TO
DE PARIJSCHE VREDESPLANNEN
GEPUBLICEERD
ZATERDAG 14 DECEMBER 1935
DE LE1DSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 5
'rtbtt AM a
.61.24ns
tto0 t»(r
Xfebra. i
l V (HJDrülqr'è'r}^/
i£M» w
MADDI5ABEI
'IttltJal',
/A-ofeSr/,
***j^5L V5.U,
V^" "5ï
fefteftloefr
Ap6^a I
.lOebuJ /C
/ei -welp!
IN DE LEER BIJ VADER
CATS.
Een boer in seecker thuyn gegaen
Vondt daei een deel pompoenen staen.
De ouwe, trouwe Vader Cats heeft in
zijn uiterst „Leersame Fabulen" een lang,
maar vermakelijk verhaal aan-een ge
rijmd van een boer, die, in zyn tuin ge
gaan, op hardhandige wijze eraan herin
nerd werd, dat de Natuur „doelmatig" is
ingericht.
Daar staat de boer in zijn tuin met een
blauwe kiel aan en een roode zakdoek om
zijn roode nek geknoopt. In dien tuin
wat rommelig bijgehouden, maar dat doet
niets ter zake groeien pompoenen en
een eikenboom. Er groeiden ook wortel
tjes, bieten en hier en daar verscholen
tusschen het riet een partijtje aardappe
len, maar nogmaals: dat doet hier niemen
dal tei zake!
De boer ziet de kleine eikeltjes benge
len noog in den boom en de zwaarlijvige
pompoenen in vette vredigheid uitblazen
de op den grond. De blauwkiel schuift zijn
pet jp 't achterhoofd, want hetgeen hij
aanschouwt gaat vèr daarboven.
Hier vaert de man geweldigh uyt:
„Siet daer een dinck dat niet en sluyt,
Een vast, een dick, een machtigh hout,
Wel 't hardtste van het gantsche wout,
Dat stijght tot boven in de lucht,
Draeght maer alleen een kleyne vrucht;
En siet, een kruyt van geender macht,
Dat brengt ons voort soo swaren dracht".
Even oppervlakkig en pompoenig-opge-
blazen is de redeneering van sommige
schrijvers, die, omdat zij het doelmatige
in een aantal orgamismen niet snap
pen, daaruit de gevolgtrekking maken,
maken, dat de inrichting der Natuur niet
doelmatig is.
Verondersteld, maar niet toegegeven, dat
er op de wereld organismen voorkojnen,
die niet-doelmatig of zelfs ondoelmatig
zyn, wat bewijst dat in vergelijking met
de uitbundige rijkdom aan ongeloofelijk
vernuftige uitvindingen, welke in de le
vende Natuur zijn toegepast? Een steentje
in het krentenbrood. Maar daarom is
het brood wel door den bakker gebakken!
De heeren, die in slaafsche navolging
van Büchner en Went aldus redeneerden
indien men dat draaien en verdraaien
om in Godsnaam toch maar God te kua
nen wegmoffelen, nog redeneeren mocht
noemen hebben intusschen geleerd een
toontje lager te zingen. De wetenschap is
gaan aarzelen het vonnis „ondoelmatig''
uit te spreken. Door de shande van enkele
barre blunders, is ook zij wijs geworaen.
Wij weten nog zoo bitter weinig af van de
onderlinge samenhang der levens ver
schijnselen, dat het zeker voorbarig is om
iets ondoelmatig of nutteloos te noemen.
„Als ge eens de werkplaats binnen zoudt
treden van den beroemden Edison",
schrijft Famulus in „Godloochenaarswijs
heid" „en ge zoudt daar allerlei machi
nes zien, de een nog karikatuurachtiger
dan de andere, zoudt ge dan dadelijk
zeggen: deze machine dient hiervjir. die
andere daarvoor?
Ik zou denken van niet. Ge zoudt ook
zonder twijfel een heeleboel haken, dra
den, vylen, priemen, flesschen en ik weet
al niet wat meer zien, waarvan gij de be
stemming niet aanstonds zoudt begrijpen,
en toch zoudt ge u wel wachten te bewe
ren: „deze dingen zijn nutteloos. Mijnheer
Edison, ge hebt ze niet noodig". Welnu,
laten we ten minste even bescheiden zijn,
als we de groote werkplaats van den Ma
ker des heelals binnentreden". Tot zoover
Famulus.
Keer en we terug naar den nijdigen boer
met zijn pompoenen-raadsel.
Terwijl hy dit in gramschap seyt,
En met den Hemel staet en pleyt,
Een eyckel boven uyt den top,
Die valt den Kinckel op den kop
En maeckt een put in synen hoedt;
Des soo verschiet syn innigh bloedt,
En hy seyd': „Godt, vergeef 't my,
lek spreecke los en al te vry,
Want had 'et na myn sin gegaen,
Het ware nu met my gegaen;
Eylaes! myn onbesuysde hooft,
Dat ware van syn breyn berooft;
lek lage met de neus in 't zant,
Alleen door enckel onverstant".
't Is maar goed, dat Vader Cats het
woord „Kinckel" met een hoofdletter ver
siert. Dat verzacht de uitdrukking iet of
wat!
Laat ik onmiddellyk eraan toevoegen,
om eventueele vitters den pas af te snij
den, dat dit Catserige verhaal natuurlijk
geen „bewijs" is voor doelmatigheid. Het
verhaal klopt prachtig voor een boer in
Nederland, maar niet voor een Kaffer
(met een hoofdletter) in Afrika, die onder
de palmen, beladen met keiharde cocos-
noten, wandelt....
Doelmatigheid is trouwens geen begrip,
dat zich uitsluitend ten gerieve van de
menschen in de natuur ontplooit. Iemand,
die tusschen brandnetels terecht komt, of
tusschen de kwallen in zee, ondervindt op
pijnlijke wijze, hoe „doelmatig" brand-
haren en brandzweepen zijn ingericht, om
tegenstanders op de vlucht te drijven. Je
zou de doelmatigheid vervloeken, wan
neer een krab zijn scharen in je bloote
teen nijpt of een straatjongen voorbijgan
gers met klitten bombardeert.
Er bestaat ook een doelmatigheid, die
en met succes! haar kracht zoekt in
stinken. Bunsings passen deze tactiek zeex
tactisch toe, maar ook duizenden insecten
zijn er ongewoon bedreven in. Hetzelfde
systeem werd gebezigd bij het beulen-spel
in de Amsterdamsche schouwburg.
Dieren verspreiden soms een verpestend
luchtje, om ongewenschte bezoekers van
het lijf te houden planten wasemen wol
ken zoete geur uit, om precies andersom
dieren te lokken en hen, als postillon
d'amour, met stuifmeel beladen naar an
dere planten te zenden.
Er zijn echter ook planten, die zoo af
schuwelijk stinken, dat zelfs een bunzing
zyn neus dicht-knijpt.
Een edelmoedige kennis, die, naar ach
teraf gebleken is, wel wist wat hij deed,
gaf ons drie Sauromatums ten geschenke.
Het was een droogbloeier, die, toen de ge-
panterde bloei-scheede openbarstte zoo'n
vervaarlijk odeur verspreidde, dat ik voor
de eerste een diep gat in den grond spitte
en de beide andere voortijdig van het le
ven beroofde.
Die bloemen ruiken u vergeve -me de
uitdrukking naar krengen. Allerlei aas
vliegen en aaskevers komen op de, voor
hen, heerlijke lucht af en begraven zich
diep in de bloem, die als bloem werkelijk
zeer mooi en ook zeer interessant is. Het
merkwaardige van deze plant L namelijk,
dat zy er een vliegen-gevangenis op na
WAT ITALIë ZOU MOGEN BEHOUDEN
Pijnlijke verbazing In verschillende kringen.
houdt. De eigenlijke bloemen van de Sau-
romatum zyn zeer nietig, diep in de bloei-
scheede verborgen, en kunnen slechts be
reikt worden door middel van een kleine,
met stijve schuin naar binnen geplaatste
haartjes, afgesloten opening. Is de vlieg
eenmaal binnen dan zit hy in de fuik
opgesloten, want de haren fungeeren als
tochtdeuren, waarop aan de buitenzijde een
Kordje „Duwen!" is aangebracht.
Vele vlieger geraken argeloos in de fuik
en beginnen zich goed te doen aan het stuif
meel. Zyn de vrouwelijke bloemen na een
paar dagen uitgebloeid, dan verslappen de
haren afsluitdeuren en de vliegen zweven
naar buiten, met stuifmeel bedolven, om
weer in een andere bloem opgesloten te
worden en het stuifmeel ter bevruchting af
te leveren.
Het is schitterend bedacht! En van een
onvermoede doelmatigheid. Ja, ja, de wyze
Cats kende zijn Pappenheimers wel, toen
hij, uit het verhaal „Van een Pompoen en
een Eycke" de leering putte, dat een mensch
verscheyde dingen siet
En 't meerendeel en prijs hij niet.
De mensch verbeeldt zich, omdat hij
het doel van '-ele dingen op aarde niet
begrijpt, dat de Schepping heel wat beter
kon worden ingericht b.v. zonder bunsings
of Sauromatum*. Maar dan is hij by Vader
Cats aan het verkeerde kantoor. Luister
naar de felle predicatie, die de oude heer
tot slot, zoowel van zijn als van ons ver
haal ten beste geeft:
„Ghy, stof en asch, ghy aerden pot,
Ghy oordeel vellen over Godt!
Ghy, segh ick, die noyt kleine mier,
Noyt hebt doorgront het minste dier,
Soudt ghy berispen God es werek?
Het minste dinck is u te sterek.
Ey lieve! 't Is een quade slag,
Die noyt een mensche plegen magh."
DE INHOUD DER FRANSCH-BRITSCHF
VOORSTELLEN.
Gisteravond te Rome gepubliceerd.
Volgens officieele mededeeling bestaat
de kern van de Fransch-Britsche voorstel
len voor een vriendschappelijke bijlegging
van het ItaliaanschAbessijnsche geschil,
die gisteravond te Rome gepubliceerd zijn,
uit de volgende punten:
Uitwisseling van gebieden.
a. Afstand van het Oosten van Tigre aan
Italië. De grenzen van dit gebied zullen in
het zuiden langs den oever van de Geva
loopen en in het Westen bepaald worden
door een lijn in de richting Noord-Zuid,
die loopt tusschen Aksoem, dat Abessijnsch
bezit zal blijven, en Adoea.
b. Grenswijziging tusschen Danakil en
Eritrea, waarbij in het Zuiden Aoessa en
het voor een Abessijnschen toegang naar
zee noodzakelijke Eritreesche gebied uit
gezonderd wordt.
c. Grenswijziging tusschen Ogaden en
Italiaansch Somaliland, waar de grens zal
uitgaan van het snijpunt der grenzen tus
schen Abessynië, Kenya en Italiaansch-
Somaliland, dus dicht bij Dolo, in Noord-
Oostelijke richting loopt en de Webbe-
Sjibeli naby Iddolo snijdt, verder loopt
tusschen Gorrahei en Varandab en eindigt
bij het snijpunt van de Engelsche grens
van Somaliland met de 45ste meridiaan.
De rechten der in Britsch Somaliland le
vende stammen op weideplaatsen en bron
nen, die op aan Italië toegewezen gebied
liggen, zullen gewaarborgd worden.
d. Abessynië krijgt een uitgang naar zee
in absoluut bezit, waarvoor Italië een ge-
biedsstrook langs de Noordgrens van
Fransch Somaliland met de haven Assab
zal afstaan. De Engelsche en de Fransche
regeering zullen er daarbij zorg voor dra
gen, van de Abessijnsche regeering de ga
rantie te verkrijgen, dat de verplichtingen,
die haar in het verworven gebied ten aan
zien van de slavernij en den wapenhandel
worden opgelegd, vervuld zullen worden.
Expansie- en vestigingszöne.
De Fransche en de Britsche regeering
zullen te Addis Abeba en te Genève gaar
ne hun invloed doen gelden voor de aan
vaarding door den Negus en door den Vol
kenbond van de voorstellen inzake de vor
ming van een voor Italië gereserveerde
economische expansiezóne in het Zuiden
van Abessynië. Deze zóne zal in het Oos
ten begrensd worden door de nieuwe
grens tusschen Abessynië en Italiaansch
Somaliland, in het Noorden door den 8sten
breedtegraad, in het Westen door de 35ste
meridiaan en in het Zuiden door de grens
tusschen Abessynië en Kenya.
Binnen deze zóne zal Italië exclusieve
economische voorrechten genieten, die ge
ëxploiteerd zullen worden door een be
voorrechte maatschappij of een soortgelijke
economische organisatie, die onder voor
behoud van de door inboorlingen of bui
tenlanders verkregen rechten het eigen
domsrecht op de niet-bezette gebieden en
het exploitatie-monopolie voor mynen,
bosschen enz. zal krijgen. Deze onderne
ming heeft de verplichting, mede te wer
ken aan den economischen opbouw van
het land en een deel van haar winsten te
gebruiken in het sociale belang der in-
heemsche bevolking.
De controle van het Abessijnsche bestuur