HET HUIS IN DE STILTE FEUILLETON. Naar het Engelsch van ADELINE SERGEANT. (Nadruk verboden). 44) „Kijk eens", begon hij na een poosje. „Ik heb meneer Hume iets belangrijks te ver tellen. Ik hoop, dat de heeren geen be swaar zullen maken als ik hem een paar minuten spreek.1' Een van de veld wachters, ging het ver trek uit om even daarna met Hume en Geoffrey terug te komen. „Ik wilde u spreken", wendde Lancas ter zich tot Everard. „en u een paar din gen duidelijk maken. Mijn spel is uit. Daar om zal ik u een paar interessante feiten ■vertellen. „Toen ik er in toestemde Claire Valery's voogd te worden, deed ik dit natuurlijk ter wille van de toelage, die mij daarvoor werd aangeboden. Toen ik hoorde, dat de oude Valery dood was, en hij haar tot zijn eenige erfgename benoemd had, kwam het plan bij mij op te trachten haar heele ver mogen in handen te krijgen. Ik probeerde eerst een huwelijk tusschen haar en Cy ril te bewerkstelligen, maar toen ik merk te dat dit niet zou lukken, begon ik andere maatregelen te nemen. Ik gaf haar een medicijn, dat ik eens van een Indiaan ge kregen heb, en dat een patiënt langzaam fe een toestand van idiotisme brengt. Haar jdfikte, haar bewusteloosheid, was alleen het 2«Kiliaat van het middel, dat ik haar toe diende. Zij zal, waneer zij een normaal le ven leidt, spoedig weer beter worden. Toen ik een gezelschapsdame voor haar trachtte te vinden, dacht ik mezelf daarmee een dienst te bewijzen en een medeplichtige te krijgen. Den eersten avond dat juffrouw Davenant hier was, probeerde ik haar te bewegen Claire een hoeveelheid van het medicijn te geven, die haar waarschijnlijk fataal zou zijn geworden, maar door een ongelukje ging de inhoud van het glas ver loren." „Wat zou Claire's dood voor u van nut geweest zijn? vroeg Geoffrey, daar Eve rard niet in staat was te spreken. „Ik had haar een testament willen laten teekenen, ten gunste van haar aanstaanden man, Cyril Lancaster. Als zij gestorven was, zou het geld aan hem gekomen zijn." „Niets van dat alles!" bracht Hume er uit. „Zij was niet meerderjarig." „O, dat denkt u maar", antwoordde Lan caster koel. „Ik heb me de moeite gege ven om haar geboorteacte door te zien, het is een feit, dat zij een jaar vroeger gebo ren is dan ieder veronderstelde, en dat zij afgeloopen voorjaar meerderjairg is gewor den. Toen ik inzag, dat er van een huwe lijk met Cyril niets zou komen, dacht ik mijn doel door haar dood te kunnen berei ken. En als juffrouw Davenant haar de noodlottige dosis had ingegeven, zou ik er heel gemakkelijk in geslaagd zijn de schuld op haar te laten vallen. Uw komst in Engeland dreef mij tot wan hoop. Ik wist dat u my rekening en verant woording zou vragen van de gelden, die aan mijn zorgen waren toevertrouwd. Een groot deel er van had ik mij al toege- eigend. Ik was overtuigd, dat u dat zou ontdekken, en zelfs de echenkingsacte dSe ik Claire in myn voordeel liet teekenen, zou mij in de oogen van de wet niet ge rechtvaardigd hebben. U was de eenige, die mij zou kunnen aanklagen. Daarom trachtte ik mij van u te ontdoen. U hebt mijn plannen steeds in den weg gestaan, want Claire wilde niet met Cyril trouwen, zoolang zy nog hoop op u had. En behalve u, was dat meisje, Nell Davenant, mijn erg ste vijand! Ik dacht, dat zij een speelpop zou zyn, met haar knap gezichtje, en als zy zoo dom geweest was als ik veronder stelde, had zij mij van veel nut kunnen zijn. Ze had mij dan bij een heel ander plan, dat ik nog in myn hoofd had, kunnen hel pen. Cyril zou dan met haar getrouwd zijn en haar onder Claire's naam meegenomen hebben naar Amerika. Juffrouw Davenant heeft het zelfde soort haar, zij lijkt heele- maal veel op Claire Valery. En met myn hulp zou zij zich gemakkelijk meester heb ben gemaakt van Claire's vermogen. Maar zij bleek niet het poppetje te zijn, dat ik wilde hanteeren, en ik was gedwongen dit plan op te geven. Als u en zij gisternacht beiden omgekomen waren, zouden er wei nig hinderpalen meer geweest zijn om my meester te maken van Claire's fortuin. In de laden van mijn schrijfbureau kunt u alle papieren vinden, die deze geschiedenis be vestigen. Ik heb spijt als haren op mijn hoofd, dat ik juffrouw Davenant in mijn huis heb gehaald, want zij, en zij alleen, heeft mijn plannen vernietigd." „En u bekent dat alles zonder schaam te?" riep Geoffrey vol afschuw. Lancaster glimlachte inronisch. „Waar om zou ik mij schamen? Ik schaam mij dat ik het loodje moet leggen! En nu, goeden- morgen heeren! Mag ik u, voor u vertrekt, er op attent maken, dat mijn vrouw mijn plannen altijd gedwarsboomd heeft U kimt haar niet van medeplichtigheid be schuldigen. Ik zal u niet langer ophouden, misschien wilt u zoo vriendelijk zijn de deur te openen, en deze heeren uit te laten." De veldwachter deed, zonder aan de mo gelijke gevolgen te denken, werktuigelijk wat hem gevraagd werd en de aandacht van zijn metgezel was ook een oogenblik van Lancaster afgewend, toen Hume en Langdale de kamer verlieten. Hierop had Lancaster blijkbaar gerekend. Hij was ge reed om er gebruik van te maken. Hy stond terwijl hij sprak dicht bij een raam, een groot schuifraam, dat reeds een eindje open was. Hier was een kans om te ontvluchten, een kleine en levensgevaarlij ke kans en zwemmend te traohten buiten het bereik van den arm der wet te komen. En Lancaster was er de man niet naar om zulk een kans niet aan te grijpen, integen deel, hy had haar, door de agenten af te leiden, zelf geschapen! Hij trok het raam zoover mogelyk om hoog en juist toen de politie-mannen zich omdraaiden was hij op de vensterbank ge sprongen. Het was hen onmogelijk om hem tegen te houden, voor ze bij hem waren was hij reeds omlaag gesprongen. De plons dien zij verwachtten te hooren, bleef uit en toen ze naar beneden keken, zagen ze in het bleeke maanlicht het roerlooze lichaam van hun arrestant, die blijkbaar met kracht tegen den rand van de onder zyn kamer gemeerde boot terecht was gekomen. Toen ze na een ademloozen ren de trap pen af, de boot bereikten, zagen ze al spoe dig dat Lancaster voor altijd aan de aard- sche gerechtigheid onttrokken wasde kracht van de botsing met het harde hout had zijn nek gebroken. XXXVL Jacob vertelt. „Voor mij", begon Hume, toen hy met zijn vriend de gebeurtenissen van de laat ste dagen besprak. „Voor mij is het een raadsel hoe Jacob zou veranderd is." „Je bedoelt die oude bediende?" vroeg Geoffrey vol belangstelling. „Ik vond altijd, dat hij zoo'n eerlijk ge zicht had. Hoe kreeg Lancaster vat op hem?" „Dat weet ik niet. Hy was oorspronke lijk in dienst van den ouden heer Valery. Waarschijnlijk dacht Valery, dat Jacob goed voor zijn jonge meesteres zou zorgen, want men hield hem voor eerlijk en plichts getrouw". .Verdenk je hem dan van fttedeplichtig- heid?" „De weet niet, wat ik er van moet den ken. Als hij niet blind of doof was, moe* hij toch geweten hebben, dat er iets niel in de haak was. Buitengewoon schrander was hij nooit, dat weet ik, maar hij had veel voor Claire kunnen doen. Ook al wist hij wat zijn meester voor plannen had, dan heeft hij toch niets gedaan om te verhin deren. Ik zal hem bij mij ontbieden en hem eens duchtig aan den tand voelen." Dien zelfden middag verscheen Jacob in, Hume's kamer op Cheselden Park. Geof frey en Hume merkten dadelijk, dat hy erg veranderd was. Hij zag er wel ouder uit, maar de bedrukte, angstige uitdrukking, die altijd op zijn gezicht had gelegen, was verdwenen. (Wordt vervolgd). Op Buckingham Palace te Londen deelde Koning Edward VIII Dinsdag de traditioneele onderscheidingen uit Boven: een groep gedecoreerden ver laat het paleis; onder: de matrozen, die het stoffelijk overschot van wijlen Koning George V trokken, na de uit reiking der onderscheiding Portela Valladares spreekt te Madrid voor de microfoon na de verkiezingen In Spanje Koning Edward VIII op weg naar Buckingham Palace te Londen voor de traditioneele uitreiking der onder scheidingen In het maritiem museum te Rotterdam is het model van een 17e eeuwsch koopvaardijschip tentoongesteld, Een der koddige waschbeertjes van de Amsterdamsch® vervaardigd door kapitein Verwey en bestemd voor een museum in Amerika. Kapitein Verwey bij het door diergaarde waant zich onbespied hem vervaardigd model Voorboden van de naderende Lente. - Het buitengewoon mooie en zachte weer der laatste dagen noopte verschillend® bezoekers der café's Woensdag tot een heerlijk zitje op het terras

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 12