HET HUIS IN DE STILTE De haven van Roermond wordt uitgebreid. Het siaan van den nieuwen wand langs de zijde van de haven voor een uitgebreider aanlegsteiger H M. de Koningin en H. K H. Prinses Juiiana brachten Dinsdagmiddag een bezoek aan de tentoonstelling, ge organiseerd door het comité voor jongere werkloozen te Amsterdam. Een foto tijdens de bezichtiging der expositi Aan den heer L. Buckmann ts eervol ontslag verleend als regeeringscommis- saris voor de hulpverleening aan de melkveehouderij met gelijktijdige be noeming tot raadsadviseur bij het departement van Landbouw en Visscherij Oogsttijd In de Javaansche rijstvelden? Neen. doch het snijden van het net in de Uitei waarden langs het Hollandsch Diep midden in den Holiandschen winter De onderteekening van het Fransch Russisch han delsverdrag te Parijs. Links: Potemkm; rechts: Bonnet Op de werf Wilton Feyenoord te Schiedam nadert de nieuwe kreiser .De Ruyter zijn voltooiing, zoodat Hoog water bi Limburg. Een snapshot bij Borg- hij binnen apenbaren tijd zal proefvaren haren, waar de Maas buiten haar oevers is getreden FEUILLETON. Naar het Engelsch van ADELINE SERGEANT. (Nadruk verboden). 7) „Ik weet het niet. Ik heb er niets van gehoord", antwoordde Geoffrey. „Maar ik zal het onderzoeken. Moat House! Het is een triest een verwaarloosd soort kas teeltje. Ik weet niet eens of het nog wel een deugdelijk dak heeft en huurders kan huisvesten. Er zal wel een heeleboel aan gedaan zyn, voor zij het betrokken hebben." „Maar het ia een groot voordeel", merk te Angela op, „te weten dat het aan je va der toebehoort en dat Nell, als zij er naar toe gaat, zoo dicht by jullie huis zal zijn. Lord Langdale zal „Moat House" toch niet verhuurd hebben aan iemand die niet fat soenlijk is, nietwaar?" Geoffrey lachte en schudde z*n hoofd. „Ik weet er niets van. Hij laat zulke dingen aan zjjn rentmeester over, maar ik zal vanavond nog telegrafeeren en zien of ik iets meer voor je te weten kan ko men." Zij dankten hem hartelijk, en hy nam afscheid onder de belofte hen alle inlich tingen, die hij maar kon krijgen, zoo mo gelijk nog dienzelfden avond te verstrek ken. En inderdaad tusschen negen en tien bracht een bode Angela een briefje, waarin Geoffrey mededeelde, dat hij naar den rentmeester had getelegrafeerd en ant woord gekregen had. „Huis verhuurd aan mr. Lancaster, Achtenswaardig, vermogend advocaat met uitstekende referenties; ver langde afgezonderde woning wegens ze nuwziekte van familielid. Leeft rustig; geen klachten vernomen." „Dat", schreef Geoffrey, „is het voor naamste was vader1* rentmeester mede deelde. Het schijnt dus bevredigend." En den anderen morgen was het nieuws nog bevredigender. De bankier en de beursman waren volkomen bereid voor Mr. Lancaster in te staan, en er was niets te vinden, wat in zijn nadeel sprak. „Uitstekend!" zei Nell beslist. „Het zaak je is voor elkaar. Ik neem die betrekking aan. Ik zal even in Gower Street aanloo- pen om .Mr. Lancaster te zeggen, dat hij over me kim beschikken." Angela zei geen woord, maar ik haar donkere oogen lichtte nog een glimp van twijfel VL Op weg. Drie dagen later zat Nell Davenant in den trein, met bestemming naar Hay ley, het dichtstbijzijnde station bij de woon plaats van mr. Lancaster. Het afscheid van haar moeder en zuster had haar natuurlijk wat verdrietig gestemd, maar ze werd weer wat opgemonterd door de hoop, vol doende te gaan verdienen om hen ma terieel te steunen, en te voorzien in de behoefte aan weelde en verandering van lucht van haar moeder. Zij vond het ook wel prettig te voelen, dat zij nu haar eigen brood ging verdie nen en nuttig zou worden in de maatschap pij. Met mr. Lancaster was alles van een leien dakje gegaan, zoodra zij de betrek king had aangenomen. Hij had het salaris op honderdvijftig pond per jaar gesteld en zelfs aangeboden haar wat voorschot te geven, benevens vijf pond voor reiskosten, doch zij had beide van de hand gewezen, daar het haar beter leek niet te veel ver plichtingen aan hem te krijgen. Zij had geen nadere gegevens omtrent het meisje, by wie ze als gezelschapsjuffrouw moest fungeeren, kunnen verkrijgen; maar hij had haar gevraagd zoo spoedig mogelijk haar werkzaamheden aan te vangen, daar Miss Valery veel behoefte aan gezelschap had. Toen ze het woord „Hayley" in zwarte letters op een groot wit bord zag staan, raapte ze haastig haar bezittingen, die zy in de coupé had meegenomen, by een, en ging het perron op, waar haar bagage reeds was neergezet. Toen stoomde, na een kort oponthoud, de trein weg en Nell keek met een gevoel van intense eenzaamheid om zich heen. Het station scheen geheel verlaten te zyn. Slechts een houten perron en een dito loods met een plaatskaartenbureautje aan het eind, vormden de geheels accomodate, terwyi aan het andere einde een witgeschil derd hek toegang gaf tot een pad, dat den heuvel afliep naar den hoofdweg. Nell keek den weg over, maar zy kon geen spoor van een voertuig of zelfs van een huis ontdek ken. „Is hier geen dorp?" vroeg zy den con troleur, die naderbij kwam. „Hier is Hayley, juffrouw. Welzeker!" deelde hy mede. „Maar het is een kwart myl van hier verwyderd. Dien weg langs, naar den rechterkant." „Ik moet naar Moat House. Dat ligt, ge loof ik, ongeveer vyf myl hier vandaan." Het gezicht van den controleur drukte onmiddeliyk verbazing uit. „Moat House, juffrouw? U wilt toch niet zeggen, dat u déétr heen gaat." „Waarom niet?" viel Nell een beetje scherp uit. „Och, ik weet niet precies", antwoordde hy op een toon, die Nell niet zoo eerbie dig voorkwam als in den beginne, „maar men zegt, dat het een zonderling bouwval lig kasteel is, heel slecht onderhouden, en ik zou niet gedacht hebben, dat dat nu eigeniyk de verblyfplaats voor een dame zou kunnen zyn." Nell negeerde de opmerking. „Kimt u my een rytuig bezorgen?" vroeg zy. Maar toen deed het geluid van wielen en paar den hoeven haar haastig omzien en zy zag een voertuig in snelle vaart het station na deren. De beambte hield x'n hand boven de oogen en tuurde er naar. „Kyk", stelde hy vast. „Dat is de dogcar van Moat House, hoewel we dien den laat- sten tijd niet veel meer zien. Ik denk, dat die voor u komt, juffrouw." „Ja, dank ui Dat geloof ik ook", stemde Nell toe, terwijl haar zelfvertrouwen weer een beetje toenam. Het rytuig viel niet erg in haar smaak. Het was een ouderwetsche en tamelijk log gebouwde tweewieler, en het paard er voor leek haar een armzalig beest toe, mager en leelyk, hoewel niet zonder vuur, want het sloeg een paar maal valsch ach teruit, toen de bestuurder het op den smallen weg wilde laten wenden. „Dat is de jonge Lancaster", deelde "de controleur mede, terwijl hy hem opwachtte en op een vry oneerbiedigen toon ver volgde: „Hy weet niet veel van paarden af, hoewel hy zich verbeeldt van weL" Terzelfder tyd had de bestuurder zyn paard laten keeren en stond nu vlak by den uitgang van het stationnetje, van waar hy de beambte toeschreeuwde: „Hallo daar! Is hier iemand voor Moat House?" „Er staat een dame te wachten!" riep de man terug. „Zal ik de bagage brengen?" Hy dacht er niet aan uit te stappen, en Nell wandelde den nauwen doorgang uit naar de poort, met een gevoel van belee- digd te zyn. Zy vroeg zich af, wie deze jongeman was met het roode gezicht, die niet de minste gelykenis met een heer ver toonde. Zou het een zoon van mr. Lancas ter zyn? Mr. Lancaster zelf liep niet over van vriendelykheid, maar in ieder geval wist hy hoe hy zich gedragen moest. De jongeman, knikte lomp, toen Nell naderbij kwam, en tikte aan den rand van x'n hoed. Hy sprak op luiden toon: „U bent, geloof ik, juffrouw Davenant? M*n vader vertelde me, dat u zoudt komen, en daarom ben ik u maar af komen halen. U bent toch niet bang voor het paard?" „Neen, dat ben ik niet", verklaarde Nell maar ze voegde er niet aan toe, dat zy zich niet zoo zeker voelde ten opzichte van den bestuurder; want ze wist veel van paarden, en zag onmiddeliyk dat de jonge Lancaster er slecht mee overweg kon (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 5