ra.
DE LEIDSCHE COURANT
Onze prijsraadels,
Ziezoo, daar zijn we met onzen raadsel
wedstrijd weer.
Veel heb ik er niet van te zeggen.
De prijzen spreken voor zich.
Bij voorbaat breng ik uit uw*aller naam
dank aan de Directie.
De prijzen mogen gezien worden.
Ik reken dan ook op eenige honderdtal
len deelnemers.
Wie niet meedoet, is tegen zich zelf.
VOORWAARDEN:
1. Schrijf ordelijk en netjes.
2. Wees op tijd.
3. Onderteeken met naam, voornaam,
(voluit) straat-nummer.
4. Frankeer den brief voldoende.
5. Wie een brief erbij schrijft, krijgt een
antwoord terug in de correspondentie.
6. Wie aan meer dan één nummer mee
doet, heeft meer kansen.
Stuur alles aan:
Oom WIM
van de Leidsche
Courant
Leiden.
8. De einddatum van inzending is 26
Januari.
ONZE PRIJZEN.
Ie Prijs: Een armbandhorloge.
2e prijs: Een armbandhorloge.
3e prijs: Een paar schaatsen.
4e prijs: Een armbandhorloge.
5e prijs: Een wekkerklokje
6e prijs: Eer armbandhorloge.
7e prijs: Een armbandhorloge.
8e prijs: Een armbandhorloge.
9e prijs: Een vulpen.
10e prijs: Een vulpen.
11e prijs: Een vulpen.
12e prijs: Oden en Satyren v. Troubadour
13e prijs: Oden en Satyren
14e prijs: Oden en Satyren.
15e prijs: Oden en Satyren.
16e prijs: Oden en Satyren.
17e prijs: Oden en Satyren.
18e prijs: Een vulpotlood.
19e prijs: Een vulpotlood.
20e prijs: Een vulpotlood.
21e prijs: Een vulpotlood.
22e prijs: Een vulpotlood.
23e prijs: Een vulpotlood.
Zietdaar onze schitterende prijzen. En
die te kunnen en te mogen verdienen voor
het oplossen van zoo'n gemakkelijke
raadsels! Wie zou niet een kansje wagen?
DE RAADSELS.
A. (Voor de kleinen van 6 tot 9 jaar).
Raadsel I:
Met j ben ik de naam van een jongen
Met m ben ik geen vrouw.
Met p ben ik iets om in te koken.
Met k ben ik een inhoudsmaat.
Raadsel II:
Maak eens 6 woordjes uit:
a e m n d p.
Raadsel III:
Wat is het meeste:
16 x 15 of 15 x 16?
Raadsel IV:
Bewijs dat de helft van 13, 8 is?
(Denk aan de Romeinsche cijfers).
Raadsel V:
Wie heeft een neus en kan toch niet
ruiken?
Raadsel VI:
Welke stad kun je maken van:
Een ding, waar je op schrijft en
Een boom die „den" heet?
B. (Voor de grooten van 9 tot 12 jaar.)
Raadsel I:
Het eerst verkwikt by vermoeidheid.
Het tweede beschadigt ijzer.
Het geheel is ean spreekwoord, dat
aanspoort tot werkzaamheid.
Raadsel II:
Wie zijn tyd wel besteedt, is waard geld
te verdienen.
Zoek uit bovenstaande zin eenige woor
den èn vorm daaruit een bekend spreek
woord van drie woorden.
Raadsel III:
Zoek eens namen van eilanden uit on
derstaande zinnen.
I. Het konijn verdwijnt in 't hol en weg
is ie.
II. Binnen een uur kan vader thuis zijn.
III. Wij hebben veel bange nachten
meegemaakt.
IV. Voor Nederland en vorst.
Raadsel TV:
Welke rivier in het Noorden van ons
land bestaat uit een zouten vloeistof en
een klinker?
Raadsel V:
Welke plaats in Nederland kunt ge ma
ken van: De Koning der dieren; een slede
en een boom?
Raadsel VI:
Noem uit iedere zin één woord en je
vindt een bekend spreekwoord.
1. Wie geld heeft, behoeft zich niets te
ontzeggen.
2. In November ondervonden we de
kracht van den wind.
3. Wat de boer zaait, oogst hij ook.
4. Piet zal zijn werk netjes afmaken.
5. De storm van verleden week bracht
veel onheil.
6. Het oogsten is voor buitenkinderen
een attractie.
C. (Voor de grooteren boven 12 jaar).
Raadsel I:
Het geheel is iets, wat thans algemeen
gekend en beroemd is.
123 is een huisdier.
456 is de woning van een vos.
5678 is een brandstof.
91011 is de eerste lettergreep van
een gevangenis.
13141011 is een beest.
95158 is een groente
123456789 beteekent al
gemeen.
Wat is dat?
Raadsel II:
Vult vakjes in met de cijfers van 1 tot
16 en wel zóó, dat de som der cijfers, ho
rizontaal, verticaal en diagonaal steeds 34
is. Voor degenen, die dit nooit gedaan heb
ben, wil ik even helpen, zooals je boven
ziet.
Raadsel III:
Op de kruislijnen komt de naam van een
groote handelsstad.
Welke?
x medeklinker
x insect
x inhoudsmaat
x wit goud
xxxxxxxxx de gevraagde stad
x de stam van een w. w.
dat medeklinker beteekent
x hoofd van 't gezin.
x keukengereedschap
x medeklinker
Raadsel IV:
Vul in en maak er een goed spreekwoord
van:
W.t .ij .ie. w.l., d.t ge.c.i.d.,
D..t d.t ..k ..n ..n a.d.r n..t.
Raadsel V:
Vul de open plaatsen zóó in, dat je een
dorp of een stad krijgt.
D. Voor allen.
Maar een teekening naar vrije keuze,
met een teekening erbij uit onderstaande
onderwerpen.
a. Een vaas met bloemen.
b. Een vogelnest met eieren.
c. Een ooievaar langs de sloot.
d. Een hondenhok met hond.
e. Een landschapje.
f. Een rijwiel.
g. Een stoomboot.
h. Een vlieger.
i. Een handwagen.
E. Voor allen.
Maak eens een vers, verhaal, een op
stel, een sprookje.
Het in te leveren werk moet eigen werk
zyn.
Ieder versje moet minstens twaalf regels
tellen.
Het opstel of verhaal of sprookje moet
minstens twee bladzijden Jang zijn.
Tevens opgeven den leeftijd.
Zietdaar de opgaven.
We hebben dus vijf groepen en geven
23 prijzen.
Wie aan de raadsels niet meedoet en
teekenen kan, kan nu ook terecht. (De
mooie teekenïngen laat ik plaatsen!)
Wie niet teekenen kan en de pen weet
te voeren, kan ook terecht. Hij of zy ma
ke een vers of opstel of verhaal al naar
gelang hij meer of minder poëtisch is aan
gelegd. U ziet dus: er is „elk wat wils".
Aan 't werk.
Ik wensch u allen succes.
WIE ZIJN JARIG?
Van 10 tot en met 16 Januari
10 Jan.: Gerarda Castelein, Oude Rijn 30.
10 Jan.: Piet Mulder, Timorstraat 4 Kooi.
10 Jan. Walter v. d. Oord, Geversstraat,
Oegstgeest.
10 Jan.: Jacques v. Vooren, H. Ryndyk 106
10 Jan.: Cornelis Weijers, Heerenweg 156,
No ord wij ker hout.
11 Jan.: Lina Straathof D 10 R'wetering.
11 Jan.: Henk v. d. Boog, Fr. v. Mierisstr.
11 Jan.: Tonia de Rijk, Ter Aar C 165.
11 Jan.: Corrie Kniest, Abspoelweg 5 te
Oegstgeest.
11 Jan.: Kees van Haastert 135, Stompwyk.
11 Jan. Ida Kortmann, Kortsteekterweg
46, Alphen aan den Rijn.
12 Jan.: Sofia Straver, Oude-Ade.
12 Jan.: Jacoba de Jeu, O. Wetering A 10.
12 Jan.: Anton de Rijk, Ter Aar C 165.
13 Jan. Leent je Pouw, R'veen.
13 Jan.: Annie Devilée, Dwarshavenstr. 3
13 Jan.: Piet Heemskerk, Havenstr. 14,
Noord wij kerhout.
13 Jan.: Annie v. d. Geest, Lageland D 14,
Warmond.
13 Jan.: Ploori Otten B 504, R'veen.
14 Jan.: Annie Berenfinger, Paradijs 6.
14 Jan.: Nel van Berge Henegouwen, Wal
deck Pyrmontstraat 46.
14 Jan.: Jannie Slegtenhorst, Reinevest-
steeg 3.
14 Jan.: Coba Verhaar, Oude Ade E 34
15 Jan.: Leni Roose, Meidoornstraat 2.
15 Jan.: Frits Barge, Oegstg.laan 6.
15 Jan.: Nellie Straathof D 16, Rijp we
tering.
15 Jan.: Cornelia v. d. Meer, Oud-Ade.
15 Jan.: Wim de Groot, Bentstr. Bent
huizen.
15 Jan.: Apollonia de Haan, Langeraar
A 66.
15 Jan.: Piet Winters, Voorstraat 91, Kat
wijk aan den Rijn.
16 Jan.: Gerard van Dijk, 'julianastraat
100, Lisse.
16 Jan.: Corrie Slegtenhorst, Reinevest-
straat 13.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijsten
wil opgenomen zien, schrijve me minstens
14 dagen voor den verjaardag. Wie bij het
verlaten der school afgevoerd wil worden,
schrijve me ook.
Oom Wim.
ONZE PROEFWERKWEEK
door Irène.
Om de lezers in de sfeer van het proef
werk op „ons Kweekje" te brengen zal ik
eerst even nadere inlichtingen geven, door
eerst 2 kenmerken van deze overheerlijken
of armpzaligen tijd op te noemen n.l.: Ie
te veel studiieijver, 2e onweersbuien, wan
neer je hersens je niet gedienstig zijn ge
weest.
De surveillant, die anders te beklagen is,
geniet nu een tijd van hemelsche rust, want
anders zijn we niet met 'n stok naar studie
te slaan als we in een of ander genot moe
ten staken. Maar nu niet hoor! Iedereen
gaat mechanisch naar z'n boekenrek, zoekt
daar de noodige geleerdheid uit en verhuist
daarmee naar z'n zetel. Er wordt dan 'n
soort van vesting gebouwd van boeken,
waar achter je je verschanst met gebogen
hoofd en ieder oor dicht gestopt met 'n
vinger. Eerst is 't wel 'n groot vraagteeken,
waarmee je eerst zal beginnen, maar dan
kom je tot de conclusie dat 't toch maar
„lood om oud ijzer is" en maar wat pakt.
Bij 't studeeren kom je dan tot de ontdek
king, dat je hersens tamelijk hol zijn, want
er komen heel wat dingen aan 't licht, die
je vroeger geen blik verwaardigde. Even
voor de studie eindigt neem je je hand
werkzak (die ik anders nooit bij my heb,
maar nu wel) en stopt daar een of ander
boek in, waaruit je als de gelegenheid zich
voordoet, wat kennis uit vergaart. Die
handwerkzak is in zoo'n tijd 'n onmisbaar
iets. Overal waar je komt zie je handwerk
zakken, de persoon die er mee gewapend
gaat en juist die personen, die anders 'n
gruwelijke hekel hebben aan hun zak, zyn
er nu mee verzoend.
Maar dan 's nachts! Ze zeggen wel „na
hard werken is 't zoet rusten", maar dat is
bij mij in ieder geval niet waar. Je krijgt
er eerder nachtmerries van. Ik zal b.v.
maar .'ns 'n feit opnoemen. We moesten
voor den volgenden dag jaartallen kennen,
een heele bende! Daar ik nou niet zoo'n bij
zonder jaartallen-geheugen heb, had ik me
gek gestudeerd op die dingen, met die
gevolge, dat ik er 's nachts zoowaar van
droomde. Ik leverde veldslagen op 'n reuze
manier. Ik was zoo vol vuur in m'n ge
vecht, dat ik m'n kussen als kogel voor
hield en die door m'n cel keilde en die
den volgenden morgen op den grond zag
liggen plus de dekens, die ook 'n neven-
liggende plaats hadden gevonden.
Als je opstaat gaat direct de gedachte
door je brein: „Wat voor rampen zal de
dag my nu brengen?"
„Rampen", ja zegt dat wel, wamt er
gaat geen ^enkele dag voorbij of je slaat
een miserabele flater en dan komt de wroe
ging: „Had ik maar beter opgelet". Maar
daar blyft 't niet bij hoor! Zoo gauw je op
't internaat komt, breekt de bui los en ben
je gewoonweg niet te genaken, maar dat
duurt niet lang hoor, want op „Ons Kweek
je" zie je niet lang oorwurmen-gezichten.
Maar dat is 'n feit, dat je buiten de proef
werkweek opgeruimder gezichten ziet. En
't is ook 'n heele dankzegging waard wan
neer dezen tijd achter den rug is, om dan
je hensenen een -rustkuur te doen onder
gaan en met allen in te stemmen: „Leve de
vacantie, weg boeken, weg leien, wij gaan
ons verblijen. Leve de vacantie".
EEN KIJKJE IN DE PROEFWERKWEEK
door Jo Wokke.
Ook dit jaar naderde 't November proef
werk met rasse schreden. Hoe je er ook
tegen op zag, 't was nu eenmaal 'n onver
mijdelijke hinderpaal voor de Kerst vacan
tie.
Donderdags hadden we de proefweek-
rooster gekregen. Met 'n zucht legde ik hem
naast me neer. Maandag Fransch, Meet
kunde, Vad. Geschiedenis, Algemeene Ge
schiedenis. O, hemeltje, hoe moet ik daar
mee klaar komen, 's Avonds nam ik hem
maar mee, naar m'n chamberette, en hing
hem aan de deur van m'n kastje, opdat ik
van den ochtend tot den avond maar „door
drongen" zou zijn van 't heugelijke feit:
proefwerk. Ik stond er niet te best voor:
veel te laat begonnen met repeteeren, en
wat ik wist was bitter weinig. Onder 't ge
tal der allervlijtigsten kon ik me niet scha
ren. In groote trekken rende ik m'n geschie
denis maar door, ajs ik overal maar 'n
beetje aan geroken heb, zoodat ik weet
waar 't over gaat, want als je er niets van
weet vind ik zoo zielig staan. De rest zal
ik er wel bijzwammen, dacht ik.
Fransch was achter den rug. Zuster had
'n bijzondere devotie, om ons deze keer
eens iets over „un ane reconnaissant?" te
laten schrijven. Verwoed waren er 'n paar
begonnen met: „de herkennende ezel" i.p.v.
dankbare. Och, och, wat hebben we toch
gelachen. De zotste onzin was er omtrent
dit lieve beest verteld. Eentje zelfs liet:
hem deelen in de bleekheid van z'n meeste-
resse. Ze raakte in de war met paille, dat
stroo is. De zin luidde oorspronkelijk: de
ezel at 't stroo dat uit de klomp van z'n
meester esse stak. Een ander liet hem de
spaanders hout van de klomp van z'n mees
ter esse eten. En nog veel meer.
's Middags kregen we Geschiedenis. Ik
hoop maar, dacht ik, dat we allemaal vra
gen krijgen van oorlogen enz. Die kende
ik goed. Maar helaas: „Wie is de uitvinder
van het buskruit, kompas; en wat zijn con
quistadores", luidde de eerste vraag. De
overige vragen waren in denzelfden geest.
Dat 't buskruit niet door mij was uitgevon
den wist ik wel, maar door wie? in de
verste verte niet, en 't kompas heb ik maar
door 'n Chinees laten uitvinden en later
door 'n Portugees. Aan tafel werd er nog
druk over nagesproken. „Weet je door wie
ik 't buskruit heb laten uitvinden?" 16
Oogen op Nelly gericht. „Door Faz Diaz".
Ze was er echt heilig van overtuigd, dat 't
zoo in 't boek stond, maar 't \yas Barthold
Schwarz. M'n vriendinnetje wist nog iets
van Guyaio. Maar dacht ze, die moet nog
'n achternaam hebben, en met sierlijke let
ters voltooide ze den naam Guyaio Del Rio,
is de uitvinder van het kompas. Del Rio
is 'n heel andere man, die later pas leefde.
Er zyn nog wel meer van die soort fouten
gemaakt. Eentje namelijk wist niet van 't
bestaan af van 'n drielingszenuw, in volle
ernst betitelde ze hem: „de springende ze
nuw. Stel je eens levendig voor, zoo'n hup
pelend ding in je hoofd.
Nu is de proefweek voorbij, en wordt
't werk besproken. Steeds ontdek ik nieuwe
fouten, en soms stop ik m'n ooren maar
dicht.
Hoe zal m'n lijst zijn? Ik hoop van goed.
WAT ZOU DE WERELD ANDERS ZIJN!?
door Diederik.
Waar men zich keert of waar men ziet:
Het hagelt, sneeuwt of regent;
Wij worden in deez' wintertijd
Daar heel vaak mee gezegend.
Alleen in dikke winterjas
Die moet men zeker dragen?
Dan is men eenigszins beschut
In deze winterdagen.
Maar als het vriest, dan klaagt men niet!
De ijspret kan beginnen;
De schaatsen worden dan ontvet,
Dan blijft men niet meer binnen.
Men trekt naar ijsbaan, spiegelglad,
En bindt de ijzers onder;
Want schaatsenrijden is dè Sport
Die Holland mint, geen wonder!
Heel Holland rijdt naar hartelust,
Een ieder naar vermogen;
Dan is er geen verschil in stand,
Op éénheid kan men bogen.
De spiegelgladde baan van ijs,
Ze wordt om strijd geprezen;
Wat zou de wereld anders zijn
Als er steeds ijs zou wezen!!
ATTENTIE,
Ik reken me verplicht mij vele neefjes
en nichtjes, die me bij de verwisseling
des jaars hun of haar wenschen aanboden
per kaart, brief of vers, van harte te be
danken. Ook de ouders, die hun wenschen
voegden bij die mijner kleine lezers en
lezeresjes.
Oom Wim.
Van bafaaf tot riddep
door Oom Kees.
Ha, daar is Oom Jan!
Blij juichend volgen de kleuters naar
buiten, onderwijl hun sandaaltjes verlie
zend, en deze gemoedereerd in den steek
latend, om toch maar het eerste by den
laohenden oom Jan te zijn.
Hoofdschuddend keek de moeder haar
jongskens na doch riep hen niet terug. Ze
kon zich best begrijpen, dat haar kinderen
geen uitzondering maakten den regel,
dat zij de ware vriendschap het eerst ont
dekken, die ze door kinderoogen zien.
De vrouw begaf zich naar de keuken en
vatte de kruik met bier, welke in een kale
nis verscholen stond.
En enkele napen opnemend, spoedde ze
zich terug naar het woonvertrek. Daar
klonk haar de luidruchtige begroeting van
haar zwager al tegemoet, die met op eiken
arm een kraaienden bengel binnenstapte.
Dag, Margaretha
Dag Jan, antwoordde deze, „zijt ge nog
bij den kolenbrander geweest om hem te
zeggen, dat hij ons niet mag vergeten.
Toen de houthakker hierop bevestigend
had geantwoord, en met een glimlach zijn
schoonzuster de groeten van haar man,
die op misschien vierhonderd meter af
stand op wacht stond, bad overgebracht,
bleeft het eenigen tijd stil in het vertrek.
Men hoorde slechts het kibbelen van de
twee jongens, om het bevoorrechte plaats
je op oom's knie.
Deze laafde intusschen zijn dorst aan
het verkwikkende bier en keek belang
stellend naar buiten, totdat hij opeens
verwonderd opsprong, en zijn gelaat een
verraste, welhaast wrevelige uitdrukking
kreeg.
Daar komt de blauwe Ruwaert
zeide hij tot Margaretha, die komt mij
zeker weer eens vragen, om als soldaat
in zijn dienst te treden. Zou die man zelf
zyn ouders nog wel hebben, dat hij zoo
weinig besef van ouderliefde heeft?"
Uit die woorden zou men kunnen op
maken, dat de spreker den ruiter, welke
in de straat aankwam gereden, haatte,
doch dat was geenszins het geval. Wel zeer
in tegenspraak met zijn naam, was Ruwaert
een der trouwste leenmannen van Karei
den Grooten, een zachtmoedig en inne
mend man, die als een vader met zijn on
dergeschikten omging en daardoor de
liefde der stedelingen had verworven.
Het is dus wel te begrijpen dat dengene,
in wiens woning door den burchtheer nog
al eens werd binnengetreden, onder de
bevoorrechte poorters werd gerekend. Dit
was ook met de nederige familie van den
soldaat het geval, en ook thans weer
scheen het kleine huisje het doel van den
edelman te zijn. Hij bewoonde de groote
burcht, welke op een heuvel tusschen de
beide rivierarmen was gebouwd op het na
tuurlijke eiland, en daar door de weg
vluchtende Saksers was achtergelaten. Ka-
rel de Groote had het toen als een wel
kom geschenk aan zijn vazal gegeven.
Hyzelf zoowel als zijn paard waren bij
na geheel gehuld in een koperkleurig har
nas, waarop de laatste stralen der onder
gaande zon lichtende sterren tooverden.
De wapenmantel, het overkleed van het
paard, 's ridders korte wapenrok, de ve
derbos op de kam zijner helm, ja zelfs de
achterzijde van zijn schild waren van een
warme blauwe kleur. Wanneer men dan
nog in aanmerking neemt, dat de enkele
krijgers en de page, die hem vergezelden,
en die zijn particuliere lijfwacht schenen
te vormen, over hun kolder of wambuis
een kort wapenhemd droegen van dezelf
de kleur, waarop het wapen van hun «heer
de zilveren trompet op het roode kruis
prijkte, is volkomen verklaard, waarom
Ruwaert door Jan als „de blauwe Ru
waert" was betiteld. Jan had bij den eer
sten oogopslag gezien, dat zijn broer, Gijs-
brecht, met zijn lans in de hand, naast het
paard van zijn heer medestapte, zoodat
hij hieruit afleidde, dat Ridder Ruwaert
reeds by de poort was geweest, onder
stellende dat Jan nog van zijn dagelijk-
schen arbeid moest terugkeeren.
Daar Gijsbrecht wist, dat de gezochte
zich bij diens vrouw bevond, moest hij dit
den ridder hebben medegedeeld, en daarop
was hij zelf medegekomen, nadat de
burchtheer den poortoverste had gelast,
een plaatsvervanger voor den- wachter te
roepen.
(Wordt verv-1