STADS NIEUWS 27ste Jaargang No. 8383 DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN Een groote slag 1 WOENSDAG 1 APRIL 19,0 3)e£eki&elieGou/fcont DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling: Voor Leiden 19 cent per week1 2.50 per kwartaal Bij onze Agenten 20 cent per week 2.60 per kwartaal Franco per post 2.95 per kwartaal Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent. TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 I GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11 DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT: Gewone Advertentien 30 cent per regel Voor Ingezonden Mededeelingen wordt het dubbele van het tarief berekend. TELEFOONTJES van ten hoogste 30 woorden, waarin be- betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur en verhuur, koop en verkoop: f 0.50 V De keuze van wethouders door den gemeenteraad Een paar heeren uit Wageningen zij heeten j'hr. ir. Lam an Trip en dr. Tendeloo hebben een adres gericht aan minister Colijn, waarin zij hem verzoeken, het initia tief te willen nemen: 1. tot het aanbrengen van een wijziging van art. 86 der gemeente wet, luidende: Art. 86. De wethouders wor den door den Raad uit zijn midden benoemd en daarin de woorden „uit zijn midden" te doen vervallen, 2. de als gevolg hiervan noodzakelijke wijzigingen te doen aan brengen in de wettelijke voorschriften. In de toelichting op dit adres wordt o.a. gezegd, dat adressanten de laatste jaren hebben ervaren, dat het niet mogelijk ie geweest uit de door de burgerij gekozen gemeenteraadsleden een college van bur gemeester en wethouders samen te stellen, dat berekend is voor de veelomvattende taak die thans wordt gesteld. De beslissing over belangrijke gemeentezaken is daardoor in handen gelegd van wethouders, die on voldoende onderlegd zijn en niet in staat zelfstandig een juist oordeel te vellen. Het wethouderschap is een politieke partijvoor post geworden. Naar voren komen "thans figuren, die bepaalde politieke stokpaardjes moeten berijden. Adressanten willen daar om de mogelijkheid geopend zien, anderen dan raadsleden tot wethouders te kiezen. In dezen tijd van overgang is het h.i. dringend noodig bekwame, betrouwbare mensclen met kennis, beschaving en ervaring de lei dende bestuursposten te doen bezetten 't Is waar, dat de taak van de wettou- ders, vooral en met name in grooterege meenten, veelomvattend is eer belangrijk. 't Is waar, dat voor de uitvoering van leze taak dringend noodig zijn „bekwame,be trouwbare menschen met kennis, begra ving en ervaring". Bekwame, betrouwbare menschen. Bekwaamheid is een eerste vereischt Maar daarvóór nog staat betro.w- baarheid. De katholieken in de R. K. Staatsprtij hebben naar deze laatste eigenschap der- eerst te zien, deze eigenschap op de erste plaats te waardeeren bij het verkieze en aanwijzen van hun verte gen woordigei en vertrouwensmannen, in 't bijzonder oc bij de aanwijzing van wethouders. Betrouwbaar zijn nog niet alle menshen, die geen diefstal plegen! Wij hebljn 't steeds beschouwd als de beste waadee- ring, wanneer, b.v. van een kathohken wethouder, getuigd wordt, dat hij i een positief, een volkomen betrouwbaar een eerlijk en gaaf mensch. Met de eischen, die in boven-ge<teerd adres aan het vervullen van het wethuder- schap worden gesteld, zijn wij 't dusv o 1- komen eens De bewering echter, dat, om meichen te vinden, die aan deze eischen voldot, het mogelijk moet zijn, de wethouders oo bui ten den kring van Raadsleden te lezen, heeft o.i. meer dan s c h ij n dan deiv e r- kelijkheid voor zich. Gelijk nu, elaas, niet alt ij d de meest geschikte reden tot Raadsleden worden gekozen ei nog al 'ns bij de verkiezing andere over wegingen meespreken, dan de objctieve geschiktheid der candidaten, zoo il dat o.L óók en evenzeer kunnen geschieën bij de keuze van wethouders buiten dei kring der Raadsleden. Wij hopen op dit>nder- werp nog nader terug te komen. V Gewaarschuwd I De Nieuw-Malthusiaansche Bond is in Leiden wéér bezig met het verspreien van een propaganda-geschrift. Men zij gewaarschuwd en zoje dat vóóral jongere personen dat geschrt niet in handen krijgen. Het geschrift betoogt, dat de samileving er wel bij zou varen, als de thejiën en practijken van den Nieuw-Mahusiaan schen Bond meer nóg meer! —zouden worden aangehangen en gevolgd. Jsof de De wereld in vogelvlucht De Duitsche ambassadeur in buitenge wonen dienst von Ribbentrop is gisteravond per vliegtuig te Londen aangekomen en heeft hedenmorgen het Duitsche antwoord op de voorstellen, vervat in het accoord der vier Locarno-staten, aan den Britschen mi nister Eden overhandigd. De inhoud van het antwoord wordt eerst hedenavond gepubliceerd, doch men meent te weten, dat Hitier een paar belangrijke voorstellen heeft gedaan voor de tusschen- periode van onderhandeling over een nieuw Locarno-pact. Men zie hiervoor onder Tele grammen. Uit Abessynië wordt de bezetting door de Italianen van het sultanaat Aoessa gemeld. Met de bezetting van Aoessa is het Itali- aansche leger een zeer belangrijke lucht basis rijker geworden, op niet grooten af stand van Dessie, dat het volgende doel wordt geacht van de Italiaansche opmarsch. In Aoessa komen ook eenige belangrijke karavaanwegen samen, welke dit gebied tot een gebied van groote strategische waar de maken. Verder wordt nog een groote veldslag gemeld, welke de Negus begonnen zou zijn en welke zou zijn geëindigd in het voordeel der Italianen. Het Duitsche antwoord TWEE BELANGRIJKE VOORSTELLEN. Hedenavond publicatie. LONDEN, 1 April. (A.N.P.) Men beves tigt, dat het Duitsche memorandum, dat hedenmorgen aan Eden ter hand is gesteld, twee belangrijke voorstellen bevat voor de interim periode, lo. dat deze periode be perkt zal blijven tot 4 maanden, geduren de welke Frankrijk, België en Duitschland geen enkele wijziging zouden mogen bren gen aan den toestand aan hun grenzen en wat Duitschland betreft in het Rijnland; en 2o. dat een neutrale commissie wordt in gesteld om erop toe te zien, dat deze ver plichting behoorlijk wordt nageleefd. Omtrent de samenstelling van deze com missie meldt Havas nader, dat deze uit 3 leden zal bestaan n.l. een Engelsohman, een Italiaan en een onderdaan van een neutrale mogendheid, die door de twee anderen wordt aangewezen. Voorts heeft Hitier vol gens Havas voorgesteld, dat, wanneer de algemeene besprekingen eenmaal achter den rug zullen zijn, het werk der staatslie den wordt onderworpen aan een algemeene volksstemming, die gelijktijdig in Frankrijk, België en Duitschland wordt gehouden. Dat in het geheel niet is gesproken over het aan leggen van versterkingswerken door Duitschland tijdens de interim periode, vindt, naar aan Reuter wordt uiteengezet, eenvoudig zijn oorzaak in het feit, dat het binnen 4 maanden tijds niet mogelijk zou zijn, eenige versterking in het Rijnland aan te leggen. Tegen 6 uur hedennamiddag zijn de jour nalisten in het Westend-hotel, waar de Duitsche delegatie haar intrek heeft geno men, ontvangen en even daarna zal het Duitsche memorandum gelijktijdig te Lon den en te Berlijn worden gepubliceerd. De Duitsche voorstellen betreffende de interim-periode zijn naar men gelooft, ge detailleerd en nauwkeurig omschreven.. samenleving gebaat kan zijn bij de over treding van de wetten van de door God geschapen natuur, van Gods wetten! Alsof er geen vaste moraal-wetten bestaan, waar van de overtreding absoluut verbo den is. Maar God wordt niet'genoemd in het ge schrift en over moraal wordt met geen woord gesproken. Natuurlijk niet! Dat past ook niet in de propaganda voor een godde loos stelsel! DE ONTWIKKELING VAN HET GEWETEN, PSYCHOLOGISCH BESCHOUWD. Voordracht van prof. Carp voor de theologische studenten. Op uitnoodiging van de Faculteit van theologische studenten heeft gistermiddag prof. E. A. D. E. Carp, hoogleeraar in de psychiatrie aan de Leidsohe Universiteit, een voordracht gehouden over bovenge noemd onderwerp. Wanneer men, aldus spr., als psycho loog over het geweten spreekt, als psycho therapeut telkenmale weer bij zijn patiën ten in aanraking komt met de ondubbelzin nige uitingen van datgene, wat als een ca tegorische imperatief in het geestesleven werkzaam pleegt te zijn, dan komt men tot de vraag: vanwaar komt die innerlijke stem, aan welks aandrang de mensch zich zoo moeilijk kan onttrekken? Uit den aard zal de theoloog en de philosoof op deze vraag een ander antwoord geven dan de psycho loog, of beter gezegd, de beide eersten zul len gezichtspunten van een andere orde in him denken betrekken en op deze in de al lereerste plaats den nadruk leggen. De psycholoog althans zooverre hij tevens de behoefte aan een Geloofsovertui ging in zich voelt ziet den mensch even eens als een Schepping Gods, met vrijen wil, met een hem immanenten drang tot zelfbehoud, zelf-ontplooiing, zelfvervolma- king en zelf-overgave. Daarnaast ziet hij den mensch als een persoonlijkheid met een eigen individueel-verschillende structuur, met een eigen geaardheid, met driften van zeer verschillenden aard, met een eigen temperament, met verschillende, geestelijke vermogens en functies, m.a.w. als een orga nisme. Hij ziet de menschelijke persoonlijk heid als een organisatie van functies en dertig door deze beschouwingswijze wel licht te geraken tot een mechaniseering van het geestesleven. Vooropstellend dan, dat de kiem van het geweten reeds in het menschzijn ligt opge sloten en slechts op ontplooiing en ontwik keling wacht, wilde spr., de vraag behan delen, langs welke wegen en op welke wijze deze ontwikkeling kan plaats vinden. De beantwoording van deze vraag achtte spr. belangrijk, daar in het antwoord noodwen dig opgesloten liggen die gezichtspunten, welke mede ten grondslag liggen aan het therapeutisch handelen van den arts, ter- i wijl zij ook den geestelijkenleidsman in zijn taak kunnen helpen. Wanneer reeds op zeer vroegen leeftijd het bewustzijn eener geestelijke buitenwe reld zich heeft afgescheiden van het be wustzijn eener geestelijke binnenwereld en beide kenwerelden onderscheiden worden beleefd, dan roept deze onderscheiding een drang tot aanpassing op. Het zijn allereerst de levende objecten uit de onmiddellijke omgeving, welke deze aanpassing vragen. Deze aanpassing kan worden verkregen in twee uiterste vormen, n.l. door o verheer - sching en door onderworpenheid. Het is aannemelijk, dat in het leven van het jon ge menschenkind wel in de eerste plaats aan de moeder aanpassing zal worden ge zocht en gevonden. Met de moeder leeft het zeer jonge kind in een vorm van ge meenschap en elke verstoring van dezen gemeenschapsband pleegt als onlust te wor den gevoeld. Ongetwijfeld helpen de ge boden en verboden van de moeder in de persoonlijkheid van het zeer jonge kind, die bijzondere functie opbouwen, welke in de eerste plaats een remmenden invloed uitoefent op den drang tot oogeniblikkelij- ke voldoening aan de eischen van het vitale en egoïstische driftleven. Het „leeren wach ten", de remmende macht, welke een aan drift tot handelen of tot bevrediging van lust doet uitstellen, verraadt reeds de spo ren eener primitieve gewetensfunctie. Lang voordat de invloed van vader zich ten op zichte van het kind doet gelden, heeft zich onder invloed van de moeder deze functie in de zeer jonge persoonlijkheid ontwik keld, welke functie vooralsnog slechts rem mend, later ook waarde-bepalend werk zaam is. Spr. gaat vervolgens de ontwikkeling van de primitieve gewetensfunctie na en be toogt, dat een goed geleide ontwikkeling op ouderen leeftijd aan de persoonlijkheid de gelegenheid zal bieden tot nadenken en tot het beluisteren van de stem van het ge weten, alvorens to(t een overijlde handeling of tot een besluit wordt overgegaan. Nader doet spr. dan uitkomen het ver schil tussohen dressuur en opvoeding en weidt dan uit over de werkelijke zelf-cri- tiek, welke ontstaat door verinnerlijking van waardebepalingen welke zich hiervan groo tend eels hebben losgemaakt. Tegelijk met de ontwikkeling van de functie der innerlijke waarneming en het ontstaan van een bewustzijn van het eigen Zelf, komt ook reeds een primitief waarde oordeel aangaande het eigen Zelf tot stand. Waarnemen is ook: beoordeelen en zeker gaat aan elk oordeel een waarde-oordeel gepaard, dat aanvankelijk wel onder een meest primitieven vorm, n.l. als lust-om- lust-waardebepaling zich zal openbaren. Het moederlijk gébod of verbod wordt langzamerhand een gewetensfunctie. Naast de moeder- resp. vader-figuur zul len ook andere Ik-vreemde persoonlijkhe den uit de naaste omgeving, op school en elders, alle tot de verdere ontwikkeling der gewetensfunctie bij het jonge kind bijdra gen. De verinnerlijking, welke hierdoor ontstaat en welke in zekeren zin tot een vorm van vereenzelviging wordt, vindt wel voornamelijk plaats onder invloed van posi tieve gevoelsbetrekkingen. En hier is de grens van hetgeen de dressuur vermag en hetgeen werkelijke opvoeding voor de ver dere ontwikkeling van het geweten betee- kent. Eerst door vereenzelviging veran dert de kern der persoonlijkheid en vloeien Ik en geweten ineen. Eerst dan wordt de uitwendige drang der dressuur tot een in- wendigen dwang, bot iets Ik-eigens. Spr. komt dan tot behandeling van den vorm van phantasieleven, welke zich richt naar het beleven van Ik-idealen en welke van het grootste belang is voor de ontwik keling der gewetensfunctie. Ik-idealen zyn tijdens de ontwikkeling van het geestesle ven van den mensch aan vele wisselingen en veranderingen onderhevig, maar steeds geven zij een zekere richtlijn aan de per soonlijkheid en zijn als zoodanig van bij zondere beteekenis. In dit verband noemt spr. het eminente belang van het godsdienst onderricht reeds voor jonge kinderen. Na tuurlijk behoort dit onderricht aangepast te zijn aan den geestelijken ontwikkelings graad van het kind en langzamerhand zul len de verschillende figuren voor het kind een richtsnoer zijn voor zijn verhouding tot zijn omgeving. Eerst wanneer het Gods-besef zich aan het kind opdringt, wordt aan het Ik de be teekenis van de gewetensfunctie duidelijk en komt hiermede deze functie voor het Ik tevens op een hooger plan. Het weten, dat zich tot een dusdanig plan heeft ontwik keld, heeft dan naast en boven de verin nerlijkte personen van de eigen opvoeders een verinnerlijking van den Goddelijken wil verkregen. De waardebepaling, de cri- tiek. welke het geweten uitspreekt over het Ik, dat met een besef van eigen vrijen wil handelt en oordeelt, wordt van nu af door het eigen Ik gevoeld als een onverbid delijke, boven alles verheven en hierdoor zoo beklemmende macht. Men kan derhalve zeggen, dat de mensch in de stem van zijn geweten Gods wil beluistert. En hierdoor wordt de gewetensfunctie dan ook tevens een bedreiging van het Ik, dat in deze waarschuwende of veroordeelende stem een verbreking van den gemeenschapsbond met God vreest. Spr. behandelt vervolgens de zgn. 0 staansdrift, uitingsvorm van elk levend or ganisme. In één kcrnmerkend opzicht on derscheidt zich deze drift bij den mensch van die van het redelooze dier, ni. door de behoefte zich het Ik-bestaan boven het vi tale aardsche Ik-bestaan uit te denken. Het is de overtuiging van het bezit eener onster felijke ziel, welke de menschelijke persoon lijkheid tot een geheel andere beschouwing en waarde-bepaling van het Ik-bestaan brengt. De bestaansdrift in de mensche lijke persoonlijkheid streeft derhalve niet slechts en zelfs niet in de eerste plaats naar het behoud en de ontplooiing van het vitale, maar bovenal naar een supra-vitaal Ik-be staan. Dit is echter onverbreekbaar verbon den met het geloof in een Opperwezen en een gemeenschap met het Opperwezen. Het geweten, dat het Ik bedreigt met een ver breking van deze band, bedreigt dan ook hiermede het Ik-bestaan, dat de mensch als zijn kostbaarste bezit beschouwt. Na in grove trekken de ontwikkeling van de gewetensfunctie geschetst te hebben, zooals deze zich van psychologisch stand punt voordoet, maakte spr. nog enkele op merkingen betreffende den samenhang van deze functie met het driftleven der persoon lijkheid, haar geaardheid, haar tempera ment en tenslotte met haar intelligentie. Spr. besloot tenslotte met enkele bemer kingen over den invloed van den verstan delijken aanleg op de ontwikkeling van het geweten. Als redelijk wezen draagt de Dit nummer bestaat uit vier bladen. VOORNAAMSTE NIEUWS BUITENLAND. Von Ribbentrop is gisteravond per vlieg tuig te Londen gearriveerd. Hedenochtend is het Duitsche antwoord aan de Locarno- staten aan Eden overhandigd. (2de blad). De Italianen hebben bij hun opmarsch fel Abessynië het sultanaat Aoessa bezet. Een groote veldslag bij het Asjangi-meer (2e en le blad). Hernieuwde nazi-activiteit in Oostenrijk. (2de blad). Dienstplicht weer in Oostenrijk inge voerd. (2de blad en Telegrammen). BINNENLAND. Minister Van Schaik beantwoordt vra gen inzake een mishandelingsgeval van voogdij-kinderen (2de blad). Begrafenis van de slachtoffers van de Uiver. (2de blad). Hotel te Vianen door brand verwoest. (lste blad). Vier gewonden bij een anto-ongeluk te Geldrop. (lste blad). LEIDEN. Het ontslag van Prof. van Calcar blijft door Ambtenarengerecht gehandhaafd. (lste blad). OMGEVING. Uitvaart en begrafenis van de Eerw. Moeder-Overste Caecilia in het Klooster „De Goede Herder" te Zoeterwoude. (lste blad). SPORT EN WEDSTRIJDEN. Raymond Braine speelt in den wedstrijd BelgiëNederland op 3 Mei mee. (3de blad). ONDER BEVEL VAN DEN NEGUS. De Italianen zouden gewonnen hebben. ROME, 1 April. (A. N. P.). Maar schalk Badoglio telegrafeert: „De Negus is in het gebied ten Zuiden van het Asjangi-meer met zijn beste troe pen een grooten veldslag begonnen. Deze slag, die van tijd tot tijd van een buiten gewone hevigheid was, is geëindigd met de overwinning van onze troepen In het volgende communiqué zullen nadere bij zonderheden worden gemeld." Italianen bezetten Gondar. ROME, 1 April (A. N. P.). Naar wordt medegedeeld heeft een Italiaansche gemo toriseerde colonne gisteravond Gondar be zet. Gondar is gelegen op 50 K.M. ten Noor den van het Tsana-meer. mensch niet slechts het vermogen, maar te vens den drang in zich de redelijkheid van het zedelijk goede in te zien. Wij weten voorts, dat het intellect eenerzijds rem mend, anderzijds richting-gevend en regu- leerend het driftleven, het temperament en het karakter kan beïnvloeden. Zoo zijn het wel verschillende facetten van de veel-eenheid, welke de psycholoog tezamen vat onder de benaming van de menschelijke persoonlijkheid en welke alle medehelpen aan de ontwikkeling van het geweten. Een antwoord op de vraag naar den oorsprong van het geweten, moet de psycholoog echter schuldig blijven; niet als psycholoog, maar als geloovig mensch er kent hij bij het stellen van deze vraag het bestaan van een Hoogere Macht, van welke hij de weerklank in het eigen ge weten beluistert

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 1