De begrafenis van baron van Hëvell MMHM HET HUIS IN DE STILTE - I f i; p- Op de R.K begraafplaats .Duistevoorde te Twello bij Deventer had Maandag de begrafenis plaats van wijlen den commissaris der Koningin in Limburg, mr. E. O. J. M. baron van Hövell tot Westerner. - De plechtigheid aan de groeve Onder enorme belangstelling had Maandag de begrafenis plaats van wijlen den commissaris der Koningin in Limburg, mr E. O. J. M. baron van Hövell tot Westerflier, waarbij talrijke autoriteiten den Gouverneur op zijn laatsten tocht vergezelden. De plechtigheid te Maastricht Minister mr. M. Slingenberg bracht Maandag een bezoek aan de centrale werk plaatsen voor jeugdige werkloozen te Papendrecht en Slikkerveer De laatste bobsleerennen van de Winter Olympiade te Garmisch Partenkirchen, gezien uit het kraaiennest aan het begin van de baan Prins öertil van Zweden (x) bracht Maandag een bezoek aan de Fokkerfabrieken te Amster dam, waar hij de werkplaatsen en verschillende modellen met belangstelling bezichtigde Prof. Bruno Walter, die gedurende een maand het Concertgebouworkest zal leiden, arriveerde Maandag met zijn echtgenoote 'uit Zwitserland te Amsterdam FEUILLETON. Naar het Engelsch van ADELINE SERGEANT. (Nadruk verboden). 43) „Het zou het beste zijn", hernam Nell, ,,als u zoo uw eigen revolver te voorschijn haalt. Dan bent u op iedere gebeurtenis voorbereid. Lancaster zal heusch niet bo ven komen. Zoo zes of zeven uur zal er niemand bij u komen; dan zou denk ik Jacob met een kaars verschijnen, met als gevolg een ontploffing en brand. Daar om heeft Lancaster mij in mijn kamer op gesloten. We mogen van een geluk spre ken, dat het onheil voorkomen is." „Wat ben jij een dapper kind!" zei Eve rard, terwijl hij zijn hand uitstak. „Claire en ik zullen nooit vergeten, wat je hebt gedaan." „Blijf hier rustig wachten", verzocht Nell, „terwijl ik naar boven ga." En zij verdween naar haar kamer, waar zij het wapen vond, dat haar vader haar had leeren gebruiken. Het gaf een gevoel van veiligheid. Toen liep ze vlug de gang door naar Claire's kamer. „Wordt wakker, Claire!" sprak ze, ter wijl ze de hand op het voorhoofd van het meisje legde. „Is het al morgen?" vroeg zij slaperig. „Neen, kind, het is nog geen ochtend: het is tusschen twee en drie uur, geloof ik", zei NelL „Je moet je niet ongerust maken, maar Everard Hume vindt dat wij zoo spoedig mogelijk dit huis moeten verlaten. Ik ga een rijtuig halen," „Heeft hij ruzie met Lancaster gehad?" vroeg Claire zenuwachtig. „Ik geloof wel, dat ze iets met elkaar hebben gehad", antwoordde Nell kort. „Ik kan je nu niet alles vertellen, maar ik weet zeker, dat je doen zult wat Hume van je vraagt, nietwaar?" „Natuurlijk!" en Claire ging overeind zitten en keek verbaasd om zich heen. „Gaan we dan zoo vroeg? En komt juf frouw Plowden boven?" „Neen. Je moet het zonder hulp stellen, —of je zult moeten wachten tot ik terug ben en je dan helpen; maar als je kans ziet alleen op te staan en ja te kleed en, zou dat beter zijn. Ik ruik hier geen gas", vervolgde Nell snuivend. „Ik zal het raam toch maar een eindje opendoen, als je er geen bezwaar tegen hebt, het eerste half uur mag je geen kaars aansteken. En ga alsjeblieft niet naar beneden of in den gang want er is een lek in het gas geweest, en er staan verschillende ramen open om de gas- lucht er uit te krijgen." „Er is toch geen gevaar?" vroeg Claire. „Heelemaal niet ten minste niet op het oogenblik. Het gas is afgesloten." „Kun je nu niet bij me blijven?" ver zocht Claire. toen Nell naar de deur liep. „Neen, dat gaat werkelijk niet. Ik ben gauw terug. Als je je vlug aankleedt, zoo dat je klaar bent om te gaan, als het rij tuig komt, zal dat veel tijd en moeite spa ren. Maar ga niet je kamer uit, ook niet als je het geluid van brekend glas of zoo iets hoort. Ik moest ook al een ruit inslaan, om frissche lucht binnen te laten, maar nu is er geen gevaar meer." Zij sloot de deur achter zioh, terwijl zij Claire verbaasd, maar niet verontrust ach terliet; ze was volkomen bereid om te doen wat Everard van haar mocht verlan gen. Nell liep naar beneden, en vertelde Hume v/at zij gedaan had. Toen liet zij hem de deur van de achtertrap zien, die naar Claire's kamer leidde. „Als u haar vlug beneden wilt brengen", zei ze, „is dat de kortste weg. Nu ga ik." „Denkt u dat u er uit kunt komen, zon der géhoord te worden?" „Ik geloof het wel. Ik weet, dat de ach terdeur niet gesloten is." Zij glipte weg, de duisternis in. Toen hij alleen was, verwenschte hij zijn eigen on macht. Hij vond het verschrikkelijk om Nell heelemaal alleen over de eenzame we gen naar het dorp te laten gaan. Maar aan den anderen kant was het onwaarschijn lijk, dat zij iemand zou ontmoeten. Hij voel de zich zoo zwak en duizelig, en er ver liep eenigen tijd voor hij naar zijn kamer kon gaan, waaruit de gaslucht nu bijna ge heel verdwenen was. Hij durfde nog geen lucifer aan te steken, maar opende een raam in zijn slaapkamer, dat niet dichtgespij kerd scheen te zijn, en pakte bij het schijn sel der maan, die zoo nu en dan door de wolken gluurde, zijn bezittingen bijeen. Intusschen was Nell de trap af^eloopen, en de hall en de keuken door. Zr had geen angst om Lancaster te ontmoeten, want het leek haar het meest waarrschijnlyk, dat hij zoo lang mogelijk in zijn kamer zou blijven. Haar ooren hadden haar niet be drogen, de achterdeur was opengebleven nadat Cyril weggegaan was. In het voorbij gaan ontdekte zij dat verschil' ide koffers als in voorbereiding voor een reis aan het eind van de gang stonden. Het meisje wist dat het grootste gevaar schuilde in het oversteken van de binnen plaats, want het was best mogelijk, dat Lancaster haar vanuit zijn raam kon zien, wanneer hij aan het venster de wacht hield. Zij deed haar best in de schaduw te blijven en bereikte het tuinhek zonder on gelukken. Eenmaal in den tuin voelde zij zioh vrijer; zij haastte zich door het gewir war der struiken naar de poort in den muur die zij met den looper, dien Claude haar gegeven had, opende. Met een huivering van angst liep zij verder, het was op dat uur vain den nacht pikdonker in het bosch, en de vage vormen van de boomen zagen er uit als gestalten, die hun armen uitstrek ten om haar tegen te houden. Zy beet op haar lippen en schreed moedig voort, haar weg tastend tusschen de stammen door. Toen ze eenmaal den weg bereikt had, wist zij dat het ergste geleden was. Zij stond een oogenblik stil en luisterde, maar er klonk geen ander geluid, dan van den wind, die door de takken joeg. Na een kleine pauze vervolgde zy haar weg. Hoewel zy niet hard liep, hield ze er toch stevig den pas in, zoodat zij even na drie uur in den morgen de dorpsstraat be reikt had, en voor de deur van den zadel makerswinkel stond. Daar verloor zij een oogenblik haar kalmte. Nadat zij aangebeld had, werd er al spoedig een raam opengeschoven en een hoofd door de opening gestoken. „Wie is daar?" vroeg een mannenstem. „Ik kom van Moat House", antwoordde Nell. „Meneer Meynell heeft gezegd, dat ik hier kon komen als ik hulp noodig had." „In orde, juffrouw", stelde de zadelma ker haar gerust. „Ik weet er van. Wacht u maar even, mijn vrouw komt binnen een minuut beneden." Hij trok zyn hoofd terug en Nell zag bU- na onmiddellijk licht in de bovenkamers. Zij leunde tegen de deurpost en wachtte ge duldig totdat zij voetstappen in de gang hoorde en de grendels weggeschoven wer den. Een knappe vrouw van middelt leef tijd verscheen bijna onmiddelIyV ach+er haar iemands anders. Nell slatkte een k eet van verlichting, want het was niet de za delmaker, die naar beneden was gekomen, maar Claude Meynell! „Hier is zijne hoogheid zelf, juffrouw", kondigde de vrouw van den zadelmaker aan. „Zijne Hoogheid?" vroeg Nell. „Bedoelt u „Zijne Hoogheid, den hertog van diesel den, juffrouw", vervolgde de vrouw op bij na berispenden toon. Neemt u mij niet kwalijk, maar ik dacht, dat u hem reeds kende?" „Maar dit is meneer Meynell", zei Nell vlug, toen Claude glimlachend voor haar stond. „Je hebt volkomen gelijk", legde Claude uit, terwijl hij haar bij de hand nam, en een beetje terzijde trok, zoodat de vrouw hen niet hooren kon. „Ik ben tot voor een paar weken terug Claude Meynell geweest. Maar zie je, ik was de eenige erfgenaam toen de oude hertog stierf." „Bedoelt u, dat U den hertog van die selden bent?" „Ik zie er niet naar uit, wel?" vroeg Claude. „Maar één van de redenen waar om ik dezen titel op prijs stel, is, dat ik in staat zal zyn van mijn vrouw een hertogin te maken. Ik hoop, dat zij daartegen geen bezwaar zal hebben." Het lag op Nell's lippen om te mompe- pen: „Ik heb myn antwoord nog niet gege ven!", maar toen zij opkeek en hem in de oogen zag, wilden de woorden niet komen. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 12