Engeland defileert voor zijn overleden Koning. Een aardig snapshot van minister De Wilde, die momenteel te KlosterS in Zwitserland vertoeft, tijdens een sledetocht, die onze minister in deze omgeving maakte Vele honderden meters lang strekte zich de rij van wachtenden uit voor het défilé langs het stoffelijk overschot van wijlen Koning George van Engeland. Een overzicht van de lange file De Nederlandsche deelnemers aan het nummer tweeman-bobslee te St. Moritz, waar zij trainen voor de winter- Olympiade Duizenden defileerden Vrijdag te Lon den langs het stoffelijk overschot van den Koning in Westminster Hall. De menigte, voor het gebouw wachtend om toegelaten te worden Het R.A.I.-gebouw te Amsterdam verkrijgt reeds het traditioneel aspect voor de automobielententoonstelling, welke 31 Januari a.s. geopend wordt De bijzondere missie, welke H. M. de Koningin Dinsdag a.s. bij de begrafenis van wijlen Z. M. Koning George V van Engeland zal vertegenwoordigen, bestaat uit de heeren: boven v.l.n.r.: gep. vice-admiraal jhr. Schorer; generaal- majoor baron van Voorst tot Voorst; onder v.l.n.r.: luite nant-kolonel jhr. de Jonge van Ellemeet en ordonnans officier jhr. van Lawick Pabst van Nijeveld FEUILLETON. HET HUIS IN DE STILTE Naar het Engelsch van ADELINE SERGEANT. (Nadruk verboden;. SS> „Is zij ziek?" vroeg Hume, en zij zag hem plotseling verbleeken. „Zij voelt zich niet goed; maar dat is de hoofdzaak niet. Als zij maar. gelukkig was! U weet niet hoe ellendig zij er aan toe is ge weest. U bent zeker meneer Everard Hu- me? Zij heeft mij van u verteld. Zij heeft in maanden geen bericht van u ontvan gen!" „Goeie genade!" riep de man onwille keurig uit. „Geen bericht van mij, zegt u? In maanden niet? Ik heb haar elke week geschreven!" „Misschien had u haar juiste adres niet?" veronderstelde Nell. „Ik had het adres, dat meneer Lancaster mij gaf, en Ik weet dat zij mijn berichten ontving. Telkens en telkens smeekte ik Claire om mij te schrijven, maar dat heeft zij in maanden niet gedaan. En daarom ben ik ten slotte zelf gekomen om haar op te zoeken." „Ik ben zoo blij", zei Nell ernstig. „Als u haar van meneer Lancaster van Moat House kunt weghalen, zal zij weer ge lukkig worden; ik ben wel eens bang ge weest, dat als zij daar langer bleef haar le ven óf haar verstand in gevaar zou ko men!" „Ik moet haar dadelijk spreken!" drong Hume aan. „U zegt, dat meneer Lancas ter niet thuis is? Wij zullen toch geen moei lijkheden ondervinden om toegelaten te worden? Misschien wilt u zoo vriendelijk zijn haar van onze komst te vertellen? Dat zou de zaak waarschijnlijk vergemakkelij ken. Als wij langs den hoofdweg gaan, zul len wij er een paar minuten ru. u zijn." „Ik vrees", zei Nell, „dat ik u niet kan helpen. Het lijkt me heel onwaarschijnlijk, dat u zult worden toegelaten vooral omdat meneer Lancaster afwezig is." De beide mannen keken elkaar aan. Hume keek stomverwonderd. „Niet toegelaten?" herhaalde hij, alsof hij nauwelijks zijn ooren geloven kon. „Wat heeft dat allemaal te beteekenen?" XVI. Op den drempel. „Het is een lange geschiedenis", zei Nell haastig. „En als u Claire zelf te spreken kunt krijgen, zal zij het u beter kunnen ver tellen dan ik. Ik geloof niet, dat het eenig nut voor u heeft, met mij gezien te worden, want men zou veronderstellen, dat ik plan nen beraamde om u binnen te krijgen. Als ik u mag raden." „Alstublieft!" verzocht Hume. „U kimt beter dan iemand anders beoordeelen wat er gedaan moet worden. Claire heeft u na tuurlijk in vertrouwen genomen." „Ja volkomen", bevestigde Nell. „Als u naar het huis zou gaan", vervolgde zij, „u en uw vriend" „Neemt u mij niet kwalijk", zei Hume plotseling. „Ik heb u den naam van mijn vriend nog niet genoemd. Mag ik u voor stellen aan de" De jongeman legde zijn hand op den arm van zijn vriend. „Claude Meynell, om u te dienen", viel hij zijn metgezel in de rede. „Meneer Hume's secretaris. Hij is vrien delijk genoeg mij zijn vriend te noemen." Een oogenblik verscheen er een verraste uitdrukking op het gelaat van Hume. Het kwam Nell voor, toen zij er naderhand over nadacht, dat het er één van bijna toornige verbazing was; maar de wolk dreef even spoedig weer over als zij gekomen was. Hume lachte een beetje vreemd en boog zijn hoofd. „Vroeger mijn secretaris", voegde hij er aan toe. „Maar Meynell en ik hebben sa men gereisd, en hij is volkomen op de hoogte van alles wat juffrouw Valery en mijzelf betreft." „Als ik u en uw vriendin van dienst kan zijn", zei Claude, terwijl hij Nell aankeek, „zou ik erg dankbaar zijn." Hij sprak met zoo'n gretigheid, dat Nel! hem met een glimlach beloonde. Het ver heugde haar, dat Hume zoo'n vriend had meegebracht, en zij was er van overtuigd, dat Meynell een heel goede hulp zou kun nen zijn in den strijd die met betrekking tot Claire zou moeten worde gevoerd. „De vraag is", hernam Hume, alsof hij de woorden van zijn vriend niet gehoord had, „hoe ik het best Claire te spraken kan krij gen; want ik wil haar natuurlijk dadelijk spreken." „Dat begrijp ik", sprak Nell. „Maar me neer Lancaster is haar voogd, nietwaar?" „Jammer genoeg wel." „En als hij weigert u toe te laten, wat moet u dan doen?" „Maar," weerde Hume verontwaardigd af, „hij kan me toch onmogelijk een on derhoud weigeren. Waarom denkt u, dat hij dat zal doen?" „Omdat," verklaarde Nell, „ik met mijn eigen oogen heb gezien, dat hij de brieven die zij aan u geschreven had, las en ver nietigde. Ik geloof, dat hij er geen bezwaar in zal zien u een onderhoud met Claire te weigeren. „Ik ben meer dan verbaasd", gaf Hume te kennen. „Ik heb geen bijzondere rede nen om van Stephen Lancaster te houden, maar tot werkelijke schurkenstreken acht te ik hem toch niet in staat. Waarom zou hij onze brieven vernietigen?" „Dat is duidelijk genoeg", verklaarde Nell rustig. „Hij wil dat zijn zoon Cyril met haar trouwt." „Cyril dien boerenkinkel?" „Hij wil haar dwingen", vertelde Nell. „En zij is den laatsten tijd zoo zwak en ziek, dat ik soms bang was, dat zij voor zijn overredingen zou bezwijken." „Wij moeten haar daar vandaan halen", begon de jongste. „Er zijn menschen ge noeg hier in de buurt, die haar graag in huis zullen nemen. Bijvoorbeeld de Lang- dales." „O, kent u de Langdales?" vroeg Nell. ..Geoffrey Langdale is een oude vriend van ons." „Ik ken ze heel goed", legde hij uit, „om dat ik vroeger jaren langen tijd in hun na bijheid woonde; maar de laatste jaren heb ik ze niet meer ontmoet." „Wat moeten we doen?" riep Hume on geduldig. „We kunnen niet terug gaan zon der een poging te doen om haar te spre ken te krijgen, en u zegt, dat meneer Lan caster niet thuis is?" „Ja, hij is naar Londen gegaan." „Oefent er dan niemand anders gezag uit dan Cyril?" „Niemand. De oude buishoudster juffrouw Plowden kan orders gekre gen hebben, maar zij heeft van zichzelf geen gezag. Het lijkt me voor u het beste als een gewoon bezoeker naar de voor deur te gaan, en Cyril Lancaster te spre ken te vragen. Wanneer u eenmaal bin nen bent, kan ik Claire misschien bij u brengen", stelde Nell voor, „ik zal vlug terug loopen, en zien of ik haar naar bene den kan krijgen voordat u komt. Het zou veel beter voor u zijn, niet met mij gezien te worden, want het moet lijken alsof ik niet van uw komst afweet." „Ik reken op uw hulp", verklaarde Hume. „Als u het klaar kimt spelen mij in Claire's nabijheid te brengen, denk ik, dat ik zelf wel voor de rest kan zorgen." „Ik ben blij, dat Lancaster er niet is", uitte Nell. „Ik zal zoo vlug mogelijk naar huis terug gaan „Een oogenblikje", zei Hume. „Veronder stel, dat wij geen succes hebben. Kunt u het dan klaar spelen ons nog eens te ont moeten?" „Ik zal het probeeren. Als ik zie, dat u weggegaan bent, zal ik u weer in deze laan ontmoeten. Alleen moet u oppassen, dat u niet gevolgd wordt. Nu, dan groet ik u voor het oogenblik; ik zal zien wat ik doen kan." „Wat had je er in 's hemelsnaam mee voor, dat te zeggen?" vroeg Hume, zich snel tot zijn metgezet wendend, toen Nell hem niet meer kon hooren. De jongeman lachte zachtjes. „Ik sprak toch geen onwaarheden? Claude Meynell is mijn naam, en ik fungeerde toch een paar maanden als 'e secretaris." „Alleen maar omdat ik mijn hand niet kon gebruiken", merkte Hume op. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 13