DE LEIDSCHE COURANT
VIERDE BLAD - PAG. 16
De ramp van Leiden
13 JAN. 1807.
door Oom Wim.
n Slot.
Maar oneindig meer dan het verlies van
zooveel stoffelijke waarden, was het ver
lies van zoovele menschenlevens. Men-
schen van alle standen en leeftijden lagen
onder hun instortende woningen begra
ven, gedood of verwond. Ruim 150 men-
schen werden door dit onheil weggemaaid.
Men telde daaronder heele gezinnen, die
in één en hetzelfde oogenblik hun dood
vonden; twee Hoogleeraren, de heeren
Luzac en Kluit met namen, die klonken
tot ver over de grenzen en de Leidsche
Hoogeschool tot sieraad strekten, werden op
datzelfde moment eveneens getroffen en
uit hun verdienstelijken werkkring en dit
leven weggerukt; zoo kwamen ook om een
aantal kinderen, onder de ingestorte mu
ren der schoolgebouwen in de buurt, waar
ze daar even nog vol levenslust en levens
blijheid bijeen zaten, luisterend naar het
woord van hen of haar, aan wier zorgen
ze waren toevertrouwd.
Moeders zagen haar kleintjes ontzield in
de geknakte wiegen en ledikantjes terug;
ouden van dagen beleefden het, dat door
dien noodlottigen slag de steun en staf
hunner grijsheid ontviel, mannen verloren
hunne vrouwen en de moeder zijner kin
deren en vele moeders vonden onder de
puinhoopen hare mannen terug.
Temidden van al dat leed, al dat onheil,
waren er velen, die door een wonderlijke
samenloop der omstandigheden den dans
ontsprongen waren en reden hadden, om
God te bedanken voor hun behoud en red
ding, omdat ze elders waren tijdens de
ramp of en zoo waren er ook velen
die levend en ongekwetst onder het puin
te voorschijn kwamen.
Zoo groot de ramp was, zoo ijverig en
algemeen waren de pogingen tot redding
en leniging. Wie kon werkte aan het weg
dragen van het puin; aan 't opruimen der
balken en binten; aan alle werkzaam
heden, waaraan men naar zijn krachten
kon dienstig zijn.
En de weldadigheid en de naastenliefde,
die de Nederlandsche natie zoo eigen is en
zoo loffelijk onderscheiden, spraken nooit
duidelijker dan na de ramp van Leiden.
Van de zijde van het Bestuur werden
dadelijk de cmodige maatregelen genomen
om te redden, wat nog te redden was; om
wanorde en diefstal te voorkomen en om
de van huisvesting beroofden een onder
dak te bezorgen.
En de Koning van Holland, Lodewijk
Napoleon, toonde b(j deze gelegenheid, dat
hij waardig was, over deze Gewesten te
regeeren. Hij kwam dienzelfden avond
van den 12en Januari nog van den Haag
naar Leiden, bezocht bij fakkellicht het
tooneel der verwoesting en loofde rijke
belooningen uit aan de werklui, die het
alsnog gelukken mocht menschen levend
onder het puin op te halen.
De brand, die tengevolge der uitbarsting
op vier onderscheiden punten ontstaan
was, werd door veler hulp en onder aan
moediging van den Vorst spoedig ge-
bluscht.
En van buiten de stad! Toen de treur
mare in den lande bekend werd (het ging
langzaam want we hadden nog geen radio,
geen telefoon, geen telegraaf, geen elec-
trische of stoomtrein) stroomden uit alle
oorden des Vaderslands giften toe van al
lerlei aard naar het ongelukkige Leiden.
De eene menschlievende aanbieding
volgde op de andere en er waren zelfs aan
zienlijke bewoners, die htm eigeD wonin
gen of buitens aanboden, om daar
in de Leidenaars, die door de ramp van
have en goed waren beroofd, te herbergen.
De inzameling van gelden voor opbouw
en verpleging en kosten in het algemeen,
gehouden door het heele land, bracht meer
dan 1.000.000 op en dit millioen werd nog
vermeerderd met gelden uit het buitenland
en zelfs uit Engeland, waarmee we zoo
vaak in oorlog gewikkeld waren, kwamen
heele bedragen binnen ter leniging der
nood en ter verzachting van menschelijk
lijden.
Het aanzienlijk bedrag der voor Leiden
bijeengebrachte sommen, deed in het eerst
velen verwachten, dat het verwoeste ge
deelte der stad daaruit geheel zou kunnen
worden opgebouwd, doch dit uitzicht is
niet vervuld geworden.
Wel werden aan de ingezetenen schade
vergoedingen, geëvenredigd aan hun ver
lies geschonken, en na eenigen tijd kon men
dus in de meeste straten en op de grach
ten der stad geen sporen meer zien van
de verwoestingen van eenige maanden her,
maar, waar vroeger 227 huizen gestaan
hadden, bleef na het opruimen van 't puin
en het afbreken der al te bouwvallig ge
worden woningen, een open plein en dat
tot nu toe nog in den volksmond de Ruïne
heet; al hoort men meer spreken van het
„Van der Werfpark".
Over dien grooten Leïdenaar, Van der
Werf, die zoo innig verbonden is gev/eest
aan het wel en wee onzer stad, schrijf ik
een volgende keer.
CORRESPONDENTIE.
Piet Sn ij der s, Leiden. Dank
je wel Neefje voor de twee mij welbe
kende letters. En heb je je goed van je
opdracht gekweten?En nu het versje!
Neen jongetje, zoo kom je niet van mij
af. Eerst zeggen en dan zal ik doen? Dag
Piet! Groet vader en moeder van me en
voor je zelf de vijf!
G o n n y B e ij. Dank voor bijdragen
en hartelijk briefje. Jan vooral wensch ik
een „Zalig Nieuwjaar". Niet den moed
verliezen! Bij den goeden God is alles
mogelijk. Zeker mag jij vaste medewerk
ster worden. Maar niet te veel insturen!
Er liggen stapels te wachten. Dag Gonnie?
Wederkeerig de hartelijke groeten van
jou en moeder!
Irène Bernard en JoWokke,
Amsterdam. Hartelijk dank voor
deze bijdragen. Ze worden n. t. geplaatst.
Proefwerk blijft een nachtmerrie! Het is
leuk dit nog eens te lezen, als een der her
neringen uit mijn jeugd. Ik wensch jullie
beidjes vooral veel pleizier in de vacantie;
een prettig uiteinde en een heel voorspoe
dig studiejaar. Met beide handen en groet!
Met het oog op de vele versjes en bijdra
gen over Kerstmis en Nieuwjaar breken
we hier, om plaatsruimte te winnen, de
correspondentie af en wensch ik jullie
allen en ook uwe ouders, broeders en zus
ters en overige familie een hartelijk:
„ZALIG NIEUWJAAR".
Voor het vervolgverhaal van Cor van
Diest en Oom Kees was tot mijn spijt voor
vandaag geen plaats. A. S. Zaterdag gaan
die stukjes geregeld door, alsmede de
raadsel, die vele Nichtjes ingestuurd heb
ben. Oom Wim.
NIEUWJAARWENSCH
door Diederik.
Het oude is heen,
Het nieuwe begint;
Wij wenschen Nieuwjaar
U allen gezwind.
Het eerst aan Oom Wim
Bij velen bekend,
Zijn werk wordt door ons
Als nuttig erkend.
Dank voor den arbeid.
Aan 't Hoekje besteed.
Zijn zorg was voor ons
Ter leering en weet.
Versjes, verhalen,
Van Cor, Piet en Jan,
En ook van Oom Wim
Die staat wel zijn man.
Raadselwedstrijden
Succes van den Hoek;
Wie won 'n horloge,
Een klok of een boek!?
Allen zijn dankbaar
Voor alles door krant;
Hoek en de kind'ren
Eén innig verband!
Het jaar dat ging heen,
MaarHoek blijft bestaan,
Door kind'ren bemind,
Om Wim bovenaan.
Het nieuwe begint,
Wij wenschen elkaar:
„Zegen en voorspoed"
Bij d' aanvang van 't jaar.
Ook Diederik wenscht U
Het beste hier toe,
Aan allen, uw Broers,
Pa, Zusters en Moe!
Wederkeerig een hartelijk en Zalig
Nieuwjaar voor U en de Uwen, en mijn
besten dank voor uwe zeer gewaardeerde
medewerking. De versjes van Diederik
worden door groot en klein met genoegen
gelezen.
Verplicht reken ik me ook mijn dank te
brengen 'aan de andere Neefjes en Nicht
jes, die me in het afgeloopen jaar zoo
trouw ter zijde stonden. Ik reken weer op
aller steun.
Mst hand en groet en dank,
Oom Wim.
OUDEJAAR!
door Ans van Diest.
Zoo kreupel en krom, zoo stervensmoe,
Sukkelt het langzaam ten einde toe.
't Oude jaar gaat treurig heen,
Als 't nieuwe hupp'lend komt
aangetrêen.
Stram en stijf gaat hij heen, voor goed;
Wendt even nog zich om, ten
afscheidsgroet.
Oude jaar, ge bracht ons vreugd, maar
ook soms smart;
En vaak droefheid in 't hart.
Scheiden, ach, 't doet zoo wee,
En brengt zooveel herinneringen mee.
't Zegt ons hoe 't is en had kunnen zijn,
Ach scheiden brengt immer zooveel pijn.
't Oude jaar, zoo grijs, 't is nu
uitgeleefd;
Zijn harte, zie, hoe van kou 't beeft!
En langzaam verdwijnt hij dan in 'tniet;
Beladen met zijn vreugd en stil
verdriet.
Nieuwe uitdrukkingen.
in verband met de luchtvaart.
1. Vlieg zoolang het dag is.
2. Beter één vogel in de lucht, dan tien
in de hand.
3. Een goede vlieger behoeft geen
krans.
4. Voorzichtigheid is de moeder van
alle vliegkunst.
5. Hoog-overmoed komt voor den val.
6. De beste stuurlui zitten op de aarde.
7. Beter hoog gevlogen dan de neus
geramd.
8. Elke kist vliegt, zooals hij gestaart is.
9. 't Is geen man, die niet vliegen kan.
10. Boven de wolken schijnt de zon voor
luchttoeristen.
11. Zooals het klokje thuis tikt, zoo tikt
het ook op 2000 meter.
12. Een vliegende kraai vangt altijd wat.
13. Oost, West, in een Douglas het best.
Deze uitdrukkingen heb ik gevonden in
het mooie werk, dat ik in de handen
wensch van alle groote lezers, die in de
luchtvaart belangstellen.
Ik bedoel de luchtvaart almanak 1936
met K. L. M. Prijsvraag. Uitgevers van
Holkema en Warendorf N.V. Amsterdam.
Prijs gebonden 1.
Oom Wim.
NIEUWJAARS-OVERPEINZINGEN
door Diederik.
Weder is een jaar teneinde,
Dagen, maanden zijn voorbij;
Veel, zeer veel is er veranderd
Thans komt er een nieuw getij
Met veel zorgen die zwaar drukken,
Brengend aan den mensch verdriet;
Heerschen zal er blijheid...., vreugde,
Dit is wat hét leven biedt!
In den tijd dien wij beleven
Crisis en malaise heerscht
Velen zijn er ontevreden
En opstandig is hun geest.
Armoe wordt er veel geleden,
Ook verzacht, bedenkt dit goed,
Veel daarom tot God gebeden,
Hij schenkt troost en.. Hij doet goed.
Hoofd omhoog, het hart naar boven,
Schenkt vertrouwen Hem, uw God,
Laat Hem uwen weg bestieren,
In Zijn hand toch ligt uw lot.
En al zijn de wegen moeilijk,
Houdt het hoofd daarbij steeds koel.
Leeft het leven om te leven
Hemelvreugdedit hét doel!
't Nieuwe jaar, dat wij beginnen,
Dat het geve nieuwe kracht,
Aan de gansche, gansche menschheid
Naastenliefde steeds betracht.
Doch, bij al wat wij vervormen,
In de aardsche Maatschappij,
Stellen wij voorop de leuze:
„Dat dit steeds in Christus zij!"
ZALIG NIEUWJAAR
door Cor van Diest.
'n Jaarkring gleed met spoed voorbij,
Liet ons herinneren, droef en blij,
Toen 't nieuwe weer verscheen:
Waar vliegt die tijd toch met ons. heen?
Wat zal 't brengen? Voorspoed, geluk,
zonneschijn?
Of zal kwelling, ziekte of smart ons
deel nu zijn?
We weten 't niet! Doch denken we,
't is Gods' Hand,
Die ons veilig geleiden zal naar
't Eeuwig Vaderland.
Stelt niet uit uw goede daad; doet
't nog heden;
Wijl de tijd gaat met zóó rassche
schreden:
Zou, wanneer de nieuwe morgen daagt
-Soms ons leven reeds zijn weggevaagd?
Ik wensch Oom Wim en zijn
lezersschaar
Van harte een Zalig, vreugdevol
nieuwe jaar.
'n Jaar van zegening, rijk van vreugde
en zonneschijn
Moge dit uw aller deel nu zijn.
En zouden levenstormen woeden,
Zwaar de strijd zijn om het bestaan;
Dat toch dan, trots die tegenslagen:
Vrede en vertrouwen samen gaan.
NIEUWJAARSWENSCH.
door Johanna Otto.
Komt Nieuwjaar raadselvol getogen
Dan praalt hoog aan des Hemels bogen
Een ster vol wonderzoete pracht:
De Moedermaagd toont mild en zacht
Het Godd'lijk Kind op hare armen,
't Gelaat vol liefde en erbarmen.
Treedt vroom den nieuwen jaarkring
binnen
Volhardt in 't goede kloek van zinnen
Verlaat vertrouwend Bethlem's stal,
Alleen de Heer toch van 't Heelal
Schenkt aan de menschen op him wegen
Het waar geluk, den waren zegen.
ZALIG NIEUWJAAR
door Ans van Diest.
Rustloos snelt de tijd maar voort:
't Nieuwe jaar staat voor de poort,
Wanneer 't oude, moegestreden,
Nog nauwelijks is uitgetreden.
Wij weten niet wat de toekomst
Ons weer brengen zal.
't Zij vreugd of rouw; vrede of strijd,
Of wat dan ook ons is toebereid!
God voert ons door de tijden heen
Naar beet're, schooner landen:
Want 't doel van onze reis is daar:
In 's hemels lustwaranden.
HEIL 1936.
door Greta Hooijmans.
Wat zal ik de kinderen wenschen
Op deez' eerste dag van 't jaar?
Je zult het aanstonds hoor en,
Dus scherp je ooren maar.
Vooreerst om te beginnen,
Een rein en vroom gemoed,
Een hartje vol van liefde
Bij alles wat je doet.
Veel godsvrucht ook bij 't bidden
En eerbied in de kerk;
Oplettendheid en ijver
In school bij al je werk.
Behoeding door je Engel
Voor alle leed en kwaad;
En dan, niet te vergeten,
Voorzichtigheid op straat.
Ik heb nog meer te zeggen,
Doch laat het hierbij maar,
En wensch tot slot je allen
Een zalig nieuwejaar!
STERVEND KAARSENLICHT
door Anny van Diest.
Bijna zijn de kaarsen aan den Kerstboom
verbrand;
En toov'ren in 't licht van hun
stervende vlam,
Groeiende schaduwen op de kamer
wand?
Ze rekken al hooger en hooger hun
tongetjes op;
'n Laatste poging om te herleven!
't Helpt niet; ze moeten sneven,
't Laatste kaarsje dooft nu uit:
En buiten vallen lichtende vlokken
tegen de vensterruit!
ADESTE.
door Cor van Diest.
't Kindeke is gekomen
In kouden winternacht;
't Heeft zijn woon bij ons genomen
En vrede op aarde gebracht.
't Ligt op luttel stroo, zoo hard
In windselen gewonden.
Ach, hoe schreit het van smart en pijn
Om onze zonden!
Hoe teeder drukt zijn moeder het in
de armen;
Ziet hoe vol liefde ze Het tegenlacht!
Aan heur harte wil ze Het verwarmen
Sluimer Kindeke, sluimer zacht.
Herders komen, knielen neder,
Gewekt door der Eng'len reine zang,
Dankbaar, met vreugdetranen in d'oogen
Aanbidden ze hun God, eerbiedig... lang.
Ook wij komen; als vrienden tot
Kindje
Dragen wanpe, reine liefde Het toe;
Jezuke mag niet eenzaam daar lijden,
We willen 't aanbidden, en worden
niet moe
Zie, o Jezuke, wij komen stil nader
getreden,
En wijden U ons harte met blijde stem;
U ter eere klinken onze zangen
Lieflijk Kindeke van Bethlehem.
WIE ZIJN JARIG?
Van 27 Dec. tot en met 2 Januari.
27 Dec.: Ali Hartveld, Langeraar.
27 Dec.: Jopie Bontje R'veen Z. E. B 401.
27 Dec.: Coen Nieuwsteeg, Maarsmansst. 15
27 Dec.: Piet v. d. Geest, Zijldijk 32, Lei
derdorp.
27 Dec.: Jan Jeuster, Tulpenstr. 4.
27 Dec.: Sjaantje Hoogenboom, IFmade.
28 Dec.: Jan Dévilé, Sophiastraat 7.
28 Dec.: Gretha Stouten, Houtmarkt 10.
28 Dec.: Corrie de Boer, Nipponstr. 26.
28 Dec.: Mientje Raaphorst, Oude Rijn 50.
28 Dec.: Pietje v. d. Ham, Rijksstraat
weg 191, Wassenaar.
29 Dec.: Jetje Castelein, Oude Rijn 30.
29 Dec.: Leo Vollebregt, Zeiw. weg H35
Zegwaart.
29 Dec.: Harry Star, N. Rijn 75.
30 Dec.: Theo v. d. Wereld, Oud-Ade. 1
30 Dec.: Bep Langver, Heerensteeg 37.
30 Dec.: Marie Thérèse Plouvier, Witte
Singel 89.
31 Dec.: Jan van Schie, Zijlsingel D 17,
Warmond.
31 Dec.: Jo. v. Noort, Hoogewoerd 122.
31 Dec.: Hennie Tuynman, Seringenstr.
no. 65a.
1 Jan.: Piet v. d. Geer, Lammenschans-
weg 74.
1 Jan.: Leo Ammerlaan, Mey v. Streef
kerkstraat.
1 Jan.: Theo Rodenburg, Z-de 204, Bos
koop.
2 Jan.: Bernard Hunk, Gerrit Doustr. 2a
2 Jan.: Abram Schouten, Staalwijkstr. 29
Ik feliciteer de jarigen.
Wie in deze lijst wil opgenomen worden
of afgevoerd schrijve me minstens 14
dagen voor den verjaardag. Ik bedoel na
men van schoolgaande kinderen. Wie nog
niet op school zijn of deze verlaten heb
ben, hooren in deze lijst niet thuis.
Oom Wim.
EEN HANDIG WAARZEGGER.
Een waarzegger had aan een dame aan
't hof van Lodewijk de XI voorzegd, dat zij
binnen acht dagen zou sterven. Toen die
voorzegging bewaarheid was, liet de ko
ning den waarzegger ontbieden en beval
in 't geheim aan zijn dienaren wanneer hij
een teeken gaf, den man te grijpen en uit
het raam te smijten.
De koning zei tot hem: „Gij, die een zoo
bekwaam man zijt en zoo nauwkeurig het
lot van anderen kent, zeg mij eens, wan
neer gij zelf zult sterven?" Zonder aarze
len antwoordde hij: „Drie dagen vóór Uwe
Majesteit". Na dit antwoord wachtte de
Koning zich wel het afgesproken teeken
te geven en droeg in 't vervolg de meeste
zorg voor den waarzegger, voor wiens
dood hij in ééns bevreesd was.
BIJ DEN TANDARTS.
Er was eens een boer, die na veel over
wegingen eindelijk besloot een valsch ge
bit te nemen. Hij ging naar den tandarts en
niet lang daarna was hy in het bezit van
een prachtig gebit, waarover hij luidruch
tig z'n tevredenheid betuigde.
Twee dagen later was hij echter weer bij
den dokter met de mededeeling, dat het zoo
niet langer ging.
De tandarts keek hem verbaasd en niet
begrijpend aan.
Ja, zie dokter, die hoektand moet 'r uit".
„Maar waarvoor is diat goed?" vroeg de
arts.
„Wel, dokter, dat gac heb ik noodig, an
ders kan ik, m'n pijp niet in m'n mond
houden, zie!"
LEER OM LEER!
Alphons Karr, de bekende humorist, had
op zijn landgoed een Italiaanschen graaf
tot buurman. Van deze graaf was bekend,
dat hij een prachtige verzameling boeken
bezat.
Eens op een dag liet Karr den graaf
vragen, of hij hem misschien een boek wil
de leenen. De graaf antwoordde toen, dat
hij principieel geen boeken wilde uitleenen,
maar „meneer" mocht wel bij hem in de
bibliotheek komen lezen.
Eenigen tijd later kwam een bediende
van den graaf bij Karr vragen, of hij wel
licht voor den graaf even een gieter te leen
had, waarop Karr antwoordde, dat hij uit
principe nimmer gieters uitleende, maar
als de graaf bij hem wilde gieten, dan wil
de hij hem gaarne een heelen dag zijn tuin
daarvoor afstaan!
„Ik wil niet meer liggen in dat ouder-
wetsche ding vader. Geef me liever een
wagen met een behoorlijke stroomlijn!"