Nieuwe vliegtuig gedoopt.
3)e ÊcicbcHe Gou/fccmt
De keeper van Sparta in actie tijdens den voetbalwedstrijd Ajax Sparta,
welke Zondag te Amsterdam werd gespeeld en in gelijk spel (3—3)
eindigde
WÊÈ&ÊÉ
Spelmoment uit den interland-hockeywedstrijd Zuid Nederland Noord België,
welke te Breda werd gespeeld
De wandelsportvereeniging .De Vierdaagsche" hield haar
eersten wandeltocht van dit seizoen. De deelnemers op
den Boulevard te Scheveningen
FEUILLETON.
HET HUIS IN DE STILTE
Naar het Engelsch van
ADELINE SERGEANT.
(Nadruk verboden).
29)
Een oogenblik keek Lancaster hem zwij
gend aan. Er lag een soort vragende uit
drukking in Lancaster's scherp, sluw ge
zicht. Hoever zal hij gaan? Dat was de
vraag die hem bezig hield. Tot hoever zou
het veilig zijn om een man als Everard
te dwarsboomen?
„Mag ik vragen welke dokter u heeft?"
vroeg Hume plotseling.
„Wij waren bij een specialist in Londen",
verklaarde Lancaster. Hij gaf ons advies,
dat wij opgevolgd hebben, ik ben zelf dok
ter, zoodat we het niet noodig vonden er
een plaatselijken arts bij te halen."
„Dan", meende Hume, „zou ik u aanra
den dit alsnog onverwijld te doen. Als
Claire zoo ziek is, als u ons wilt doen geloo-
ven sta ik er op dat zij door iemand van
buitenaf wordt behandeld."
„Ik ben zelf medicus", herhaalde Lan
caster. „Ik weet heel goed, hoe ik Claire
bij die aanvallen moet behandelen; haar
hart is niet in orde."
Hume verbleekte bij die woorden.
„Toch", zei hij, „heb ik het recht om
Claire te spreken. Ik zal zorgen dat zij
kalm blijft, maar als zij ziek is, is er dss
te meer reden om haar te bezoeken."
„Als u er zoo over denkt, meneer Hu-
me", zei Lancaster, terwijl hij plotseling
van zijn stoel opstond, „zal ik geen ver
dere bezwaren maken. Het risico neemt u
op u?"
„Ik weet niet precies, wat u met risico be
doelt, maar als u denkt, dat mijn bezoek
haar zal opwinden, moet ik u zeggen, dat
u zich vergist."
Een oogenblik leek Lancaster verbijsterd.
Zijn oogen vernauwden zich, terwijl hij
achterdochtig naar Hume keek.
„U hebt haar gezien U hebt haar ge
sproken, sedert u in Engeland kwam", riep
hy kwaad. „Zij is mij ten slotte te slim af
geweest!"
Hume noch Meynell achtten het raad
zaam te antwoorden, en wachtten vol span
ning op de vragen die komen zouden, maar
Lancaster bleef met zijn oogen naar den
vloer gericht, zwijgen. Ten slotte beheersch-
te hij zich met moeite, keek op en bewoog
zich langzaam naar de deur.
„Als u het riskeeren wilt", zei hij, met
effen stem, „zal ik u de gelegenheid ver
schaffen, die u wenscht. Komt u mee naar
Claire's kamer, dan zult u haar dadelijk
zien. Uw getuige kimt u meenemen."
„Kom Claude", sprak Hume. „We kunnen
beter samen gaan."
Daarna volgden zij Lancaster de ver
waarloosde trap op, die naar de eerste ver
dieping van het huis leidde. Toen zij links
de corridor doorgingen, zagen zij Nel! Da-
venant, die op het punt scheen zich bij hen
te voegen, maar voor zij een paar stappen
gedaan had, wees Lancaster haar bevelend
terug. Claude hield plotseling stil. Hij wil
de haar iets toeroepen, maar toen hij naar
Lancaster's gebiedend handgebaar keek,
kon hij alleen maar een blik met Nell wis
selen, dien Lancaster opving.
„Zoo! Dus u hebt juffrouw Davenant ook
ontmoet?" vroeg hij zacht.
Claude gaf geen antwoord. Toen opende
Lancaster de deur van Claire's kamer.
„Treedt binnen!" inviteerde hij op rustig
spottenden toon. „Hier is Claire. Onder
vraagt haar, als u daar zin in hebt."
Hume liep op het bed toe, en slaakte plot
seling een kreet. Inderdaad lag Claire daar,
maar stil bewusteloos. Maar één blik
overtuigde hem, dat zij nog leefde, hoewel
het gezicht met de witte lippen, en een
glimp van de glazige oogen, juist onder de
lange wimpers zichtbaar, hem een schrik
op het lijf joegen.
„Zoo, nu hebt u Claire gezien", zei Lan
caster-hatelijk; „nu kunt u zelf beoordee-
len of het de moeite waard is. Misschien
bent u nu tevreden gesteld en zult haar
verder met rust laten."
xxn.
Mislukt.
Nell had eenige uren in groote spanning
doorgebracht. Van het oogenblik af, dat zij
gehoord had dat Claire niet in orde was,
en zij uit haar kamer verbannen werd,
vermoedde zij, dat er iets niet in den haak
was. Wat er in den tijd, dat zij van Claire
gescheiden was, gebeurde, is zij nooit te we
ten gekomen. Den volgenden morgen was
het duidelijk genoeg, dat Claire zwaar
ziek was. Zij verkeerde in een toestand
van vreemde stompzinnigheid, waaruit het
onmogelijk was haar op te wekken, en bij
tusschenpoozen herhaalde zich de oude aan
vallen van kreunen en hardop schreeuwen,
totdat zij ten slolte scheen te verzinken in
een toestand van volkomen apathie, waarin
zy zich van niet3 bewust was.
In dezen toestand van apathie mocht Eve
rard Ilume haar bezoeken. Op de bovenver
dieping wachtte Nell hem op en wrong haar
handen in wanhoop bij de gedachte, dat
het bijna onmogelijk zou zijn een woord met
hem te wisselen. Want iemand die Claire
in dien toestand zag, zou zich natuurlijk
verbeelden dat zij gevaarlijk ziek was, ter
wijl Nell de overtuiging had dat haar apa
thie veroorzaakt werd door een bedwel
mend middel, en dat Claire, zoo spoedig
dit was uitgewerkt, weer zichzelf zou zijn.
Hoe zij tot die overtuiging gekomen was,
wist ze eigenlijk zelf niet, maar zij was er
zeker van, en zag uit naar een gelegenheid
om Hume te waarschuwen en hem van
haar vermoedens op de hoogte te stellen.
Zij had gehoopt hen op hun weg naar
Claire's kamer te waarschuwen en hem van
haar vermoedens op de hoogte te stellen.
Dit werd haar door Lancaster onmogelijk
gemaakt. En toen zij eenmaal in Claire's
kamer verdwenen waren, kreeg zy 'n idee.
Als zij Hume binnenshuis niet kon spreken,
zou zij er zeker in kunnen slagen hen bui
ten te ontmoeten. Als zij vlug de laan af
liep naar den grooten weg, zou ze er vroeg
genoeg zijn om hen te treffen, en te vertel
len, dat Claire niet zoo ziek was als zij er
uit zag, en dat zij waarschijnlijk binnen
een paar dagen weer normaal zou zijn.
Zachtjes, zonder ook maar iemand te ont
moeten, ging zij de trap af. Ook buiten
scheen de kust volkomen veilig. Zij ging
door een zijdeur naar buiten en begaf zich
over de binnenplaats naar een plantsoen
tje aan den achterkant van het huis, van
waar een klein wit hek toegang gaf tot de
laan. To^n z j daar gekomen v. as, hoorde
zij het geluid van een deur die geopend
werd, en de stem van Lancaster die zijn be
zoekers uitliet. Doct de dichtineengegroei
de boomen spoedde zij zich naar het witte
hek. Als zij dat eenmaal bereikt had, was
zij overtuigd, de twee mannen te treffen,
want dan kon zij de laan aan beide zijden
overzien en hen, indien noodig, achterna
snellen, voor het geval zij een andere rich
ting namen. Maar toen zij het witte hek
bereikt had, trad een gestalte van tusschen
de boomen naar voren, en een ruwe stem
sprak:
„Neen, niet verder gaan! Ga naar huis
terug en blijf daar."
Nell deinsde achteruit en kreeg een
hoogroode kleur. Niet zoozeer van verwon-
dtring om Cyril Lancaster daar te ontmoe
ten, dan wel van verontwaardiging om zijn
familiaren toon. Wat bezielde hem, om haar
als een kind naar huis te suren?
Zij besloot daarom voet bij stuk te hou
den, en Cyril Lancaster, die daar als eeii
schildwacht scheen te staan, te trotsee-
ren.
„Het is dom van me zoo te schrikken",
zei ze vriendelijk, „maar ik zag het eerste
oogenblik niet wie het was. Staat u mij als
tublieft niet in den weg, meneer Cyril! Ik
moet naar het dorp."
„Ik zal met u meegaan", besloot Cyril
„Neen, dank u", wees Nell af, terwijl ze
zich op de lippen mbeet. „Ik ga liever al
leen."
„Dat kan niet", zei Cyril kortaf. „De
oude heer zei me, dat ik vandaag iedereen
in de laan moest tegenhouden; U ziet, dat
er hier een bordje staat met „Eigen weg".
„U hebt niet het recht, dat te doen",
meende Nell. „Zoolang ik hier ben, is het
een openbare weg geweest, en de bedien
den vertelden me, dat dat altijd zoo ge
weest is."
Nell's oogen schoten vuur. Zy riep:
„Bruut!" en keerde zich vol verontwaar
diging om, en ging naar huis terug.
(Wordt vervolgd).