HET HUIS IN DE STILTE
H H Exc Exc minister Deckers en
minster Gel'ssen zijn Donderoagavond
van hun resnaa Polen n Necerlznd
teruggekeerd. De ministers passeer en
de controle oii het verlaten van het
station S S. te den Haag
Het keuren van een der inzendingen voor de 50s'e tenloons elimg van .Avicultu-a", we ke in den Haagschen
die entuin geopend is ter gelegenheid van het zilveren bestaansteest de vereenigmg
Een wereldkampioen gee't les. Dr Max Euwe heeft
Donde dagav no aan ce Volksunive-siteit te Amsterdam
de eerste van een serie lessen gegeven
FEUILLETON.
Naar het Engelscb van
ADELINE SERGEANT.
(Nadruk verboden).
15)
„Er Is nog een jongedame", vertelde
Geoffrey, „een zekere juffrouw Davenant.
Kunt u zich Davenant herinneren, die op
Rosemount woonde? Eén van z'n dochters
is bij dat meisje op Moat House.
„Ja," ik herinner, me Davenant heel
goed", antwoorddFelton. „Hij was een
algemeen geacht man, maar hy heeft al
i'n geld verloren nietwaar meneer? Zij
leefden er heel goed van; het zal een heel
ding voor ze zyn, dat juffrouw Davenant
nu als gezelschapsjuffrouw op Moat House
werkzaam is."
„Dat is één van de redenen", zei Geof
frey langzaam, „waarom ik wat meer van
de Lancasters wil weten. Ik heb Davenant
goed gekend, en ik v '1 mevrouw Davenant
de verzekering kunnen geven, dat haar
dochter in goede handen is."
„Goede handen?" bromde Felton, een
beetje minachtend. „Nou, dat is wel wat
te veel gezegd. Ik voor mij zou mijn doch
ter niet graag naar Moat House sturen,
dat is de zuivere waarheid, meneer Geof
frey. Lancaster heeft het uiterlijk en de
manieren van een heer, maar hij legt hier
fa de buurt geen bezoeken af, en het huis
heeft meer van een gevangenis, dan van
een gewone woning. Het moet een triest
leven zijn, opgesloten tusschen die groote
muren en midden in een verlaten bosch."
„Ja, dat lijkt me ook niet bijzonder aan
trekkelijk", gaf Geoffrey toe.
Maar hij had nu genoeg van Felton's op
merkingen, en verliet hem, na instructie
gegeven te hebben om alles wat hij over de
Lancasters vernam, te rapporteeren.
XL
De ommuurde tuin.
Clalre ging goed vooruit, en spoedig
was zij sterk genoeg om naar beneden te
komen, en naar buiten te gaan. Moat Hou
se bezat geen park maar er was een tuin,
omgeven door muren, die dik met klimop
waren begroeid. De met mos bedekte pa
den waren bijna niet meer te onderschei
den, en het was lang geleden sinds het
grasveld voor de laatste rtiaal was ge
maaid. Een groep berberis- en laurier
struiken hield de bedden tamelijk groen,
en er stonden nog eenige margrieten en
verderop Chrysanthemums in bloei; maar
in het herfstweer zag alles er sober uit.
„Het is net een sprookjestuin", zei Nell,
toen de zon scheen en teere schaduwen van
de byna bladerlooze takken over het gras
dansten.
„Vind je dat werkelijk?" vroeg Claire
nieuwsgierig. „Ik vind het eerder een ge
vangenistuin."
„Dat komt door den muur", antwoordde
Nell. „Maar we zijn niet opgesloten. Daar
om is het ook niet als een gevangenistuin."
„Maar de tuinpoort ligt precies tegenover
de studeerkamer van mijn voogd", her
nam Claire. „Heb j€ dat niet opgemerkt?
Hij kan precies weten waneer we weg
gaan en wanneer we terugkomen".
Nell had het nog niet gezien, en wist
niets anders te antwoorden, dan dat Lan
caster wel wat beters te doen zou hebben
dan te letter op de personen, die dén tuin
in en uitgingen.
„Dit ia de eenige kant van het huis",
sprak Claire, „waar geen gracht is. Het
water stroomt langs drie zijden van het ge
bouw, zie je wel. Vroeger liep het heele-
maal rond, maar dat gedeelte is gedempt."
,4Ik vraag me ai, vanwaar het water toe
gevoerd wordt", zei Nell belangstellend.
„Men zegt door ondergrondsche bron
nen. Het droogt nooit op, zelfs niet by de
grootste hitte. Maar ik wilde je laten zien,
dat deze zijde van het huis, die de eenige
bereikbare is van den weg af, behalve
natuurlijk de brug by de voordeur is ge
legen tegenover een geplaiveide binnen
plaats, die even afgesloten is als de tuin.
Zie je die twee ijzeren poortdeuren aan het
eind? Die kunnen ten _allen tijde worden
afgesloten, en dan is het huis net een mid-
deleeuwsch kasteel."
„Des te veiliger voor hen die binnen
zyn". meende Nell.
„Nu ja, dat is ongetwijfeld waar. Mis
schien denk je nu, <fat ik fantaseer. Nell.
maar soms heb ik het gevoel, alsof ik in
een kooi zit opgesloten en niet weg kan
komen. Ga maar eens na: als we de voor
deur uitgaan, of zelfs de achterdeur, wor
den we door iedereen in de keuken gezien,
óf vanuit Lancasters studeerkamer, óf
vanuit de kamers boven. Niet omdat ik on
gemerkt in en uit wil gaan, maar ik heb
steeds het gevoel, dat ik bewaakt word.
en dat werkt op m'n zenuwen."
„Dat zal komen, omdat je er over pie
kert", veronderstelde NelL „In ieder huis
waar men woont, zijn menschen die opmer
ken of iemand in- of uitgaat, maar dat hin
dert toch niets?"
„Och, ik weet het niet", zei het meisje.
„Ik weet alleen, dat ik wat meer vryheid
verlang."
Nell wist nauwelijks iets te antwoorden.
Toen zei ze.
„Ik zou de dingen, als ik jou was, niet
zoo opvatten. Wat doet het er toe, of iemand
ons den tuin in of uit ziet gaan? Als wij
er eenmaal in zijn, zijn we heelemaal vrij.
Ik geloof niet, dat iemand ons van het
huis uit in den tuin kan zien."
„Neen, dat is een groot voordeel", be
aamde Claire.
„Ik heb er eigenlijk niet verder bij door
gedacht", vertelde Nell, „maar ik heb ont
dekt dat er een deur in den muur is."
„En tweede deur, meen je?" vroeg Claire
onstuimig.
„Ja, een houten deurtje, achter dat groep
je laurierboomen. Ik zag het laatst, toen
ik een paar bloempotten zocht. Maar",
voegde zij er voorzichtig aan toe, ,het is
misschien de toegang naar een broeikas of
zoo iets. We zullen er eens heen gaan."
„O ja! Laten we dat doen", riep Claire.
„Het zou heerlijk zijn als we een weg ont
dekten naar de bosschen."
Nell ging voor. Het kon haar niet veel
schelen, of er al dan niet aen deur was,
maar ze merkte dat Claire er anders over
dacht. Ze ging haar voor tot zt achter een
boschje kwamen waar een schuurtje voor
tuingereedschap stond Er was een nauwe
opening tusschen den achterkant van het
schuurtje en den muur, en laag in den muur
was een deur, met een trapje naar bene
den.
Nell duwde er Ugen en spande zich in
om de deur een beetje vrij te maken van
het klimopgordijn, dat er overheen hing.
„In ieder geval schynt ze gesloten te
zijn."
„En zonder sleutel beginnen we niets!"
zei NelL
Claire wendde zich om en ging het
schuurtje binnen. Ze keek aandachtig rond,
ot haar oog op een klein voorwerp viel,
dat, met stof en roest overdekt, in den
uitersten hoek van een rek hing.
„Hier is een sleutel", juichte ze, met een
trilling van opwinding in haar stem. „Mis
schien past deze wel."
„Mogelijk", gaf Nell een beetje onzeker
toe. „We kunnen het in ieder geval pro-
beeren."
Ze stak den sleutel in het ouderwetsche
slot, maar eerst was er geen beweging in
te krijgen. „Ik ben bang het slot of den
sleutel te breken", verklaarde zijn ten
slotte. „Ik geloof, dat ik er beter mee op
kan houden."
„Probeer het nog eens", drong Claire
aan. „O, ik zou zoo dankbaa zyn, als we
er uit konden."
Nel! probeerde het nog eens, en draaide
den sleutel in het slot om. De deur be
woog zich krakend op haar hengsels. Maar
Claire uitte een kreet van verrukking. Voor
haar lag het woud; de onderkant van de
deur was één gewirwar van wilde rozen
en gebladerte.
„Het zal heel lastig zijn om er uit te
komen", meende Nell, terwijl ze naar de
scherpe doorns keek. „Ik zei je toch, dat
het net een sprookjestuin was."
(Wordt vervolgd).