KERKNIEUWS STADS X NIEUWS DONDERDAG 5 DECEMBER 1935 DE LEIDSCHE COURANT EERSTE BLAD - PAG. 2 HOE WORDT HET WEER? TOENEMENDE REGENKANS. DE BILT SEINT: Zwakke to+ matige Noordelijke tot Wes telijke, later wellicht verder krimpende wind, nevelig tot zwaar bewolkt, aanvan kelijk weinig of geen, later toenemende kans op neerslag, kouder des nachts. Hoogste barometerst.: 758.6 te Biarritz. Laagste barometerst.: 738 6 te Ona. De depressie vult een weinig op, doch blijft het weei over bijna geheel West- Europa beheerschen. De kern ligt thans over Zuid-Noorwegen, een secundaire be vindt zich boven Frankrijk. Achter deze secundaire, welke met vrij groote snelheid uit het Noordwesten is gekomen, stijgt de barometer vry snel, vooral over het Zuiden van de Britsche Eilanden. Waarschijnlijk bevindt zich tusschen Ierland en IJsland weer een nieuwe depressie. Het weer bleef over het algemeen nog slecht, zware regen- hoeveelheden werden in de afgeloopen 24 uur afgetapt, o.a. had Toulouse 31, Biar ritz 19, de Bilt 14 en Den Helder 14 mm. Vele stations melden thans nog regen, bijna overal is de lucht betrokken, krach tige winden waaien nog aan de kust van Zuid-Noorwegen, over het Westelijk ge deelte van het Kanaal, over de Golf van Biscaje en Zuid-Frankrijk. De vorst over midden-Scandinavië bleef matig, lichte vorst komt nog over Polen en Zwitserland voor. De drukverdeeling en haar veranderin gen wijzen op aanvankelijk Noordelijken, later krimpenden wind. Een nachtelijke opklaring zal afkoeling en nevelvorming meebrengen, daarna laat waarschijnlijk het bovengenoemde lage örukgebied tusschen Ierland en IJsland, dat wel weer Zuidoostwaarts zal trekken, zijn invloed bij ons gevoelen. LUCHTTEMPERATUUR. 5.4 gr. C. L1CH1 OP VOOR FIETSERS Van Dondeidagnamiddag 4.20 uur tot Vrijdagmorgen 7.22 uur. HUUU WATER. Te Katwijk aan Zee op Vrijdag 6 De cember v.m. 10.58 uur en n.m. 11.34 uur. BINNENLAND GEEN OPVOERING VAN „DE BEUL". Te Utrecht. Het „Handelsblad" meldt: Naar wij vernemen zal te dezer stede voorloopig geen voorstelling van „De Beul" worden gegeven. Wij hebben bij den pach ter van den gemeentelijken schouwburg den heer De Blauw, naar de motieven ge ïnformeerd, waarop deze ons mededeelde, dat hij niet op relletjes belust was. Utrecht is een rustige stad, zeide hij, en de burge rij zal er niets voor voelen om dit stuk, dat zooveel stof heeft opgeworpen in Am sterdam, te gaan zien. Misschien zou ik wel een volle zaal krijgen, maar dan niet bezet met de gewone tooneeliiefhebbers, maar met menschen, die op sensatie uit zijn. U moet ook niet vergeten, dat we hier een rechtschen raad hebben, zoodat de kans op een verbod niet uitgesloten zou zijn. Bovendien zitten we in Utrecht in het hol van den leeuw. Maar zooals gezegd, dat zijn allemaal bijkomstige overwegin gen. Hoofdzaak is, dat ik geen relletjes wensch. Wanneer later de sfeer wat ge zuiverd is, acht ik het zeker niet uitgeslo ten, dat het stuk hier ook zal worden ge geven. In dit stadium heb ik de Amster- damsche Tocneeivereeniging echter be richt, dat te Utrecht vooreerst geen voor stellingen van „De Beul" welkom zijn. Te Haarlem. In Haarlem is de opvoering van „De Beul", naar wij vernemen, niet te ver wachten. De directie van de Amsterdam- sche Tooneelvereeniging heeft den direc teur van den Stadsschouwburg alhier ge vraagd of de schouwburg voor opvoering van „De Beul" beschikbaar is. De direc teur heeft daarop afwijzend geantwoord. Hij heeft zijn afwijzing gemotiveerd met de verklaring dat de burgemeester voor een eventueele opvoering toch geen toe stemming zou geven. Het Hoofdbestuur van het Verbond voor Nationaal Herstel heeft aan den Minister van Binnemandsche Zaken een telegram gezonden, waarin wordt gezegd, dat het Hoofdbestuur het antwoord van den bur- gemester van Amsterdam m den gemeen teraad dier gemeente inzake het tooneel- stuk „De Beul" heeft afgewacht, doch dit diep teleurstellend acht en zich mitsdien aansluit bij h^t adres van het Nationaal Verbond „Godsdienst, Gezin, Gezag", om voorstellingen als deze te doen verbieden. CONTINGENTEERING OF VERHOOGDE INVOERRECHTEN. Een adres van het Comité van Afnemers van wollenstoffen. Het Comité van Afnemers van Wollen- stoffen, een organisatie van Vereenigingen, welke in Mei 1934 is tot stand gekomen om met de Nederlandsche Wollenstoffen Con ventie te Tilburg te onderhandelen over een aantal verkoops- en betalingscondidties, heeft aan de Ministers van Financiën en van Handel, Nijverheid en Scheepvaart een adres gericht, waarin naar aanleiding van de passage in de Troonrede, welke het vraagstuk contingenteeringen of verhoog de invoerrechten aanroert, wordt betoogd, dat, naar de meening van adressant reke ning moet worden gehouden met de grond regels, dat de door de Regeering te nemen maatregelen nu meer dan ooit gericht moe ten zijn op bevordering van werkgelegen heid hier te lande en dat deze maatregelen geen, of een zoo min mogelijke, prijsver- hoogende werking mogen hebben ten na- deele van de economisch zwakkeren. Uitgaande van deze beide principes, komt het Comité tot de conclusie dat, althans voor de nabije toekomst, algeheele vervan ging der contingenteeringen door verhoog de invoerrechten niet is door te voeren en dat een verhoogd tarief van invoerrechten alleen op den duur niet voldoende bescher ming biedt tegen invoer, welke wordt ge steund door export-premies of welke ont aardt in dumping. Als voorbeeld van dumping wordt ge noemd, dat Duitschland hier dumpt confec- tie-artikelen met zeer hooge percentages, welke zelfs tot 48 pet. gaan. Hoewel dus de contingenteeringen voor loopig nog niet kunnen worden gemist, zoo meenen adressanten toch, dat in de toe passing ervan eenige verandering moet ko men. De contingenteering mag niet dermate stringent zijn, dat daardoor de verwerken de industrie en de handel groote schade on dervinden, zulks terwijl de grondstoffen- industrie, met een ruimere en soepeler toe passing volstrekt niet geschaad is. De con tingenteeringen moeten dus in het alge meen meer aangepast worden aan de rede lijke eischen van industrie en handel, waarbij vooral in bijzondere omstandighe den een zeer soepele en ruime hanteering noodig is. Indien naast handhaving der contingen teeringen ook tot verhooging van invoer rechten wordt overgegaan, dan achten adressanten invoerrechten naar de waarde het meeste gewenscht. Met andere woorden, zij zijn tegen specifieke invoerrechten en wel, omdat deze een prijsverhoogende wer king zullen hebben ten nadeele van de economisch zwakkeren. Indien tenslotte de eventueele verhoogde invoerrechten ook dienstbaar zullen worden gemaakt aan werkbehoud en werkverrui ming, dan willen adressanten er speciaal op wijzen, dat bij de dam es-confedi es-indus trie dit doel vooral in het oog gehouden moet worden. Deze industrie toch is hier te lande nog betrekkelijk jong gevestigd en in opkomst. Hoe veelbelovend zij in de toe komst ook mag zijn, op het oogenblik heeft zij ten zeerste te lijden van overmatigen en irreëelen buitenlandschen invoer. Zij zou dus tijdelijk door een hooger invoer recht moeten worden beschermd. Tenslotte dringt het Comité er op aan, dat de Ministers, alvorens in deze materie tot eenigen maatregel over te gaan, vooraf ook de vertegenwoordigers uit het Comité zal hooren. Jhr. Mr. F. v. RÏJCKEVORSEL. Woensdag heeft te Berlicum de plechtige uitvaart en begrafenis plaats gehad van jhr. mr. F. J. J. M. van Rijckevorsel, in le ven Kamerheer i.b.d. van H. M. de Konin gin, oud-lid van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, oud-wethouder van 's-Her- togenbosch en voorzitter van de Ridder schap in Noord-Brabant. Nadat het stoffelijk overschot van het landgoed „De Wamberg" per lijkauto, ge volgd door een honderdtal auto's met ge- noodigden en belangstellenden naar de R.K. kerk te Berlicum was overgebracht, werd daar de plechtige Requiemmis gece lebreerd. Als afgevaardigde van H. M. de Koningin was hierbij tegenwoordig mr. E. L. M. H. baron Speyart van Woerden, kamerheer i.b.d. van H. M. de Koningin en procureur- generaal bij het Bossche gerechtshof. Ook had H. M. de Koningin een groote krans van witte chrysanthen en aronskelken ge zonden. Verder waren tegenwoordig de commis saris van de Koningin in Noord-Brabant, mr. dr. A. B. W. van Lanschot, leden van Gedeputeerde en Provinciale Staten, ge meentebesturen van omliggende gemeenten en talrijke familieleden. Na de Requiemmis had de begrafenis plaats op het R.K. Kerkhof te Berlicum. Behalve door de vele familieleden en autoriteiten werd deze plechtigheid bijge woond door de gilden van Vught, Nuenen, Tongelre en Berlicum in hun folkloristi sche drachten. De oudste zoon van den overledene mr. E. van Rijckevorsel, burgemeester van Ber licum, dankte namens de familie voor de laatste eer, aan zijn vader bewezen. 5 pet loonsverlaging H.T.M.-personeel Het college van B. en W. te 'sGraven- hage heeft zich vereenigd met het voorstel var den Raad van Beheer van het Ge mengd Bedrijf Haagsche Tramweg Maat schappij om de salarissen en loonen van het personeel der H.T.M. met ingang van 1 Januari a.s. met 5 pet. te verlagen. SENAAT EN GRAAF DE MARCHANT. Verschenen is een vervolg-verslag naar aanleiding van het in de af deelingen der Eerste Kamer verhandelde betreffende het rapport der commissie tot onderzoek van den geloofsbrief, met bijbehoorende stuk ken, van den heer M. V. E. H. J. M. graaf de Marchant et d'Ansembourg. Wij ontleenen hieraan in de eerste plaats het antwoord op vragen, overgebracht aan de ministers van Justitie, van Buitenland- sche Zaken en van Defensie a.i. Op de vragen, tot de beide eerstgenoemde minis ters gericht, werd in een door hen, onder dagteekening van 15 en 20 November j.l. aan den voorzitter der Kamer gericht schrijven een volgend antwoord ontvan gen. De commissie had o.m. gevraagd: Is in derdaad aan den heer J. B. C. E. M. graaf de Marchant et d'Ansembourg 's Konings toestemming verleend tot het zich begeven in vreemden krijgsdienst? De ministers antwoorden hierop, dat bij een ingesteld onderzoek niet is kunnen blijken, dat de bedoelde toestemming zou zijn verleend of verzocht. Wat betreft de vragen: lo. Kan een min derjarige door eigen naturalisatie in een vreemd land zijn Nederlandsche nationali teit verliezen? en 2o. Is voor het zich be geven in vreemden krijgsdienst, bedoeld in art. 7, sub. 4c, van de Wet op het Neder landerschap en het ingezetenschap, de vrij willigheid een essentieel element? waar van de eerste ontkennend en de tweede door de commissie tot onderzoek van den geloofsbrief bevestigend wordt beant woord, zeggen de ministers, dat deze op vatting van de commissie overeenstemt met een in zich voordoende gevallen door opvolgende ministers van Justitie beze gelde practijk. Ook is in deze practijk ge huldigd de stelling der commissie, dat iemand zijn Nederlanderschap niet verliest, tenzij dit ontwijfelbaar vaststaat. Aan het antwoord op de tot den minis ter van Defensie a.i. gestelde vragen wordt het volgende ontleend: De heer M. V. E. H. J. M. Graaf de Mar chant et d'Ansembourg, geboren 18 Janu ari 1894, zou naar zijn leeftijd in Januari 1913 in aanmerking zijn gekomen om voor ce militie te worden ingeschreven. De in schrijving had dan moeten geschieden in de gemeente Gulpen, waar zijn vader woonde; hij zelf woonde in Duitschland. Intusschen is Graaf de Marchant slechts insehrijvingsplichtig geweest, indien hij öf Nederlander öf ingezetene-niet-Neder- lander was. Van de hoedanigheid van in gezetene in den zin van de Militiewet kon te zijnen opzichte geen sprake zijn, omdat een der vereischten daarvoor was, dat hij zelf in Nederland woonde. Blijft over dg vraag, of hij Nederlander was. De eerste, die geroepen was daarover te oordeelen, was degene, die voor de aan gifte ter inschrijving voor de militie had moeten zorgen. Deze verplichting zou, aangenomen, dat de in Duitschland wonen de zoon in Januari 1913 ook niet in Gulpen vertoefde op den vader hebben gerust. Deze had echter den burgemeester van Gulpen bij orief van 6 December 1912 medegedeeld, zij het ook niet bepaalde lijk met betrekking tot de militie dat zijn zoon in Duitschland genaturaliseerd was en dientengevoigt de Nederlandsche nationa liteit verloren had. Uit het feit, dat de vader hetzij dan terecht, of ten on rechte in de overtuiging leefde, dat zijn hier bedoelde zoon geen Nederlander meer was, volgt, dat er voor hem ook geen aan leiding bestond, dezen zoon ter inschrij ving voor de militie aan te geven. Op den burgemeester rustte de taak om, zoodra hij zou ontdekken, dat de inschrij ving ten onrechte achterwege was geble ven, ambtshaive tot inschrijving over te gaan. Dit moet in het algemeen ook nog geschieden, indien een dergelijk verzuim eerst na gernmen tijd aan den dag tresdt. De burgemeester van Gulpen heeft Graaf de Marchant Jr. nimmer voor de militie in geschreven. Wat de reden hiervan is, is na zooveel jaren niet met zekerheid na te gaan. De meening van den vader, dat zijn zoon sinds zijn naturalisatie in Duitschland geen Nederlander meer was, was tot 1920 ook die van den zoon zelf, getuige diens op 27 December 1919 gedane aanvraag om door naturalisatie de hoedanigheid van Neder lander te herkrijgen. Toen de minister van Justitie bij de be schikking van 15 September 1920 te ken nen gaf, dat niet was gebleken, dat graaf de Marchant zijn door geboorte verkregen Nederlanderschap had verloren, dat hij m.a.w. steeds Nederlander was geweest, volgde hieruit voor wie deze uitspraak als juist aanvaardt, dat Graaf de Marchant in 1913 voor de militie had moeten worden ingeschreven De burgemeester van Gul pen is echter tot korten tyd geleden van deze beschikking onkundig gebleven, wat zijn verklaring hierin vindt dat Graaf de Marchant destijds te Amsterdam woonde. Ook heeft deze zelf, voor zoover bekend, geen stappen gedaan om de inschrijving alsnog in orde te brengen. Ware hij wel ingeschreven, dan is hier mee nog niet gezegd, dat hij ook tot dienst vervulling geroepen zou zijn geworden en indien ook dit het geval zou zijn geweest, zou hij waarschijnlijk evenals in andere soortgelijke gevallen is geschied van werkelijken dienst in vredestijd zijn vrij gesteld. Zoolang hij burgemeester was, zou hij bovendien vrijstelling van werkelijken dienst in geval van mobilisatie hebben ge noten. Het is zoo goed als zeker, dat hem nim mer eenige oproeping met betrekking tot den militieplicht heeft bereikt. Ten aanzien van het bescheid, door de ministers van Justitie en van Buitenland- sche Zaken gegeven, is zij daarentegen van oordeel, dat dit niet het noodige licht ver spreidt over hetgeen de afdeelingen der Kamer blijkbaar te dezer zake nog verlang den te weten, voordat de toelating van den heer De Marchant weder in openbare be handeling komt. Mitsdien 'heeft de commissie het haar plicht geacht mede daar de Kamer zich bij haar besluit van 18 September j.l. ver- eenigde met het motief der conclusie van de commissie tot onderzoek van den ge loofsbrief van den heer de Marchant, dat zij „de gelegenheid moet hebben desver- langd door het vragen van nadere inlich tingen de feitelijke gegevens te doen aan vullen en Graaf de Marchant, indien dit geschiedt, ook de gelegenheid moet hebben desverlangd nadere bewijzen omtrent zijn Nederlanderschap aan te voeren" den griffier der Kamer op te dragen, den heer De Marchant namens haar uit te noodigen, in haar vergadering van 3 December 1935 te verschijnen, ten einde haar naar aan leiding van enkele der aan laatstgenoemde ministers gestelde vragen alsnog eenige op heldering te verschaffen. De briefwisseling tusschen den griffier en den heer De Marchant is aan het slot van het vervolg-verslag opgenomen. LETTEREN EN KUNST EEN ETS VAN REMBRANDT IN VEILING. Naar wij vernemen, zal op Vrijdag 13 December a.s. bij Christie in Londen in veiling worden gebracht de ets van Rem brandt op Japansch papier van het portret van den burgemeester van Amsterdam Jan Six. Deze ets bevindt zich thans in de na latenschap van wijlen mr. Ernest Innes, wiens bezittingen dezer dagen geveild worden. Het laatst is de ets in veiling geweest bij Mensing Zn. (firma Frederik Muller Co.) in 1928 bij de veiling van de col- lectie-Six. Deze ets heeft toen 90.000 gul den opgebracht, zoodat de koopprijs met inbegrip van de veilingkosten ongeveer 100.000 gulden heeft bedragen. In 1929 is de ets tentoongesteld in de Exhibition of Dutch Arts in Burlington House in Londen. Naar ons wordt medegedeeld, wordt als HET LAATSTE STUK LEVENDAAL NIET GEDEMPT Dat de sociaal-democraten niet ver heugd zijn over de verwerping van het voorstel om het laatste stuk Levendaal te dempen hoewel zij allen zelf hebben tegen gestemd kan o.i. wel blijken uit de volgende beschouwing in de „Vooruit": „Men kan zich afvragen, wat nu? De demping van deze elleboog is toch zeer gewenscht. Volkomen waar, maar dan niet in werkverschaffing. Want hier is even goed als met het bijna ge reed gekomen dempingsplan van het Levendaal tusschen Barbarabrug en Plantsoen, sprake van een normaal werk. Nu kan men beweren, dat de dem ping nog wel kan wachten. Wie zoo redeneert heeft, van zijn standpunt be keken, gelijk. Maar dat beteekent, dat wij op sociaal en hygiënisch gebied de klok terug zetten. De communistische woordvoerder heeft zijn betoog voor uitvoering in normaal loon gemotiveerd met te wij zen op twee normaal uitgevoerde wer ken, n.l. den bouw van de Kinker- brug te Amsterdam en den aanleg van toegangswegen tot het Rotterdamsche Stadion. De regeering had daar geen bezwaar tegen uitvoering in normaal loon, redeneerde de heer Van Wei zen, dus Maar op dat „dus" zijn we toch niet heelemaal gerust. Want, al zouden we het nog zoo graag willen, we kunnen het stukje Levendaal onmogelijk op één lijn stellen met genoemde groote werken in de twee grootste steden van ops land. Ook hier zal echter de wensch wel de vadet der gedachte zijn geweest. Maar indien het grachtje niet in werkverschaffing gedempt wordt, wat dan? Want over de dringende wen- schelijkheid van demping is vrijwel de geheele raad het eens. Teneinde demping alsnog mogelijk te maken, zal, meenen we, hetzij van het gemeentebestuur, hetzij uit de raad opnieuw het initiatief genomen moeten worden. Het punt „werkver schaffing", moet daarbij als afgedaan worden beschouwd. De meeste kans van slagen heeft on der de tegenwoordige omstandigheden zeker een voorstel, waarin tevens een beroep wordt gedaan op het Werk fonds. Indien met de noodige spoed in die richting een oplossing wordt gezocht, zullen de gevolgen van het genomen raadsbesluit niet al te zwaar gewogen behoeven te worden. Want niet-dempen blijft onge- wenscht". Een puzzle! „Het punt „werkverschaf fing" moet daarbij (bij de demping van het overgebleven Levendaal) als afgedaan worden beschouwd". Hoe afgedaan? In den zin als door den Raad besloten? Maar dan blijven toch de sociaaldemocraten tegen stemmen? Of hoopt men dan, dat, als de Raad voltallig zal zijn (er ontbra ken Maandag twee leden aan antirev. zijde) de demping zal aangenomen wor den, terwijl de sociaal-democraten rustig hun stem tegen kunnen blijven uitbrengen? Of wil men dat de Raadsmeerderheid van het door haar ingenomen standpunt terug keert? Waarop baseert men dien wensch? Wat de socialisten nu eigenlijk willen is ons nog een puzzle! GEMEENTEL. AANKONDIGINGEN. UITBREIDINGSPLAN De Burgemeester van Leiden brengt ter algemeene kennis, dat het bij Raadsbesluit van 2 December 1935 vastgestelde plan tot herziening van het uitbreidingsplan, ten aanzien van gronden gelegen ten Oosten van den Lammenschansweg, van 6 Decem ber 1935 tot en met 19 December 1935 op de Gemeente-Secretarie, Afd. Algemeene Zaken, voor een ieder ter inzage zal lig gen. De burgemeester voornoemd, A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN. Leiden, 5 December 1935. AGENDA LEIDEN. Woensdag, Voorlichtingsvergadering voor de leden van den Bestuursraad, 's avonds 8 uur, Bondsgebouw. Spreker de heer A. Angenent, uit Haarlem. De avond-, nacht- en Zondagsdienst der apotheken wordt van Maandag 2 tot en met Zondag 8 Dec. a.s. waargeno men door de apotheken: G. F. Reyst, Steenstraat 35, tel. 136; A. J. Donk, Doeza- straat 31, telef. 1313 en C. van Zijp, Wil- helmmapark 8, Oegstgeest telef. 274. verkoopprijs van deze kostbare ets in de catalogus van Christie aangegeven een be drag van 8200 pond sterling. Bij deze op gave wordt geen rekening gehouden met de devaluatie van het Engelsche betaal middel, waardoor thans de schijn gewekt wordt alsof de opbrengst in 1928 te Am sterdam veel 'lager is geweest. Volgens den huidigen koers van het pond sterling heeft cte opbrengst in 1928 ongeveer 14.000 pond sterling bedragen. AUTOBELASTING-TAXATIE In het begin van elk jaar dient men, ten behoeve van den aanslag in de perso- neele belasting, de waarde van zijn auto op te geven. Bij de schatting dezer waarde doen zich voor den ondeskundigen particulier vele moeilijkheden voor; te hooge aangifte kost hem onnoodige hooge belasting, te lage aangifte wordt gestraft met boete. Om aan deze moeilijkheid tegemoet te komen, laat de A.N.W.B. in vele plaatsen van ons land zitting houden door een ex pert, wiens waardeschatting, naar de er varing geleerd heeft, practisch door de belasting-autoriteiten aanvaard wordt, A.N.W.B.-leden kunnen, na voorafgaande aanmelding, tegen betaling van een ge ringe taxatie-vergoeding, daar hun wa gen laten taxeeren. Zulk een zitdag zal o.m. gehouden wor de te Leiden, op Maandag 23 Decem ber 1935, van 24 uur in hotel Zomer- zorg, tegenover het station. Geslaagd voor het examen „Boekhou den", afgenomen door den Ned. R.K. Bond „St. Genesius" de dames: W. P. Th. van Paridon en E. J. van Wissen. Eveneens voor het examen „Ned. Han delscorrespondentie" de dames: M. A. de Jong, P. M. C. Langezaal, M. A. Luykx, W. J. Omtzigt en G. C. M. Zwetsloot, leerlingen van de Mariaschool Haarlem merstraat. De Sinterklaasvieringen hebben thans wel hun hoogtepunt bereikt. Gistermiddag werden de kinderen der leden van de Leid- sche Geitenfokvereeniging in het Nutsge- bouw door den goeden Sint ontvangen. Ve len hadden aan de uitnoodiging gehoor ge geven en de groote zaal was dan ook ge heel gevuld. De kinderen werden onthaald op chocolademelk en speculaas, op een poppenkast-voorstelling, enz. en maar al te spoedig waren de twee uurtjes om. LEIDEN. Geslaagd: doctoraal-examen rechtsgeleerdheid mej. A. C. C. Nijhoff, Den Haag en de heer A. F. Hoofweg, Den Haag. PASTOOR J. v. d. WEIDEN, f Overbrenging van het stoffelijk overschot naar Volendam. Hedenmorgen te 10 uur is het stoffelijk overschot van wijlen pastoor v. d. Weiden vanuit Warmond naar zijn geliefd Volen dam vervoerd. Te vier uur hedenmiddag zal de baar door de jeugdvereenigingen en sociale organisaties in een stoet met rouw omfloerste vlaggen en vaandels naar de pa rochiekerk worden gebracht en daar wor den opgebaard. Bij de lijkbaar zal zich een eerewacht van Gezellen en Kruisvaarders opstellen. In al de woningen zal bij wijze van rouw naar plaatselijke gewoonte een raam worden gesloten, 's Avonds te zeven uur worden de plechtige Metten gezongen. Vrij dag is de Requiemmis en de teraardebestel ling.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 2