VRIJDAG 1 MEI 1936 HE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD - PAG. 15 CORRESPONDENTIE Dora Kniest, Oegstgeest. Zie vandaag eens in den Hoek! En heb jij ook eens geprobeerd om op jouw manier de Lente te bezingen? Ik zal jouw versje eens laten hooren, misschien klimmen dan nog wel andere nichtjes in haar vulpen en verrassen ons met bijdragen, waar ik mijn petje voor af zet. Nu dan, daar is Dora. DE LENTE De Lente is gekomen, Hebt gij het niet vernomen? De vogels zeggen, laat en vroeg, Het anders vaak en luid genoeg, En juub'len uit de boomen: De Lente is gekomen! De lieve bloempje^ roepen 't uit, In 't bosch, op /eld en akker Wordt alles nu weer wakker; De koekoek roept, de nachtegaal Vertelt ons in zijn zoete taal: De Lente is weer gekomen! Dag Dora! Groet vader en moeder van me en alle broertjes en zusjes! Geroen Need, Leid en. Ik kan me zoo voorstellen, dat je echt boos op me bent. „Nog niet het vers van me in de krant", zoo hoor ik je mompelen. Maar stil vriend, niet te warm loopen! Kijk, dit vers je deed me denken aan een ander, dat ik vroeger eens las. Maar kom, jij zult het zelf eens voordragen. Daar is Geroen en zegt U steeds vertrouwen te hebben op den goeden God, die ons steeds met liefde omringt. GOD S VERTROUWEN door Geroen Need. Ik kan geen woorden vinden, Voor alles, wat Gij deed; Ik blijf U steeds beminnen, Ik hoop dat 'k U nooit vergeet. O, Heer, wat ben ik blijde, Voor alles, wat Gij doet; Ik blijf steeds aan Uw zijde, Heer, wat is uw liefde zoet. O, Heer, in deze tijden, Van crisis en verdriet; Gaan al de vrome smeekingen Al meer en meer teniet. O, Heer laat volgende jaren, Dit alles beter zijn; En mogen alle menschen Toch altijd blijven „rein". Want als de dood dan daar is, En ieder dan ook staat, Voor hemel, hel of vagevuur: Dan is het voor goed te laat! Dag Geroen! Hoor ik nog eens wat! Ben je nog op school of wat doe je. Groeten thuis! Voor'jou de hand! Greet Krol, H a a r Is t r. 46. Ik zie dat Catrientje 10 jaar is. Als we nu weer prijsraadsels geven, moet zij van de partij zijn. Dat verhaaltje „Een enge droom" is niet kwaad verzonnen, maar of je het zelf verzonnen hebt, is een andere vraag. Dat Greet je! Maak nog eens een versje of een mooi briefje, waarin je zoo het een en ander schrijft over de school en je dagelijksche bezigheden. Wil je? Gonnie Be ij, Leiden. Het op stel „Koning Winter regeert" zullen we nog eens bewaren voor het volgend jaar. Vind je ook niet? Mij dunkt, in Mei den ken we liefst niet aan ijs en sneeuw en koude, al kan het nog wel eens lijken, als of we een maand of vier stil gestaan had den. En hoe gaat het nu! Moed en geduld Gonnie, wensch ik je in ruime mate toe. Jij mag ook in de nieuwe spelling schrij ven! Groet je ouders van me! Piet Brandenburg, Leiden. Ik zie je haast hetzelfde kunnen zeggen, als ik zei tegen Geroen Need. Ook jou op stel wordt geplaatst. Nog even geduld! Zie alvast eens de volgende week. Dag Piet! Heb jij ook nog broertjes en zusjes, die school gaan. Groeten aan alle huisgenoo- ten! Adriana van Paridon, Leiden. Flink zoo Adri, ik zal eens zien of je woord houdt. Weet wel, als ik je bij den volgenden wedstrijd niet zie, kun je zeker zijn, dat ik je even aan deze belofte zal herinneren. En hoe gaat het thuis? Alles gezond! Je moet me eens het een en ander schrijven. J. weet, dat ik alle briefjes be antwoord. Dag Adri! Groet vader en moe der van me en zusje niet vergeten. Jacobus v. d. Geest, Warmond. Jij hebt aanleg Jacob! De goede teeke- ningen laat ik, zooals je zien zult ach tereenvolgens in ons krantje plaatsen. Leuk hé, zijn eigen teekening nog eens verkleind te zien. Wil je eens probeeren een fijne teekening te maken met zwarte inkt en scherp uitgebeeld. Dan komt die er in. Dag Neefje! Veel groeten aan de familie. M. U. L. O.- meisje, Den Haag. In dank leuke brief en mooi verhaal ont vangen. Zie de volgende week! Groet de bekende Nichtjes. Met hand, groet en dank! Hierbij ga ik van jullie afscheid nemen. Tot de volgende week! Wie wat te vragen heeft, vrage! Wie een briefje schrijft, krijgt een ant woord terug! Wie wat te ruilen heeft, sture het op. Met hand en groet, Oom W i m. WIE ZIJN JARIG? Van 1 tot en met 7 MeL 1 Mei: Jeantje Hoogeveen, Langegr. 111. 1 Mei: Petrus Bik, Seringenstr. 4. 1 Mei: Johan Herreur, N. Rijn. 1 Mei: Nellie Sloos, Lange St. Agnieten- straat 7. 1 Mei: Annie Verhoogt, Sofiastraat 47. 1 Mei: Mina Wayer, Dr. van Noortstr. 159, Stompwijk. 2 Mei: Frans Bekkers, Pelikaanstr. 17. 2 Mei: Dora Slats, Vinkenlaan 35, Noord- wijk. 2 Mei: An toon Simmermann, Prins Hen- drikstr. 74, Alphen. 2 Mei: Adriaan Bernholm, Leidscheweg 230, Wassenaar. 2 Mei: Catharina Bergsman, Hoofdstr. 68, Voorhout. 2 Mei: Annie Westgeest, Valkenburgsche weg 13, Voorschoten. 3 Mei: Marietje v. Mil, Hooge Rijndijk 163 Zoeterwoude. 3 Mei: Dirk Oudewater, Zuidbuurt C 35, Zoeterwoude. 3 Mei: Joop Karrem.ji, Tomatenstr. 10. 3 Mei: Jan Nieuwenhoven, Janvossenst. 29 4 Mei: Jaantje Buil, Ryndijkstr. 21. 4 Mei: Trees v. Kesteren, Hugo de Vries- straat. 4 Mei: Suze Oosterhout, Binnenlaan 9. 5 Mei: Marietje Bokern, Hooge woerd 150a 5 Mei: Tonny Hardingsveld, Hof Blauwe Kok 7. 5 Mei: Lou v. BergenHenegouwen, Aal markt 12. 5 Mei: Jaantje B'ikman, Houtmarkt 12. 6 Mei: Wim de Gunst. 6 Mei: Jantje Schouten, H.'wouden, Gal gewater 11a, Leiden. 7 Mei: Clara Angevaare, Zevenhoven 104 Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijsten wil opgenomen zien, of bij het verlaten der school den naam afgevoerd v. 11 hebben, schrijve me minstens 14 dagen voor den verjaardag. Oom Wim. Voor de Sportliefhebbers). DE ZESDAAGSCHE door Diederik. In 't R. A. I.-gebouw Daar was het lauw, Geen oorverdoovend leven; Er was muziek, Doch geen publiek, Dit was maar thuis gebleven. En in 't kuipie, Daar reed 't puikie Der Nederlandsche natie; Een Wals reed fijn, Ook Piet en Pijn, Charlier en Slaais met gratie. En Pellenaars In short van paars Was Jan van Kempens maatje; De Duitscher Rausch, Kreeg wat applaus, De Vroomens hielden 't staartje. SchönHürtgen dan ZimsKüster-span, Zij reden wat zij konden; IgnatDiot, O, bitter lot, In nederlaag verbonden. Bill ietDeneef, Zeer goed op dreef; Een Aerts en Buysse, Belgen, Zoo heetten zij Die zij aan zij Daar reden, wielsport-telgen. Het heeft geen zin, En neemt niet in Voor renners van Zesdagen. Ze zijn gesteld Op eer en geld, Publiek kan hen behagen. Het was er stil En koud en kil In R. A. I., ondanks hun namen; De stemming is: Begrafenis, Waarvoor men zich moest schamen. Dit zinkt in 't nie't, Bij het verdriet Van Zesdaag-direcbeuren; Een reuzestrop, Dit is geen mop Hoe kon hen dit gebeuren!? NIEUWE RAADSELS. Ingestuurd door Dora Kniest Raadsel I: Met b bak ik brood. Met r ben ik zeer ondeugend. Met m ben ik een vriend. Met w slaap ik niet. Raadsel II: Met d ben ik een stad in Engeland. Met r ben ik een dief. Met 1 ben ik groen in het voorjaar. Raadsel III: Mijn geheel is iets, waar ieder onzer Vrijdags met verlangen naar uitziet en heeft 11 letters. 234 is een lichaamsdeel. I234 is een lidwoord. 56 is een lidwoord. 7235 is geen Christen. II891011 is gevormd van deugd. Raadsel IV: Mijn geheel is een voorname stad in Duitschland. 124 bevindt zich aan de voordeur. 356 is een rivier in Nederland. Raadsel V: Mijn geheel is een zeer bekende gracht in Leiden van 11 letters. 12 is bloedverwant. 345 schrijfbehoefte. 6783 mop. 8—9—10—11 getal. Wie weet dat? Voor de kleinen. 1. Met welke pennen schrijft men niet? 2. Wie heeft geen beenen en loopt toch? 3. Jan en Piet zijn vrienden. Met hoeveel letters schrijft men dat? 4. Vul ens in: (het geluid, dat ze maken!) De musch De krekel De beer De nachtegaal De koekoek 5. Wie kan loopen zonder den grond te raken? 6. Welke naam klinkt zoet in de ooren van een luiaard? 7. Mijn lantste lettergreep is een woest dier. Mijn laatste lettergreep heeft iedere vogel. Mijn geheel is een bloem. Wie ben ik? 8. Het graf beefde. Wie er in zat, leefde. Het graf at, Wie er in zat, bad. De oplossingen niet opsturen. Deze geven we de volgende "week zelf. Wie nog een stel raadsels kan maken, doet het. De oplossingen er bij sturen. Oom Wim DE OPLOSSINGEN DER RAADSELS van verleden week waren: Opl. I: Frankrijk. Opl. II: leedvermaak. Opl. III: grapjas. Opl. IV: hansworst. Opl. I: Drente, rente den. Opl. II: Nijmegen n Rijn Ommen regen hen n Opl. III: Boskoop, b mot Assen Boskoop groot mot p Opl. IV: Alle begin is moeilijk. Opl. V.: Aanzien doet gedenken. U VRAAGT? 1. Wat zijn philatelisten? 2. Wat beteekent toerist (ook tourist)? 3. Wat beteekent lago in Lago di Garda? 4. Wat is een parallelogram? 5. Is Groot-Brittagne en Engeland het zelfde? 6. Ik zag een plaatje van Amerika en daar stond onder Broeder Jonathan. Hoe kan dat? 7. Wat verstaat men onder een kwartet? 8. Wat beteekent „piket". WIJ ANTWOORDEN. 1. Postzegelverzamelaars of -kenners. 2. Een plezierreiziger. Iemand die voor zijn pleizier uitstapjes maakt en dan liefst ver van huis. 3. Lago beteekent meer: is Italiaansch. 4. Een parallelogram is een vierhoek, waarvan de zijden twee twee evenwijdig loopen. 5. Onder Groot-Brittagne verstaat men Engeland en Schotland samen. 6. Broeder Jonathan is de schertsende naam voor de bewoners van Noord-Ameri- ka zooals men de Engelschen wel eens noemt: John Buil (Hans Os). 7. Een kwartet is een vierstemmig mu ziek- of zangstuk. Ook spreekt men van kwartet, als vier mannen te samen zingen in een vierstemmig lied. 8. Piket beteekent „wacht". Brandpiket b.v. gewapende personen om de orde te handhaven bij brand. Ook eer. kaartspel van twee personen met 32 kaarten. EEN OUDE HOLLANDSCHE STAD door Anton Roels. De oude stad ligt prachtig aan een drie sprong van groote rivieren. Oostwaarts kronkelt de breede Merwede zich statig langs de groene weiden, naar het Westen trekt de Oude Maas tot de zee, terwijl in het Noorden de rivier de Noord de ver binding met Rotterdam te water tot stand heeft gebracht. Daar aan dien driesprong van blauw kleurige linten ligt Dordrecht, de oude gravenstad, die volgens velen het meeste aanspraak maakt op den eeretitel van „oudste stad van Holland." En inderdaad is Dordrecht wel heel oud. De stichting dateert stellig van niet veel later dan het jaar 1000 en volgens sommi gen bestond het toen reeds. Er is zelfs de meening verspreid, dat deze plaats rond 800 door de brute Noormannen, de ge vreesde roovers, die toen deze streken teis terden, vernietigd en in brand gestoken zou zijn; maar wat weten wij daarvan? Deze oude stad, die alom bekend is met zijn machtigen, stompen toren, die over de omliggende velden en weiden heerscht sn werkelijk de vergelijking met een trouwen wachter rechtvaardigt, heeft een groote rol gespeeld in het oude Holland. Het was een van de steunpilaren van het gewest, dat wereldberoemd werd. Toen Holland- sche schepen de zeeën en oceanen bevoe ren als geen andere, leverde de oude Gra venstad hierin een groot aandeel op. Ner gens in deze lage landen waren zóóveel kooplui gevestigd, nergens had de handel zóóveel weelde en rijkdom gebracht als in Dordt. Helaas is van de oude glorie niet veel meer overgebleven. De rijkdom is ver dwenen met den achteruitgang van het ha- vendrijf. Amsterdam en later Rotter dam namen allengs de plaats in, die door hun oudere zuster zoovele jaren waardig was bezet. Waar andere plaatsen zich gin gen moderniseeren, waar havens uitge diept werden en laad- en losinstallaties verbeterd, hield de grijze Merwestad te veel aan de traditie vast met het noodlot tig, maar niettemin verdiend gevolg, dat zij achterop raakte en niet meer meekon met den snel voortschrijdenden tijd. Dat was jammer, want als er één stad was, die zou moeten bloeien, dan was het toch wel Dordrecnt. Latere geslachten zagen in, dat het zoo niet langer kon gaan; zij zochten ijverig naar de redenen van verval en achteruit gang; zij waren niet blind voor eigen ge breken en eigen fatsigheid en werkten vlijtig door om althans iets van de vergane glorie te herstellen. Er zit leven in de grijze stad, die zoo'n heerlijk verleden heeft. Dordt zal wel nooit meer worden, wat het geweest is, maar het kan er in ieder geval zorg voor dragen, dat het weer een voorname plaats zal bekleeden in deze gewesten. Daar heeft het krachtens de historie het volste recht op! In eenige volgende artikelen nu hoop ik U iets te vertellen van het roemrijke verle den van de stad van de gebroeders de Witt. (Wordt vervolgd). VOOR POSTZEGELVERZAMELAARS. Nog een entcel waord over de vier nieuwe Zomerpostzegels. Ik zei: die vier pistzege's zijn van 1^, 5, 6 en 12 y3 cent. Wij betalen met toeslag aan de postkantoren voor diezelfde zegels: 3, 8, 10 en 16 cent. De kleur der zegels, welke in plaatdruk worden uitgevoerd zal zijn, sepia, groen, rood, blauw en de afmetingen zullen zijn als van de zomerzegels van verleden jaar. Als wij allen eens één énkel zegeltje kochten, wat zou dan 'n mooi bedrag aan wezig zijn over het heele land om zoowel de noodlijdende kunstenaars, als de t. b. c.- patiënten te helpen. Wie wat meer beste den wil, dan ik boven zei, ontvangt een aardig zakatlasje, waarop een nummer voorkomt, dat kans geeft bij het loten op prijzen, als een auto, fietsen, kano's, reis jes enz. Daarvoor is noodig een briefkaart te sturen, beplakt met drie zomerpostzegels van zes cent (nu 10 cent). Aan het Hoofdcomité voor „Hulp in Nood", p. a. Mevrouw Spanjersberg Noordeinde 34a. Leiden. Ook zijn nog in den handel speciale prentbriefkaarten in een serie van zes, gewijd aan tourisme en zomersport. Oom Wim. Bij moeder. Moeder: „Weet je wel, wat er met kin deren gebeurt, die niet de waarheid zeg gen? Piet: „Ja Moe, die reizen per spoor voor den halven prijs," Oom en Neef. Oom: „Jantje, hier heb je een gulden van me, en wat zal je daar nu mee doen?" Jantje: „Dank u wel, oom, ik zal er een heele mooie portemonnaie voor koopen en daar bewaar ik hem dan in!" Voor den wedstrijd. M. v. d. BERG (No. 3). VAN BATAAF TOT RIDDER door Oom Kees. xn Een slag op een gong deed alle edelen het voorbeeld van hun vorst volgen, en de abt verhief de stem voor een lang gebed tot den Schepper aller dingen. Toen na het beëindigen der plechtigheid de koning met luider stemme het „Amen", antwoordde, wat door alle aanwezigen werd herhaald, wendde de oppervazal, die naast zijn heer geknield had ,izch tot dezen, die op den troon plaats nam, en, terwijl de monniken zich wederom verwijderden, zeide hij: „Heer er zijn hier vanmorgen twee edele ridders aangekomen van de vlakke kust landen, die zeggen dat gij hen hebt ontboden. Ze wachten met ongeduld, tot u te worden toegelaten. Het zal hun een gunst zijn tot uwe edele gestrengheid te worden toegelaten". Men ziet het, deze man verstond terdege de kunst van vleien, zoodat het ook niet te verwonderen was, dat hij zulk een bevoor rechte plaats bekleedde. De vorst keek verbaasd zijn vazal aan op het hooren dezer woorden, en gramstorig antwoordde hij: „M'n waarde Horo, ik heb nooit „ridders", hierheen ontboden! Ofwel gij hebt u leelijk bij den neus laten nemen door een paar be driegers, ofwel gij hebt verkeerd verstaan! Maar wij zullen het dadelijk ontwaren!" „Zegt deze edelen, dat zij kunnen bin nentreden!" Deze laatste boodschap was gericht tot een der dichtstbijstaande hovelingen, die een page wegzond. Een oogenblik later be traden de twee broers de zaal, en op een wenk van hun koning liepen ze tot voor den troon. Hun helmen werden door den toesnel lenden page in ontvangst genomen en in afwachting bogen beiden de knie. „Wie zijt gü?" klonk het kortaf boven hen. „God geleide uw schreden, o vorst, mijn naam is Jan van Velzen, uw nederigen dienaar!" „God geleide u, Gijsbrecht van Velzen!" Dit zeggend reikte Gijsbrecht den koning een perkament, bevattend de opdracht van heer Dudolph van Vianen. Doch even snel als hij de hand uitstak, sprong hij .terug en weerde den oppervazal af, die met den uitroep: „Hoe? Wat? Hoe durft ge op hem toesprong, met de hand aan zijn zwaard Een kort gebaar van den vorst deed de man echter zwijgen. Wel zeide hij nog: „Hoe durft gij onbeschaamden den vorst bedreigen?" Het kwam blijkbaar niet in den man op, dat met de vorst, doch hijzelf bedrogen was. „Wat wenscht gij? En waarom geeft gij, die blijkens de klank uwer namen poor ters uit het Westen zijt, u uit voor edelen?" Gijsbrecht was door de houding van Ho ro eerst verwonderd, doch een komische blik van Jan, gepaard gaande met een niet zeer „ridderlijke", scheeve lip, deed hem plotseling begrijpen en hij reikte nu den vorst glimlachend het perkament over dat deze aandachtig nalas. Zooals de lezer zich herinnert, hadden de beide broers, niet kennend de wensch van hun koning, zich tegenover Horo de namen gegeven, die ook Elegast als de hunne te hooren had gekregen. De schurk had hen dus werkelijk voor edelen aange zien en was niet weinig verbaasd en ver ontwaardigd, dat hij zoo voor den gek was gehouden. Het bleek nu hog bovendien, dat de beide mannen broers waren. De vorst had kennis genomen van de in houd van het schrijven en begrijpend keek hij de broers aan. „Geeft mij thans de verklaring, die ik u reeds zooeven vroeg!" Jan sprak: „Verschoon mij, heer, wij handelden al dus in opdracht van den heer Rudolph van Vianen en komen tot u op uw eigen bevel, door heer Rudolph doorgegeven aan Ru- waert, onzen heer van Lugdunum-Batavo- rum. Hij heeft ons de uitrustingen ver schaft met het uitdrukkelijke bevel, ons als edelen te gedragen, daar wij als sol daten zeker niet voor onze taak zouden be rekend zijn." (Wnr.-l:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 15