3)e. £&idóclte 0ou/ïomt
HET HUIS IN DE STILTE
FEUILLETON.
Naar het Engelscb van
ADELINE SERGEANT.
(Nadruk verboden).
26)
XIX.
Verweer.
Nell schrok bijna van Claire's stralend
gezicht, toen zij samen de trap opgingen.
„Maar Claire, je moest er niet zóó uit
zien, als je nu doet."
„Hoe zie ik er dan uit?" lachte Claire.
„Als ik er net zoo uitzie als ik me voel.."
„Je mag er niet zoo uitzien als je je
voelt", viel Nell haar ongerust in de rede.
„Natuurlijk is het heerlijk je zoo te zien,
maar vergeet niet, dat we in een vijandige
omgeving zijn. Zou het niet beter wezen als
je boven lunchte? Dan zal ik zeggen dat je
hoofdpijn hebt."
„Neen, geen voorwendsels meer!" ver
zocht Claire. „We zijn veel te laf geweest,
Nell. Everard zegt, dat we niet bang moe
ten zijn. Hij wil het liefst zoo gauw moge
lijk trouwen. Waarom zou ik niet eenvou
dig wegloopen?"
„Het lijkt een eenvoudige weg uit alle
moeilijkheden", gaf Nell toe; „maar hoe
het komt weet ik niet ik heb zoo'n ge
voel, dat we dat niet zoo gemakkelijk zul
len klaarspelen. Lancaster is veel te sluw
om je daartoe de kans te geven."
„Wat kan hij doen?" vroeg Claire ont
steld.
„Ik geloof niet dat hij ergens voor terug
deinst", zei NelL „Ofschoon hij wel zal op
passen, zelf geen gevaar te loopen. Kom
Claire, nu zie je er bijna weer te bleek uit.
Het was niet mijn bedoeling om je te laten
schrikken. Daar gaat de bel voor de lunch.
Laten we naar beneden gaan."
Nell merkte op, dat Claire gedurende de
lunch scherp door Lancaster werd gade
geslagen. Doch zij stond totaal verbluft
toen Claire zich aan het einde van het maal
plotseling op volmaakt kalme en zelfbe
wuste wijze tot haar voogd wendde.
„Meneer Lancaster, ik hoor dat Eve
rard Hume, m'n vaders vriend en compag
non, hier gisterenmiddag aan huis is ge
weest om mij te bezoeken, en niet werd
toegelaten. Mag ik vragen waarom mijn
vrienden mij niet mogen bezoeken?"
Lancaster keek eenige oogenblikken to
taal onthutst en scheen niet te weten wat
hij zeggen moest. Ten slotte antwoordde
hij op vriendelijken toon.
„Jij bent volkomen vrij om iederen be
zoeker, als je daar zin in hebt, te ontvan
gen, mits het personen van goede repu
tatie zijn."
Nell begreep, dat hij er deze laatste op
merking met een zekere bedoeling aan toe
voegde, maar Claire scheen dat niet op te
merken.
„In dat geval begrijp ik niet, waarom
men mij niet van Hume's komt op de hoog
te gesteld heeft. Ik meen begrepen te heb
ben, dat hem op een vrij onbelaefde ma
nier den toegang werd ontzegt." Hierbij
keek zij strak naar Clril, wiens gezicht rood
van woede werd.
„Zij beleedigden mij!" barstte de jonge
man toornig uit. „Ik weet niet wie die an
dere vent was, maar ik zou graag de hon
den op dat stel hebben losgelaten."
„U ziet", zei Claire, zich koel tot Lan
caster wendend, „dat mijn bezoekers niet
erg hoffelijk ontvangen werden."
„Neem me niet kwalijk, m'n lieve Clai
re", merkte Lancaster op, „als ik je er aan
herinner, dat de bezoekers mij over zaken
wilden spreken."
„Maar u vergeet, meneer Lancaster, dat
zij kwamen spreken over m ij)n zaken", gaf
Claire ten antwoord.
„Jij bent minderjarig, kindje", hernam
Lancaster met een onaangenaam glimlach
je, „en daarom heeft het voor jou geen zin
je over zaken te bekommeren. Jij hebt
geen zeggenschap."
„Maar Everard Hume was m'n vader's
compagnon en zijn beste vriend", hield
Claire vol. „Ik heb het recht om hem,
wanneer hij hier komt, te spreken."
„Natuurlijk", bevestigde Lancaster. „Na
tuurlijk. En het is een feit dat Cyril zich
niet aan mijn bevelen gehouden heeft. Ik
ben verbaasd, Cyril", vervolgde hij tot den
jongeman, „dat jij je niet beleefder hebt
gedragen. Al wil ik niet dat je tijdens myn
afwezigheid vreemden ontvangt, had je hen
dat toch op een behoorlijker wijze kunnen
vertellen. Het is nergens goed voor zoo on
beleefd te zijn."
„Maar waarom mag ik iemand, die mij
spreken wil, niet ontvangen? Ik ben vol
komen onafhankelijk van u", ging Claire
voort, terwijl ze Lancaster recht in de
oogen keek. „Ik heb m'n eigen inkomen,
en als ik me in dit huis niet op mijn ge
mak gevoel, zal ik eenvoudig weggaan."
Lancaster's gezicht werd vaalbleek, maar
hij poogde te glimlachen, terwijl hij sprak.
„Ik geloof, dat je je vergist", merkte hij
rustig op. „Toen je vader mij tot je voogd
benoemde, werden bepaalde fondsen voor
jou te mijner beschikking gesteld; daar
aan werd de conditie verbonden, dat j\j on
der mijn bescherming en in miju huis zou
blijven, totdat je één en twintig werd."
„U bedoelt dus", constateerde Claire
kalm, „dat ik dat geld kwijt ben, als ik
niet tot mijn één en twintigste jaar bij u
blijf. Geld heeft voor mij minder waarde
dan geluk. Nu heb ik pas geleerd, hoe wei
nig u eigenlijk over mij te zeggen hebt, me
neer Lancaster. U moet al dien tijd gewe
ten hebben, dat een meisje na haar zes
tiende jaar wettelijk gerechtigd is haar
eigen woonplaats te kiezen. Maar u hebt
me altijd op heel besliste wijze het tegen
deel verzekerd."
„Mag ik vragen, hoe je aan deze inte
ressante inlichtingen bent gekomen?" vroeg
Lancaster, terwijl» zijn neusvleugels tril
den, zooals vaker het geval was als hij bij
zonder geprikkeld werd. „Heb je soms bui
ten mijn medeweten en zonder mijn toe
stemming met iemand gesproken?"
„Uw toestemming heb ik niet noodig", zei
Claire. „Ik ben oud genoeg om zelf mijn
kennissen te kiezen. Maar daar gaat het
niet over. Wat ik wilde opmerken is dit,
dat het mij zeer verwonderde, dat Everard
Hume gisteren niet werd toegelaten, en dat
ik hern als hij weer komt, wil spreken."
„Mijn bezwaar tegen Hume is, dat ik hem
voor jou geen geschikt persoon vind om
mee om te gaan."
Claire krulde haar lippen. „Geen geschikt
persoon?" vroeg zij. „Myn vader's vriend
en compagnon?"
„Het is meer dan drie jaar geleden sinds
jij ui" Amerika bent weggegaan", merkte
Lancaster op .„En ik heb voortdurend in
lichtingen gekregen. Je vaders vriend is
het verkeerde pad opgegaan. Hij begon te
drinken en te spelen, behandelde zijn per
soneel slecht en bedroog zijn meerderen.
Ik heb voldoende bewijzen voor wat ik je
vertel, en ik waarschuw je, dat ik niet
wensch dat je maar eenige relatie met hem
onderhoud.
„Ik zal Everard Hume niet eens vragen
die beschuldigingen te weerleggen. Ik weet
veel te goed, dat zij absoluut uit de lucht
gegrepen zijn, sprak Claire op sportenden
toon".
„Je kunt doen wat je het beste lijkt", zei
Lancaster. „Maar voor mij staan de zaken
anders. Als Hume morgen komt, mag je
hem, als je dat per se wilt, wel spreken,
maar in mijn tegenwoordigheid."
„Ik geloof niet, dat uw tegenwoordigheid
veel verschil zal maken", deelde Claire me
de. „Everard en ik begrijpen elkaar volko
men."
Zij draaide zich om, alsof zij de kamer
wilde verlaten, maar bleef een oogenblik
staan, toen zij Lancaster met een door
hartstocht half verstikte stem hoorde
zeggen:
„Beu je werkelijk van plan mij te tar
ten?"
„Ik geloof, dat er voor mij niets anders
opzit", verklaarde Claire, „omdat u alle
mogelijke hinderpalen legt op mijn weg
naar gezondheid en aeluk."
(Wordt vervolgd).
Op een der hellingen van de Ned. Scheepsbouw Mij. te Amsterdam
is de kiel gelegd voor den flottieljeleider .Tromp". Het monteeren
der eerste kielplaten
De versiering van de groote expositie-hal van het R.A.I.-gebouw te
Amsterdam voor de automobielententoonstelling is gereed
Een Italiaansche munitiecolonne op weg naar Tembien, waarbij
vele terrein moeilijkheden overwonnen moeten worden
De restauratie van de bekende Cunera-
kerk te Rhenen, die tijdens den brand
in September 1934 gedeeltelijk werd
vernield, vordert snel. De houten be
kapping van het dak der kerk is gereed
Het restaurant en het terras van Schiphol worden uitgebreid in verband met het druk bezoek aan de
Amsterdamsche vlieghaven
De reserve-luitenant-kolonel bij den
staf der artillerie, K. L. Schell, is op
54-jarigen leeftijd te Amsterdam over
leden