De terugkeer van het
Nederlandsche elftal
I -
HET HUIS IN DE STILTE
Het Nederlanosch e-ftal >s Dinsdagavond in cns land teruggekeerd Na aankomst aan het station D P. te
Rotterdam In het midden met krans, de aanvoerder Puck van Heel die te Parijs zijn 50iten internationalen
wedstrijd speelce
De .stompe toren" van
Ransdorp aan het iJssel-
meer gaat thans schuil
achter steigerwerk voor de
restauratie,
De heer H E. v. d. Bru'e,
die benoemd zal worden
tot lid der tweede Kamer,
als opvo ger van ir. L. J. M.
Feber
De was van de Maas is de laatste dagen blijven aanhouden. Een foto in de omgeving van
Grave, die voor zichzelf spreekt
De Nederlandsche ambu
lance in Abessyn Het
lossen en overladen van
de bagage en kisten te
Djiboeti
Een divisie van vier Engelsche torpedobootjagers is in de haven van
Athene gearriveerd, komende van Alexandrië
FEUILLETON.
Naar het Engelsch van
ADELINE SERGEANT.
(Nadruk verboden).
13)
„Ik denk, dat dat weinig verschfl zal
uitmaken", veronderstelde Cyril. „Claire is
geen meisje, dat verlangen zal dat u met
haar spreekt, of veel voor haar doet. Dik
wijls als ik in de kamer kom, doet ze gauw
haar oogen dicht en houdt zich slapend."
rNell lachte; zy voelde sympathie voor
Claire, die als zieke, Cyril vrij zeker lastig
zou vinden.
„U bent een aardig meisje, juffrouw Da-
ven ant", verklaarde Cyril, na eenigen tyd.
„Ik ben u erg dankbaar. We zullen mor
gen nog eens oefenen, als u er geen be
zwaar tegen hebt."
„Heel goed", antwoordde het meisje ge
laten. Het behoort tot mijn dagelyksch
werk", dacht zy, toen ze zich naar de ka
mer begaf, „hoewel het mjj toeschijnt, dat
ik meer als juffrouw van gezelschap fun
geer voor de beide Lancasters, dan voor
Claire zelf."
Den volgenden dag moest zij echter haar
meening wijzigen.
's Middags werd zjjj by Claire oo de ka
mer geroepen, en tot haar verwondering
vond ze haar op, in een chaise-longue en
hoewel zij uiterst zwak scheen, zag zij er
niet zoo uit als den vorigen dag. Haar
stem klonk natuurlijk en zacht, en haar
oogen waren heel verstandig en intelli
gent. Nell dacht terug aan Lancaster's
woorden. Hij had een spoedig herstel van
zyn pupil voorspeld, en ofschoon Claire
nog niet in staat was met haar gezelschaps
dame „in de boschen" te gaan wandelen,
kon men haar wel aanzien, dat zij binnen
betrekkelijk korten tijd in staat zou zijn een
wandeling te maken.
Zij -stak Nell een hand toe, en glimlach
te tegen haar op zulk een innemende wijze,
dat Nell's vrees en verdenking plotseling
wegvielen.
„Het spijt me zoo, dat ik ziek was toen
u kwam", begon ze „Ik weet werkelijk niet,
waardoor die merkwaardige aanvallen ver
oorzaakt worden. Meneer Lancaster zegt,
da* het hysterie is; maar iK was vroeger
nooit hysterisch, en ik begrijp maar niet
waarom ik het nu wel moet zijn."
„Misschien is deze woonplaats niet voor
u geschikt", veronderstelde Nell.
„Misschien, ik weet het niet maar ik voel
mij dikwijls zoo zwak tydens die aanvallen,
dat ik soms denk dat ik dood ga, en ik heb
een merkwaardig gevoel van angst en ver
schrikking over me, alsof er iets afschu
welijks met me gebeurt."
„Ik weet niet veel yan ziekte af", ver
klaarde Nell, „maar ik dacht dat uw hart
misschien niet sterk was. Als u zich erg
suf houdt en zooveel mogelijk van de
frissche lucht geniet, zult u misschien spoe
dig beter worden, en u weet, dat ik hier
voor u gekomen ben, dus nu moet u me
eens precies vertellen, wat u me wilt laten
doen."
Clarie keek haar een oogenblik zwijgend
aan. „Ik ben bly, dat u gekomen bent",
zei ze ernstig. „Ik meende werkelyk, dat
ik geen gezelschapsjuffrouw noodig had,
maar meneer Lancaster vond van wel. U
bent heelemaal niet, wat ik van u ver
wachtte."
„Wat verwachtte u dan wel?" vroeg Nell
lachend.
„O, ik was bang, dat ze iemand zouden ne
men, die veel ouder was", bekende Claire,
terwijl een lichte blos haar bleeke wangen
kleurde, „en die me zou commandeeren, en
me van al mijn verlangens zou afhouden;
maar u ziet er werkelijk niet uit of u zoo
bent."
„Nee, dat geloof ik niet", meende Nell.
„En ik weet zeker, dat ik u altijd uw zin
zal geven, als dat maar eenigszins moge
lijk is."
„Ik voel me beter, sedert ik u gesproken
heb", hernam Claire ten slotte. „Die deur
daar leidt naar m'n zitkamer. Laten we
daar eens binnegaan. Dan zal ik u de ka
mer laten zien."
Nell opende de deur, en ze gingen de ka
mer binnen. Het was een eigenaardig ge
vormd vertrek, dat op een hoek van het
gebouw gelegen was, met aan twee kan
ten ramen. De meubelen waren antiek,
maar in beteren staat dan die, welke Nell
in andere gedeelten van het huis gezien
had.
Er waren echter geen pogingen aange
wend om de kamer een modern aanzien te
geven, zooals' dat bij de hare het geval
was geweest. Toch was er een zekere har-
monie in gebracht, en het donkere hout
met het verschoten brokaat schenen bij
Clarie's bijzondere schoonheid te behoo-
ren. Er was een lang ovale spiegel in een
hoek van de kamer en tot Neli's verwon
dering nam Claire haar mee daar naar toe,
en staarde een oogenblik naar de weer
kaatsing van hun gestalten.
„Merkt u niet op", zei zy ten slotte, „hoe
merkwaardig veel wij in sommige opzich
ten op elkaar lijken?"
„Ons haar!" antwoordde Nell. „Dat heb
ik opgemerkt; het heeft byna dezelfde
tint."
„Ja, maar dat is het niet alleen. Ziet u
niet, dat wij precies even lang zijn, en dat
wij, hoewel ik wat slanker ben dan u, de
zelfde houding en loop hebben. Onze
oogen zijn niet gelijk: de uwe zijn blauw,
en de mijne donkergrys, en dan hebt u nog
meer kleur dan ik, maar overigens zou men
ons voor zusters kunnen houden."
„Ja, we lijken nog meer op elkaar, dan
myn eigen zuster en ik", bevestigde Nell,
hoewel zij niet veel beteekenis aan Claire's
opmerkingen hechtte. „Want die is heel
donker."
„Vertel mij eens wat over haar", ver
zocht Claire, terwyl zy van den spiegel
wegliep en zich langzaam in een ruststoel
liet glijden; maar Nell bleef de kamer
rond kijken.
„Er is hier geen verwarming", merkte
zij op, „ik vind, dat u hier niet moet blij
ven. Deze kamer lijkt mij bijzonder koud."
„De andere kamer is me te bedompt",
verklaarde Claire.
„Dat is misschien wel zoo. Ik zie," ging
Nell voort, „dat u een gaskachel in uw ka
mer hebt. Dat verwondert me. Ik heb al
tijd gedacht, dat die ongezond waren."
„Mr. Lancaster had al in verschillende
kamera van het huis kachels geplaatst,
toen de huisheer hem vertelde, dat hij niet
veel op had met dat geknoei met pijpen.
Toch is het een groot gemak in myn ka
mer, ik kan hem aansteken als ik er zin
in heb."
„Het zou veel beter voor u zijn", drong
Nell aan, „om een haardvuur In deze ka
mer te hebben, en hier dan overdag te
zitten of met my te gaan wandene, als u
sterk genoeg bent. Ik geloof stellig, dat u
dan spoedig weer sterk zult worden; maar
niet, als u in een bedompt vertrek opge
sloten blijft."
„Ik vind myn kamer juist zoo prachtig!"
antwoordde Claire.
„Ja, maar de gaskachel bederft het",
verklaarde Nell. „Er moest een groot
haardvuur zijn, waar u houtblokken zoudt
kunnen branden, zoodat de vlammen om
hoog zouden lekken en vreemde schaduwen
op de zoldering werpen."
Ik geloof niet, dat ik daarvan houd, ant
woordde Claire, een tikje nerveus. „Die be
wegen als spoken, en soms word je er een
beetje bang van!"
„Als u bang bent," drongr Nell, „laat my
dan by u komen slapen, of in ieder geval
dicht bij u, zoodat u altijd in staat bent
om my te roepen."
Een oogenblik had Nell het gevoel, als
of ze teruggestooten werd.
(Wordt vervolgd).