Waar waarzeggen, telepathie en dergelijks strafbaar is. HONIG'S BOUILLONBLOKJES 6 voor lOct. ZATERDAu .8 JANUARI .936 DE LEIDSCHE COURANT I WEEDE BLAD PAG. S WAREN ADAM EN EVA APEN? Hoe het anderen vergaan is, weet ik niet, maar mij persoonlijk kan het vraag stuk, of de mensch van een aap afstamt, nog slechts matig interesseeren. Een tiental jaren geleden vormde het twistgeding over menschelijke apen en aaperige menschen de „topic of the day", te zamen met het diepzinnige probleem uit de kinderkamer: wat is er het eerst ge weest: de kip of het ei? Dikke boeken werden erover geschreven met groote stelligheid en nog grooter ver beeldingskracht. Vele menschen, die meen den apen te zijn, achtten het aan hun standing verplicht hun geloof te verzaken. In de historie der wereld waren het de eerste apen, die van hun geloof vielen.... Het vraagstuk over de aapsche afstam ming van den mensch trekt niet zulk een enorme belangstelling, omdat de eerste schok voorbij is, zoowel by de vóór- als bij de tegenstanders. De verwoede voorstanders zijn gaan aar zelen. De verwoede tegenstanders zyn óók gaan aarzelen. En wanneer de wetenschap begint te aarzelen en zich verliest in mij meringen, als: 't kan zoo zijn, maar 't ook zóó zijn!, dan is voor Jan Publiek, waartoe ook schrijver dezes zich met huid en haar rekent, de aardigheid eraf. De eenmalige verdedigers van den „aap- mensch" twijfelen aan een rechtstreeksche afstamming van den mensch uit een aap; beiden zouden voortspruiten uit een ge meenschappelijk type, maar welke dat type is dat weet men niet. De tegenstanders wachten kalm af, of de „missing link" de onbrekende ver breidingsschakel tusschen aap en mensch wel ooit zal gevonden worden. Ondertusschen denkt geen welopgevoed mensch er meer over, terwille van deze eens zoo misbaar-makende kwestie, zyn geloof aan God en de heiligen prijs te geven. Nu de vreugderoes in het eene, en de doodsschrik het andere van de oorlogvoe rende kampen bedaard en bij gezakt is, ko men beide partijen tot de ontnuchterende ontdekking, dat, wat de wetenschap tot op den dag van vandaag over de afstamming van den mensch aan feiten verzameld heeft, zoo poover en miserabel is, dat een beslissing nóch ten voordeele van de eene, nóch ten voordeele van de andere partij gerechtvaardigd schijnt Een dijbeen, twee kiezen en een sche deldak, in Indië opgegraven door prof. Dubois, een onderkaak uit Heidelberg, wat Cro-Magnon skeletten en een schedelpan uit het liefelijke Neanderthal ziedaar de geheele oogst. Met deze magere vondsten is op een on- geloofelyke manier gesold: het dijbeen is bekeken en bestreken door honderden ge leerden, de schedelpannen zijn gemeten van onder naar boven en van boven naar onderen, de kiezen zyn gefotografeerd on der wisselende belichting. Er werden, op grond van deze been-scherven, „aap-men- schen" gereconstrueerd, die zoo liederlijk en verloopen uit hun oogen keken, dat iedere aap zich schamen zou voor zulk een gedegenereerden nakomeling. Aan die wetenschappelijke verdwazing, aan dit a tort et k travers willen bewijzen dat de mensch van een aap afstamt, is een einde gekomen. Hiermede is geenszins be weerd, dat de kwestie van de afstamming van het menschelijk lichaam een uit gemaakte zaak is, en dat nog wel in ont- kennenden zin. Er zyn wel degelijk aan wijzingen in die vondsten, alsook in de stadia welk het menschelyk embryo door loopt en vooral ook in de geheele ontwik kelingsgang van het levend organisme, welke pleiten voor een ontwikkeling van het menschelijk lichaam uit lagere vormen uit een aapachtig dier óf uit een ander dier. Maar bewezen is er niets. En zoolang de wetenschap niet met de bewijzen op tafel komt, heeft iedere Katholiek zich te houden aan de uitspraak der Pauselijke Bijbelcommissie in 1909 gegeven. De Pau selijke Bijbelcommissie heeft bepaald, dat men de geschiedkundige zin van hetgeen In den Bijbel staat opgeteekend over de schepping van Adam en Eva n i et in twij fel mag trekken. Daarmede is de kwestie echter niet in hoogste instantie en onherroepelijk be slist. Wie deze uitspraak op de keper be schouwt en verder ontleedt, schrijft prof. dr. Alph. Mulders, hoogleeraar in de dog matiek, in Potters' Cathechismus (uitgave 1928), zou haar aldus kunnen omschrij ven: althans voor het oogenblik en bij den tegenwoordigen stand der natuurwetenschap pen en der Kerkelijke Schrift verklaring, is er geen reden den letterlyke'n, geschiedkundigen zin des b ij bels over den oor sprong van het lichaam der eer- Geding H. de Greeve contra waarzegger. Omslachtige en weinig doel treffende strafmethoden Wij hebben in het artikel: „Op onder zoek bij „clairvoyanten", geplaatst in het nummer van 11 dezer van dit blad, aan gekondigd, dat wij nader zouden terugko men op de trucs, bij het openbaar optre den van „clairvoyante sterren" gebruikt en op de ontmaskering daarvan, terwijl we voorts beloofden, nog iets te zeggen over eenige buitenlandsche strafbepalingen te gen waarzeggerij. Wijl dit laatste onderwerp het sluitstuk vormt op het voorgaand artikel, zullen wij dus thans eerst een beschouwing aan die strafbepalingen wijden, om later over te gaan tot de behandeling van het thema: Helderzienden-trucs en hun ontmaskering. Als het naar onze meening beste voor beeld van doeltreffende strafbepalingen te gen waarzeggerij zullen wij den hoofdin houd publiceeren van de verordening, d.d. 13 Augustus 1934 uitgevaardigd door den politie-president van Berlfjn, een stad, waar de waarzeggerij en soortgelijke zwen del tot een haast ongekende hoogte zich hadden ontwikkeld, ofschoon niet verzwe gen mag worden dat Parijs, Weenen en andere wereldsteden over deze bedriegers- practijken ook een aardig woordje weten mee te spreken. „Waarzeggerij" aldus luidt het in be doelde Berlijnsche verordening tegen be taling, of zonder betaling verricht, open bare aankondigingen van waarzeggen, al of niet tegen geldelijke belooning ver richt, alsmede handel in drukwerken, die zich met waarzeggerij bezighouden, is strafbaar. „Waarzeggerij in den zin der verorde ning is het vooruitzeggen van toekomstige gebeurtenissen, het waarzeggen van het te genwoordige en van het verleden en elke andere openbaring van dingen, (dus ook door zoogenaamd helderzien of door zoo genaamde telepathische krachten) die aan het natuurlijke ken-vermogen onttrokken zyn. Hiertoe behoort in het bijzonder het zoogenaamde kaartleggen, het stellen van horoscoop, de sterrenwichelarij en den uit leg van voorteekens en droom en. „Waarzeggen tegen geldelijke belooning geschiedt ook dan, wanneer daarbij welis waar geen geld gevraagd, maar wel aan genomen wordt". Verscheidene politie-besturen in Duitsch- land hebb.en deze verordening overgeno men. Ter typeering van de wijze, waarop men in Londen tegen waarzeggers van beider lei kunnen optreedt, zullen wij geen ver ordeningen publiceeren, maar even het volgende feit releveeren, hetwelk zich on langs daar voordeed. Voor den politierech ter van één der Londensche districten had zich namelijk een vrouw, als waarzegster bekend onder den naam Rachel, doch in werkelijkheid Edith Schubert geheeten, te verantwoorden wegens waarzeggerij, het geen de politierechter kwalificeerde als het „vertellen van nonsens aan dwaze vrouwen, die haar halve kronen en vyf- shillings op deze wyze verknoeien." De vrouw werd deswege tot een maand gevangenisstraf veroordeeld. Maar het erg ste en eigenlijk diep-tragische van het ge val was, dat zij bleek te behooren tot het „waarzeggenrspersoneel" van een andere ongenoemde „dame", die haar „men schen", tegen een provisie van vijf shil ling per ontvangen pond sterling, op ver schillende adressen „uitzette", teneinde haar daar het „beroep van waarzegster" uit te laten oefenen. De „dame-werkgeefster" bleef echter bul- ste menschen in twijfel te trek ken. Let wel, dat hier gesproken wordt over een ontwikkeling van het menschelijk lichaam. Het is een geloofspunt, dat voor alle eeuwen vast staat, dat de men schelijke ziel rechtstreeks door God aan twéé menschen, Adam en Eva, is ingestort. God heeft de mensch geschapen, naar Zijn beeld en gelijkenis natuurlijk niet naar het lichaam, maar naar de ziel. God heeft den mensch, door de gave van verstand en vrije wil, door zyn onsterfelijke ziel hemelhoog verheven boven de andere op aarde levende wezens. Toen Koning David de menschelijke na tuur overwoog en de eeuwige glorie, waar toe God zijn nietig schepsel heeft uitver koren, wendde de psalmist zich in dank bare vervoering tot zijn Schepper: Wat is toch de mensch, dat Gij zijner gedenkt Het menschenkind, dat Gij naar hem omziet? Slechts weinig minder hebt Gy hem gemaakt dan de Godheid. Gy hebt hem met eere en heerlijkheid gekroond, Tot heer over het werk uwer handen aangesteld En alles hebt Gij hem onder de voeten gelegd. Berlijnsche verordening; streng vonnis te Londen. ten schot en liet haar „ondergeschikten" voor het betalen der boeten en andere „ri sico's van het beroep" opdraaie. Hieruit blijkt intusschen de noodzakelijkheid, ook hen, die anderen opzettelijk in de gele genheid stellen om het strafbaar beroep van waarzegger (ster) in loondienst uit te oefenen te straffen en eigenlijk nog zwaarder, dan de waarzeggende onderge schikten. die zij in dienst hebben. De Berlijnsche verordening op het waar zeggen, die, gelijk wij zagen, ook het hel derzien en de telepathie treft,, (allemaal vallende onder de definitie „openbaring van dingen, die aan het natuurlijk ken vermogen onttrokken zijn") is waard alge meen bekend te worden en, voor zoover mogelijk, te worden overgenomen door de tot het uitvaardigen van desbetreffende verordeningen bevoegde autoriteiten in ons land. Met deze verordening, zouden ook de zoo genaamde slaapsters zijn te treffen en dat deel der „magnetiseurs", die kwalen (er wordt onder den naam „magnetiseur" op zeer uiteenloopende wijze gewerkt en een aantal onder die kwalificatie opgetreden personen zijn reeds wegens onbevoegd uit oefenen der geneeskunde veroordeeld). Zij allen openbaren u immers dingen, die aan het natuurlijk ken-vermogen onttrokken zijn en hun handelingen in dit opzicht vallen onder het begrip „helderzien" in den zin der verordening. Daar er bij al de onder de verordening vallende personen nimmer sprake is van helderziendheid-in-streng-wetenschappelij- ken zin, die onder zeer strenge controle in enkele sporadische gevallen, welke voor nader onderzoek in aanmerking komen, zou zyn vast te stellen, moeten zij allen gerangschikt worden onder de categorie bedriegers, waartegen met groote ge strengheid door de overheid dient te wor den opgetreden. Dat sommige bedriegers de brutaliteit hebben, om te annonceeren, dat hun „hel derziendheid" wetenschappelijk is vastge steld, verandert natuurlijk niets aan hun strafwaardigheid, of het moest zijn, dat die door zulk een nieuwe misleiding nog een graad grooter wordt. Door toepassing van de eventueel over genomen Berlijnsche verordening ten on zent zouden ook sommige tot een schande van onze moderne beschaving geworden annonces in zekere dagbladen en tijdschrif ten, alsook het verspreiden van drukwer ken, die de bedoelde zwendelarij direct of indirect propageeren, worden tegenge gaan. Moge de dag niet ver meer zyn, dat ook in ons goede Nederland zooveel mogelijk paal en perk zal gesteld worden aan dezen vorm van uitbuiting der menschelijke licht- geloovigheid en voor een groot deel ook van de menschelijke ellende in dezen zor- gen-vollen tijd, die de menschen nog meer dan vroeger in hun hopeloosheid heil doet zoeken daar, waar het juist allerminst te vinden is. Wij hadden het bovenstaande reeds ge schreven, toen ons een bericht onder de oogen kwam, waardoor weer eens te meer de noodzakelijkheid wordt geïllustreerd, om door een algemeene verordening niet alleen het waarzeggen, maar ook het open baar aankondigen daarvan en de handel in drukwerken, die zich met waarzeggerij bezighouden, te verbideden. EEN HOEKJE VAN DE OUD-HOLLAND SCHE KERMIS MET EEN GROEPJE OUD-HOLLANDSCHE DAMES. DEZE KERMIS WORDT DEZER DAGEN GEHOU DEN IN HET ST. ANTONIUSCLUBHUIS AAN DE HAZEWINDSTEEG TE LEIDEN Het betreft het volgende geval: de be kende priester-redenaar en schrijver, H. de Greese, had naar aanleiding van een door hein ontvangen brief van een Haagsch waarzegger in eenige parochiebladen een artikeltje geschreven, dat door den be trokken Hagenaar gedeeltelijk verdraaid werd en aldus werd uitgebuit in een door hem in een Haagsch dagblad geplaatste ad vertentie en door hem aan huis verspreide circulaires. Aldus werd het tegendeel gepropageerd van wat de eerw. heer de Greeve met zijn tegen de waarzeggerij gericht artikeltje beoogde. De juridische raadsman van den pries ter heeft, na aanvankelijk, doch tever geefs, een minnelijke schikking met den waarzegger beproefd te hebben, dezen daar op in kort geding doen dagvaarden. De vordering van den eerw. heer de Greeve, dat den waarzegger elke verdere publicatie in dagbladen, tijdschriften, cir culaires, of anderzins, zou worden verbo den, waarin voorkomen passages uit en/of zinspelingen op het bewuste artikeltje van den eerw. schrijver werd terstond toege wezen en de waarzegger werd tevens ver oordeeld tot betaling van een dwangsom groot 1000 voor eiken keer, dat dit hem door de rechtbank gegeven bevel niet wordt nagekomen, terwijl ook de proces kosten ten laste van veroordeelde komen. Het springt onmiddellijk in het oog, dat bij toepassing dér door ons geciteerde Berlijnsche verordening deze omslachtige manier van doen achterwege had kunnen blijven en de bewuste waarzegger om zijn publicatie zonder meer reeds gestraft zou zijn geworden, zonder dat een vordering daartoe zou behoeven te zijn ingediend. In ons land wordt het immoreele sys teem practisch ongemoeid gelaten, terwijl alleen in eenige concrete gevallen, waarin bedrog of eenigerlei andere strafbare han deling, door een waarzegger(zegster) ge pleegd, voor den strafrechter wordt aan getoond, strafoplegging mogelijk is. Ofschoon wy ons beijverd hebben, het thema „waarzeggerij" zoo beknopt moge lijk te behandelen er zouden met na me tal van gevallen uit de politievaklit teratuur en andere publicaties zijn aan te halen van noodlottige gevolgen van waar- zeggerspractijken en verschillende bestry- dingsmethoden van dit euvel zijn aan te geven moeten wij van ons aanvanke lijk voornemen,, om nog in dit artikel het onderwerp „helderzienden-trucs en hun ontmaskering" te behandelen, afzien en dit bijzonder belangwekende thema be waren voor een volgend artikel. Door hetgeen wij tot nu toe over „hel derzienden" bedoeld als verzamelnaam van waarzeggers, kaartleggers, planeet- kundigen van beiderlei kunnen en soort gelijke lieden hebben geschreven, zal het intusschen duidelijk geworden zijn, dat de moreele, lichamelijke en financieele scha de, door dat genre van menschen veroor zaakt, van geheel wat meer beteekenis is, dan veelal wordt aangenomen. Het zal ook, naar wij hopen, den lezer er van overtuigd hebben, waarom men zich heeft verre te houden van het goed- geloovig inroepen van den raad en de hulp van lieden, wier beroep het is, an deren te misleiden en te bedriegen, en die daardoor in de kaart spelen van hen, die volgens het Schriftuurwoord is: de „leu genaar van den beginne". Zijn lievelingsdier! Max blijft zoo lang beneden, dat flc zyn eten maar zal opwarmen.... Hij is namelijk dol op visch, moet je weten.. H. M. de Konlngn braeM V. ijdag een bezoek aan de jubileum-tentoonstelling van .Avieutura". in den D erenUiin te den Haag. waarbij de vorstin werd rendgeeid doo- den voorzitter der vereemging, den heer G. J. A. A. baron van Heemstra

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 5