M
Het kader der R.K. Staatspartij bijeen
Groote gedachten in groote lijnen
V;
m
MAAftu*. 3 FPirfUAXl 1936
DE LE®"CHE CO'
TWEEDE BLAD - PAG. 5
EEN PLEIDOOI VOOR DEVALUATIE
Gisteren is te Amsterdam een landdag
gehouden van de R.-K. Staatspartij. In de
Apollohal en in het gebouw Carré zijn
zeven duizend personen tezamen gekomen.
In beide gebouwen werden dezelfde rede
voeringen gehouden, die werden onder
broken door muziek en gemeenschappelijke
zang. Mededeeling werd gedaan van te
legrammen gezonden aan H. M. de Konin
gin en aan het Doorluchtig Episcopaat,
waarop dank-telegrammen waren ontvan
gen.
In beide zalen was de geestdrift wij
overdrven niet zeer groot en op en
kele momenten ontroerend!
Overweldigend was de indruk, die de
tjokvolle zalen bood.
Het bestuur van de partij had er voor
gewaakt, dat niemand een speciale kwa-
liteit-uitnoodiging had ontvangen. Ondanks
dat waren o.m. aanwezig behalve het vol
ledig partijbestuur, de drie katholieke mi
nister, hunne Exc. minister Deckers, Gelis-
sen en Van Schaik, oud-ministers Mar-
chant en Verschuur, de hoogeerw. heeren
Kanunnik Deken van Noort, Kanunnik
Prof. Niekel, andere hoogeerw. heeren,
eenige profesoren onzer universiteiten, prof.
mr. Aalberse en vele Eerste en Tweede Ka
merleden.
Zelfs van Belgische katholieke zijde wa
ren er belangstellenden. Zoo zagen we ba
ron Kerckhove d'Exaerde, voorzitter en de
heeren Delvaux en Grandmaison, secreta
rissen van de Belgische katholieke partij.
Van onze taak bewust
OPENINGSREDE DOOR
MR C. M. J. F. GOSELING.
In fier bewustzijn van onze taak in het
heden en in de toekomst aldus mr. Gose-
ling in hecht vertrouwen op God, willen
wij, werkers in de R.K. Staatspartij, elkaar
vandaag verstreken. Onze taak is niet meer
of minder dan: mede te werken aan het be
vorderen van het algemeen welzijn van het
Nederlandsche volk.
De staatkundige beginselen naar katho
lieke opvatting geven ons leiding. Die heb
ben wij in concrete plannen, in praktische
daden oan te zetten. Dat kunnen wij niet
alléén. Maar wat wij wél kunnen en moe
ten doen, dat is: bewust en sterk ons aan
deel nemen in de gedachtenvorming. Die
gedachtenvorming moeten wij verzorgen,
allereerst onder ons. Maar wij moeten ook
de gezonde leer, de gezonde gedachten on
der anderen uitdragen; wij moeten overtui
gen door de innerlijke redelijkheid van het
geen wij voorstaan.
Zóó moeten 'wij meer dan vroeger
onze nationale taak, ons staatkundig werk
zien. x
Dus niet: „wij óf zij", zooals degenen, die
zich als wegbereiders voor een nieuwe
volkseenheid opwerpen, de tegenstellingen
bij voorbaat toespitsen, maar: wij, tezamen
met anderen, in sterke overtuiging ons land
dienend.
Een enkel woord over de omstandigheden,
waaronder wij onze taak te vervullen heb
ben nu en dus voor de toekomst. Er was,
reeds vóór de crisis, zware geestelijke scha
de aangericht. Schade niet het minst in het
„denken" van de menschen. De crisis heeft
daar dwars overheen gebracht: stoffelijke
nood en ellende. De verwarring is gestegen,
maar daarmede ook de kans op bezinning!
Zóó zien wij dezen tijd het beste als een
kans, die God ons geeft, een kans vooral
aan de jongeren onder ons, als een tijd
van vernieuwing. Er valt te herstellen, te
vernieuwen, ook te beschermen en te be
houden hetgeen sommigen, in onkunde of
doldriftigen ijver, dreigen kapot te slaan.
Tijdens de verkiezingsperiode-1933 is in
een bekend vierhoeksprogram de taak der
toen komende Regeering in een viertal slag
woorden aangeduid: Herstel van het gezag.
Financieel evenwicht in de staats-huis-
houding. Herstel van het Bedrijfsleven
Bestrijding van de werkloosheid. Daarop
komt in laatste instantie alles aan: het gaat
om den werkenden mensch! Sinds de ver
kiezingen in 1933 zijn welhaast drie jaren
verloopen. Hoe is nu de werkelijkheid, de
sombere werkelijkheid- in Nederland ge-
toest aan de Regeeringsdirectieven van
1933?
1. De werkloosheid.
Zonder eenige verbetering, die ons ten
minste weer eens op adem zou kunnen laten
komen, is het aantal werkloozen sedert het
dieptepunt van de internationale crisis in
1932 met ongeveer 1/3 gestegen tot het
schrikbarende getal van 468.000 in Decem
ber 1935,
2. Het bedrijfsleven, het volksinkomen.
In gestadige daling zijn de cijfers van de
industrieele productie afgezakt van: in 1931
79 pet. van 1929, tot 63 pet. in October 1935.
Het volksinkomen is van 1929 op 1933
verminderd nominaal met ongeveer 1/3,
reëel met 1/5.
1935 zal zoo goed als zeker een verdere
vermindering te zien geven.
3. De Rijksbegrooting.
Het komt natuurlijk aan op het resultaat,
dat is: de werkelijke stand van inkomsten
en uitgaven over een dienstjaar. Naar dien
maatstaf bedroeg het totale tekort over de
jaren 1931 tot en met 1935 (1935 geschat op
ruim 71.5 millioen), ruim 288 millioen. In
het afgeloopen jaar is de opbrengst van de
ten deele verhoogde heffingen rond
32 millioen bij de raming ten achter geble
ven. Vooral dit laatste feit geeft een be
nauwende aanwijzing voor de beweging van
de schroef-zonder-eind.
Terecht is dan ook in de bekende Nieuw
jaarsrede ik bedoel die, welke door de
radio is uitgesproken, niet de meer optimis
tische, die ons in den vorm van een journa
listiek verhoor heeft bereikt de toestand
economisch en financieel hoogst zorgelijk
genoemd.
In die sombere werkelijkheid, geteekend
door enkele sobere cijfers, geef ik u over,
aldus spr., aan hetgeen de volgende spre
kers u zullen zeggen.
Eén ding is zeker: juist de sombere wer
kelijkheid prikkelt tot rustelooze activiteit,
tot voortdurend beraad, vooral ook tot de
doelbewuste daad. Dat geeft ook aan onze
groote staatkundige organisatie, die op niets
anders gericht is dan op het bevorderen van
welzijn van het Nederlandsche volk, het
recht en den plicht om actief en opbouwend
mede te werken aan het herstel, vooral
door daarbij sterk ons werk te richtenop
een duidelijk perspectief. Geen verstandig
mensch verwacht uitkomst van een onfeil
baar, onveranderlijk plan. Slechts een wan
hopige of een staatkundige analphabeet
stelt vertrouwen in de almacht van een
leider, die „het wel eens anders zal ma
ken". Maar wel heeft het volk intens be
hoefte aan een duidelijke lijn, aan een beeld
zonder „al te veel" dualismen of anders
gezegd tegenstrijdigheden.
Vaderlandsliefde
DOOR ZIJNE EXCELLENTIE
JHR. MR CH. J. M. RUYS
DE BEERENBROUCK.
Wij komen hier niemand politieke eer be
wijzen, noch in de verdediging, noch in den
aanval, aldus spr. Hier is geen gedrilde mas
sa bijeen, die zich komt verlustigen, en het
Nederlandsche volk zal zich aan ons niet
hebben te vergapen! Hier worden geen in
stincten in het gareel gespannen! Wij wil
len ons staatkundig werk geleid en gericht
zien door een helder en onverzwakt oor
deel omtrent de plaats en de taak van het
katholieke volksdeel in zijn eigen vader
land.
Iu dezen tijd heeft Nederland het katho
lieke volksdeel en de staatkundige beginse
len naar katholieke opvatting hard- en
broodnoodig!
Wie er in Nederland voor nationale een
heid, voor nationale verbondenheid en
saamhoorigheid wil getuigen, ga zijn gang;
doch hij spare één derde van ons volk voor
het vooroordeel, dat splitsing en tweedracht
mede voor rekening zouden komen van de
Katholieke Staatspartij. Die Partij treft die
blaam niet! Zij heeft sedert haar oprichting,
dertig jaren en langer, haar plicht gedaan,
niet voor zich zelf, niet voor eigen macht
en Roomsche heerschappij, doch voor het
land en het geheele volk!
Zij kon dien plicht zóó doen, omdat zij
een staatkundige éénheid vormde en om
dat haar veelzijdige samenstelling reeds
den schadelijken belangendienst uitsloot.
Aan deze feiten kan en zal geen histori
cus raken, wiens wetenschap objectief, on
bevooroordeeld en een vrij man waardig is.
„Maar gij vormt dan toch maar een Ka
tholieke Partij gij hult u in kerkelijken
schijn gij streeft godsdienstige belangen
na, die voor twee derden van ons volk geen
beteekenis hebben en die in ons staatsleven
Jhr. mr. Ch. J. M. Ruys de Beerenbrouck tijdens zijn rede op den landdag
van de R.K. Staatspartij, welke Zondag in de Apollohal te Amsterdam is
gehouden. Achter de tafel v.l.n.r.prof. Aalberse, mr. Houben, oud-minister
Steenberghe en Mgr. Poels
een element inbrengen, dat zich met Neder
lands' geestesmerk niet verdraagt"....
Heeft deze onverwoestbare tegenwerping
weerlegging noodig, sinds de gezagvolle
ontleder en schrijver van „Nederlands'
geestesmerk" in de herziene uitgave van
zijn boek de overtuiging heeft gehandhaafd,
dat „slechts hij in onzen tijd reëel politiek
denkt, dit uitgaat van de praemisse, dat het
lot van Europa thans afhankelijk is van
waarden als kerk en geloof"?
Immers, welke andere beteekenis kan
deze overtuiging van den geleerden Huizin-
ga hebben, dan dat het staatsleven óók in
Nederland alles heeft te verwachten van
deze waarden, als kerk en geloof?
Welnu, deze waarden zijn het, en zijn het
bij uitstek, welke de Staatspartij der katho
lieke Nederlanders den moed, de overtui
ging en de bezieling geven oan de staat
kunde te voeren, die zij voert. Dat is de
staatkunde, niet in dogmatisch harnas, niet
van een politiek of verpolitiekt Katholicis
me, doch de staatkunde, die onder voor
lichting en bevestiging van de geopenbaar
de waarheid, haar beginselen grondt op de
natuurlijke, voor alle menschen openlig
gende waarheid, op de natuurlijke eischen
van het persoonlijke- en het gemeenschaps
leven.
Wie dezen grondslag niet kan of wil on
derscheiden van de kerkelijke politiële
eener confessioneele Partij, zal aangaande
doel en streven ónzer staatkundige vereeni-
ging in misverstand blijven!
Geen nood, denkt en zegt de tegenwerp er.
die met accenten goochelt.
„Goed, ik erken uw zuiveren grondslag,
maar ge vormt dan toch maar een staat
kundige Partij. Gij zijt mede vastgeroest in
het starre stelsel der evenredigheid, en in
het systeem van de politiek der rekenkun
de. Gij zijt dus eigenlijk te goed voor de
extra-parlementaire benauwenis en voor de
onmacht der democratie
„In Wiens heilige handen het
welzijn van Nederland veilig
is.
Deze tegenwerping is moderner. Maar als
ik ze hier voor Nederland moest weerleg
gen, zou ik zeggen: Geef mij welk demo
cratisch systeem ook als het maar gezond
democratisch is! geef mij de politieke in
deeling naar het labiele politiek tempera
ment, hoe ge die ook wilt scheiden of onder
scheiden ik sta u er borg voor, dat het
katholiek volksdeel geen andere politiek
zou voeren dan die het nu voert, dat is de
politiek op den grondslag van zijn levens-
en wereldbeschouwing, die den burgerplicht
in den tijd niet kan scheiden van het bur
gerschap in dienst van den Goddelijken
Krijger, Jezus Christus, Die óók Koning is,
en iin Wiens heilige Handen het waarachtig
welzijn van het Nederlandsche volk veilig
^kan zijn!
Ons volksdeel heeft uit zijn innerlijke ge
zondheid en gaafheid aan het land in be
narden tijd staatskracht te geven.
Waarin zijn wij gezond en gaaf?
Wij zijn gezond in ons hart en in ons
gemoed.
Wij koesteren oprechte liefde voor ons
Nederland, ons vaderland.
Wij zijn gehecht aan zijn historie, aan zijn
'cultuur en aan zijn grenzen; aan zijn volks
aard en aan zijn nationale waarden en
goed.
Wij doen voor geen anderen Nederlander
onder in verknochtheid en aanhankelij kheid
aan Haar, die in bloed en traditie verbon
den met den Vader des Vaderlands, voor
ons een „Moeder des Vaderlands" gewor
den is. En wanneer de Katholieke Staats
partij in dezen tijd, niet met leuze en alge
meenheid, maar met staatkundig argument
en overtuiging in het krijt treedt voor de
onverzwakte handhaving van nationale in
stellingen, die in het nationale Koningschap
culmineeren, dan zijn het de Katholieken
in Nederland, die met hart en vurigheid
den Nederlandsch en troon beschermen te
gen ondoordacht bederf van het beste en het
schoonste wat onze Staat bezit!
Dat noemen wij vaderlandsliefde!!
Wij zijn gezond in ons verstand. Daarom
kunnen wij er met ons verstand niet bij, hoe
men in dezen tijd aan het burgerhart een
even ongezonde als verkeerd begrepen lief
de tot heft vaderland kan opdringen, die
haar oorsprong vindt in de gekunstelde
overschatting van de waarde van eigen ras
en bloed.
Wij zijn gezond in onze herinnering. Wij
hebben de vaderlandsche geschiedenis ge
leerd en begrepen, en wij weten, dat een
volk, dat nationale heiligen heeft voorge
bracht als een Servatius, een Bonifacius,
een Willibrordus dat Egmond's regale
Abdij bouwt, maar ook herbouwt dat zijn
historie verbonden weet aan een Willem
van Oranje mag aanspraak maken op de
bescherming en handhaving zijner christe
lijke cultuur.
Zoo'n periode büjve ons
bespaard.
Maar tevens leeft in de herinnering van
het katholieke volksdeel het beeld van den
palm, die onder het gewicht onder den
druk van drie donkere eeuwen moest
groeien, om weerstand te kweeken, ook
voor den hevigsten storm. Zoo'n periode,
Katholieken, blijve het Nederlandsche volk
voorgoed bespaard!
Wij zijn gezond in ons bloed. Onze politie
ke polsslag is normaal. Hij slaat niet te
langzaam wij zijn niet conservatief
Hij slaat niet te snel wij zijn niet radicaal,
noch naar links, noch naar rechts! Maar
het is niettemin onvervalscht Nederlandsch
bloed, dat ons door de aderen vloeit!!
Wij zijn gezond zelfs in onze spijsverte
ring. Wat al onverteerbare en onsmakelijke
kost hebben wij moeten slikken, wanneer
het in den loop der jaren ging om een oor
deel over óns werk, ónze bedoelingen, óns
streven; wanneer het ging om ónze plaats
in de volksgemeenschap en óns aandeel in
het nationale leven!
Maar we zijn gezond gebleven en gedul
dig en wij zijn er fier op, dat de verdraag
zaamheid, element van Nederlands* geestes
merk, in onze Tiouding niet is beschaamd of
geschonden. Als wij in Nederland voor óns
recht opkomen, dan is het niet alleen óns
recht, maar dan is het ookrecht!
Mij rest de vraag te stellen: is ons orga
nisme in zijn geheel nog in evenwicht en
getuigt zijn bestendige groeikracht van een
waarlyk gezonde blijmoedigheid en van
een gezonden durf? Wij willen immers
levenskracht bieden aan ons nationale
leven.
Welnu, een evenwichtig groeiproces
vraagt aanvoer van jonge kracht en van
frisch bloed. Tusschen jong en oud, in de
zelfde verantwoordelijkheid gesteld, mag
geen tegenstelling bestaan. Waar zij bestaat
of in het leven wordt geroepen, lijdt beider
verantwoordelijkheidsbesef.
Hier wil ik een persoonlijk woord laten
hooren, omdat mijn jaren mij boven de ver
denking van eenzijdigheid hebben ge
plaatst. Wie het werk van onze Partij eer
lijk en onbevooroordeeld volgt, en wie er
van weet wat hij ervan behoort te weten,
zal mij toestemmen, dat zij het idealisme
van onze katholieke jeugd waard is, en dat
zij den steun dier jeugd verdient.
Daadkracht en gezonde durf moeten onze
Partij blijven aanvoeren en aandrijven.
„Wacht op onze daden", is „crediet". „Ziet-
hier onze daden", is „contant". Dan is mis
verstand over de waarde van óns betaal
middel uitgesloten!
Of het wijsgeerig juist is, weet ik niet,
maar ik zou willen zeggen: onze eerste
daad is: dat we er zijn! Dat wij hier in Ne
derland onze plaats bezetten en waardig
bezetten! Dat althans van het katholieke
volksdeel kan worden getuigd, dat het
krachtsinspanning en opoffering van be
perkt belang niet heeft gespaard om voor
de publieke zaak vruchtbaar te zijn!
Noemen wij ons daarbij Katholiek, dan
schijnt het niet goed. Vormen wij een Par
tij, dan betwist men haar bestaansreden.
Een „beweging" kunnen wij niet zijn, want
die is er maar één.
....Maar wij blijven op onzen post!
LEVE HET VADERLAND!
Christendom en Politiek
DOOR MGR. DR H. A. POELS.
MP
Wat gij op dezen Landdag uit den mond
van een priester hooren wilt, aldus spr., is
feitelijk alleen een duidelijk antwoord op
de vraag: wat moeten op politiek gebied,
van christelijk standpunt uit bezien, op dit
oogenblik in Nederland wij, Katholieken
doen, willen wij naar best vermogen, met
de krachten waarover wij beschikken, strij
den voor het wezenlijk en waarachtig wel
zijn van het speciaal ook ons, Katholieken
zoo dierbaar Nederlandsch volk?
Laat mij dan beginnen met u te wijzen
op den ook in ons land bestaanden economi
sche n noodtoestand.
Wat wij noodzakelijk aan het volk goed
duidelijk moeten maken, is, dat het alleen
demagogen en volksbedriegers zijn, die een
algemeenen gezonden economischen toe
stand durven voor te spiegelen, welke reeds
na heel korten tijd te verwezenlijken zou
zijn.
Wij staan op misschien een der aller
grootste bochten van heel de wereld
historie. Nochtans, hoe evident dit is voor
ieder mensch, die even wil nadenken, niet
minder evident voorzeker is, dat ons volk
niet langer luistert naar redenaars en pro
pagandisten, die gestadig enkel van de ver
hevenheid van enzen godsdienst spreken of
voortdurend alleen op onze zoo noodzake
lijke éénheid hameren. Nu honderdduizen
den kou en armoe lijden en met den dag
hun ellende grooter wordt, hebben ook onze
katholieke kiezers voor zulke sprekers geen
ooren meer.
Op dezen politieken Landdag behoorde in
ons midden de noodkist van Sint Servaas
te staan!
„Voorwaar. Ik zeg U, wat gij gedaan hebt
aan een van deze mijn geringste broeders,
dat hebt gij aan Mij gedaan". „Voorwaar, Ik
zeg U, wat gij niet gedaan hebt aan een
dezer geringsten, dat hebt gij ook niet ge
daan aan Mij".
Die kernspreuk van het door Jezus ge
predikt Christendom moet thans niet al
leen de kernspreuk van heel onze katho
liek sociale actie maar ook de kern
spreuk zijn van enze Kathoileke Staatspartij.
Wat onze politieke leiders voortdurend
voor den geest moet staan willen zij het
vertrouwen verdienen, maar dan ook krij
gen van die millioenen, die thans aan den
lijve leeren voelen wat moderne „bescha
ving" is is het feit, dat, wordt niet „zon
der dralen" in vollen ernst althans een
krachtig begin gemaakt met werkelijk ra
dicale hervormingen, die de grondslagen
j zélf aantasten van de moderne heidensche
1 maatschappij blijven in onze Europee-