STADS NIEUWS DINSuAG 14 JANUARI 1936 DE LEIDSCHE COURTS TWEEDE, BLAD - PAG, 7 GEMEENTERAAD. De Gemeenteraad vergadert op Maan dag 20 Januari 1936, des namiddags te itwee uur, in het gebouw „Tot nut van 't Algemeen" (Steenschuur 21). De vergadering zal, zoo noodig, des avonds worden voortgezet. Te behandelen onderwerpen: lo. Benoeming van een lid van de Com missie van' Beheer over de gestichten „En degeest", „Voorgeest" en „Rhijngeest" (va cature: de heer J. G. van Es). (Aanbevolen worden: 1. T. Elkerbout, 2. mr. C. Beeken- kamp). '2o. Aanwijzing van een candidaat voor de bencleming van een Commissaris van de N.V. Leidsche Duinwater Maatschappij. (Aan de beurt van aftreding is de heer Th. M. W. Bergers). 3o. Benoeming van een tijdelijk leeraar in de Wiskunde aan de Hoogere Burger school met 5-jarigen cursus. 4o. Voorstel tot het verleenen van ont slag aan Dr. J. D. A. Boks als tijdelijk leeraar in de Wiskunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. 6o. Voorstel in zake overneming en rui ling van eenige strookjes grond. 6o. Voorstel tot het aangaan van een overeenkomst met A. Schipper, te Leiden en de Woningbouwvereeniging „de Tuin- stadwijk", in verband met het bezigen van den Noordwestelijken zijgevel van het aan eerstgenoemde toebehoorende perceel, kad. bekend gemeente Leiden, Sectie M No. 5120, als bouwmuur van de aangrenzende woning van „de Tuinstad wijk". 7o. Voorstel tot het verleenen van ver gunning, overeenkomstig het bepaalde bij art. 17, eerste alinea, van de verordening op het bouwen en sloopen, ten aanzien van den bouw van een twaalftal woningen c.a. door Regenten van het Barend van Namen hofje op een terrein tusschen de Witte Ro zenstraat en den Trekvliet. 8o. Voorstellen tot herziening van het raadsbesluit van 6 November 1933 vastge stelde plan van uitbreiding voor de ge meente Leiden, laatstelijk herzien bij raadsbesluit van 2 December 1935. 9o. Voorstel tot den bouw van een niéUw Gymnasium c.a. aan de Fruinlaan en tot beschikbaarstelling van de voor dien bouw benoodigde gelden. lOo. Voortzetting van de behandeling van het voorstel tot wijziging van de ordening, betreffende de levering van door de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit te Leiden. llo. Voorstel tot wijziging van de ver ordening op de heffing van een belasting onder den naam van Straatbelasting, te Leiden, tevens praeadvies op het verzoek van den verhuurdersbond voor Leiden en Omstreken om verlaging van de straatbe lasting en restitutie van die belasting bij langdurig leegstaan van gebouwde eigen dommen. 12o. Voortzetting van de behandeling van het voorstel: a. tot oprichting van een stichting voor de organisatie van de gemeentelijke bemoeiingen ter zake van de beoefe ning van sport en spel; b. tot vaststelling van de statuten van die stichting; c. tot vaststelling van den desbetreffen- den begrootingsstaat; d. tot vaststelling van de regelen met betrekking tot de belegging bij den Gemeente-ontvanger van de overtol lige kasgelden van de stichting. 13o. Voorstel tot vaststelling van een verordening, houdende regeling van den rechtstoestand van het onderwijzend per soneel, verbonden aan de openbare inrich tingen van onderwijs der gemeente Leiden en, in verband daarmede, tot wijziging van verschillende verordeningen betrekking hebbende op het openbaar onderwijs in deze gemeente. 14o. Voorstel tot w(ijziging van de veror dening, regelende de voorwaarden, waar onder ten behoeve van bijzondere bewaar scholen subsidie uit de gemeentekas wordt verleend. HET UITBREIDINGSPLAN. Zoo als bekend is, hebben Gedeputeerde Staten ten aanzien van een drietal terrei nen hun goedkeuring aan het uitbreidings plan onthouden, n.l.:. lo. de gronden, gelegen ten Zuidoosten van de spoorbaan AmsterdamRotterdam en begrensd door den Maredijk, de Maris- laan en den Stationsweg. 2o. het terrein, gelegen tusschen den Maredijk, de Poelwetering, de Haarlemmer trekvaart en de spoorbaan Amsterdam Rotterdam. 3o. een terrein, gelegen ten Westen van de zweminrichting „de Zijl" en ten Oosten van de verlengde Sumatrastraat. B. en W. hebben voor elk der hier be doelde drie terreinen een nieuw plan doen ontwerpen, omtrent welke plannen zij, na dat de instemming der Commissie van Fa bricage daarmede was verkregen, in over leg zijn getreden met Gedeputeerde Staten. Bij schrijven van 68 November 1935 be richtte dit College, dat het zijn standpunt aangaande het plan voor het onder lo. be doelde terrein (Schuttersveld en omgeving) nog niet kon bepalen, terwijl het zich met de beide andere plannen bleek te kunnen vereenigen. Gelet op den wettelijk voorge schreven termijn, hebben B. en W. ge meend met de behandeling volgens de pro cedure der Woningwet van alle drie de plannen dus ook het plan-Schuttersveld, waarover Gedeputeerde Staten zich nog niet hadden uitgesproken niet langer te mogen wachten, weshalve zij tot ter-visie legging overeenkomstig art. 37, lid 2, der genoemde wet zijn overgegaan. Er is één bezwaarschrift ingediend, en wel met be trekking tot het plan voor het onder 2o. be doelde terrein (nabij de Maredijk). Om trent een en ander merken B. en W. het volgende op: Terrein-Schuttersveld. De weigering van de goedkeuring door Gedeputeerde Staten van het uitbreidingsplan, voorzoover dit terrein betreft, is, blijkens hun desbetref fend besluit, gegrond op twee overwegin gen: lo. het ontbreken van een rechte verbin ding tusschen den Rijnsburgersingel, ten Noorden van het in de toekomst gedachte verkeersknooppunt nabij den molen „De Valk", en den Rijnsburger weg, nabij den spoorwegovergang (in het uitbreidingsplan was deze verbinding ontworpen langs een weg, die met een bocht loodrecht op den Stationsweg uitkwam, ongeveer tegenover de plaats van het toekomstige nieuwe sta tion); 2o. de omstandigheid, dat onzerzijds, al dus B. en W., het plan ten aanzien van het noordelijke gedeelte van het terrein in na der onderzoek was genomen in verband met plannen voor een tunnel onder de spoorbaan in den Maredijk. De boven bedoelde verbinding tusschen den Rijnsburgersingel en den Rijnsburger- weg wordt thans gevormd door een 25 M. breeden, rechten weg, welke de spoorbaan even ten Noordoosten van den bestaanden spoorwegovergang kruist en waardoor aan het bezwaar van Gedeputeerde Staten te gen het oorspronkelijke plan wordt tege moet gekomen. De overige wijzigingen welke het plan voor het onderhavige terrein, vergeleken met dat, hetwelk door Gedeputeerde Sta ten buiten hunne goedkeuring is gehouden, vertoont, zijn het gevolg van het openen van de mogelijkheid om in den Maredijk een tunnel voor rij verkeer onder de spoor baan te maken. Terrein-Maredijk. Op het uitbreidings plan, gelijk dit aanvankelijk door den Raad is vastgesteld, was voor het onderhavige terrein niet de bestemming in onderdeelen aangegeven, doch slechts in hoofdzaak, met aanduiding van de bestemming voor sport en speelvelden (ijsbanen). Naar aanleiding van daartegen door den belanghebbende, de firma gebroeders Mulder, alhier, inge brachte bezwaren besloot de Raad nader het plan te herzien in dier voege, dat voor het terrein de bestemming in onderdeelen werd vastgesteld, waarbij de gronden voor beteren bouw werden aangewezen. Tegen deze detailleering hadden Gedepu teerde Staten overwegend bezwaar. Naast enkele andere bedenkingen was hun hoofd bezwaar hierin gelegen, dat de gronden deel uitmaken en, althans voorloopig, die nen te blijven uitmaken van den groenen zoom, die de stad, in aansluiting aan het groencomplex van den Leidschen Hout en van Poelgeest, aan de noordzijde omsluit. Het nieuwe plan, hetwelk met inachtne ming van de beslissing van Gedeputeerde Staten is opgemaakt, is de grens van het Staten is opgemaakt, herstelt de aanvanke lijke bestemming in hoofdzaak weder, met de aanduiding „bestemd voor sport- en speelvelden". De afzonderlijke vermelding van „ijsbanen" is weggela ten, omdat het terrein daarvoor waar schijnlijk te klein is en bovendien deze bestemming geacht kan worden in die van sport- en speelvelden te zijn opgesloten. Tegen het plan is, gelijk reeds is gezegd, een bezwaarschrift ingekomen, n.l. van de firma Gebroeders ^(Mulder, alhier. Recla- mante acht zich door de ontworpen bestem ming harer gronden ernstig benadeeld en verzoekt alsnog daaraan een bestemming in onderdeelen te geven, en wel tot bouwter rein, gelijk het niet goedgekeurde uitbrei- dignsplan aangaf. Het komt B. en W. voor, dat aan dit ver zoek niet kan worden voldaan. Terrein bij zweminrichting „de Zijl". Op het door den Raad vastgestelde uitbrei dingsplan was aan dit terrein de bestem ming van bouwterrein gegeven met om ringende straatgedeelten. Daaraan hebben Gedeputeerde Staten hun goedkeuring niet gehecht, omdat zij- van oordeel waren, dat het terrein, als onderdeel van den groenen zoom langs de Sumatrastraat en van het groen, dat het uitbreidingsplan aan de noordzijde van het Oosten naar het Westen doorslingert, voor plantsoen moet worden aangewezen, in overeenstemming met de bestemming, welke op het aanvankelijke schetsontwerp van het plan aan het terrein was gegeven. In het thans ontworpen plan is met het standpunt van Gedeputeerde Staten reke ning gehouden; het westelijke gedeelte van het terrein is n.l. voor plantsoen bestemd, zoodat de plantsoenstrook in de Sumatra straat niet zal worden onderbroken, terwijl de oostelijke helft is bestemd voor bebou wing (arbeiders- en kleine middenstands- bouw). pervlakte van den voor den bouw van het Gymnasium benoodigden grond belangrijk te beperken. Uit een in de Leeskamer ter inzage gelegd rapport van den Directeur van Gemeentewerken blijkt, dat, zonder noemenswaardige verandering in het eigen lijke bouwplan, het benoodigde terrein is teruggebracht tot een oppervlakte van pl.m. 7400 M2. ter waarde van pl.m. 50.000. Aangezien hierdoor de bij B. en W. te gen de oppervlakte van het terrein gere zen bedenking uit den weg is geruimd, ge ven zij den Raad, onder opmerkihg dat de Commissie van Fabricage zich met de bo- venaangegeven oplossing kan vereenigen, in overweging voort te gaan met de behan deling van het bovengenoemd praeadvies en te besluiten conform de daarin sub b en c vervatte voorstellen, met dien ver stande, dat aan het daarin sub b vervatte voorstel wordt toegevoegd: „gewijzigd als aangegeven op de nader overgelegde situa- tie-teekening B 1 h 562 a". TIJDELIJKE BEWAARSCHOOL ONDERWIJZERESSEN. BOUW NIEUW GYMNASIUM. Gelijk bekend is, werd in de Raadsverga dering van 23 December j.l. bij de behan deling van het praeadvies van B. en W., strekkende o.m. tot den bouw van een nieuw Gymnasium aan de Fruinlaan en tot vaststelling van den daarbij overgelegden begrootingsstaat, door B. en W. voorgesteld en door den Raad besloten deze beide pun ten aan te houden. Dat voorstel werd door B. en W. gedaan teneinde alsnog te kun- I nen nagaan, of het mogelijk zou zijn de op Zooals bekend is, bepaalt het derde lid van artikel 5 van de verordening, regelen de het openbaar bewaarschoolonderwijs, dat, indien na deeling van het aantal leer lingen van een school door 50 een rest overblijft van ten minste 20, voor dat res tant nog één tijdelijke onderwijzeres werk zaam moet zijn, terwijl het derde lid van artikel 3 van de verordening, regelende de voorwaarden, waaronder ten behoeve van bijzondere bewaarscholen subsidie uit de gemeentekas wordt verleend, voorschrijft, dat bij een zoodanige rest nog één onder wijzeres werkzaam moet zijn. In tegenstel ling met het openbaar is dus voor het bijzonder bewaarschoolonderwijs niet voor geschreven, dat een zoodanige onderwijze res in tijdelijk dienstverband werkzaam moet zijn. Dit is bij het ontwerpen van de laatstgenoemde verordening opzettelijk na gelaten, hetgeen zijn verklaring vindt in de omstandigheid, dat elk schoolbestuur o.i., aldus B. en W., vrijheid van oordeel en handelen moet worden gelaten ten aanzien van de vraag, of een dergelijke onderwijze res in vasten dan wel in tijdeüjken dienst werkzaam zal zijn. Bij deze de rechtsposi tie van het onderwijzend personeel raken de vraag is voor de gemeente geen enkel belang betrokken, omdat het subsidie in elk geval beperkt moet blijven tot vergoe ding van de wedde van een tijdelijke leer kracht. Intusschen is in de practijk gebleken, dat het hierboven nader aangeduide verschil in redactie aanleiding geeft tot misver stand, in zooverre als het bij sommige schoolbesturen de gedachte heeft doen post vatten, dat ten aanzien van een leer kracht bij een rest van 20 of meer leerlin gen, aanspraak kan worden gemaakt op de vergoeding van de wedde van een vaste on derwijzeres. Om allen twijfel in den vervolge op te heffen, achten B. en W. het wenschelijk de verordening, regelende de voorwaarden, waaronder ten behoeve van bijzondere be waarscholen subsidie uit de gemeentekas wordt verleend, op dit punt door een inter pretatieve wijziging te verduidelijken. Dit kan het eenvoudigst geschieden, door ook in het derde lid van artikel 3 dier verorde ning te spreken van „één tijdelijke onder wijzeres". In dit verband merken B. en W. nog op, dat bij deze redactie den school besturen niet, zooals wellicht bij aanvan kelijke beschouwing schijnt, de pas wordt afgesneden, om, indien de besturen dat noodig achten, een onderwijzeres, die bij een rest van ten minste 20 leerlingen werk zaam moet zijn, in vasten dienst te hou den of aan te stellen. B. en W. zijn van meening, dat aldus wel een erg schrille tegenstelling is ontstaan tusschen de positie van de vaste onderwij zeres bij het bijzonder bewaarschoolonder wijs en die bij het openbaar bewaarschool onderwijs. Immers terwijl de eerste onmid dellijk aan salaris een bedrag van 500. /700.verliest, wordt de laatste in het genot van wachtgeld gesteld. Ofschoon B. en W. het op grond van de moeilijke finan- cieele omstandigheden niet mogelijk ach ten, deze tegenstelling geheel te doen ver dwijnen door voor het hier bedoelde geval in den vorm van een wachtgeldregeling voor de onderwijzeres bij het bijzonder be waarschoolonderwijs gelijk recht te schep pen als voor de onderwijzeres bij het open baar bewaarschoolonderwijs, zijn zij toch van oordeel, dat er wel aanleiding bestaat te bepalen, dat een onderwijzeres bij het bijzonder bewaarschoolonderwijs in het bo vengestelde geval nog gedurende één jaar in het genot van haar laatstelijk als vast onderwijzeres genoten wedde blijft. Te dien einde zouden B. en W. als nieuw 2e lid aan artikel 6 van de verordening, regelen de de voorwaarden, waaronder ten behoe ve van bijzondere bewaarscholen subsidie uit de gemeentekas wordt verleend, wen- schen toe te voegen: „Indien tengevolge van daling van het aantal leerlingen eener school de aan een in dienst zijnde onderwijzeres verleende vaste aanstelling, ter voldoening aan het bepaalde in het derde lid van artikel 3, wordt omgezet in een tijdelijke aanstel ling of indien in zoodanig geval de onder wijzeres met toestemming van Burgemees ter en Wethouders in haar vaste betrekking wordt gehandhaafd, blijft deze onderwijze res nog gedurende één jaar in het genot van haar laatstelijk als vast onderwijzeres ge noten jaarwedde, mits zij gedurende dat jaar aan de school als tijdelijk of vast on derwijzeres blijft verbonden". Deze verordening wordt geacht in wer king te zijn getreden op 1 Januari 1936. Rechtstoestand -onderwijzend personeel. Het voorschrift, vervat in artikel 43 van het den Raad in ontwerp aangeboden „Re glement rechtstoestand onderwijzend perso neel" is ontleend aan artikel 30 van het Ambtenarenreglement Rijkskweekscholen, welk artikel voor het onderwijzend perso neel van de gemeentelijke Kweekschool voor Onderwijzers (essen) imperatief is voorgeschreven. Bij Koninklijk besluit van 12 December 1935 is een aanvulling van laatstgenoemd artikel tot stand gekomen. In verband hiermede zal deze aanvulling welke geen nadere toelichting behoeft moeten worden overgenomen. Op grond van het vorenstaande deelen wij u mede, dat nader wordt voorgesteld artikel 43 van bovengenoemd ontwerp- reglement als volgt te lezen: „1. In geval van ziekte of ongeval, ont staan in verband met zijne dienstbetrek king, heeft de ambtenaar aanspraak op vrije genees- en heelkundige behandeling op den vóet van de bepalingen der Ongevallenwet 1921, voor zoover hij niet tegen een derde rechten kan doen gelden, welke kunnen worden geacht verband te houden met de noodzakelijkheid van genees- en heelkun dige behandeling. 2. Wanneer de ambtenaar zijn aan het slot van het voorgaande lid bedoelde rech ten aan de gemeente cedeert, heeft hij vol ledige aanspraak op vrije genees- en heel kundige behandeling op den voet van de bepalingen der Ongevallenwet 1921". (8) Denkt u eraan, dat stilstaande auto's tegenwoordig weder verlicht moeten zijn? H. B. S. met 5-jaxigen cursus. Tengevolge van het aan den heer J. Hir- schig verleend ontslag is het noodig, dat eene voorziening wordt getroffen met be trekking tot het onderwijs in wiskunde aan de Hoogere Burgerschool met 5-jarigen cursus. Die voorziening kan, aldus B. en W., al dus geschieden, dat aan de thans aan die school in functie zijnde leeraren, de heeren dr. J. D. A. Boks en ir. A. M. Overeynder, meer lesuren in wiskunde worden opgedra gen en dat de heer ir. A. A. Lagaay, leeraar aan het Gymnasium, voor het geven van de dan nog resteerende lesuren wordt be noemd tot tijdelijk leeraar aan de Hoogere Burgerschool met 5-jarigen cursus. Aangezien de heer Boks, die tevens als tijdelijk leeraar aan de Hoogere Burger school voor Meisjes werkzaam is, alsdan een te groot getal lesuren zou moeten ge ven, zal aan hem eervol ontslag moeten worden verleend uit die tijdelijke betrek king. B. en W. geven den Raad mitsdien in overweging te besluiten: lo. den heer dr. J. D. A. Boks, met ingang van 1 Maart 1936, eervol ontslag te verlee nen uit zijne betrekking van tijdelijk lee raar in de wiskunde aan de Hoogere Bur gerschool voor Meisjes; 2o. den heer ir. A. A. Lagaay, leeraar in de wiskunde aan het Gymnasium, met in gang van 1 Maart 1936, voor den alsdan nog overblijvend en duur van- den cursus 1935—1936, te benoemen tot tijdelijk lee raar in de wiskunde aan de Hoogere Bur gerschool met 5-jarigen cursus. Overname en ruiling van strookjes grond. In verband met be- en verbouwing ter plaatse dienen eenige hierna te noemen strooken grond aan de gemeente te worden overgedragen. Tevens behoort het Raads besluit van 16 April 1934, inzake den bouw van een nieuw winkelpand aan de Aal markt door de N.V. Leidsche Manufacturen- handel van Vroom en Dreesmann, voor zoo veel betreft de overeenkomst van grond- ruiling, te worden gewijzigd als hieronder is aangegeven. B. en W. geven mitsdien den Raad in overweging: 4 I. te besluiten kosteloos in eigendom en onderhoud bij de gemeente o*er te nemen: a. van de N.V. Modemagazijnen Maison Zurloh, gevestigd te 's-Gravenhage en kan- toorhoudende te Leiden, een strookje grond, groot pl.m. 22 M2., gelegen aan de van 't Hoffstraat, hoek Hugo de Vriesstraat; b. van M. van Driel, te Leiden, c.s., een strookje grond, groot pl.m. 4.75 M2., gele gen aan de van 't Hoffstraat; v. van P. Verkley, te Leiden, een strookje grond, groot pl.m. 0.70 M2., gelegen aan het Levendaal, hoek Sint Jorissteeg; n. met wijziging van het Raadsbesluit van 16 April 1934, sub c, te besluiten: met de N.V. Leidsche Manufacturenhandel van Vroom en Dreesmann, te Leiden de navol gende overeenkomst van grondruiling aan te gaan: de N.V. draagt vrij van alle lasten in eigendom over aan de gemeente, met be stemming tot openbare straat, eenige strookjes grond, t.w. twee strookjes grond aan de Vischpoort, groot pl.m. 20 M2. en pl.m. 0.50 M2., twee strookjes grond aan de Aalmarkt, groot pl.m. 5.50 M2. en pl.m. 4.50 M2., en een strookje grond aan de Maarsmansteeg, groot pl.m. 0.80 M2., ter wijl de gemeente in eigendom overdraagt aan de N.V. eenige strookjes grond, t.w. twee strookjes grond aan de Vischpoort, groot pl.m. 15 M2. en pl.m. 1 M2. en een strookje grond aan de Maarsmansteeg, groot pl.m. 0.60 M2., zulks onder de in het raadsbesluit van 16 April 1934, sub c ge noemde bepalingen. Een overeenkomst. Bij Raadsbesluit d.d. 12 November 1934 is aan de woningbouwvereeniging „de Tuin- stadwijk" voor den tijd van 50 jaren in erf pacht uitgegeven een terrein ten westen van den Lammenschansweg voor den bouw van 62 woningen. Bij dezen bouw zal de noordwestelijke zijgevel van het aan den heer A. Schipper toebehoorende perceel als bouwmuur van de aangrenzende woning van „de Tuinstadwijk" worden gebruikt. Hiertoe dient de mede-eigendom te wor den verkregen van den zijgevel, met het recht van inbinten in dezen muur. De heer Schipper gaat hiermede accoord, onder be ding, dat hij ƒ175.— als vergoeding ont vangt, welk bedrag ten laste van de wo ningbouwvereeniging komt. Vermits de gemeente den grond voor het bouwplan slechts in erfpacht hepft gege ven, is haar medewerking tot deze trans actie vereischt in den in de conclusie ver melden vorm. B. en W. geven mitsdien den Raad in overweging daartoe te besluiten. N.V. Leidsche Duinwater Maatschappij. Op 20 Februari 1936 is de heer Th. M. W. Bergers aan de beurt van aftreding als Commissaris van de N.V. Leidsche Duin water Maatschappij, zoodat de vergadering van aandeelhouders in deze vacature zal hebben te voorzien. Ingevolge de statuten der N.V. zijn aftredenden herkiesbaar, ter wijl de benoeming voor den tijd van 3 ja ren plaats heeft. De aanwijzing van een candidaat voor deze commissarisplaats geschiedt, overeen komstig de bij het Raadsbesluit van 29 Mei 1933 (Ingek. Stukken No. 113) nader vast gestelde Regeling inzake de uitoefening van de rechten der gemeente als aandeel houdster, door den Raad. B. en W. - geven den Raad derhalve in overweging over te gaan tot aanwijzing van een candidaat, cp wien de sterrimen in de aandeelhoudersvergadering zullen worden uitgebracht voor de benoeming van een commissaris der N.V. Leidsche Duinwater Maatschappij. Het Barend van Namenhofje. Regenten van het Barend van Namen hofje hebben aan B. en W. vergunning ver zocht voor den bouw van een twaalftal wo ningen c.a. op een terrein, gelegen tusschen de bebouwing aan de Westzijde van de Witte Rozenstraat en den Trekvliet. De woningen zijn niet aan den weg ont worpen, doch aan een open ruimte, welke van den weg door een niet overdekte toe gang toegankelijk is. In verband met het bepaalde bij de ver ordening op het bouwen en sloopen is voor een dergelijken bouw mede vergunning van den Raad vereischt. Aangezien het, zooals in het verzoek is te lezen, bedoeling van Regenten is, de wo ningen te doen bewonen door personen, die door de veranderde tijdsomstandigheden niet meer in staat zijn een normale huur te betalen en al eenigszins op leeftijd zijn, bestaat er bij B. en W. tegen den bouw geen bedenking. LETTEREN EN KUNST DE KUNST VAN HET GRIMEEREN door Johan Schmidt. Ook het grimeeren is een kunst en een zeer belangrijk onderdeel van het tooneel. Dat het een kunst is, die niet iedereen ver staat, zal duidelijk zijn voor allen, die vooral in vroeger jaren wel eens te maken hebben gehad met het dilettanten tooneel. Maar ook op het beroepstooneel ziet de cri- tisohe toeschouwer wel eens een grime, die er falikant naast is. Tegenwoordig begint men ook onder de dilettanten meer begrip te krijgen van het effect eener goede grimeering en roept men de hulp in van een ervaren tooneel- kapper. De heer Schmidt, een acteur en schrij ver van eenige tooneelstukken, heeft in een boekje, dat bij de Hollandia Drukkerij te Baaürn is uitgegeven, eenige waardevolle aanwijzingen gegeven voor het grimeeren van verschillende typen. De. heer Schmidt kent het vak en weet wat er van een type te maken is. Hij begint met een kop zonder huid te toonen, waarop de ligging der spieren gedemonstreerd wordt; een onmis bare kennis voor iedereen, die met de sChmink-pijpjes op zijn eigen of eens an ders aangelaat wil gaan experimenteeren. Aan de hand van diverse gekleurde platen en eenige teekeningen kan men het effect van een goede grimeering bestudeeren. Merkwaardiger wijze treffen wij geen en kele vrouwenfiguur onder de afbeeldingen aan; waarschijnlijk omdat de auteur er van overtuigd is, dat hij het vrouwelijk geslacht niets meer te leeren heeft op het gebied van het schminken? Het boekje beleefde reeds een tweeden druk en is verkrijgbaar bij den uitgever voor 1.75. Eén niet genoeg I En nu Kareióptellen!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 7