STADS
NIEUWS
DINSuAG 14 JANUARI 1936
DE LEIDSCHE COURTS
TWEEDE, BLAD - PAG, 7
GEMEENTERAAD.
De Gemeenteraad vergadert op Maan
dag 20 Januari 1936, des namiddags te
itwee uur, in het gebouw „Tot nut van 't
Algemeen" (Steenschuur 21).
De vergadering zal, zoo noodig, des
avonds worden voortgezet.
Te behandelen onderwerpen:
lo. Benoeming van een lid van de Com
missie van' Beheer over de gestichten „En
degeest", „Voorgeest" en „Rhijngeest" (va
cature: de heer J. G. van Es). (Aanbevolen
worden: 1. T. Elkerbout, 2. mr. C. Beeken-
kamp).
'2o. Aanwijzing van een candidaat voor
de bencleming van een Commissaris van
de N.V. Leidsche Duinwater Maatschappij.
(Aan de beurt van aftreding is de heer Th.
M. W. Bergers).
3o. Benoeming van een tijdelijk leeraar
in de Wiskunde aan de Hoogere Burger
school met 5-jarigen cursus.
4o. Voorstel tot het verleenen van ont
slag aan Dr. J. D. A. Boks als tijdelijk
leeraar in de Wiskunde aan de Hoogere
Burgerschool voor Meisjes.
6o. Voorstel in zake overneming en rui
ling van eenige strookjes grond.
6o. Voorstel tot het aangaan van een
overeenkomst met A. Schipper, te Leiden
en de Woningbouwvereeniging „de Tuin-
stadwijk", in verband met het bezigen van
den Noordwestelijken zijgevel van het aan
eerstgenoemde toebehoorende perceel, kad.
bekend gemeente Leiden, Sectie M No.
5120, als bouwmuur van de aangrenzende
woning van „de Tuinstad wijk".
7o. Voorstel tot het verleenen van ver
gunning, overeenkomstig het bepaalde bij
art. 17, eerste alinea, van de verordening
op het bouwen en sloopen, ten aanzien van
den bouw van een twaalftal woningen c.a.
door Regenten van het Barend van Namen
hofje op een terrein tusschen de Witte Ro
zenstraat en den Trekvliet.
8o. Voorstellen tot herziening van het
raadsbesluit van 6 November 1933 vastge
stelde plan van uitbreiding voor de ge
meente Leiden, laatstelijk herzien bij
raadsbesluit van 2 December 1935.
9o. Voorstel tot den bouw van een niéUw
Gymnasium c.a. aan de Fruinlaan en tot
beschikbaarstelling van de voor dien bouw
benoodigde gelden.
lOo. Voortzetting van de behandeling
van het voorstel tot wijziging van de
ordening, betreffende de levering van
door de Stedelijke Fabrieken van Gas en
Electriciteit te Leiden.
llo. Voorstel tot wijziging van de ver
ordening op de heffing van een belasting
onder den naam van Straatbelasting, te
Leiden, tevens praeadvies op het verzoek
van den verhuurdersbond voor Leiden en
Omstreken om verlaging van de straatbe
lasting en restitutie van die belasting bij
langdurig leegstaan van gebouwde eigen
dommen.
12o. Voortzetting van de behandeling
van het voorstel:
a. tot oprichting van een stichting voor
de organisatie van de gemeentelijke
bemoeiingen ter zake van de beoefe
ning van sport en spel;
b. tot vaststelling van de statuten van
die stichting;
c. tot vaststelling van den desbetreffen-
den begrootingsstaat;
d. tot vaststelling van de regelen met
betrekking tot de belegging bij den
Gemeente-ontvanger van de overtol
lige kasgelden van de stichting.
13o. Voorstel tot vaststelling van een
verordening, houdende regeling van den
rechtstoestand van het onderwijzend per
soneel, verbonden aan de openbare inrich
tingen van onderwijs der gemeente Leiden
en, in verband daarmede, tot wijziging van
verschillende verordeningen betrekking
hebbende op het openbaar onderwijs in
deze gemeente.
14o. Voorstel tot w(ijziging van de veror
dening, regelende de voorwaarden, waar
onder ten behoeve van bijzondere bewaar
scholen subsidie uit de gemeentekas wordt
verleend.
HET UITBREIDINGSPLAN.
Zoo als bekend is, hebben Gedeputeerde
Staten ten aanzien van een drietal terrei
nen hun goedkeuring aan het uitbreidings
plan onthouden, n.l.:.
lo. de gronden, gelegen ten Zuidoosten
van de spoorbaan AmsterdamRotterdam
en begrensd door den Maredijk, de Maris-
laan en den Stationsweg.
2o. het terrein, gelegen tusschen den
Maredijk, de Poelwetering, de Haarlemmer
trekvaart en de spoorbaan Amsterdam
Rotterdam.
3o. een terrein, gelegen ten Westen van
de zweminrichting „de Zijl" en ten Oosten
van de verlengde Sumatrastraat.
B. en W. hebben voor elk der hier be
doelde drie terreinen een nieuw plan doen
ontwerpen, omtrent welke plannen zij, na
dat de instemming der Commissie van Fa
bricage daarmede was verkregen, in over
leg zijn getreden met Gedeputeerde Staten.
Bij schrijven van 68 November 1935 be
richtte dit College, dat het zijn standpunt
aangaande het plan voor het onder lo. be
doelde terrein (Schuttersveld en omgeving)
nog niet kon bepalen, terwijl het zich met
de beide andere plannen bleek te kunnen
vereenigen. Gelet op den wettelijk voorge
schreven termijn, hebben B. en W. ge
meend met de behandeling volgens de pro
cedure der Woningwet van alle drie de
plannen dus ook het plan-Schuttersveld,
waarover Gedeputeerde Staten zich nog
niet hadden uitgesproken niet langer te
mogen wachten, weshalve zij tot ter-visie
legging overeenkomstig art. 37, lid 2, der
genoemde wet zijn overgegaan. Er is één
bezwaarschrift ingediend, en wel met be
trekking tot het plan voor het onder 2o. be
doelde terrein (nabij de Maredijk). Om
trent een en ander merken B. en W. het
volgende op:
Terrein-Schuttersveld. De weigering van
de goedkeuring door Gedeputeerde Staten
van het uitbreidingsplan, voorzoover dit
terrein betreft, is, blijkens hun desbetref
fend besluit, gegrond op twee overwegin
gen:
lo. het ontbreken van een rechte verbin
ding tusschen den Rijnsburgersingel, ten
Noorden van het in de toekomst gedachte
verkeersknooppunt nabij den molen „De
Valk", en den Rijnsburger weg, nabij den
spoorwegovergang (in het uitbreidingsplan
was deze verbinding ontworpen langs een
weg, die met een bocht loodrecht op den
Stationsweg uitkwam, ongeveer tegenover
de plaats van het toekomstige nieuwe sta
tion);
2o. de omstandigheid, dat onzerzijds, al
dus B. en W., het plan ten aanzien van het
noordelijke gedeelte van het terrein in na
der onderzoek was genomen in verband
met plannen voor een tunnel onder de
spoorbaan in den Maredijk.
De boven bedoelde verbinding tusschen
den Rijnsburgersingel en den Rijnsburger-
weg wordt thans gevormd door een 25 M.
breeden, rechten weg, welke de spoorbaan
even ten Noordoosten van den bestaanden
spoorwegovergang kruist en waardoor aan
het bezwaar van Gedeputeerde Staten te
gen het oorspronkelijke plan wordt tege
moet gekomen.
De overige wijzigingen welke het plan
voor het onderhavige terrein, vergeleken
met dat, hetwelk door Gedeputeerde Sta
ten buiten hunne goedkeuring is gehouden,
vertoont, zijn het gevolg van het openen
van de mogelijkheid om in den Maredijk
een tunnel voor rij verkeer onder de spoor
baan te maken.
Terrein-Maredijk. Op het uitbreidings
plan, gelijk dit aanvankelijk door den Raad
is vastgesteld, was voor het onderhavige
terrein niet de bestemming in onderdeelen
aangegeven, doch slechts in hoofdzaak, met
aanduiding van de bestemming voor sport
en speelvelden (ijsbanen). Naar aanleiding
van daartegen door den belanghebbende,
de firma gebroeders Mulder, alhier, inge
brachte bezwaren besloot de Raad nader
het plan te herzien in dier voege, dat voor
het terrein de bestemming in onderdeelen
werd vastgesteld, waarbij de gronden voor
beteren bouw werden aangewezen.
Tegen deze detailleering hadden Gedepu
teerde Staten overwegend bezwaar. Naast
enkele andere bedenkingen was hun hoofd
bezwaar hierin gelegen, dat de gronden
deel uitmaken en, althans voorloopig, die
nen te blijven uitmaken van den groenen
zoom, die de stad, in aansluiting aan het
groencomplex van den Leidschen Hout en
van Poelgeest, aan de noordzijde omsluit.
Het nieuwe plan, hetwelk met inachtne
ming van de beslissing van Gedeputeerde
Staten is opgemaakt, is de grens van het
Staten is opgemaakt, herstelt de aanvanke
lijke bestemming in hoofdzaak weder,
met de aanduiding „bestemd voor
sport- en speelvelden". De afzonderlijke
vermelding van „ijsbanen" is weggela
ten, omdat het terrein daarvoor waar
schijnlijk te klein is en bovendien deze
bestemming geacht kan worden in die van
sport- en speelvelden te zijn opgesloten.
Tegen het plan is, gelijk reeds is gezegd,
een bezwaarschrift ingekomen, n.l. van de
firma Gebroeders ^(Mulder, alhier. Recla-
mante acht zich door de ontworpen bestem
ming harer gronden ernstig benadeeld en
verzoekt alsnog daaraan een bestemming in
onderdeelen te geven, en wel tot bouwter
rein, gelijk het niet goedgekeurde uitbrei-
dignsplan aangaf.
Het komt B. en W. voor, dat aan dit ver
zoek niet kan worden voldaan.
Terrein bij zweminrichting „de Zijl". Op
het door den Raad vastgestelde uitbrei
dingsplan was aan dit terrein de bestem
ming van bouwterrein gegeven met om
ringende straatgedeelten. Daaraan hebben
Gedeputeerde Staten hun goedkeuring niet
gehecht, omdat zij- van oordeel waren, dat
het terrein, als onderdeel van den groenen
zoom langs de Sumatrastraat en van het
groen, dat het uitbreidingsplan aan de
noordzijde van het Oosten naar het Westen
doorslingert, voor plantsoen moet worden
aangewezen, in overeenstemming met de
bestemming, welke op het aanvankelijke
schetsontwerp van het plan aan het terrein
was gegeven.
In het thans ontworpen plan is met het
standpunt van Gedeputeerde Staten reke
ning gehouden; het westelijke gedeelte van
het terrein is n.l. voor plantsoen bestemd,
zoodat de plantsoenstrook in de Sumatra
straat niet zal worden onderbroken, terwijl
de oostelijke helft is bestemd voor bebou
wing (arbeiders- en kleine middenstands-
bouw).
pervlakte van den voor den bouw van het
Gymnasium benoodigden grond belangrijk
te beperken. Uit een in de Leeskamer ter
inzage gelegd rapport van den Directeur
van Gemeentewerken blijkt, dat, zonder
noemenswaardige verandering in het eigen
lijke bouwplan, het benoodigde terrein is
teruggebracht tot een oppervlakte van pl.m.
7400 M2. ter waarde van pl.m. 50.000.
Aangezien hierdoor de bij B. en W. te
gen de oppervlakte van het terrein gere
zen bedenking uit den weg is geruimd, ge
ven zij den Raad, onder opmerkihg dat de
Commissie van Fabricage zich met de bo-
venaangegeven oplossing kan vereenigen,
in overweging voort te gaan met de behan
deling van het bovengenoemd praeadvies
en te besluiten conform de daarin sub b
en c vervatte voorstellen, met dien ver
stande, dat aan het daarin sub b vervatte
voorstel wordt toegevoegd: „gewijzigd als
aangegeven op de nader overgelegde situa-
tie-teekening B 1 h 562 a".
TIJDELIJKE BEWAARSCHOOL
ONDERWIJZERESSEN.
BOUW NIEUW GYMNASIUM.
Gelijk bekend is, werd in de Raadsverga
dering van 23 December j.l. bij de behan
deling van het praeadvies van B. en W.,
strekkende o.m. tot den bouw van een
nieuw Gymnasium aan de Fruinlaan en tot
vaststelling van den daarbij overgelegden
begrootingsstaat, door B. en W. voorgesteld
en door den Raad besloten deze beide pun
ten aan te houden. Dat voorstel werd door
B. en W. gedaan teneinde alsnog te kun-
I nen nagaan, of het mogelijk zou zijn de op
Zooals bekend is, bepaalt het derde lid
van artikel 5 van de verordening, regelen
de het openbaar bewaarschoolonderwijs,
dat, indien na deeling van het aantal leer
lingen van een school door 50 een rest
overblijft van ten minste 20, voor dat res
tant nog één tijdelijke onderwijzeres werk
zaam moet zijn, terwijl het derde lid van
artikel 3 van de verordening, regelende de
voorwaarden, waaronder ten behoeve van
bijzondere bewaarscholen subsidie uit de
gemeentekas wordt verleend, voorschrijft,
dat bij een zoodanige rest nog één onder
wijzeres werkzaam moet zijn. In tegenstel
ling met het openbaar is dus voor het
bijzonder bewaarschoolonderwijs niet voor
geschreven, dat een zoodanige onderwijze
res in tijdelijk dienstverband werkzaam
moet zijn. Dit is bij het ontwerpen van de
laatstgenoemde verordening opzettelijk na
gelaten, hetgeen zijn verklaring vindt in
de omstandigheid, dat elk schoolbestuur o.i.,
aldus B. en W., vrijheid van oordeel en
handelen moet worden gelaten ten aanzien
van de vraag, of een dergelijke onderwijze
res in vasten dan wel in tijdeüjken dienst
werkzaam zal zijn. Bij deze de rechtsposi
tie van het onderwijzend personeel raken
de vraag is voor de gemeente geen enkel
belang betrokken, omdat het subsidie in
elk geval beperkt moet blijven tot vergoe
ding van de wedde van een tijdelijke leer
kracht.
Intusschen is in de practijk gebleken, dat
het hierboven nader aangeduide verschil
in redactie aanleiding geeft tot misver
stand, in zooverre als het bij sommige
schoolbesturen de gedachte heeft doen
post vatten, dat ten aanzien van een leer
kracht bij een rest van 20 of meer leerlin
gen, aanspraak kan worden gemaakt op de
vergoeding van de wedde van een vaste on
derwijzeres.
Om allen twijfel in den vervolge op te
heffen, achten B. en W. het wenschelijk de
verordening, regelende de voorwaarden,
waaronder ten behoeve van bijzondere be
waarscholen subsidie uit de gemeentekas
wordt verleend, op dit punt door een inter
pretatieve wijziging te verduidelijken. Dit
kan het eenvoudigst geschieden, door ook
in het derde lid van artikel 3 dier verorde
ning te spreken van „één tijdelijke onder
wijzeres". In dit verband merken B. en W.
nog op, dat bij deze redactie den school
besturen niet, zooals wellicht bij aanvan
kelijke beschouwing schijnt, de pas wordt
afgesneden, om, indien de besturen dat
noodig achten, een onderwijzeres, die bij
een rest van ten minste 20 leerlingen werk
zaam moet zijn, in vasten dienst te hou
den of aan te stellen.
B. en W. zijn van meening, dat aldus wel
een erg schrille tegenstelling is ontstaan
tusschen de positie van de vaste onderwij
zeres bij het bijzonder bewaarschoolonder
wijs en die bij het openbaar bewaarschool
onderwijs. Immers terwijl de eerste onmid
dellijk aan salaris een bedrag van 500.
/700.verliest, wordt de laatste in het
genot van wachtgeld gesteld. Ofschoon B.
en W. het op grond van de moeilijke finan-
cieele omstandigheden niet mogelijk ach
ten, deze tegenstelling geheel te doen ver
dwijnen door voor het hier bedoelde geval
in den vorm van een wachtgeldregeling
voor de onderwijzeres bij het bijzonder be
waarschoolonderwijs gelijk recht te schep
pen als voor de onderwijzeres bij het open
baar bewaarschoolonderwijs, zijn zij toch
van oordeel, dat er wel aanleiding bestaat
te bepalen, dat een onderwijzeres bij het
bijzonder bewaarschoolonderwijs in het bo
vengestelde geval nog gedurende één jaar
in het genot van haar laatstelijk als vast
onderwijzeres genoten wedde blijft. Te dien
einde zouden B. en W. als nieuw 2e lid
aan artikel 6 van de verordening, regelen
de de voorwaarden, waaronder ten behoe
ve van bijzondere bewaarscholen subsidie
uit de gemeentekas wordt verleend, wen-
schen toe te voegen:
„Indien tengevolge van daling van het
aantal leerlingen eener school de aan een
in dienst zijnde onderwijzeres verleende
vaste aanstelling, ter voldoening aan het
bepaalde in het derde lid van artikel 3,
wordt omgezet in een tijdelijke aanstel
ling of indien in zoodanig geval de onder
wijzeres met toestemming van Burgemees
ter en Wethouders in haar vaste betrekking
wordt gehandhaafd, blijft deze onderwijze
res nog gedurende één jaar in het genot van
haar laatstelijk als vast onderwijzeres ge
noten jaarwedde, mits zij gedurende dat
jaar aan de school als tijdelijk of vast on
derwijzeres blijft verbonden".
Deze verordening wordt geacht in wer
king te zijn getreden op 1 Januari 1936.
Rechtstoestand -onderwijzend personeel.
Het voorschrift, vervat in artikel 43 van
het den Raad in ontwerp aangeboden „Re
glement rechtstoestand onderwijzend perso
neel" is ontleend aan artikel 30 van het
Ambtenarenreglement Rijkskweekscholen,
welk artikel voor het onderwijzend perso
neel van de gemeentelijke Kweekschool
voor Onderwijzers (essen) imperatief is
voorgeschreven. Bij Koninklijk besluit van
12 December 1935 is een aanvulling van
laatstgenoemd artikel tot stand gekomen.
In verband hiermede zal deze aanvulling
welke geen nadere toelichting behoeft
moeten worden overgenomen.
Op grond van het vorenstaande deelen
wij u mede, dat nader wordt voorgesteld
artikel 43 van bovengenoemd ontwerp-
reglement als volgt te lezen:
„1. In geval van ziekte of ongeval, ont
staan in verband met zijne dienstbetrek
king, heeft de ambtenaar aanspraak op vrije
genees- en heelkundige behandeling op den
vóet van de bepalingen der Ongevallenwet
1921, voor zoover hij niet tegen een derde
rechten kan doen gelden, welke kunnen
worden geacht verband te houden met de
noodzakelijkheid van genees- en heelkun
dige behandeling.
2. Wanneer de ambtenaar zijn aan het
slot van het voorgaande lid bedoelde rech
ten aan de gemeente cedeert, heeft hij vol
ledige aanspraak op vrije genees- en heel
kundige behandeling op den voet van de
bepalingen der Ongevallenwet 1921".
(8)
Denkt u eraan, dat stilstaande
auto's tegenwoordig weder
verlicht moeten zijn?
H. B. S. met 5-jaxigen cursus.
Tengevolge van het aan den heer J. Hir-
schig verleend ontslag is het noodig, dat
eene voorziening wordt getroffen met be
trekking tot het onderwijs in wiskunde
aan de Hoogere Burgerschool met 5-jarigen
cursus.
Die voorziening kan, aldus B. en W., al
dus geschieden, dat aan de thans aan die
school in functie zijnde leeraren, de heeren
dr. J. D. A. Boks en ir. A. M. Overeynder,
meer lesuren in wiskunde worden opgedra
gen en dat de heer ir. A. A. Lagaay, leeraar
aan het Gymnasium, voor het geven van
de dan nog resteerende lesuren wordt be
noemd tot tijdelijk leeraar aan de Hoogere
Burgerschool met 5-jarigen cursus.
Aangezien de heer Boks, die tevens als
tijdelijk leeraar aan de Hoogere Burger
school voor Meisjes werkzaam is, alsdan
een te groot getal lesuren zou moeten ge
ven, zal aan hem eervol ontslag moeten
worden verleend uit die tijdelijke betrek
king.
B. en W. geven den Raad mitsdien in
overweging te besluiten:
lo. den heer dr. J. D. A. Boks, met ingang
van 1 Maart 1936, eervol ontslag te verlee
nen uit zijne betrekking van tijdelijk lee
raar in de wiskunde aan de Hoogere Bur
gerschool voor Meisjes;
2o. den heer ir. A. A. Lagaay, leeraar in
de wiskunde aan het Gymnasium, met in
gang van 1 Maart 1936, voor den alsdan
nog overblijvend en duur van- den cursus
1935—1936, te benoemen tot tijdelijk lee
raar in de wiskunde aan de Hoogere Bur
gerschool met 5-jarigen cursus.
Overname en ruiling van strookjes grond.
In verband met be- en verbouwing ter
plaatse dienen eenige hierna te noemen
strooken grond aan de gemeente te worden
overgedragen. Tevens behoort het Raads
besluit van 16 April 1934, inzake den bouw
van een nieuw winkelpand aan de Aal
markt door de N.V. Leidsche Manufacturen-
handel van Vroom en Dreesmann, voor zoo
veel betreft de overeenkomst van grond-
ruiling, te worden gewijzigd als hieronder
is aangegeven.
B. en W. geven mitsdien den Raad in
overweging: 4
I. te besluiten kosteloos in eigendom en
onderhoud bij de gemeente o*er te nemen:
a. van de N.V. Modemagazijnen Maison
Zurloh, gevestigd te 's-Gravenhage en kan-
toorhoudende te Leiden, een strookje grond,
groot pl.m. 22 M2., gelegen aan de van 't
Hoffstraat, hoek Hugo de Vriesstraat;
b. van M. van Driel, te Leiden, c.s., een
strookje grond, groot pl.m. 4.75 M2., gele
gen aan de van 't Hoffstraat;
v. van P. Verkley, te Leiden, een strookje
grond, groot pl.m. 0.70 M2., gelegen aan het
Levendaal, hoek Sint Jorissteeg;
n. met wijziging van het Raadsbesluit
van 16 April 1934, sub c, te besluiten: met
de N.V. Leidsche Manufacturenhandel van
Vroom en Dreesmann, te Leiden de navol
gende overeenkomst van grondruiling aan
te gaan:
de N.V. draagt vrij van alle lasten in
eigendom over aan de gemeente, met be
stemming tot openbare straat, eenige
strookjes grond, t.w. twee strookjes grond
aan de Vischpoort, groot pl.m. 20 M2. en
pl.m. 0.50 M2., twee strookjes grond aan
de Aalmarkt, groot pl.m. 5.50 M2. en pl.m.
4.50 M2., en een strookje grond aan de
Maarsmansteeg, groot pl.m. 0.80 M2., ter
wijl de gemeente in eigendom overdraagt
aan de N.V. eenige strookjes grond, t.w.
twee strookjes grond aan de Vischpoort,
groot pl.m. 15 M2. en pl.m. 1 M2. en een
strookje grond aan de Maarsmansteeg,
groot pl.m. 0.60 M2., zulks onder de in het
raadsbesluit van 16 April 1934, sub c ge
noemde bepalingen.
Een overeenkomst.
Bij Raadsbesluit d.d. 12 November 1934
is aan de woningbouwvereeniging „de Tuin-
stadwijk" voor den tijd van 50 jaren in erf
pacht uitgegeven een terrein ten westen
van den Lammenschansweg voor den bouw
van 62 woningen. Bij dezen bouw zal de
noordwestelijke zijgevel van het aan den
heer A. Schipper toebehoorende perceel als
bouwmuur van de aangrenzende woning
van „de Tuinstadwijk" worden gebruikt.
Hiertoe dient de mede-eigendom te wor
den verkregen van den zijgevel, met het
recht van inbinten in dezen muur. De heer
Schipper gaat hiermede accoord, onder be
ding, dat hij ƒ175.— als vergoeding ont
vangt, welk bedrag ten laste van de wo
ningbouwvereeniging komt.
Vermits de gemeente den grond voor het
bouwplan slechts in erfpacht hepft gege
ven, is haar medewerking tot deze trans
actie vereischt in den in de conclusie ver
melden vorm.
B. en W. geven mitsdien den Raad in
overweging daartoe te besluiten.
N.V. Leidsche Duinwater Maatschappij.
Op 20 Februari 1936 is de heer Th. M. W.
Bergers aan de beurt van aftreding als
Commissaris van de N.V. Leidsche Duin
water Maatschappij, zoodat de vergadering
van aandeelhouders in deze vacature zal
hebben te voorzien. Ingevolge de statuten
der N.V. zijn aftredenden herkiesbaar, ter
wijl de benoeming voor den tijd van 3 ja
ren plaats heeft.
De aanwijzing van een candidaat voor
deze commissarisplaats geschiedt, overeen
komstig de bij het Raadsbesluit van 29 Mei
1933 (Ingek. Stukken No. 113) nader vast
gestelde Regeling inzake de uitoefening
van de rechten der gemeente als aandeel
houdster, door den Raad.
B. en W. - geven den Raad derhalve in
overweging over te gaan tot aanwijzing van
een candidaat, cp wien de sterrimen in de
aandeelhoudersvergadering zullen worden
uitgebracht voor de benoeming van een
commissaris der N.V. Leidsche Duinwater
Maatschappij.
Het Barend van Namenhofje.
Regenten van het Barend van Namen
hofje hebben aan B. en W. vergunning ver
zocht voor den bouw van een twaalftal wo
ningen c.a. op een terrein, gelegen tusschen
de bebouwing aan de Westzijde van de
Witte Rozenstraat en den Trekvliet.
De woningen zijn niet aan den weg ont
worpen, doch aan een open ruimte, welke
van den weg door een niet overdekte toe
gang toegankelijk is.
In verband met het bepaalde bij de ver
ordening op het bouwen en sloopen is voor
een dergelijken bouw mede vergunning van
den Raad vereischt.
Aangezien het, zooals in het verzoek is
te lezen, bedoeling van Regenten is, de wo
ningen te doen bewonen door personen, die
door de veranderde tijdsomstandigheden
niet meer in staat zijn een normale huur
te betalen en al eenigszins op leeftijd zijn,
bestaat er bij B. en W. tegen den bouw geen
bedenking.
LETTEREN EN KUNST
DE KUNST VAN HET GRIMEEREN
door Johan Schmidt.
Ook het grimeeren is een kunst en een
zeer belangrijk onderdeel van het tooneel.
Dat het een kunst is, die niet iedereen ver
staat, zal duidelijk zijn voor allen, die
vooral in vroeger jaren wel eens te maken
hebben gehad met het dilettanten tooneel.
Maar ook op het beroepstooneel ziet de cri-
tisohe toeschouwer wel eens een grime,
die er falikant naast is.
Tegenwoordig begint men ook onder de
dilettanten meer begrip te krijgen van het
effect eener goede grimeering en roept
men de hulp in van een ervaren tooneel-
kapper.
De heer Schmidt, een acteur en schrij
ver van eenige tooneelstukken, heeft in
een boekje, dat bij de Hollandia Drukkerij
te Baaürn is uitgegeven, eenige waardevolle
aanwijzingen gegeven voor het grimeeren
van verschillende typen. De. heer Schmidt
kent het vak en weet wat er van een type
te maken is. Hij begint met een kop zonder
huid te toonen, waarop de ligging der
spieren gedemonstreerd wordt; een onmis
bare kennis voor iedereen, die met de
sChmink-pijpjes op zijn eigen of eens an
ders aangelaat wil gaan experimenteeren.
Aan de hand van diverse gekleurde platen
en eenige teekeningen kan men het effect
van een goede grimeering bestudeeren.
Merkwaardiger wijze treffen wij geen en
kele vrouwenfiguur onder de afbeeldingen
aan; waarschijnlijk omdat de auteur er
van overtuigd is, dat hij het vrouwelijk
geslacht niets meer te leeren heeft op het
gebied van het schminken?
Het boekje beleefde reeds een tweeden
druk en is verkrijgbaar bij den uitgever
voor 1.75.
Eén niet genoeg I
En nu Kareióptellen!