DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN 27ste Jaargang DINSDAG 24 DECEMBER 193;> No. 8301 S)e Ceid&efieSoti/tai/tit DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling: Voor Leiden 19 cent per week2.50 per kwartaal Bij onze Agenten 20 cent per week 2.60 per kwartaal Franco per post 2.95 per kwartaal Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent. TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 II GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11 DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT: Gewone Advertentiën 30 cent per regel Voor Ingezonden Mededeelingen wordt het dubbele van het tarief berekend. TELEFOONTJES van ten hoogste 30 woorden, waarin be- betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur en verhuur, koop en verkoop: 0.50 HET RUSTELOOZE HART (LEGENDE) Aan een der groote wegen, die als bree- de linten de aarde in vakken snijden, stond een engel in een blinkend wit gewaad, hij wachtte en keek uit naar het menschen- hart. De auto's suisden af en aan, 7080 K.M. vaart, maar geen dezer bevatte den passagier, dien de engel verwachtte. De avond was aan 't vallen, de zon was weg, de eerste sterren doken op aan het hemel blauw, de dag was enkel nog een lichtende band aan de westerkim. Het was winter, vriesweer, een strakke, heldere lucht. De auto's hadden hun lampen ontstoken, ook aan de horizon glinsterden lichten. Toen kwam het menschenhart. Met zijn scherpe blik had de engel het herkend. Het kwam niet in een bliksemsnelle automobiel, het strompelde moeizaam over het voetpad aan. De engel trad het tegemoet en sprak het vriendelijk toe. „Gelukkig myn vriend, zeide de engel, dat ge gekomen zijt". Het menschenhart keek op met oogen, waarin matelooze verwondering te lezen stond, het scheen te ontwaken uit een droom van eeuwen. „Wie zijt ge, sprak het menschenhart, dat ge mij zoo vriendelijk aanspreekt, en wat verlangt ge van mij?" „Ik ben uw vriend, sprak de engel, en hen gekomen, om u den vrede te bren gen?" „Vrede?" sprak het menschenhart hitter, vrede? Is er wel ergens vrede te vinden? Ik heb hem tot nog toe tevergeefs gezocht". ,Zou het niet zijn, antwoordde de en gel, omdat ge gezocht hebt achter een valsch spoor?" „Ik zou niet weten, antwoordde het men schenhart, welk spoor mij nog ooit naar den vrede zou kunnen leiden. Ik heb de wereld afgezworven en ben doodelijk ver moeid van al mijn dolen. Maar den vrede vond ik niet, neen, ik ben nog steeds on gerust". „Vertel mij iets van uw zwerftochten, sprak de engel. Want de wereld ligt voor mijn blikken open, misschien kan ik u hel pen met goede raad". „Ik wil het wel weer vertellen, sprak het menschenhart, maar het is een eento nig verhaal, dat telkens op dezelfde ont goocheling uitloopt. En helpen, neen, dat zult ook gij mij niet kunnen doen. Maar nogmaals, vertellen wil ik het wel". En omdat de engel geen antwoord gaf, begon het menschenhart zijn verhaal, het schrijnende verhaal van een teleurgestel de, die telkens een nieuwe aanloop deed naar het geluk, maar ook telkens bevond, dat hij gegrepen had naar een schim. Het arme menschenhart! Het meende bevrediging te vinden in het goud. Het dreef handel, het kocht en verkocht. De schatten hoopten zich op. Het kon zich al les veroorloven: stapels gouden staven la gen veilig achter de wanden van een on doordringbare kluis. Ik ben ryk, sprak het menschenhart, ik heb veel gevonden, Maar alles heb ik nog niet. Ik weet niet, maar er is nog een leegte. Ik zal mijn ge luk zoeken in de liefde. Het ging op zoek naar een ander menschenhart, het vond er een, dat zich vol teederheid overgaf, het was een zuivere vreugde, deze twee harten, die samen sloegen, samen dachten, samen genoten. Het is iets wonderlijks, de vreugde van de liefde, zei het menschen hart, maar toch, het kan mij nog niet ten volle bevredigen. Ik weet niet, maar het duurt te kort. Men grijpt het en men be merkt, dat men haast niets in de handen heeft. Van verre lijkt het een grenzelooze zee, maar wie van wal steekt, heeft plotse ling de andere oever bereikt. Maar ik weet, wat ik doen zal, ik zoek mijn geluk in de macht. Ik wil groot zijn, gebieden, heerschen. Het zette zich op den troon en regeerde met ijzeren arm. Menschen kwa men en bogen zich in het stof. Het men schenhart zag verheerlijkt ^op hen neer. Het voelde zich, het werd dronken van zijn droom van macht. Nu ben ik groot, juichtte het menschenhart. Toen het opkeek, zag het de gezant van een naburig vorst, die het op driesten toon een ondubbelzinnige bedreiging in het aangezicht wierp. Het menschenhart verzocht den gezant te ver trekken, maar het voelde plotseling, dat zijn macht en heerlijkheid maar begrensd waren, zooals alle menschelijke dingen grenzen hebben. Neen, zei het menschen hart, ik ben niet ten wolle bevredigd. Het arme menschenhart! Het keerde zich af van macht en goud en liefde; het dacht, ik zal mijn geluk vinden in de we tenschap. Ja, dit is een menschwaardig ideaal. Alles weten, alles doorschouwen, is zalig zijn! Het wierp zich met verwoed de vlijt op de dingen en op de boeken. Alles werd nagevorscht, bekeken, gewo gen, berekend, de gegevens hoopten zich op, van alle kanten stroomde het mate riaal toe. Maar naarmate het menschen hart dieper trachtte door te dringen, ging het beter beseffen, dat heel zijn pogen wanhopig was. Want het is den mensch niet gegeven, alles te omvatten. Iets grijpt hij, iets kent hij, iets doorziet hij: terstond rijzen duizend andere raadsels voor hem op; het zijn stukjes, brokjes, fragmenten, die hij gevonden heeft. Het is de nietige, afhankelijke in een machtig, overweldi gend heelal. Neen, zei het menschenhart, ook hier zal ik nimmer bevrediging vinden. Maar ik weet, wat ik doen zal. Ik zal mij met stuk ken en brokken tevreden stellen. Ik zal plukken, wat er te plukken valt, iederen dag opnieuw. Nooit zal ik tevreden zijn, goed. Ik zal tenminste leven van moment naar moment. En voor de rest zal ik sla pen. Het leefde voortaan als in een roes, het dronk met volle teugen van al wat de wereld bood, het rende als een waanzin nige over de aardbol heen. Daar waren de auto's goed voor en de vliegtuigen, al wat de moderne techniek maar aanbood, de duizend vormen van reproductie, de film, de radio. Niet denken, zei het menschen hart, proeven, genieten, vluchten. Het viel ten slotte vermoeid ter aarde. Het kon niet meer. En het ontdekte tot zijn schrik, dat het oud ging worden. Er kwamen rimpels en grijze haren en soms kon dat hart zoo onregelmatig kloppen. Was het misschien een ziekte, een kwaal? En dan? Was het misschien het begin van het einde? En dan? Men kon nu wel plukken, graaien en zich vol zuigen aan het genot: dat eene was onontkoombaar. Het einde! Om krank zinnig te worden! Eerst een ziekte, die je vastkluistert aan je bed. Een verminkt le ven. Pijn, dag-in dag-uit. Pijn zonder zin, als een vloek op je bestaan. En dan de dood. Het einde. Definitief. Ophouden te leven, na een bestaan zonder bevrediging, zonder zin. Zoo was het menschenhart op weg ge gaan. Er was nu geen hoop meer, het zag zich ingesloten door de bespottelijke klein heid van zijn begrensd bestaan: er was nergens een ontkomen, nergens een weg naar de volheid, nergens ruimte om je vleugels uit te slaan en heen te vliegen, je sloeg ze te pletter tegen de spijlen van je kooi, deze platte bedriegelijke wereld. Wat doe je in deze wereld, wat maak je je druk, wat zoek je nog langer? Was het een stem van buiten, die dat gezegd had? Maak er dan zelf een eind aan, dat zei de stem. En radeloos was het menschenhart op weg gegaan, aarzelend, vragend, tot het bij de plaats van den en gel kwam. Toen deze het verhaal aanhoord had, sprak hij met zachte doordringende stem: „En vriend, heb je dan nooit aan God ge dacht?" „God?, zei het menschenhart plotseling verwonderd, God? Voor mij is God steeds een fabeltje geweest. Ik heb daarvan wel gehoord als kind. Maar men gaf mij spoe dig te verstaan, dat het voor iemand van standing, een intellectueel, geen pas gaf, die dingen ernstig te nemen. En trouwens, de wetenschap heeft nu toch wel bewezen, dat er voor God geen plaats is in het heelal". „Arme dwaas, sprak de engel medelij dend, maar zeer beslist, de wetenschap heeft niets bewezen, zij zal het nimmer kunnen bewijzen, integendeel, zij schreeuwt om God, en heel de aarde schreeuwt om God. En je eigen onvoldaan heid, de leegte, die altijd bleef en nooit gevuld kan worden, zij is niets anders, dan de schreeuw van je diepste wezen om Gqd. Maar de hoogmoed heeft je verblind, de leugen hield je gevangen. Keer je naar God en je zult den Vrede vinden!" „Het is wonderlijk, zei het menschen hart, maar uw stem klinkt goed en warm, het is alsof ik in een fort van ijs gevangen zat en nu de koestering voel van lentezon. Ik hoor klanken van heel lang terug, zoete vertrouwde klanken, het is alsof ik beel den zie uit de jaren, dat ik nog kind was en met mijn zusje speelde in een grooten tuin". „Open u voor God, sprak de engel weer, en ge zult den vrede vinden. Geen schrale, armelijke vrede, maar een Vrede, die vol heid is". Het menschenhart had onder 't spreken niet gemerkt, dat zij waren afgedwaald van den grooten weg. Zij stonden midden op het veld, er was nu nog enkel de zwar te grond, die grensde aan de doorzichtige inktblauwe lucht, waarin de sterren hin gen. De wereld was al heel ver weg. „Zeg mij, hernam het menschenhart, zeg mij, goede vriend, waar zal ik God kunnen vinden?" „Hij heeft het U zoo gemakkelijk ge maakt, Hem te vinden. Hij is een Kindje geworden, een menschenkind, zooals Gij allen, maar armer nog, dan een van U. Hij werd geboren in een stal en roept U. Maar slechts een ootmoedig hart mag binnen treden". Het menschenhart boog zich diep. Het was als zweefden hemelsymphonieën aan, een weefsel van violenzang en klokjes van zilver. En de engel leidde het rustelooze hart binnen in den stal. Een meisje lag neerge knield aan de kribbe. Haar groot, donkere oogen waren vochtig van vreugde. Zij staarde maar op het kleine, teedere wicht je, dat in wat doekjes gewikkeld in de kribbe lag. Het Kindje scheen te sluime ren, maar toen het menschenhart binnen kwam, opende het zijn oogjes, als een zee zoo diep, en keek naar den rustelooze, die aan zijn voetjes neder knielde. Het men schenhart schreidde, het schokte zachtjes, maar het was van zuivere, hemelsche vreugde. Alle beknelling was weg, alle leegte en gejaagdheid. Want wat geen we reld had kunnen geven, dat werd hier zoo simpel, zoo zonder pretenties gevonden: de Vrede, die volheid is en zuivere, eeuwige Liefde. Broeders verlaat nu uw huizen en za ken, de schijnbare gewichtigheden, waar mee gij uw dagen pleegt te vullen. Niets van dit alles kan U den waren Vrede schenken. Maar wij moeten in drommen naar den stal, want wij dragen allen een menschenhart met ons mee. Daar ligt voor ons den Vrede, daar wacht ons het blij vend verblijden, bij Maria, de maagdelijke Moeder, bij Jezus, het Kind, als mensch zoo klein, als God zoo groot. Pater VAN ROOIJEN, Zoeterwoude, 24 Dec. '35. Kruisheer. O God, die dezen hoogheiligen nacht door den glans van het ware licht hebt doen schitteren, geef bidden wij, dat wij de vreugden van hetzelfde licht, welks geheimen wij op aarde hebben leeren kennen, ook eens in den hemel genieten. Gebed in de Nachtmis op het Kerstfeest. De rijksmiddelen in November Tegen het einde van het jaar wil men graag wat opwekkender berichten lezen dan eigenlijk het geheele jaar het geval is geweest. Dan moet men zich niet ver meien in de cijfers der Rijksmiddelen. Deze zijn het geheele jaar 1935 in mineur ge weest en ook November bracht opnieuw een steentje bij tot het pessimistische gevoel, dat ons allen bevangen heeft. Zien wij in andere landen, die zich wisten aan te pas sen, dikwijls door middelen, welke men hier afkeurt, doch daaraan men toch niet zal kunnen ontkomen, verbetering, bij ons is het nog steeds achteruitgang, wat de klok slaat. Ja, grondstoffen en sommige vetten wisten in prijs te stijgen, doch dit is geheel in de lijn van het wereldgebeuren: toenemende autarkie en stijgende vraag naar grondstoffen, die in het eigen land niet of onvoldoende worden voortgebracht. Ten deele profiteert daarvan ons land, direct en indirect. In verlij king echter met onzen landbouw en onze industrie van af gewerkte artikelen spelen deze grondstof fen (rubber, koffie, copra, tin, etc.) geen overwegenden rol om de koopkracht van ons volk te doen toenemen en de werkloos heid te verminderen. Want de achteruit gang van het nationale inkomen is grooter dan de vooruitgang, welke ontstaat uit de genoemde grondstoffen-prijsstijging en om zet vermeerdering. Dit blijkt mede uit de rijksmiddelen. De „overige" middelen brachten over November 1935 ƒ29.997.104 op tégen 33.179.166 als gemiddelde ra ming en 32.536.469 als ontvangsten in No vember 1934. Dus opnieuw een achteruit gang bij het vorige jaar vergeleken, niet tegenstaande verschillende accijns- en an dere verhoogingen hebben plaats gevon den. De raming voor de eerste elf maan den van het loopende jaar bedroeg ƒ364.970.833; ontvangen werd ƒ335.021.904, wat circa 32 millioen minder is, terwijl het resultaat voor dezelfde periode voor 1934 beliep 324.843.257, wat 10 millioen minder is. Méér brachten op: de accijns op zout, die op tabak, de couponbelasting, de rechten en boeten van zegel, benevens de successierechten, derhalve over het alge meen incidenteel inkomsten, die weinig met de koopkracht van ons volk te maken hebben, met uitzondering natuurlijk van de accijns op tabak. In de eerste maanden van het jaar was hierop een accres boven de raming te bemerken. Doch ook dit ac cres heeft voor een vermindering plaats gemaakt, wat voor de koopkracht van een volk een zeer ongunstig symptoom is. Want het rooken biedt nog zeer lang weerstand aan een crisis; slechts in hooge nood ziet men te dezen opzichte een achteruitgang. De verschuiving naar de goedkoopere soor ten neemt nog steeds toe; ook de 6-cents- sigaar schijnt al weer onttroond en een goedkooper type begint de belangstelling te trekken. De omzetbelasting zit nog steeds in den hoek, waar de zwaarste slagen vallen en dit is natuurlijk niet te verwonderen. Waar komt de daling van de koopkracht sterker uit dan juist bij de omzetten in den detailhandel? Vermoedelijk door de nade rende St. Nicolaas het geldt hier immers de rijksinkomsten over November is de teruggang van de omzetbelasting ten op zichte van de raming iets geringer n.l. 6.066.822 bij een raming van 6.791.666. Over de eerste elf maanden van het loo pende jaar werden geind ƒ55.411.739 bij een taxatie van ƒ74.708.33 wat een teruggang beteekent van circa 29 mil lioen of 40 pet! Dat de invoerrechten met een 8 mil lioen of ongeveer 9 pet. bij de raming ach terbleven (ontvangsten 81.610.526 bij een raming van ƒ89.375.000) volgt uit on ze crisispolitiek, waardoor de invoer eeni- ger mate wordt tegengegaan. Vermoede lijk zal deze post in 1936 verder inschrom- pelen. Hiertoe dient men echter het rap port van de Commissie van Loon af te wachten want het is natuurlijk niet onmo gelijk, dat deze commissie in de richting van Landbouw en Maatschappij zou advi- seeren, hetgeen derhalve zou beteekenen een verderen rem op de Nederlandsche in voeren. BERICHT.; Eerste en Tweede Kerstdag zal „De Leidsche Courant" niet verschijnen. DIT NUMMER BESTAAT UIT VIER BLADEN. VOORNAAMSTE NIEUWS BUITENLAND. De Abessyniërs blijven in den aanval, Incidenten aan de Libysche grens? (2de blad). Rondom de benoeming van Eden (2de blad). De Lindberghs naar Europa (2de blad). BINNENLAND. Gisteren is te Berlijn het verdrag inzake het Nederlandsch-Duitsche goederenver keer voor 1936 onderteekend. (2de blad). Bij een auto-botsing te Gilze-Rijen zijn twee kinderen gedood. (3de blad). Het Abessijnsche conflict HET ITALIAANSCHE LEGERBERICHT. ROME, 24 Dec. (A.N.P.) Het 79ste le- gerbericht, dat maarschalk Badoglio seint, luidt: „Het gevecht, dat zich op 22 Dec. bij Abbi. Addi heeft afgespeeld, is geëindigd met een volledig, succes onzer troepen. Aan vijandelijke zijde hebben aan dezen strijd meer dan 5 000 gewapende manschappen van dedzjads Hailoe Tsebedde deelgeno men zoomede detachementen, die gewa pend waren met een Belgisch merk machi negeweren en versterkt met troepenaf- deelingen van onderbevelhebbers van Ras Seyoem. De Abessijnsche troepen werden door het élan der Eritreesche troepen op de vlucht gedreven. De vijandelijke ver liezen bedroegen mer dan 700 dooden en meer dan 2.000 gewonden. Aan Italiaan- sche zijde zijn 7 officieren gedood en 6 ge wond. Van de Eritreesche troepen zijn 150 man gedood en 167 gewond. De Italiaansche troepen zetten de op- marsch voort in het gebied ten Zuiden van Abbi Addi doch tot nu toe hebben zij geen enkelen tegenstand van den vijand ontmoet, die op de vlucht is geslagen. De luchtvaartafd. zet haar bedrijvigheid met verkenningsvluchten voort. HET ONGELUK NABIJ GILZE—RIJEN. Omtrent het droevig ongeluk nabij Gil ze-Rijen (Zie Gem. Ber. in dit blad) ver nemen wij nader, dat ir. Los uit Eindho ven niet zelf de wagen bestuurde, doch de chauffeur, die met matige snelheid reed. Bij het passeeren van paard en wagen kwam hier achter plotseling de tractor te voorschijn, die eveneens wilde passeeren, waardoor een botsing onvermijdelijk was. De beide kinderen, die naast den chauf feur zaten, werden door den schok ern stig gewond met het bekende noodlottig gevolg. De andere inzittenden liepen slechts lich te verwondingen op. PLOTSELINGE KOUDE-PERIODE. BERLIJN, 24 December. (A. N. P.) Te Berlijn is het plotseling zeer koud ge worden. In de buitenwijken werd om 9 uur een temperatuur genoteerd van 10 graden beneden het vriespunt. Het heeft er evenwel niet den schijn van, dat deze vorstperiode van langen duur zal zijn. Weerkundigen zijn van meening, dat den tweeden Kerstdag reeds het nulpunt weer zal worden bereikt. In West- en Zuid-Duitschland wijst de thermometer nog boven het vriespunt. Daarentegen is het in Sijezië zeer koud. Te Breslau is vanochtend een temperatuur van 10 graden beneden het vriespunt ge meten. PASSAGIERSVLIEGTUIG OMLAAG GESTORT. BERLIJN, 24 Dec. (A. N. P.). Heden ochtend is op het vliegveld te Breslau een passagiersvliegtuig omlaag gestort. De pi loot, de telegrafist en een passagier kwa men om het leven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 1