ERASMUS-HERDENKING IN DE
LEIDSCHE UNIVERSITEIT
Stop dien hoest
ABDIJSIROOP
VRIJDAG 28 FEBRUARI 1936
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD - PAG. 9
PROF. Dr. GERARD BROM OVER:
„ERASMUS EN HET KATHOLICISME"
Prof. Huizinga bespreekt Erasmus' „Colloquia" en
prof. Lindeboom schetst zijn beteekenis voor den
tegenwoordigen tijd
Vanwege den V.C.S.B. heeft hedenavond
in het academiegebouw te Leiden een her
denking plaats gehad van den 400sten sterf
dag van Erasmus.
In deze bijeenkomst hebben prof. dx. J.
Huizinga uit Leiden, prof. dr. Gerard Brom
uit Nijmegen en prof. dr. Lindeboom uit
Groningen een rede gehouden, waarbij zij
ieder van hun standpunt de beteekenis van
Erasmus in het licht hebben gesteld.
Ter herdenking van het feit, dat op 12
Juli van dit jaar het 400 jaar geleden is, dat
Erasmus stierf, is gisteravond in de Leid-
sche Universiteit onder auspiciën van het
Instituut voor Systematische Theologie en
den Vrijz. Chr. Studentenibond een herden
kingsbijeenkomst gehouden, waarvoor zeer
groote belangstelling bestond.
REDE PROF. MR. J. HUIZINGA.
Na een korte inleiding van prof. mr. dr.
ir. J. van Holk werd het woord gevoerd
door prof. dr. J. Huizinga uit L e i d e n, die
zich voornamelijk bepaalde tot een bespre
king van Erasmus' „Colloquia". De eerste
van deze paedagogisch-getinte geschriften
zijn er op gericht om de kennis van het la-
tijn te vermeerderen en dan ook vooral te
beschouwen als een handboek voor het ge
bruik van die taal, zoowel in het mondeling
als het schriftelijk verkeer. De eerste uit
gave van den Colloguia dateert van 1517
en is niet van Erasmus zelf afkomstig, het
geen wel het geval is met de nadien veel
vuldige aanvullingen. Zijn didactische
werkzaamheid is niet van langen duur; al
spoedig legt hij zich toe op bestudeering
der philologie en theologie. De in zijn uit
gaven tot uiting komende resultaten vertoo-
nen zoowel een positieven als een negatie
ven kant. Wat deze laatste betreft, dient
vooral genoemd de satyrische bestrijding
van alles wat Erasmus in de kerkelijke we
reld, alsook in het wereldlijk gebeuren af
keurde. Vandaar ook, dat de Colloquia op
den Index voorkomen. Zijn positieve betee
kenis treedt vooral naar voren in zijn hoog-
moreele levensbeschouwingen, zijn streven
naar oprechtheid en zijn vredesgezindheid.
Uitvoerig stond spr. stil by de aanvullin
gen van 1523 en 1524 welke betrekking
hebben op de liefde en die wel behooren tot
zijn beste letterkundig werk. Zy dragen een
novellistisch karakter en zijn karakteris
tiek door hun soberheid van uitdrukkings
wijze eenerzij ds en hun rake typeering an
derzijds. Spr. zou zijn korte voordracht wil
len besluiten met de voorlezing van het on
derhoud van den abt met de geleerde vrouw,
ware het niet, dat vertaald werk van Eras
mus in wezen geen werk van Erasmus is.
Om die reden besloot spr. met als zyn mee
ning uit te spreken, dat het verlies van het
latijn als taal der beschaving een groot ge
mis beteekent al was het alleen maar, om
dat men daardoor Erasmus niet naar waar
de kan genieten.
REDE PROF. DR. GERARD BROM.
Hierna voerde prof. dr. G. Brom uit
N ij m e g e n het woord.
Erasmus heeft in de Moederkerk genoeg
tegenstanders gevonden: de Sorbonne ver
oordeelde al stellingen van hem bij zijn
leven; Petrus Canisius leerde in de Jezuïe
tenorde het noodige wantrouwen tegen zyn
landgenoot; en nog aan het einde van de
laatste eeuw toonde de Duitse he historicus
Johannes Janssen zijn afkeer vol veront
waardiging. Te tartend waren Erasmus*
solo's in het spreekkoor van allerlei Pro
testanten overgenomen om voor Katholieke
ooren niet vijandig te klinken. Nu de kruit
damp van de Hervormingsoorlogen lang
zamerhand is opgetrokken, blijkt hy dichter
bij Rome te staan dan Roomschen zich wel
eens voorstelden. Er gaat een doorloopen-
de lijn van wel betrekkelijke, maar toch
werkelijke waardeering vanaf de vier pau
sen, die hem de hand hoven het hoofd hiel
den, met name zijn persoonlijken vriend,
den strengen Nederlander Adriaan VI,
over zijn vurigen vereerder Vondel tot aan
den nieuwen aartsbisschop van Utrecht.
Warm is het gevoel voor Erasmus zelden,
want het hart kan ons moeilijk dringen naar
een man, die, grooter intellect dan karakter,
tot straf voor zijn hooghartigheid meerma
len het lot van de lauwen dreigde te onder
gaan en het spreekwoord „C'est le ridicule
qui tue" schijnt te vervullen door verkil
ling van de geestdrift en zelfs van den eer
bied voor zijn Kerk en onwillekeurig ook
voor zijn eigen persoon.
De beslissende vraag is, of Erasmus een
afbreker moet heeten of een opbouwer. Als
we hem op het eerste gezicht een afbreker
noemen, bedenken we meteen, hoe de pau
sen in zijn dagen een eerbiedwaardig hei
ligdom als den twaalf eeuwen ouden Sint
Pieter hebben afgebroken, terwijl geen koe
pel ooit de ergernis bedekt van den beruch-
ten aflaathandel, waardoor de nieuwe Sint
Pieter belaas schuld draagt aan een ramp
zaligen scheur in de Christenheid. Vernieu
wen was het program van de Renaissance,
waarin allerlei kunstenaars als beeldstor-
mers zijn opgetreden met het doel om mo
menten nog heerlijker op te bouwen. De
humanisten gingen feitelijk de scholastieke
leer toepassen, dat de natuur in de genade
wordt voltooid. Daarom wilden ze de rede
hooghouden, den vrijen wil een open baan
geven en vooral lucht maken in de verstik
kende overwoekering van uiterlijkheden
binnen de Kerk. De Jezuieten waren de
eersten om verschillende kloostergebruiken
op te ruimen, waarmee Erasmus als mecha-
nischen ballast had gebroken. En zoo gaf
Trente, door veel hinderlijks te verwerpen
en veel heiligs daarentegen te bevestigen,
een tweevoudig antwoord op Erasmus' kri
tiek: in de dingen van het godsdienstig
leven kon hij grootendeels gelijk krijgen,
ofschoon hij in de dingen van de geloofs
leer herhaaldelijk verbeterd moest worden.
Hij was nu eenmaal geen systematisch theo
loog, waarvoor hij zich ook nooit heeft uit
gegeven; hij kwam ongelukkig uit de na
werking van het Westersch schisma, waar
door het vaste kerkbegrip zooveel had ge
leden, evenals uit de overheersching van
het nominalisme, waardoor de klare ken
nisleer noodlottig was vervaagd. Het zou
daarom een elementaire fout tegen de ge
schiedenis zijn, wanneer we van zijn wei
felend overgangsgeslacht vergden wat al
len de toekomst, ook door zijn mislukkin
gen geleerd, aan rijper inzicht kon geven.
Geboren voor het geestig spel, zooals hy
zich noemde, heeft hij onbegrijpelijk, zoo
niet onverantwoordelijk, met vuur gespeeld.
Maar geen anticlericale uitvallen verleg
gen zijn godsdienstig standpunt, dat ortho
dox binnen de Kerk gevestigd blijft. Zijn
wezenlijke taak is het, de wereld uit de
kinderkamer van legenden te gidsen naar
de school van de Heilige Schrift. Hij zegt
het graag den apostel na: volwassen men-
schen kunnen enkel bij degelijk voedsel
leven; hij vordert een mannelijk en actief
Christendom. Dit is niet de toevallige be
weging van den tijd, het is een innerlyken
drang van de Kerk, die haar kortademig
heid eerst met sterk uitademen in de fris-
sche buitenlucht kan te boven komen. De
Spaansche H Theresia beschouwt het ge
brek aan bijbelkennis als een hoofdoorzaak
van alle rampen in de zestiende eeuw; en
vandaag staat met groote letters in de
Westminster Cathedral het woord van Hie-
ronymus geschreven, dat onkunde van Gods
woord neerkomt op onkunde van Chris
tus. Wat Erasmus bij koning Ferdinand
prees, n.l. eiken dag het Evangelie van de
Mis in zijn eigen boek te volgen, dat wordt
tegenwoordig door de liturgische bewe
ging algemeen verwacht. Christus betee
kent voor Erasmus het hoogste voorwerp
van studie en dus heet het Evangelie bij
hem de filosofie van Christus. Hij kan in
zyn verlichte dagen niet anders dan nadruk
leggen op het intellectueel belang van het
Christendom. Zijn front is dubbel: tegen on-
noozele heidenen, die zijn apologie wak
ker roepen. Gezien naast zijn cynischen
tijdgenoot Macchiavelli is Erasmus immers
een apologeet; en deze positieve kant heeft
•tenslotte grooter waarde dan al zijn nega
tieve elementen. Hij richt zich tot een we
reld, die 't, zooals hij zegt, belachelijk ouder-
wetsch vindt de Kerk met het hemelrijk te
verbinden. We zien hem erg eenzijdig van
ons uit, wanneer we uitsluitend oog heb
ben voor zyn reserve tegenover den stryd
tusschen Wittenberg en Rome en wanneer
we niet het kontakt opmerken, dat hy tus
schen Christendom en humanisme wist te
leggen. Daar op het brandpunt van de cul
tuur lag zyn levenswerk, omdat hij apos
tel onder de heidenen was, moderne hei
denen van de Renaissance. Om het Chris
tendom weer onmiddellijk voelbaar te ma
ken voor intellectueelen, bij wie het iets
doodsch scheen te zijn, legde hij zijn hand
op het Boek met de woorden van het eeuwig
leven. Een lichaam, dat geen voedsel meer
inneemt, is ziek, zoo redeneert hij; en een
geest, die weigert zich met goddelijke spijs
te voeden, is even ziek.
Deze opvatting staat niet los van de mo
derne Devotie, waarmee Erasmus meer
trekken deelt dan hy zich misschien be
wust is. Nuchter van verstandelijkheid,
arm aan verbeelding, vreemd aan mystiek,
vertrouwt hy wat kortzichtig op kennis, die
de wereld van bijgeloof moet bevrijden; en
zijn vlak moraliseeren openbaart weinig
diepte van het mysterie. Hij heeft reden
om te hameren op practische ethiek, per
soonlijk leven, waarachtige Godsgemeen
schap. Lijkt dat wel eens minimiseeren, hij
bedoelt eigenlijk te concentreeren. Tijdig
of ontijdig herinnert hy eraan, dat cere
monies middel zyn en geen doel, dat relieken
dikwijls van de hoofdzaak afleiden. Intus-
schen heeft hij wezenlijker dingen soms
maar terloops aangeduid, niet zoozeer om
dat hij ze zou miskennen als wel omdat zijn
geslacht ze vanzelfsprekend vindt. Zyn sa
tiren onderstellen nog de gemeenschappe
lijke, gemoedelijke godsdienst van de mid
deleeuwen, waarbij het onder geloofsbroe
ders best een lachje kan lijden; en zijn vlot
te woorden zijn onmogelijk te meten, zon
der rekening te houden met de verregaan
de elasticiteit van zijn humor, waarmee hij
telkens opnieuw experimenteert en zichzelf
corrigeert, dus een ieder kettersch abso
lutisme ontkomt. Juist zijn lange aarzeling
om Luther .te bestrijden geeft aan zijn be
toog eindelijk meer gewicht door het tegen
wicht op eigen voorbarigheden, nu hij
schrijft met minder opwelling en met meer
overleg.
Het scherpzinnig onderzode van Pineau
naar „la pensée réligieuse d'Erasme" doet
dan ook verkeerd de laatste twintig levens
jaren stelselmatig uit te schakelen. Dat zijn
feitelijke invloed zich grootendeels daar
vóór afspeelde, is onbetwistbaar, maar zijn
definitieve denkbeelden doorgronden we
slechts, zoolang we enkel zyn overgang van
de louter humanistische naar de bijbelsche
periode volgen en niet zijn ontwikkeling tot
het einde meemaken, waaraan de catastro
fen een duidelijke wending helpen geven.
We zouden van Thomas Morus ook een
valsch beeld ontvangen, wanneer we zijn
figuur fixeerden op het oogenblik dat hij
bedenkingen maakte, toen Hendrik VIH het
pauselijk gezag tegenover Luther te sterk
naar zijn zin handhaafde. Want een studie
van tien volgende jaren bracht Morus tot
de overtuiging, dat het primaat van Rome
een goddelijke instelling was, waarmee de
eenheid van de Kerk stond of viel en waar
voor rij weloverdacht zijn leven gaf.
Door de vriendschap van den onweder-
staanlbaar beminnelijken Morus wordt Eras
mus gedekt en tegelijk in de schaduw ge
steld. Wat de heilige staatsman op onzen
vrijbuiten vóór heeft, is de glans van een
doorzichtigen geest, de gloed van een offer
vaardige ziel, even kritisch en minder pole
misch, even humoristisch en minder sati
risch, glimlachend over de menschelijke
dwaasheid zonder een zweem van leedver
maak, en met al de takt van zijn fijne voor
komendheid beginselvast tot het martelaar
schap toe. Erasmus heeft naar zijn aard ook
een geloofsgetuigenis afgelegd, door zijn
spotlust te overwinnen en het kerkelijk
moment tot zyn recht te laten komen.
Mocht hy zich eigenmachtig als raadgever
van de pausen opwerpen, dan bevestigde
deze vrijmoedigheid zelf zijn geloof in het
pausdom. Het was bovendien een echt ka
tholieke gedachte, dat Christus' geest ver
der werkt dan de menschen vermoeden; het
was toch in den grond de leer van de ziel
der Kerk, waartoe goede Protestanten wèl
kunnen hooren, terwijl slechte Katholie-
I ken er zich buiten stellen. Door deze onder
scheiding, bij Erasmus alleen niet scherp ge
noeg geformuleerd, wordt veel misverstand
opgehelderd en veel wanverhouding geor
dend.
De Luthersche theoloog Walther Kohier,
die Erasmus verwijt „die Einseitigkeit und
Macht der Exklusice" te missen, geeft stil
zwijgend te kennen, dat de humanist aan
de traditie een zeker evenwichtsorgaan
dankt. Hoe weinig kompleet ook, houdt
Erasmus tenslotte iets van de katholieke
harmonie. De bemiddelaar, die op vrede
hoopt tegen alle hoop en den ernstigsten,
vroomsten toon vindt in zijn pacifistische
pleidooien, maakt meer en meer den in
druk van een verzoenenden gees, die komt
verbinden in plaats van te scheiden. Er zijn
geen Erasmianen als party of secte, want
allen zijn wij in zekeren zin erfgenamen
van Erasmus. In deze dagen mag hier
dankbaar verwezen worden naar Hugo de
Groot, die volgens een Van Vollenhoven op
Erasmus leefde. Als Erasmus ergens een
blyvend gehalte houdt om ons te bezielen,
dan is het in zijn trouwe liefde voor den
vrede. Vrede van God en God van vrede,
deze twee bijbelsche termen bewijzen vol
gens hem, dat de vrede zonder God niet
kan bestaan en God niet wordt gevonden
buiten den vrede. Beantwoordt hieraan niet
de spreuk van den levenden paus: „Chris
tus' vrede in Christus* rijk?"
REDE PROF. DR. J. LINDEBOOM.
Tenslotte sprak prof. dr. J. Lindeboom
uitG roningen over „Erasmus en zijn be
teekenis voor den tegenwoordigen tijd".
Zijn werk, aldus spr., heeft ongetwijfeld
een blijvende waarde, al is spreker's bewon
dering voor Erasmus begrensd. Zijn kennis
van het Latijn, ofschoon boven allen lof ver
heven, wordt in onzen tijd slechts matig
gewaardeerd en de beteekenis er van is
thans moeilijk meer te onderkennen. Zijn
eenzijdige klassieke geleerdheid is reeds
langs in de schaduw gekomen. Zijn kunst
zinnig oordeel is beperkt en zijn theologi
sche inzichten zijn reeds lang verbeterd. In
de religieuse inzichten ligt Erasmus' groo
te beteekenis.
De duif van Christus was hem liever dan
de uil van Minerva. Zijn religie was zuiver
maralistisch. Hij beschouwde de geboden
van het Evangelie. Uiterlijke beschaving
moest in overeenstemming zijn met de in
nerlijke. Staatkundige grenzen waren voor
hem betrekkelijk. Hij was practisch pacifist.
Zijn staatsleer was eenvoudig, maar het be
ginsel is aanvechtbaar. Zijn staatkundige
adviezen waren voor alles menschelijk,
maar hij miste de eigenschappen van een
Thomas van Aquino en Luther. Bij Eras
mus was er verscheilenheid van gaven,
maar eenheid van geest. De beteekenis van
Erasmus voor het heden is correctief en po
sitief. Ten aanzien van het eerste merkte
spr. op, dat men van Erasmus en van de
doorwerking zijner beginselen kan leeren
was rationalisme en wetenschap waard
zijn, welke fundamenteele beteekenis zij
hebben en houden, besef van menschen-
waarde en gezond verstand. Daartegenover
staat een positieve prediking van tolerantie,
zyn gedachten van katholicitist en gemeen
schap, van broederschapsverbondenheid.
Boven verbrokkeling staat Erasmus' totali
teitsbesef.
Prof. van Holk sprak daarna een slot
woord.
UIT HET LEIDSCHE DISTRICT.
2e Scheidsrechterecursusavond.
Gisterenavond had in Café „Royal" aan
de Doezastraat te Leiden bovengenoemde
cursusavond plaats, waarvoor de scheids
rechters een groote belangstelling toonden,
want in de zaal was geen plaats onbezet.
Toen dan ook te ruim 8 uur de voorzit
ter der scheidsrechterscommissie, de heer
C. v. d. Geer, de bijeenkomst opende met
den Chr. groet, sprak hij zijn groote vol
doening uit over het meeleven met de
Commissie door in zoo groote getale aan
wezig te zijn. Spr. heette allen welkom,
in het bijzonder de heeren G. Kruyver,
A. Hubaty en J. J. Taskin van het hoofd
bestuur van den D. H. V. B. en H. Hooger-
vorst van het Leidsche Districtbestuur.
Na den heer Kruyver te hebben ingeleid
verkreeg deze het woord.
De heer G. Kruyver begint met te zeg
gen dat onmiddellijk, toen tot hem het
verzoek gericht werd om te komen spre
ken, hij dit aanvaard heeft en wel omre
den, dat hij daardoor in contact kwam
met de scheidsrechters en een uiteenzet
ting te kunnen houden over: „De verhou
ding van den scheidsrechter tot den
Bond."
Spr. zet dan uiteen waarom deze ver
houding niet genoeg kan worden bespro
ken, omreden, dat de scheidsrechter een
onderdeel is van den Bond. Immers als hy
in functie is, is hij den vertegenwoordiger
van den Bond en dan dient bij hem het
besef aanwezig te zijn, waarmee hij zich
het best van zijn zijn taak kwijt. De Bond
heeft U, aldus spr., noodig voor competi
tie-doeleinden, maar uw taak gaat verder,
er moet krachpersoonlijkheid van U
uitgaan. U dient den Bond omdat bij U
voorzit den Bond te dienen. En dan spruit
daaruit voort, dat bij U een gevoelen aan
wezig is om promotie te maken. Vanzelf
sprekend houdt de Bond daar rekening
mede, maar men moet bedenken: de com
petitieleider is geen machine. Alles moet
gewikt en gewogen worden bij de aan
stelling van een scheidsrechter, en men
moet niet denken dat hij daarbij wille
keurig te werk gaat. Zoo is de zaak niet.
Wij tasten veel in het duister. Daarom is
het moeilijk ieder het zijne te geven. Dat
is een hoogst moeilijke taak, waarbij wij
ter zijde worden gestaan door diverse
commissies. Zoowel door Centrale Scheids-
rechters-Commissie als correspondenten
laten wij controle uitoefenen op de scheids
rechters, en de adviezen over de arbiters
verstrekt, dienen vaak tot richtsnoer.
Denkt nu niet dat uwe wenschen wel eens
genegeerd worden. Zulks is geenszins het
geval en de leiding heeft ten dien opzichte
een zware taak te vervullen. Dus clemen
tie is uwerzijds gewenscht.
Dan moet gij zijn in alle opzichten dè
scheidsrechter, er moet paedagogische
kracht van U uitgaan, gij moet zijn een op
voeder een leider die zich in alles ken
schetst. De jongere generatie vat een ne
derlaag flegmatiek op, doch bij hoogere
elftallen is dit anders. Andere factoren
komen daarbij in het spel, hetgeen spreker
uitvoerig uiteenzet.
Spr. vestigde vooral de aandacht van de
aanwezigen op de „Sport Illustratie", waar
in zij worden aangesteld als leider van
een wedstrijd. Hooren wij niets dan zijn
wij van uw medewerking verzekerd, kunt
gij niet, wacht dan niet tot het laatste
oogenblik met afschrijven, waarbij hy
wijst op de fatale gevolgen. Zorgt dat gy
in alles een voorbeeld zijn. Let vooral op
het feit dat de wedstrijd op tijd begint.
Overtuigt U van het in orde zijn der ma
terialen en weest nooit partijdig.
Een scheidsrechter moet niet slechts de
spelregels kennen, zoo gaat spr. voort,
maar moet deze ook weten toe te passen
in juiste mate. Dan stygt het vertrouwen
in U omdat gij getoond hebt de juiste
man te zijn op de juiste plaats.
Na gewezen te hebben op het tenue van
den scheidsrechter en hoe dit behoort te
zyn, besluit spr. zijn betoog met er op te
wijzen nooit of te nimmer collega-scheids
rechters te becritiseeren, doch hen altyd
de hand boven het hoofd te houden, want
want gij kunt en moet weten hoe moeilijk
de functie van een scheidsrechter soms is,
waarna hij alle aanwezigen aanspoort
steeds mede te werken tot opbouw der
R. K. Sportbeweging. (Applaus).
De voorzitter dankt den heer Kruyver
hartelijk voor zijn keurig betoog, waarna
hij de aanwezigen in de gelegenheid stelt
vragen tot den spreker te richten, waar
van in ruime mate gebruik werd ge
maakt. Op gebruikelijke wijze werd daar
na deze goed geslaagde by eenkomst ge
sloten.
PORTUGAL—DUITSCHL AND 1—8.
Voor 30.000 toeschouwers werd in het
stadion te Lissabon de landenwedstrijd Por
tugalDuitschland gespeeld, welke ontmoe
ting na spannenden strijd met 31 door
het Duitsche elftal werd gewonnen, nadat
de rust met 10 voorsprong voor de bezoe
kers was ingegaan.
De wedstrijd werd bijgewoond door den
president van Portugal Carmona.
De ontmoeting werd geleid door den
Spaanschen scheidsrechter Escarton. Portu
gal was aanvankeuijk iets in de meerder
heid. Hun spel bezat tempo, terwijl elke
speler met groot enthousiasme zich in den
kamp wierp. Zoo werden de Duitschers in
de eerste tien minuten geheel teruggedron
gen. De eerste corner op het Duitsche doel
leverde geen resultaat op. Na ruim een
kwartier spelen ontstond er een doelworste-
welke U overdag kwelt en 'a nachts belet
te slapen. Stop dien hoest direct, maar
bedenk dat die hardnekkige hoest-buien
alleen maar kunnen worden verdreven door
een krachtig en doeltreffend werkend mid
del: de nieuwe verstèrkte Abdijsiroop.
Abdijsiroop Is vanouds een natuurlijk kruiden-
middel. bereid uit oude beproefde geneeskruiden,
■welker verrassende werking op aandoeningen der
ademhallngs-organen wordt erkend en geroemd.
Bovendien echter is in de nieuwe Abdijsiroop nu
nog toegevoegd de krachtigste hoest-bedwlngen-
de stof welke er bestaat, namelijk de „codeine".
De nieuwe versterkte Akker's Abdijsiroop ver-
eenlgt dus nu in zich de zachte maar grondige
werking der geneeskruiden en de snelle zeer
krachtige werking der codeïne en daarom noemt
men Abdijsiroop,,'s Werelds béste Hoest-slroop".
AKKER's verstèrkte
Verlaagde prijzen: f 0.75, f LX, f2.-, f 3.50 p. flacon
VOORLOOPIG NEDERLANDSCH ELFTAL
SAMENGESTELD.
Voor ©en oefenwedstrijd op 11 Maart u.
Het voorloopig Nederlandsch elftal, dat
op 11 Maart a_s. des middags twee uur op
het Sparta terrein te Rotterdam tegen Not
tingham Forest een oefenwedstrijd zal spe
len, is door de Keuze-commissie van den
koninklijken Nederlandsch en Voetbal Bond
als volgt samengesteld:
Doel: Ferwerda (Blauw Wit).
Achter: Weber (AGOW) en Caldenho-
ven (DWS).
Midden: Pauwe (Feyenoord), Anderies
sen (Ajax) en Van Heel (Feyenoord).
Voor: Wels (Unitas), Drok (RFC), Bak-
huys (HBS), Smit (Haarlem) en Van Nel
len (DHC).
Als reserves zyn aangewezen: Beun (Her
mes DVS), Van Run (PSV), Breitner (Her
mes (DVS), Spaendonk (Neptunus) en
Vrauwdeunt (Feyenoord).
ling, waarbij het Duitsche doel slechts op
het nippertje aan doorboring ontkwam.
Tenslotte schoot Soeiro net naast. Ook
een tweede en derde hoekschop voor Portu
gal hadden geen resultaat. Een zooals dat
menigmaal geschiedt, een doelpunt kwam
juist aan dien kant, waar men het op dat
moment het minst verwachtte. In de 22ste
minuut gaf Siffling keurig door naar Sze-
pan, keurig werd de bal door de Portugee-
sche verdediging heengespeeld, tot tenslot
te Hohmann met een keihard schot vlak
onder de lat inschoot. Geprikkeld door deze
goal togen de Portugeezen ten aanval, doch
de Duitsche verdediging en in 't bijzonder
keeper Buchloh wisten van geen wijken. In
den Duitschen aanval is Siffling niet erg op
dreef, hij nam een te teruggetrokken posi
tie in, waardoor het verband in de voor
hoede vaak zoek was. In de laatste minuten
voor rust ontsnapte het Duitsche doel als
een wonder aan doorboring en enkele se
conden later ketste een goed gericht schot
tegen de lat.
In de tweede helft was Nunez, de links
buiten, vervangen wegens een blessure door
Valadas. De eerste aanvallen waren voor
Duitschland en reeds twee minuten na de
hervatting had men succes. Met een prach
tig schot schoot Kitzinger nummero 2 in. De
Portugeezen trachtten na dit tweede döel-
punt het spel te forceeren door him physiek
in den strijd te gooien, doch een derde doel
punt van den voet van Lehner uit een voor
zet van Zepan besliste den strijd. Portugal,
aangemoedigd door he enthousiast publiek,
zette alles op alles. Hun doelverdediger
Reis, werd vervangen door Dos Reyes.
Ook de Duitsche keeper werd gebles
seerd en Buchloh moest in doel ver
vangen worden door Jacob, wiens hand nog
in verband zat door een blessure uit den
wedstrijd te Barcelona tegen Spanje. Tel
kens en telkens weer kwamen de Portugee
zen terug en ten slotte moest de Duitsche
verdediging capituleeren. Een kwartier nè
de hervatting schoot Silva 6 meter van het
Duitsche doel af staande, onhoudbaar in.
Duitschland had in het laatste gedeelte van
den wedstrijd niet over geluk te klagen.
Pinga de Portugeesche linksbinnen kreeg
een kans van den dag, toen hij op slechts
enkele meters van Jacob staande, het leder
kreeg toegespeeld, doch op het beslissende
moment struikelde hij, waardoor deze kans
verloren ging. In het laatste kwartier zak
ten de Portugeezen af, de 3—1 achterstand
was niet meer in te halen en de Ausdauer
ging een woordje meespreken. Zoo kwam
het einde van een spannende en bewogen
kamp met een zeer zeker verdiende 31
overwinning voor Duitschland. Een der
beste spelers van het veld was Muenzen-
berg, die zich uitstekend opstelde en wiens
kopwerk opviel. In de Duitsche voorhoede
was ditmaal Zepan de beste man.
Van het Portugeesche elftal waren de
mid voor Soeiro, Pereira en Nunez de bes
ten.
De wedstrijd werd op rustige correcte
wyze door den heer Ercartin geleid