ERASMUS-HERDENKING IN DE LEIDSCHE UNIVERSITEIT Stop dien hoest ABDIJSIROOP VRIJDAG 28 FEBRUARI 1936 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD - PAG. 9 PROF. Dr. GERARD BROM OVER: „ERASMUS EN HET KATHOLICISME" Prof. Huizinga bespreekt Erasmus' „Colloquia" en prof. Lindeboom schetst zijn beteekenis voor den tegenwoordigen tijd Vanwege den V.C.S.B. heeft hedenavond in het academiegebouw te Leiden een her denking plaats gehad van den 400sten sterf dag van Erasmus. In deze bijeenkomst hebben prof. dx. J. Huizinga uit Leiden, prof. dr. Gerard Brom uit Nijmegen en prof. dr. Lindeboom uit Groningen een rede gehouden, waarbij zij ieder van hun standpunt de beteekenis van Erasmus in het licht hebben gesteld. Ter herdenking van het feit, dat op 12 Juli van dit jaar het 400 jaar geleden is, dat Erasmus stierf, is gisteravond in de Leid- sche Universiteit onder auspiciën van het Instituut voor Systematische Theologie en den Vrijz. Chr. Studentenibond een herden kingsbijeenkomst gehouden, waarvoor zeer groote belangstelling bestond. REDE PROF. MR. J. HUIZINGA. Na een korte inleiding van prof. mr. dr. ir. J. van Holk werd het woord gevoerd door prof. dr. J. Huizinga uit L e i d e n, die zich voornamelijk bepaalde tot een bespre king van Erasmus' „Colloquia". De eerste van deze paedagogisch-getinte geschriften zijn er op gericht om de kennis van het la- tijn te vermeerderen en dan ook vooral te beschouwen als een handboek voor het ge bruik van die taal, zoowel in het mondeling als het schriftelijk verkeer. De eerste uit gave van den Colloguia dateert van 1517 en is niet van Erasmus zelf afkomstig, het geen wel het geval is met de nadien veel vuldige aanvullingen. Zijn didactische werkzaamheid is niet van langen duur; al spoedig legt hij zich toe op bestudeering der philologie en theologie. De in zijn uit gaven tot uiting komende resultaten vertoo- nen zoowel een positieven als een negatie ven kant. Wat deze laatste betreft, dient vooral genoemd de satyrische bestrijding van alles wat Erasmus in de kerkelijke we reld, alsook in het wereldlijk gebeuren af keurde. Vandaar ook, dat de Colloquia op den Index voorkomen. Zijn positieve betee kenis treedt vooral naar voren in zijn hoog- moreele levensbeschouwingen, zijn streven naar oprechtheid en zijn vredesgezindheid. Uitvoerig stond spr. stil by de aanvullin gen van 1523 en 1524 welke betrekking hebben op de liefde en die wel behooren tot zijn beste letterkundig werk. Zy dragen een novellistisch karakter en zijn karakteris tiek door hun soberheid van uitdrukkings wijze eenerzij ds en hun rake typeering an derzijds. Spr. zou zijn korte voordracht wil len besluiten met de voorlezing van het on derhoud van den abt met de geleerde vrouw, ware het niet, dat vertaald werk van Eras mus in wezen geen werk van Erasmus is. Om die reden besloot spr. met als zyn mee ning uit te spreken, dat het verlies van het latijn als taal der beschaving een groot ge mis beteekent al was het alleen maar, om dat men daardoor Erasmus niet naar waar de kan genieten. REDE PROF. DR. GERARD BROM. Hierna voerde prof. dr. G. Brom uit N ij m e g e n het woord. Erasmus heeft in de Moederkerk genoeg tegenstanders gevonden: de Sorbonne ver oordeelde al stellingen van hem bij zijn leven; Petrus Canisius leerde in de Jezuïe tenorde het noodige wantrouwen tegen zyn landgenoot; en nog aan het einde van de laatste eeuw toonde de Duitse he historicus Johannes Janssen zijn afkeer vol veront waardiging. Te tartend waren Erasmus* solo's in het spreekkoor van allerlei Pro testanten overgenomen om voor Katholieke ooren niet vijandig te klinken. Nu de kruit damp van de Hervormingsoorlogen lang zamerhand is opgetrokken, blijkt hy dichter bij Rome te staan dan Roomschen zich wel eens voorstelden. Er gaat een doorloopen- de lijn van wel betrekkelijke, maar toch werkelijke waardeering vanaf de vier pau sen, die hem de hand hoven het hoofd hiel den, met name zijn persoonlijken vriend, den strengen Nederlander Adriaan VI, over zijn vurigen vereerder Vondel tot aan den nieuwen aartsbisschop van Utrecht. Warm is het gevoel voor Erasmus zelden, want het hart kan ons moeilijk dringen naar een man, die, grooter intellect dan karakter, tot straf voor zijn hooghartigheid meerma len het lot van de lauwen dreigde te onder gaan en het spreekwoord „C'est le ridicule qui tue" schijnt te vervullen door verkil ling van de geestdrift en zelfs van den eer bied voor zijn Kerk en onwillekeurig ook voor zijn eigen persoon. De beslissende vraag is, of Erasmus een afbreker moet heeten of een opbouwer. Als we hem op het eerste gezicht een afbreker noemen, bedenken we meteen, hoe de pau sen in zijn dagen een eerbiedwaardig hei ligdom als den twaalf eeuwen ouden Sint Pieter hebben afgebroken, terwijl geen koe pel ooit de ergernis bedekt van den beruch- ten aflaathandel, waardoor de nieuwe Sint Pieter belaas schuld draagt aan een ramp zaligen scheur in de Christenheid. Vernieu wen was het program van de Renaissance, waarin allerlei kunstenaars als beeldstor- mers zijn opgetreden met het doel om mo menten nog heerlijker op te bouwen. De humanisten gingen feitelijk de scholastieke leer toepassen, dat de natuur in de genade wordt voltooid. Daarom wilden ze de rede hooghouden, den vrijen wil een open baan geven en vooral lucht maken in de verstik kende overwoekering van uiterlijkheden binnen de Kerk. De Jezuieten waren de eersten om verschillende kloostergebruiken op te ruimen, waarmee Erasmus als mecha- nischen ballast had gebroken. En zoo gaf Trente, door veel hinderlijks te verwerpen en veel heiligs daarentegen te bevestigen, een tweevoudig antwoord op Erasmus' kri tiek: in de dingen van het godsdienstig leven kon hij grootendeels gelijk krijgen, ofschoon hij in de dingen van de geloofs leer herhaaldelijk verbeterd moest worden. Hij was nu eenmaal geen systematisch theo loog, waarvoor hij zich ook nooit heeft uit gegeven; hij kwam ongelukkig uit de na werking van het Westersch schisma, waar door het vaste kerkbegrip zooveel had ge leden, evenals uit de overheersching van het nominalisme, waardoor de klare ken nisleer noodlottig was vervaagd. Het zou daarom een elementaire fout tegen de ge schiedenis zijn, wanneer we van zijn wei felend overgangsgeslacht vergden wat al len de toekomst, ook door zijn mislukkin gen geleerd, aan rijper inzicht kon geven. Geboren voor het geestig spel, zooals hy zich noemde, heeft hij onbegrijpelijk, zoo niet onverantwoordelijk, met vuur gespeeld. Maar geen anticlericale uitvallen verleg gen zijn godsdienstig standpunt, dat ortho dox binnen de Kerk gevestigd blijft. Zijn wezenlijke taak is het, de wereld uit de kinderkamer van legenden te gidsen naar de school van de Heilige Schrift. Hij zegt het graag den apostel na: volwassen men- schen kunnen enkel bij degelijk voedsel leven; hij vordert een mannelijk en actief Christendom. Dit is niet de toevallige be weging van den tijd, het is een innerlyken drang van de Kerk, die haar kortademig heid eerst met sterk uitademen in de fris- sche buitenlucht kan te boven komen. De Spaansche H Theresia beschouwt het ge brek aan bijbelkennis als een hoofdoorzaak van alle rampen in de zestiende eeuw; en vandaag staat met groote letters in de Westminster Cathedral het woord van Hie- ronymus geschreven, dat onkunde van Gods woord neerkomt op onkunde van Chris tus. Wat Erasmus bij koning Ferdinand prees, n.l. eiken dag het Evangelie van de Mis in zijn eigen boek te volgen, dat wordt tegenwoordig door de liturgische bewe ging algemeen verwacht. Christus betee kent voor Erasmus het hoogste voorwerp van studie en dus heet het Evangelie bij hem de filosofie van Christus. Hij kan in zyn verlichte dagen niet anders dan nadruk leggen op het intellectueel belang van het Christendom. Zijn front is dubbel: tegen on- noozele heidenen, die zijn apologie wak ker roepen. Gezien naast zijn cynischen tijdgenoot Macchiavelli is Erasmus immers een apologeet; en deze positieve kant heeft •tenslotte grooter waarde dan al zijn nega tieve elementen. Hij richt zich tot een we reld, die 't, zooals hij zegt, belachelijk ouder- wetsch vindt de Kerk met het hemelrijk te verbinden. We zien hem erg eenzijdig van ons uit, wanneer we uitsluitend oog heb ben voor zyn reserve tegenover den stryd tusschen Wittenberg en Rome en wanneer we niet het kontakt opmerken, dat hy tus schen Christendom en humanisme wist te leggen. Daar op het brandpunt van de cul tuur lag zyn levenswerk, omdat hij apos tel onder de heidenen was, moderne hei denen van de Renaissance. Om het Chris tendom weer onmiddellijk voelbaar te ma ken voor intellectueelen, bij wie het iets doodsch scheen te zijn, legde hij zijn hand op het Boek met de woorden van het eeuwig leven. Een lichaam, dat geen voedsel meer inneemt, is ziek, zoo redeneert hij; en een geest, die weigert zich met goddelijke spijs te voeden, is even ziek. Deze opvatting staat niet los van de mo derne Devotie, waarmee Erasmus meer trekken deelt dan hy zich misschien be wust is. Nuchter van verstandelijkheid, arm aan verbeelding, vreemd aan mystiek, vertrouwt hy wat kortzichtig op kennis, die de wereld van bijgeloof moet bevrijden; en zijn vlak moraliseeren openbaart weinig diepte van het mysterie. Hij heeft reden om te hameren op practische ethiek, per soonlijk leven, waarachtige Godsgemeen schap. Lijkt dat wel eens minimiseeren, hij bedoelt eigenlijk te concentreeren. Tijdig of ontijdig herinnert hy eraan, dat cere monies middel zyn en geen doel, dat relieken dikwijls van de hoofdzaak afleiden. Intus- schen heeft hij wezenlijker dingen soms maar terloops aangeduid, niet zoozeer om dat hij ze zou miskennen als wel omdat zijn geslacht ze vanzelfsprekend vindt. Zyn sa tiren onderstellen nog de gemeenschappe lijke, gemoedelijke godsdienst van de mid deleeuwen, waarbij het onder geloofsbroe ders best een lachje kan lijden; en zijn vlot te woorden zijn onmogelijk te meten, zon der rekening te houden met de verregaan de elasticiteit van zijn humor, waarmee hij telkens opnieuw experimenteert en zichzelf corrigeert, dus een ieder kettersch abso lutisme ontkomt. Juist zijn lange aarzeling om Luther .te bestrijden geeft aan zijn be toog eindelijk meer gewicht door het tegen wicht op eigen voorbarigheden, nu hij schrijft met minder opwelling en met meer overleg. Het scherpzinnig onderzode van Pineau naar „la pensée réligieuse d'Erasme" doet dan ook verkeerd de laatste twintig levens jaren stelselmatig uit te schakelen. Dat zijn feitelijke invloed zich grootendeels daar vóór afspeelde, is onbetwistbaar, maar zijn definitieve denkbeelden doorgronden we slechts, zoolang we enkel zyn overgang van de louter humanistische naar de bijbelsche periode volgen en niet zijn ontwikkeling tot het einde meemaken, waaraan de catastro fen een duidelijke wending helpen geven. We zouden van Thomas Morus ook een valsch beeld ontvangen, wanneer we zijn figuur fixeerden op het oogenblik dat hij bedenkingen maakte, toen Hendrik VIH het pauselijk gezag tegenover Luther te sterk naar zijn zin handhaafde. Want een studie van tien volgende jaren bracht Morus tot de overtuiging, dat het primaat van Rome een goddelijke instelling was, waarmee de eenheid van de Kerk stond of viel en waar voor rij weloverdacht zijn leven gaf. Door de vriendschap van den onweder- staanlbaar beminnelijken Morus wordt Eras mus gedekt en tegelijk in de schaduw ge steld. Wat de heilige staatsman op onzen vrijbuiten vóór heeft, is de glans van een doorzichtigen geest, de gloed van een offer vaardige ziel, even kritisch en minder pole misch, even humoristisch en minder sati risch, glimlachend over de menschelijke dwaasheid zonder een zweem van leedver maak, en met al de takt van zijn fijne voor komendheid beginselvast tot het martelaar schap toe. Erasmus heeft naar zijn aard ook een geloofsgetuigenis afgelegd, door zijn spotlust te overwinnen en het kerkelijk moment tot zyn recht te laten komen. Mocht hy zich eigenmachtig als raadgever van de pausen opwerpen, dan bevestigde deze vrijmoedigheid zelf zijn geloof in het pausdom. Het was bovendien een echt ka tholieke gedachte, dat Christus' geest ver der werkt dan de menschen vermoeden; het was toch in den grond de leer van de ziel der Kerk, waartoe goede Protestanten wèl kunnen hooren, terwijl slechte Katholie- I ken er zich buiten stellen. Door deze onder scheiding, bij Erasmus alleen niet scherp ge noeg geformuleerd, wordt veel misverstand opgehelderd en veel wanverhouding geor dend. De Luthersche theoloog Walther Kohier, die Erasmus verwijt „die Einseitigkeit und Macht der Exklusice" te missen, geeft stil zwijgend te kennen, dat de humanist aan de traditie een zeker evenwichtsorgaan dankt. Hoe weinig kompleet ook, houdt Erasmus tenslotte iets van de katholieke harmonie. De bemiddelaar, die op vrede hoopt tegen alle hoop en den ernstigsten, vroomsten toon vindt in zijn pacifistische pleidooien, maakt meer en meer den in druk van een verzoenenden gees, die komt verbinden in plaats van te scheiden. Er zijn geen Erasmianen als party of secte, want allen zijn wij in zekeren zin erfgenamen van Erasmus. In deze dagen mag hier dankbaar verwezen worden naar Hugo de Groot, die volgens een Van Vollenhoven op Erasmus leefde. Als Erasmus ergens een blyvend gehalte houdt om ons te bezielen, dan is het in zijn trouwe liefde voor den vrede. Vrede van God en God van vrede, deze twee bijbelsche termen bewijzen vol gens hem, dat de vrede zonder God niet kan bestaan en God niet wordt gevonden buiten den vrede. Beantwoordt hieraan niet de spreuk van den levenden paus: „Chris tus' vrede in Christus* rijk?" REDE PROF. DR. J. LINDEBOOM. Tenslotte sprak prof. dr. J. Lindeboom uitG roningen over „Erasmus en zijn be teekenis voor den tegenwoordigen tijd". Zijn werk, aldus spr., heeft ongetwijfeld een blijvende waarde, al is spreker's bewon dering voor Erasmus begrensd. Zijn kennis van het Latijn, ofschoon boven allen lof ver heven, wordt in onzen tijd slechts matig gewaardeerd en de beteekenis er van is thans moeilijk meer te onderkennen. Zijn eenzijdige klassieke geleerdheid is reeds langs in de schaduw gekomen. Zijn kunst zinnig oordeel is beperkt en zijn theologi sche inzichten zijn reeds lang verbeterd. In de religieuse inzichten ligt Erasmus' groo te beteekenis. De duif van Christus was hem liever dan de uil van Minerva. Zijn religie was zuiver maralistisch. Hij beschouwde de geboden van het Evangelie. Uiterlijke beschaving moest in overeenstemming zijn met de in nerlijke. Staatkundige grenzen waren voor hem betrekkelijk. Hij was practisch pacifist. Zijn staatsleer was eenvoudig, maar het be ginsel is aanvechtbaar. Zijn staatkundige adviezen waren voor alles menschelijk, maar hij miste de eigenschappen van een Thomas van Aquino en Luther. Bij Eras mus was er verscheilenheid van gaven, maar eenheid van geest. De beteekenis van Erasmus voor het heden is correctief en po sitief. Ten aanzien van het eerste merkte spr. op, dat men van Erasmus en van de doorwerking zijner beginselen kan leeren was rationalisme en wetenschap waard zijn, welke fundamenteele beteekenis zij hebben en houden, besef van menschen- waarde en gezond verstand. Daartegenover staat een positieve prediking van tolerantie, zyn gedachten van katholicitist en gemeen schap, van broederschapsverbondenheid. Boven verbrokkeling staat Erasmus' totali teitsbesef. Prof. van Holk sprak daarna een slot woord. UIT HET LEIDSCHE DISTRICT. 2e Scheidsrechterecursusavond. Gisterenavond had in Café „Royal" aan de Doezastraat te Leiden bovengenoemde cursusavond plaats, waarvoor de scheids rechters een groote belangstelling toonden, want in de zaal was geen plaats onbezet. Toen dan ook te ruim 8 uur de voorzit ter der scheidsrechterscommissie, de heer C. v. d. Geer, de bijeenkomst opende met den Chr. groet, sprak hij zijn groote vol doening uit over het meeleven met de Commissie door in zoo groote getale aan wezig te zijn. Spr. heette allen welkom, in het bijzonder de heeren G. Kruyver, A. Hubaty en J. J. Taskin van het hoofd bestuur van den D. H. V. B. en H. Hooger- vorst van het Leidsche Districtbestuur. Na den heer Kruyver te hebben ingeleid verkreeg deze het woord. De heer G. Kruyver begint met te zeg gen dat onmiddellijk, toen tot hem het verzoek gericht werd om te komen spre ken, hij dit aanvaard heeft en wel omre den, dat hij daardoor in contact kwam met de scheidsrechters en een uiteenzet ting te kunnen houden over: „De verhou ding van den scheidsrechter tot den Bond." Spr. zet dan uiteen waarom deze ver houding niet genoeg kan worden bespro ken, omreden, dat de scheidsrechter een onderdeel is van den Bond. Immers als hy in functie is, is hij den vertegenwoordiger van den Bond en dan dient bij hem het besef aanwezig te zijn, waarmee hij zich het best van zijn zijn taak kwijt. De Bond heeft U, aldus spr., noodig voor competi tie-doeleinden, maar uw taak gaat verder, er moet krachpersoonlijkheid van U uitgaan. U dient den Bond omdat bij U voorzit den Bond te dienen. En dan spruit daaruit voort, dat bij U een gevoelen aan wezig is om promotie te maken. Vanzelf sprekend houdt de Bond daar rekening mede, maar men moet bedenken: de com petitieleider is geen machine. Alles moet gewikt en gewogen worden bij de aan stelling van een scheidsrechter, en men moet niet denken dat hij daarbij wille keurig te werk gaat. Zoo is de zaak niet. Wij tasten veel in het duister. Daarom is het moeilijk ieder het zijne te geven. Dat is een hoogst moeilijke taak, waarbij wij ter zijde worden gestaan door diverse commissies. Zoowel door Centrale Scheids- rechters-Commissie als correspondenten laten wij controle uitoefenen op de scheids rechters, en de adviezen over de arbiters verstrekt, dienen vaak tot richtsnoer. Denkt nu niet dat uwe wenschen wel eens genegeerd worden. Zulks is geenszins het geval en de leiding heeft ten dien opzichte een zware taak te vervullen. Dus clemen tie is uwerzijds gewenscht. Dan moet gij zijn in alle opzichten dè scheidsrechter, er moet paedagogische kracht van U uitgaan, gij moet zijn een op voeder een leider die zich in alles ken schetst. De jongere generatie vat een ne derlaag flegmatiek op, doch bij hoogere elftallen is dit anders. Andere factoren komen daarbij in het spel, hetgeen spreker uitvoerig uiteenzet. Spr. vestigde vooral de aandacht van de aanwezigen op de „Sport Illustratie", waar in zij worden aangesteld als leider van een wedstrijd. Hooren wij niets dan zijn wij van uw medewerking verzekerd, kunt gij niet, wacht dan niet tot het laatste oogenblik met afschrijven, waarbij hy wijst op de fatale gevolgen. Zorgt dat gy in alles een voorbeeld zijn. Let vooral op het feit dat de wedstrijd op tijd begint. Overtuigt U van het in orde zijn der ma terialen en weest nooit partijdig. Een scheidsrechter moet niet slechts de spelregels kennen, zoo gaat spr. voort, maar moet deze ook weten toe te passen in juiste mate. Dan stygt het vertrouwen in U omdat gij getoond hebt de juiste man te zijn op de juiste plaats. Na gewezen te hebben op het tenue van den scheidsrechter en hoe dit behoort te zyn, besluit spr. zijn betoog met er op te wijzen nooit of te nimmer collega-scheids rechters te becritiseeren, doch hen altyd de hand boven het hoofd te houden, want want gij kunt en moet weten hoe moeilijk de functie van een scheidsrechter soms is, waarna hij alle aanwezigen aanspoort steeds mede te werken tot opbouw der R. K. Sportbeweging. (Applaus). De voorzitter dankt den heer Kruyver hartelijk voor zijn keurig betoog, waarna hij de aanwezigen in de gelegenheid stelt vragen tot den spreker te richten, waar van in ruime mate gebruik werd ge maakt. Op gebruikelijke wijze werd daar na deze goed geslaagde by eenkomst ge sloten. PORTUGAL—DUITSCHL AND 1—8. Voor 30.000 toeschouwers werd in het stadion te Lissabon de landenwedstrijd Por tugalDuitschland gespeeld, welke ontmoe ting na spannenden strijd met 31 door het Duitsche elftal werd gewonnen, nadat de rust met 10 voorsprong voor de bezoe kers was ingegaan. De wedstrijd werd bijgewoond door den president van Portugal Carmona. De ontmoeting werd geleid door den Spaanschen scheidsrechter Escarton. Portu gal was aanvankeuijk iets in de meerder heid. Hun spel bezat tempo, terwijl elke speler met groot enthousiasme zich in den kamp wierp. Zoo werden de Duitschers in de eerste tien minuten geheel teruggedron gen. De eerste corner op het Duitsche doel leverde geen resultaat op. Na ruim een kwartier spelen ontstond er een doelworste- welke U overdag kwelt en 'a nachts belet te slapen. Stop dien hoest direct, maar bedenk dat die hardnekkige hoest-buien alleen maar kunnen worden verdreven door een krachtig en doeltreffend werkend mid del: de nieuwe verstèrkte Abdijsiroop. Abdijsiroop Is vanouds een natuurlijk kruiden- middel. bereid uit oude beproefde geneeskruiden, ■welker verrassende werking op aandoeningen der ademhallngs-organen wordt erkend en geroemd. Bovendien echter is in de nieuwe Abdijsiroop nu nog toegevoegd de krachtigste hoest-bedwlngen- de stof welke er bestaat, namelijk de „codeine". De nieuwe versterkte Akker's Abdijsiroop ver- eenlgt dus nu in zich de zachte maar grondige werking der geneeskruiden en de snelle zeer krachtige werking der codeïne en daarom noemt men Abdijsiroop,,'s Werelds béste Hoest-slroop". AKKER's verstèrkte Verlaagde prijzen: f 0.75, f LX, f2.-, f 3.50 p. flacon VOORLOOPIG NEDERLANDSCH ELFTAL SAMENGESTELD. Voor ©en oefenwedstrijd op 11 Maart u. Het voorloopig Nederlandsch elftal, dat op 11 Maart a_s. des middags twee uur op het Sparta terrein te Rotterdam tegen Not tingham Forest een oefenwedstrijd zal spe len, is door de Keuze-commissie van den koninklijken Nederlandsch en Voetbal Bond als volgt samengesteld: Doel: Ferwerda (Blauw Wit). Achter: Weber (AGOW) en Caldenho- ven (DWS). Midden: Pauwe (Feyenoord), Anderies sen (Ajax) en Van Heel (Feyenoord). Voor: Wels (Unitas), Drok (RFC), Bak- huys (HBS), Smit (Haarlem) en Van Nel len (DHC). Als reserves zyn aangewezen: Beun (Her mes DVS), Van Run (PSV), Breitner (Her mes (DVS), Spaendonk (Neptunus) en Vrauwdeunt (Feyenoord). ling, waarbij het Duitsche doel slechts op het nippertje aan doorboring ontkwam. Tenslotte schoot Soeiro net naast. Ook een tweede en derde hoekschop voor Portu gal hadden geen resultaat. Een zooals dat menigmaal geschiedt, een doelpunt kwam juist aan dien kant, waar men het op dat moment het minst verwachtte. In de 22ste minuut gaf Siffling keurig door naar Sze- pan, keurig werd de bal door de Portugee- sche verdediging heengespeeld, tot tenslot te Hohmann met een keihard schot vlak onder de lat inschoot. Geprikkeld door deze goal togen de Portugeezen ten aanval, doch de Duitsche verdediging en in 't bijzonder keeper Buchloh wisten van geen wijken. In den Duitschen aanval is Siffling niet erg op dreef, hij nam een te teruggetrokken posi tie in, waardoor het verband in de voor hoede vaak zoek was. In de laatste minuten voor rust ontsnapte het Duitsche doel als een wonder aan doorboring en enkele se conden later ketste een goed gericht schot tegen de lat. In de tweede helft was Nunez, de links buiten, vervangen wegens een blessure door Valadas. De eerste aanvallen waren voor Duitschland en reeds twee minuten na de hervatting had men succes. Met een prach tig schot schoot Kitzinger nummero 2 in. De Portugeezen trachtten na dit tweede döel- punt het spel te forceeren door him physiek in den strijd te gooien, doch een derde doel punt van den voet van Lehner uit een voor zet van Zepan besliste den strijd. Portugal, aangemoedigd door he enthousiast publiek, zette alles op alles. Hun doelverdediger Reis, werd vervangen door Dos Reyes. Ook de Duitsche keeper werd gebles seerd en Buchloh moest in doel ver vangen worden door Jacob, wiens hand nog in verband zat door een blessure uit den wedstrijd te Barcelona tegen Spanje. Tel kens en telkens weer kwamen de Portugee zen terug en ten slotte moest de Duitsche verdediging capituleeren. Een kwartier nè de hervatting schoot Silva 6 meter van het Duitsche doel af staande, onhoudbaar in. Duitschland had in het laatste gedeelte van den wedstrijd niet over geluk te klagen. Pinga de Portugeesche linksbinnen kreeg een kans van den dag, toen hij op slechts enkele meters van Jacob staande, het leder kreeg toegespeeld, doch op het beslissende moment struikelde hij, waardoor deze kans verloren ging. In het laatste kwartier zak ten de Portugeezen af, de 3—1 achterstand was niet meer in te halen en de Ausdauer ging een woordje meespreken. Zoo kwam het einde van een spannende en bewogen kamp met een zeer zeker verdiende 31 overwinning voor Duitschland. Een der beste spelers van het veld was Muenzen- berg, die zich uitstekend opstelde en wiens kopwerk opviel. In de Duitsche voorhoede was ditmaal Zepan de beste man. Van het Portugeesche elftal waren de mid voor Soeiro, Pereira en Nunez de bes ten. De wedstrijd werd op rustige correcte wyze door den heer Ercartin geleid

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 5