De voetbawedstrijd FrankrijkNederland te Parijs. HET HUIS IN DE STILTE 3)e£cictoobdSou/tmü Een der schitterende Nederlandsche doelpunten. Het leder verdwijnt in het Fransche doel De aideeling Bfeda van -en Nederiandschen Bond tot bescherming van d eren heett Za'erdag de tweede kliniek voor d eren geopend- Een der eerste -patie'nten* onde* cehandel'ng Te Deventer zijn Zaterdag voor het eerst in Nederland school-damwedstrijden gehouden w?araan door 110kinoe- •en werd deelgenomen. De jeugdige dam-enthous.asien bij hun partijen FEUILLETON. Naar het Engelsch van ADELINE SERGEANT. (Nadruk verboden). 11) Het scheen Nell toe, dat het meisje heel z;ek was. en er lag zoo'n jammerlijke uit drukking om de dichtgevallen oogleden, dat zij die onwillekeurig vergeleke met die vao een verwaarloosd kind. Een onme telijk medelijden welde in haar op, en toch begreep ze zeJ niet waarom ze zulk een diepe deernis met het meisje had, dat toch zooals men haar juist verteld had, aan ze nuwoverspanning leed. De huihoudster scharrelde door de ka mer, zonder de noodige stilte in acht te ne men, en Nell ergerde zich over de wijze waarop zij in het halfduister tegen verschil lende dingen aanbotste; maar geen enkel geluid scheen het meisje in het bed te hin deren. Zi) lag daar heel rustig terwijl juf frouw Plowden op luiden toon opmerkin gen over haar maakte. „Het is een arme stakker! Een onnoozele hals, die geen vinger kan verroeren. Ik weet zeker, dat ik in haar plaats, heel wat beter voor mezelf gezorgd zou hebben." „Ze ziet er erg zwak uit", merkte Nell zachtjes op. „Ja, het is vel over been", gaf juffrouw Plowden ten antwoord. „Ik heb geen ge duld voor kuren. De hoop, dat u er geen hebt", richtte zij zich scherp tot Nell, „an ders zullen we het zeker niet samen kun nen vinden." „Ik geloof niet, dat ik er kuren op na houdt", antwoordde Nell. „Ik zal trachten mezelf nuttig te maken, en hoop, dat we goede vrienden zullen worden." „Wie zou er geen goede vrienden kunnen worden met juffrouw Davenant", klonk er onverwachts een stem vanuit de deur. en Nell, die zich verschikt omdraai de, zag tot haar verwondering de lange gestalte en het smalle, fletse gelaat van Mr. Lancaster. Zij had hem sinds haar aankomst nog niet gezien. Hij kwam glim lachend naar voren en stak z*n hand uit. „M'n beste jongedame, het spijt me heel erg, dat ik niet aanwezig was om u te be groeten. Jammer genoeg werd ik voor be langrijke zaken weggeroepen. Ik vertrouw, dat m'n zoon de honneurs tijdens m'n af wezigheid heeft waargenomen. Juffrouw Plowden heeft u dus hier gebracht om de patiënt te bezoeken? Arm kind, ze ziet er vandaag allesbehalve goed uit. Hebt u haar het voorgeschreven drankje ingegeven, juf frouw Plowden?" Nell stond verbaasd over het antwoord van de vrouw. „Neen!" zei ze, op norschen toon! „Dat heb ik niet. Als u weggaat kunt u niet van mij verwachten, dat ik m'n tijd verspil met haar op te passen." Het antwoord kwam Nell buitengewoon onbeschoft voor, maar Mr. Lancaster lachte beminnelijker dan ooit. „Kom, kom, m'n beste Plowden!" begon hjj. „U moet zich niet laten beheerschen door de zorgen voor het huishouden. Zoo lang Claira bij ons ia, moet ze alle moge lijke zorg en oppassing hebben! Daarom heb ik getracht een dame te vinden, die een gezelschapsjuffrouw en vriendin voor baar zal zijn. in de beste beteekenis van het woord." Nell vond, dat jufrouw Plowden haar tamelijk kwaadaardig aankeek, toen ze bruusk antwoordde: „En nu ze gekomen is, hoop ik, dat u niet aan m'n hoofd zult zeuren over het meisje. Ik heb genoeg te doen buiten die ziekenverpleging om." „Ja, ja, ja, dat zullen we allemaal wel regelen", zegde hü haar toe. „Nu hoe is het met onze arme meid gesteld?" Hij liep naar het bed, en legde zijn hand zachtjes op het voorhoofd, en tot Nell's groote verwondering kwam er een plotse linge verandering over de zieke, die tot nu toe volkomen rustig in dezelfde houding ge legen had. Zij begon plotseling te kreunen en te rillen, en draaide haar hoofd ruste loos van den eenen kant naar den anderen, alsof zij ineenkromp onder de aanraking van Mr. Lancaster. Het gekreun nam toe, zoolang mr. Lancaster haar aaraakte, en Neil vond het vreemd, dat hij niet vlug ger zijn hand weghaalde in plaats van deze daar, zooals het haar toe leek, een benau wenden tijd te laten. Ten slotte echter glimlachte hij, maar trok toch z'n hand terug en richte zich tot Nell om een en ander uit te leggen. „U wist misschien niet, juffrouw Dave nant, dat ik in mijn jeugd medicijnen stu deerde, en aat ik eenigen tijd scheepsdok ter was, voordat ik in de rechten ging stu- deeren. Daarom acht ik mezelf volkomen in staat, na een specialist in de stad ge raadpleegd te hebben, om zijn aanwijzin gen uit te voeren. Als regel gaat er geen enkele dokter, behalve ikzelf over de zie ken in onze familie." Het speet Nell dit te hooren. Zij voelde dat zij, in geval van ziekte, in geen geval Mr. Lancaster als haar dokter zou kiezen. „Ik zal haar nu", legde hij uit, „een do sis van het kalmeerende geneesmiddel, dat zij eerder had moeten hebben, geven. Als onze goede Plowden niet zoo bezig was ge weest, en op het vastgesteld uur het drank je had gegeven, zou u niet verontrust zijn geworden door dezen aanval.'" Nell wist niet precies, wat ze moest zeggen. Zeker, het zag er naar uit, dat juf frouw Plowden nalatig was geweest, door niet naar de bevelen van haar meester te luisteren. Met haar handen in de zijde sloeg zij de bewegingen van haar meester gade. Mr. Lancaster nam een flesch uit een wandkastje, en schonk een zekere hoe veelheid van den inhoud in een glas. „Probeert u het eens aan haar te geven, juffrouw Davenant?" verzocht hij. „Mis schien zal ze het van u makelijker neonen dan van mij. Ik ben bang, dat ik haar soms onrustig maak." „Ik zou het liever niet probeeren", gaf Nell te kennen. „Ik ben niet gewend om medicijnen in te geven, en bovendien, u vertelde me toch, dat ik geen verplegings- werk behoefde te verrichten?" „Zeker!" gaf Lancaster toe. „Maar u noemt het *och geen ziekenverpleging als u een patiënt iets te drinken geeft? Ik vraag het u alleen maar, om te zien, of u het tijdens mijn afwezigheid kunt ver richten. Er kunnen zich gelegenheden voor doen, dat a haar voedsel of een drankje moet geven, terwijl ik weg ben." Nell voelde zich uiterst nerveus, maar ze veronderstelde, dat het haar plicht was om te voldoen aan het verzoek van haar werkgever, en daarom kwam ze van haar plaats, nam het gleis uit Lancaster's hand en ging naast het meisje staan. Toen boog zij zich over de uitgeputte en bijna bewuste- looze gestalte en sprak zij op zachten, ge ruststellenden toon: „Wilt u eens probee ren dit op te drinken? Het zal u goed doen!" Tot haar verwondering werden de zwa re oogleden opgeslagen, en een paar doffe cogen keken recht in Nell's sympathieke gezicht. Het was de prikel van een nieuwe stem, een nieuwe aanraking, die haar tot het bewustzijn terug scheen te roepen; maar een oogenblikje later vielen de oogen weer dicht. Het meisje wendde zich af, en met een haastige, krachtige beweging stoot te zij het glas uit Nell's hand, zoodat de heele inhoud over de deken gutste. „O, lieve help!" riep Mr. Lancaster op verdrietigen toon. „Het was de laatste do sis uit de flesch, de allerlaatste dosis. Pas over een paar dagen kunnen we weer nieuw hebben. Och, och, U bent wel on gelukkig met uw eerste poging, juffrouw Davenant!" „Het spijt me, dat ik zoo onhandig was", antwoordde Nell berouwvol. „Maar het glas werd me bijna uit de handen geslagen." „Nu ja, het is niet zoo heel erg, maar ik ben bang, dat ze een slapeloozen nacht zal hebben. Een volgende keer zult u wel leer en het beter te doen!" Hij sprak heel vriendelijk, en toch meen de Nell, dat er een uitdrukking van erger nis op zijn gezicht kwam. „Maar éér. ding is rne niet duidelijk", dacht ze bij zichzelf, „en dat is, waarom hij niet een verpleegster genomen heeft." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 8