn plaats afstaan aan de „Lentekoningin". Hij streek eens langs z'n lange kabouter- baard. „Enfin, ik trek dan maar weer naar mijn ijsvilla boven op de Mont Blanc. Al komt de Lente en de Zomer met groen en bloemen, daar blijft het wit. Mijn ijsmannetjes hebben het in de af gelopen maanden niet al te druk gehad. Aan ijsvloeren leggen hebben ze weinig hoeven te doen. Alleen mijn piloten zijn nog al wat de lucht in geweest om sneeuw te strooien. Het volgende winterseizoen zal ik ze echter aan het werk zetten, want ik heb de Nederlandse kinderen al horen klagen, dat ze „zo weinig ijsvacantie van de winter hebben gehad." Koning Winter stond op en mompelde: „Laat ik de nodige voorbereidingen gaan treffen". Peinzend liep hij de kamer op en eer. Toen ging hij weer zitten en druk te op de bel van de huistelefoon. Twee maal, met tussenpozen. Dat was het sein voor zijn pittig, klein kameniertje, Blondje. Eventjes later een bescheiden tik op de deur. „Ja", klonk het achter de grijze baard. De deur ging open en sierlijk schaatste de geroepene het vertrek binnen en plaatste zich in eerbiedige houding nabij het kristallen schrijfbureau van den heerser. Deze gaf Blondje een met-'n sierlijke band dichtgestrikte portefeuile en zeide toen: „Breng deze stukken naar Zijne Ex cellentie Wilfrech en zeg hem dat ik hem vanmiddag om half drie ter bespreking verwacht." Wilfrech was de minister van Binnen- en Buitenlandse Zaken dn het rijk van den IJskoning. Blondje boog eerbiedig, weer een sier lijke zwaai op de schaatsen naar de deur. Stil werd deze geopend en gesloten en on middellijk daarna schoot Blondje met korte, krachtige diagen, snel door de lange ijsgangen naar het werkvertrek van den kabouter-minister. Zjjne Excellentie zat juist belangrijke staatsstukken te tekenen, toen Blondje na een tik op de deur en „binnen" zich bij den minister aanmeldde, de portefeuille over reikte en zijn bondschap overbracht. „Zeg aan Zijne Majesteit dat ik om „half drie vanmiddag present zal zijn." Weer boog Blondje en verdween. Op het aangewezen uur zaten de twee kabouters, Koning Winter en minister Wilfrech ,in druk gesprek gewikkeld. „We zullen als steeds de troonsafstand maar feestelijk vieren. Dat doen wij an ders dan de mensen, want daar is 'n troons afstand, als regel een minder prettige ge beurtenis", aldus de koning. De kleine mi nister knikte. „Sire, de nadere voorberei dingen zal ik treffen. Zullen we gelijk de vorige keer wederum aan de Lentekoningin en haar hele hofstoet van met bloemen ge tooide elfjes een feestmaal aanbieden". „Dat lag inderdaad in mijn voornemen',' merkte de koning o_. „Maar, denk eraan. Wij ijsmensen kunnen goed tegen de kou, maar onze gasten niet. Drie hebben het verleden jaar wel wat al te koud gehad. Zend dus een koerier naar de Noordenwind met het verzoek op 21 Maart niet te bla zen en aan de zon een vriendelijke bood schap op die datum een extra stralenbun del uit te zenden. En ten slotte aan de maan om ook op tijd op post te zijn." Wilfrech boog. „En op welk uur moet het diner gereed staan?" Koning Winter antwoordde: ,,'s Namiddags ten vijf uur. En dan na de maaltijd blijven wij feestvie ren tot de duisternis invalt. Want je weet in het maanlicht dansen de elfjes rondom de Lentekoningin. Dat moeten we' vooral zien." Het werd een heerlijk feest. Koning Win ter zat naast de Lentekoningin aan tafel en voerde haar na het feestmaal ten dans. Blondje verrichtte page-plichtem een daarvan was: te zorgen, dat ter midder nacht het vliegtuig gereed zou staan om Koning Winter te voeren naar zijn zomer- rijk. Toen dat uur gekomen .was, betrad de vorst de tuin van zijn paleis, uitgeleide gedaan door de Lentekoningin. Hier en daar kwamen al madeliefjes en crocusjes al een beetje uit de grond kijken. Koning Winter lachte. De Lentekoningin lachte te rug. „Ik sta gaarne aan U het bewind af. Maak de mensen blij en gelukkig." Hij kuste haar de hand en besteeg zijn auto giro vliegtuig. Dan wenkte hij den piloot. Omhoog! Onder het gejuich der elfjes en kabou ters verhief de machine zich in de lucht. Het cirkelde nog eenmaal boven het ka bouterrijk en zette dan koers naar de Mont Blanc, naar de „Witte Berg". Wegens plaatsgebrek kreeg dit art. nu pas een beurt. Oom W i m. „Ik heb heusch niet gevochten Moes, Jantje schold mij uit, en toen raakte hij me met zijn tanden op mijn vuist." (Everybody's weekly). No. 4. Moederdag. door Diederik. De Moederdag wordt op 10 Mei gehouden. Laten wij allen mede werken om dien dag voor Moeder tot een ware feestdag te maken. Het dierbaarst bezit op deez' aarde, Dat is onze Moeder gewis; Een Moeder is altijd vol zorgen, Omdat zij daar Moeder voor is! Een kind voor een Moeder is alles, Zij deelt in zijn blijheid en smart; Is steeds U ten voorbeeld, stelt daden, Want gij hebt een plaats in haar hart. Wij willen onz' dankbaarheid uiten Voor Moeder, zoo dierbaar, zoo goed; Op feestdag ter eere van Moeder, Zoo'n dag schenkt aan Moeder weer moed. Die dank wordt gebracht haar met bloemen Door wenschen waarbij soms een taart; Want Moeder moet blij zijn, de leuz' De Moeder het dierbaarst op aard! De dag voor de Moeder gedenk die, Grijpt allen dien Moederdag aan; Geeft aan haar wat Moedertje toekomt, Voor wat zij voor ons heeft gedaan. Maakt allen dien dag dan voor Moeder Tot feestdag, schenkt Moedertje vreugd; Uw dank zal voor Moeder een feest zijn, Waarin zij zich zeker verheugd! NIEUWE RAADSELS ingestuurd door Jac. Devüé. Raadsel I: Ik ben een stad in .Zuid-Holland; neem mijn staart weg en ik ben een kostbaar metaal? Wie ben ik? Raadsel II: Men noemt mij een bergdier; zonder hoofd ben ik een stad in Duitschland? Raadsel III: Welke gaven veroorzaken dikwijls groo te zorgen en soms onaangenaamheden op den koop toe? Raadsel IV: Ik ben een provincie in Nederland en mijn naam is half land en half water? Welke provincie is dat? Raadsel V: Wie mij heeft, gebruikt mij eiken avond. Wie mij niet heeft, is zeer arm. Raadsel VI: Ik ken een dorp in Limburg. Het eerste deel is een boom. Het tweede deel is een bekend lustoord in Gelderland. Ra, ra, welk dorp is dat? Raadsel Vn: Drie mannen hadden den heelen avond gespeeld en verloren niets. Hoe kan dat? Raadsel VIII: Wanneer zijn kleine visschen niet te versmaden? Raadsel IX: Welk is het sterkste dier? Raadsel X: x medeklinker, xxx keukengereedschap x x x x x hoofd van 't gezin, x x x x x x x een ander woord voor zitten. xxxxxxxxx het gevraagde woord, x x x x x x x een prov. in N'land. x x x x x een deel van 'n visch. xxx de naam van 'n meisje x medeklinker. Het geheel is een dierbaar oord, waai het wel is te wonen. De opl. niet opsturen. Deze geeft de vólgende week Jacques zelf. DE OPLOSSINGEN DER RAADSELS van verleden week waren: Opl. I: bakker, rakker, makker, wakker. Opl. 2: Dover rover lover. Opl. 3: Voor de Jeugd. Opl. 4: Berlijn. Opl. 5: Papengracht. Voor de Kleinen. Opl. 1: pennen voor het raam. Opl. 2: de klok. Opl. 3: drie; d-a-t. Opl. 4: schaduw. Opl. 5: bed. Opl. 6: leeuwenbek. Opl. 7: Jonas in de visch. WIE ZIJN JARIG? Van 8 tot en met 14 Mei. 8 Mei: Catharina Lek, Langeraar. 8 Mei: Sjaantje de Haas, Pickéstraat 50, Noord wij kerhout B. 8 Mei: Nellie Broers, Dirkspoort 8. 9 Mei: Crtha van Vegten, Alexander- straat 66a. 9 Mei: Carl de Koning, Hugo de Groot straat 12. 9 Mei: Dik v. d. Top, Heerensingel 2a. 10 Mei: Annie Kluivers, Schoolstr. 8. 10 Mei: Wim de Gunst, Lusthoflaan 25. 10 Mei: Jacob des Jeu, A 10, Oudewetering 10 Mei: Henk van Kampen, 's Gravend. weg 7, Voorhout. 11 Mei: Marietje Montanus, Pieter de la Courtstraat 53. 11 Mei: Keesje Tuijnman, Seringenstr. 65a 11 Mei: Beb Dévilé, Louise de Coligny- straat 4. 11 Mei: Theo van Reizen, Heerenstr. 1. 11 Mei: Anna Rodewijk, Langeweg B 523, Roelofarendsveen. 12 Mei: Tinie Griffioen, Mauritsstr. 24. 12 Mei: Jan Krol, Breestraat 149. 12 Mei: Alie van Velzen, Kort Galgew. 19. 12 Mei. Theo van Straalen, Langeraar. 12 Mei: Elisabeth v. d. Meer, 3e Poellaan 11 13 Mei: Marie Tol, 4e Binnenvestgr. 31. 13 Mei: Jan van Steijn, Pioenstr. 16. 13 Mei: Nico Warmerdam, Looster weg, te Voorhout. 13 Mei: Nellie v. d. Meer, Oude Wetering A 4. 13 Mei: Hubert van Mil, H. Rijndijk 163. 14 Mei: Toosje v. d. Salm, Zoeterwoude. 14 Mei: Nico Langezaal, Zuidsingel 14. 14 Mei: Keesje Kraan, Koudekerk. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijsten wil opgenomen zien, schrijve me minstens 14 dagen vóór den verjaardag. Zoo ook, wie bij het verlaten der school van deze lijst wil afgevoerd worden. Oom Wim. Reisplannen. door Jesephine. Ik lees reisad verten ties.buiten re gent het, waait het, sneeuwt het zoo nu en danmaar binnen is het lekker warm, de schemerlamp maakt alle harde dingen en alle somberheid warm en knus. En ik lees de advertentiesen vanuit mijn stoeltje bij de kachel reis ik heel lang zaam maar zalig escht naar Afrika, want dat staat als eerste nummer in de adver tentie. En zonder veel moeite zie ik my met een elegant gebaar over de reeling bungelen van de een of andere schuit. Met een ge baar van volleerde en geroutineerde rei zigster lees ik in mijn Baedeker alle bij zonderheden van de volgende aanleg plaatsen doe aflsof reizen mijn dage lij ksche bezigheid is. Wat is Leiden ver weg, wat is Amster dam, kantoor en gracht ver weg.en wat geniet ik op de schuit naar Afrika, Marok ko, het staat in de advertentie. Ik kijk naar de zee, die volgens de ad vertentie zoo prachtig diep-blauw is, en kijk met mijn andere oog naar mijn jurk, die lang netjes moet blijven omdat ik hem zoo mooi vind staan. Ja ijdel blijf je altijd, al reis je ook naar Honoloeloe. Diep-blauwe zee, schilderachtig Marok koprijs vanaf 165.00... De prijs, ha telijk dik-gedrukt bederft alle zaligheid., weg is Marokko, de schuit, de jurk, de heer lijkheid van rijk-doenbuiten regent het weer. Verder lezen8 dagen naar de Fjor den, daar is de zee ook al diep-blau, en de zonsondergangen zoo zeldzaam mooi; een foto verhoogt het schoon.... mooie foto van een roze zonsondergang. Wat zou ik daar voordeelig in uitkomen met mijn nieuwe rose zomermantel. Spitse bergen op de achtergrond, 8 volle dagen uit, ver weg, kaarten versturen met een vreemde postzegel. Je zou immers een geweldig ori gineel type zijn wanneer je geen kaarten verzond aan je kennissen en vrienden, die thuis blijven?Prijs vanaf 125.00 de fjorden en de rose zonsondergang is alleen het licht van de schemerlamp de advertentie-pagina valt ritselend op de grond.... eenhonderdvijfentwintig gulden. Ik denk, dat ik in mijn vacantie een dagje naar zee ga, en misschien nóg een dagje naar Warmond en mijn boterhammen dan in een trommeltje meeneem In school. Leeraar: Wij hebben 't nu over men- schen die altijd rusteloos zijn; nooit vast op een plaats blijven, maar aldoor weer verder trekken. Jantje, kan jij me daar een voorbeeld van noemen? Jantje: Ja mijnheer, ons dienstmeisje. VAN BATAAF TOT RIDDER door Oom Kees. XIII. Het gelaat van Karei den Groote verhel derde allengs, om over te gaan en een glimlach, toen Jan, met een zijner potsier lijke gezichtsuitdrukkingen vervolgde: „Het zou ons werkelijk leed doen, wan neer uwe gestrengheid dit was een steek op de vleierij van Horo zich mocht beleedigd gevoelen over ons vrijpostig op treden." Toen hij ten overvloede voor Horo op de knieën viel, schaterde de vorst het uit, en de edelen, die, uit eerbied voor hun heer, alle moeite hadden gedaan zich in te hou den, volgden dra dit voorbeeld. Alleen het slachtoffer dezer spotternij was woedend. Hij knarste op de tanden. Moest hij zich nu in tegenwoordigheid van den koning en honderd edelen laten beleedigen door een man uit het lagere volk? En deze was nog wel zoo geslepen, dat hij niets had uitgelaten over het doel van zijn zending. Of zou hij iets vermoeden? Dan was het verklaarbaar, dat hij niets liet weten. Hij zou zich in acht nemen! En morrend ver liet hij onder het vroeger beschreven gor dijn de zaal. De lezer is duidelijk, dat het wantrouwen van de jonge avonturiers tegen den schurk, oorzaak was van hun voorzichtigheid. Tot den vorst was dit blijkbaar niet doorge drongen, temeer, waar hij, aan de hand van het perkament, nu alles begreep. Karei was intusschen weer eenigszins tot bedaren gekomen en zich op de knieën slaand, riep hij uit: „Enorm wat een prachtkerels!" En het ongeloofelijke ge beurde. De groote koning daalde van zijn troon en schudde de eenvoudige houthak ker de hand. Hierbij moest het ieder wel opvallen, hoe weinig de beide personen in afmeting en lichaamsvorm van elkander waren te onderscheiden, zooals ze tegen over elkander stonden, zouden het vader en zoon hebben kunnen zijn. Na ook Gijsbrecht de hand te hebben gegeven, verzocht de vorst de jeugdige ridders, zich te willen gereed maken. „Ik wacht u in de eetzaal. We zullen thans U het welkom toe drinken!" Den volgenden dag bood het tournooi- veld een imposante aanblik. Buiten de ge wone steekspelen, welke er dien dag ge houden zouden worden, waren er nog eenige attracties, waarvoor meer belang stelling was. Deze keer had Horo voor een extra attractie gezorgd, welke hem in een van zijn moedelooze afgunstige buien was in gevallen. Want in zijn alles overheerschen- de haat tegen den koning, steeds op mid delen zinnend, om zijn doel te spoediger te kunnen bereiken, had hij thans een nieuw plan gebouwd op een toevallige ontdek king. Koning Karei was bekend om zijn groote voorliefde voor de worstelsport en was zalf niet onbedreven in deze tak van ath- letiek, welke in die dagen eveneens veel werd beoefend. Dit wist Horo ook en toen hij din morgen, na boos de ridderzaal te hebben verlaten, zijn schreden richtte naar het legerkamp, was het toeval hem gunstig geweest. Zooals dat in de legers gebruikelijk was, waren daar ook thans weer een soort slag van lieden aanwezig, die het er op aanleg den, de beurzen der krijgers, door het ver- toonen hunne behendigheden of kunsten te dunnen, zooals narren, troubadours, koorddansers, enz. Plotseling had de schurk ontdekt, dat temidden van een troep verbaasde krijgslieden een worste laar zijn kunsten vertoonde. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 15