KERKNIEUWS
STADS X NIEUWS
DONDERDAG 5 DECEMBER 1935
DE LEIDSCHE COURANT
EERSTE BLAD - PAG. 2
HOE WORDT HET WEER?
TOENEMENDE REGENKANS.
DE BILT SEINT:
Zwakke to+ matige Noordelijke tot Wes
telijke, later wellicht verder krimpende
wind, nevelig tot zwaar bewolkt, aanvan
kelijk weinig of geen, later toenemende
kans op neerslag, kouder des nachts.
Hoogste barometerst.: 758.6 te Biarritz.
Laagste barometerst.: 738 6 te Ona.
De depressie vult een weinig op, doch
blijft het weei over bijna geheel West-
Europa beheerschen. De kern ligt thans
over Zuid-Noorwegen, een secundaire be
vindt zich boven Frankrijk. Achter deze
secundaire, welke met vrij groote snelheid
uit het Noordwesten is gekomen, stijgt de
barometer vry snel, vooral over het Zuiden
van de Britsche Eilanden. Waarschijnlijk
bevindt zich tusschen Ierland en IJsland
weer een nieuwe depressie. Het weer bleef
over het algemeen nog slecht, zware regen-
hoeveelheden werden in de afgeloopen 24
uur afgetapt, o.a. had Toulouse 31, Biar
ritz 19, de Bilt 14 en Den Helder 14 mm.
Vele stations melden thans nog regen,
bijna overal is de lucht betrokken, krach
tige winden waaien nog aan de kust van
Zuid-Noorwegen, over het Westelijk ge
deelte van het Kanaal, over de Golf van
Biscaje en Zuid-Frankrijk.
De vorst over midden-Scandinavië bleef
matig, lichte vorst komt nog over Polen
en Zwitserland voor.
De drukverdeeling en haar veranderin
gen wijzen op aanvankelijk Noordelijken,
later krimpenden wind.
Een nachtelijke opklaring zal afkoeling
en nevelvorming meebrengen, daarna laat
waarschijnlijk het bovengenoemde lage
örukgebied tusschen Ierland en IJsland,
dat wel weer Zuidoostwaarts zal trekken,
zijn invloed bij ons gevoelen.
LUCHTTEMPERATUUR.
5.4 gr. C.
L1CH1 OP VOOR FIETSERS
Van Dondeidagnamiddag 4.20 uur tot
Vrijdagmorgen 7.22 uur.
HUUU WATER.
Te Katwijk aan Zee op Vrijdag 6 De
cember v.m. 10.58 uur en n.m. 11.34 uur.
BINNENLAND
GEEN OPVOERING VAN „DE BEUL".
Te Utrecht.
Het „Handelsblad" meldt:
Naar wij vernemen zal te dezer stede
voorloopig geen voorstelling van „De Beul"
worden gegeven. Wij hebben bij den pach
ter van den gemeentelijken schouwburg
den heer De Blauw, naar de motieven ge
ïnformeerd, waarop deze ons mededeelde,
dat hij niet op relletjes belust was. Utrecht
is een rustige stad, zeide hij, en de burge
rij zal er niets voor voelen om dit stuk,
dat zooveel stof heeft opgeworpen in Am
sterdam, te gaan zien. Misschien zou ik
wel een volle zaal krijgen, maar dan niet
bezet met de gewone tooneeliiefhebbers,
maar met menschen, die op sensatie uit
zijn.
U moet ook niet vergeten, dat we hier
een rechtschen raad hebben, zoodat de
kans op een verbod niet uitgesloten zou
zijn. Bovendien zitten we in Utrecht in het
hol van den leeuw. Maar zooals gezegd,
dat zijn allemaal bijkomstige overwegin
gen. Hoofdzaak is, dat ik geen relletjes
wensch. Wanneer later de sfeer wat ge
zuiverd is, acht ik het zeker niet uitgeslo
ten, dat het stuk hier ook zal worden ge
geven. In dit stadium heb ik de Amster-
damsche Tocneeivereeniging echter be
richt, dat te Utrecht vooreerst geen voor
stellingen van „De Beul" welkom zijn.
Te Haarlem.
In Haarlem is de opvoering van „De
Beul", naar wij vernemen, niet te ver
wachten. De directie van de Amsterdam-
sche Tooneelvereeniging heeft den direc
teur van den Stadsschouwburg alhier ge
vraagd of de schouwburg voor opvoering
van „De Beul" beschikbaar is. De direc
teur heeft daarop afwijzend geantwoord.
Hij heeft zijn afwijzing gemotiveerd met
de verklaring dat de burgemeester voor
een eventueele opvoering toch geen toe
stemming zou geven.
Het Hoofdbestuur van het Verbond voor
Nationaal Herstel heeft aan den Minister
van Binnemandsche Zaken een telegram
gezonden, waarin wordt gezegd, dat het
Hoofdbestuur het antwoord van den bur-
gemester van Amsterdam m den gemeen
teraad dier gemeente inzake het tooneel-
stuk „De Beul" heeft afgewacht, doch dit
diep teleurstellend acht en zich mitsdien
aansluit bij h^t adres van het Nationaal
Verbond „Godsdienst, Gezin, Gezag", om
voorstellingen als deze te doen verbieden.
CONTINGENTEERING OF VERHOOGDE
INVOERRECHTEN.
Een adres van het Comité van Afnemers
van wollenstoffen.
Het Comité van Afnemers van Wollen-
stoffen, een organisatie van Vereenigingen,
welke in Mei 1934 is tot stand gekomen om
met de Nederlandsche Wollenstoffen Con
ventie te Tilburg te onderhandelen over een
aantal verkoops- en betalingscondidties,
heeft aan de Ministers van Financiën en
van Handel, Nijverheid en Scheepvaart een
adres gericht, waarin naar aanleiding van
de passage in de Troonrede, welke het
vraagstuk contingenteeringen of verhoog
de invoerrechten aanroert, wordt betoogd,
dat, naar de meening van adressant reke
ning moet worden gehouden met de grond
regels, dat de door de Regeering te nemen
maatregelen nu meer dan ooit gericht moe
ten zijn op bevordering van werkgelegen
heid hier te lande en dat deze maatregelen
geen, of een zoo min mogelijke, prijsver-
hoogende werking mogen hebben ten na-
deele van de economisch zwakkeren.
Uitgaande van deze beide principes, komt
het Comité tot de conclusie dat, althans
voor de nabije toekomst, algeheele vervan
ging der contingenteeringen door verhoog
de invoerrechten niet is door te voeren en
dat een verhoogd tarief van invoerrechten
alleen op den duur niet voldoende bescher
ming biedt tegen invoer, welke wordt ge
steund door export-premies of welke ont
aardt in dumping.
Als voorbeeld van dumping wordt ge
noemd, dat Duitschland hier dumpt confec-
tie-artikelen met zeer hooge percentages,
welke zelfs tot 48 pet. gaan.
Hoewel dus de contingenteeringen voor
loopig nog niet kunnen worden gemist, zoo
meenen adressanten toch, dat in de toe
passing ervan eenige verandering moet ko
men. De contingenteering mag niet dermate
stringent zijn, dat daardoor de verwerken
de industrie en de handel groote schade on
dervinden, zulks terwijl de grondstoffen-
industrie, met een ruimere en soepeler toe
passing volstrekt niet geschaad is. De con
tingenteeringen moeten dus in het alge
meen meer aangepast worden aan de rede
lijke eischen van industrie en handel,
waarbij vooral in bijzondere omstandighe
den een zeer soepele en ruime hanteering
noodig is.
Indien naast handhaving der contingen
teeringen ook tot verhooging van invoer
rechten wordt overgegaan, dan achten
adressanten invoerrechten naar de waarde
het meeste gewenscht. Met andere woorden,
zij zijn tegen specifieke invoerrechten en
wel, omdat deze een prijsverhoogende wer
king zullen hebben ten nadeele van de
economisch zwakkeren.
Indien tenslotte de eventueele verhoogde
invoerrechten ook dienstbaar zullen worden
gemaakt aan werkbehoud en werkverrui
ming, dan willen adressanten er speciaal op
wijzen, dat bij de dam es-confedi es-indus
trie dit doel vooral in het oog gehouden
moet worden. Deze industrie toch is hier
te lande nog betrekkelijk jong gevestigd en
in opkomst. Hoe veelbelovend zij in de toe
komst ook mag zijn, op het oogenblik heeft
zij ten zeerste te lijden van overmatigen
en irreëelen buitenlandschen invoer. Zij
zou dus tijdelijk door een hooger invoer
recht moeten worden beschermd.
Tenslotte dringt het Comité er op aan,
dat de Ministers, alvorens in deze materie
tot eenigen maatregel over te gaan, vooraf
ook de vertegenwoordigers uit het Comité
zal hooren.
Jhr. Mr. F. v. RÏJCKEVORSEL.
Woensdag heeft te Berlicum de plechtige
uitvaart en begrafenis plaats gehad van
jhr. mr. F. J. J. M. van Rijckevorsel, in le
ven Kamerheer i.b.d. van H. M. de Konin
gin, oud-lid van Gedeputeerde Staten van
Noord-Brabant, oud-wethouder van 's-Her-
togenbosch en voorzitter van de Ridder
schap in Noord-Brabant.
Nadat het stoffelijk overschot van het
landgoed „De Wamberg" per lijkauto, ge
volgd door een honderdtal auto's met ge-
noodigden en belangstellenden naar de
R.K. kerk te Berlicum was overgebracht,
werd daar de plechtige Requiemmis gece
lebreerd.
Als afgevaardigde van H. M. de Koningin
was hierbij tegenwoordig mr. E. L. M. H.
baron Speyart van Woerden, kamerheer
i.b.d. van H. M. de Koningin en procureur-
generaal bij het Bossche gerechtshof. Ook
had H. M. de Koningin een groote krans
van witte chrysanthen en aronskelken ge
zonden.
Verder waren tegenwoordig de commis
saris van de Koningin in Noord-Brabant,
mr. dr. A. B. W. van Lanschot, leden van
Gedeputeerde en Provinciale Staten, ge
meentebesturen van omliggende gemeenten
en talrijke familieleden.
Na de Requiemmis had de begrafenis
plaats op het R.K. Kerkhof te Berlicum.
Behalve door de vele familieleden en
autoriteiten werd deze plechtigheid bijge
woond door de gilden van Vught, Nuenen,
Tongelre en Berlicum in hun folkloristi
sche drachten.
De oudste zoon van den overledene mr.
E. van Rijckevorsel, burgemeester van Ber
licum, dankte namens de familie voor de
laatste eer, aan zijn vader bewezen.
5 pet loonsverlaging H.T.M.-personeel
Het college van B. en W. te 'sGraven-
hage heeft zich vereenigd met het voorstel
var den Raad van Beheer van het Ge
mengd Bedrijf Haagsche Tramweg Maat
schappij om de salarissen en loonen van
het personeel der H.T.M. met ingang van
1 Januari a.s. met 5 pet. te verlagen.
SENAAT EN GRAAF DE MARCHANT.
Verschenen is een vervolg-verslag naar
aanleiding van het in de af deelingen der
Eerste Kamer verhandelde betreffende het
rapport der commissie tot onderzoek van
den geloofsbrief, met bijbehoorende stuk
ken, van den heer M. V. E. H. J. M. graaf
de Marchant et d'Ansembourg.
Wij ontleenen hieraan in de eerste plaats
het antwoord op vragen, overgebracht aan
de ministers van Justitie, van Buitenland-
sche Zaken en van Defensie a.i. Op de
vragen, tot de beide eerstgenoemde minis
ters gericht, werd in een door hen, onder
dagteekening van 15 en 20 November j.l.
aan den voorzitter der Kamer gericht
schrijven een volgend antwoord ontvan
gen.
De commissie had o.m. gevraagd: Is in
derdaad aan den heer J. B. C. E. M. graaf
de Marchant et d'Ansembourg 's Konings
toestemming verleend tot het zich begeven
in vreemden krijgsdienst? De ministers
antwoorden hierop, dat bij een ingesteld
onderzoek niet is kunnen blijken, dat de
bedoelde toestemming zou zijn verleend of
verzocht.
Wat betreft de vragen: lo. Kan een min
derjarige door eigen naturalisatie in een
vreemd land zijn Nederlandsche nationali
teit verliezen? en 2o. Is voor het zich be
geven in vreemden krijgsdienst, bedoeld in
art. 7, sub. 4c, van de Wet op het Neder
landerschap en het ingezetenschap, de vrij
willigheid een essentieel element? waar
van de eerste ontkennend en de tweede
door de commissie tot onderzoek van den
geloofsbrief bevestigend wordt beant
woord, zeggen de ministers, dat deze op
vatting van de commissie overeenstemt
met een in zich voordoende gevallen door
opvolgende ministers van Justitie beze
gelde practijk. Ook is in deze practijk ge
huldigd de stelling der commissie, dat
iemand zijn Nederlanderschap niet verliest,
tenzij dit ontwijfelbaar vaststaat.
Aan het antwoord op de tot den minis
ter van Defensie a.i. gestelde vragen wordt
het volgende ontleend:
De heer M. V. E. H. J. M. Graaf de Mar
chant et d'Ansembourg, geboren 18 Janu
ari 1894, zou naar zijn leeftijd in Januari
1913 in aanmerking zijn gekomen om voor
ce militie te worden ingeschreven. De in
schrijving had dan moeten geschieden in
de gemeente Gulpen, waar zijn vader
woonde; hij zelf woonde in Duitschland.
Intusschen is Graaf de Marchant slechts
insehrijvingsplichtig geweest, indien hij
öf Nederlander öf ingezetene-niet-Neder-
lander was. Van de hoedanigheid van in
gezetene in den zin van de Militiewet kon
te zijnen opzichte geen sprake zijn, omdat
een der vereischten daarvoor was, dat hij
zelf in Nederland woonde. Blijft over dg
vraag, of hij Nederlander was.
De eerste, die geroepen was daarover te
oordeelen, was degene, die voor de aan
gifte ter inschrijving voor de militie had
moeten zorgen. Deze verplichting zou,
aangenomen, dat de in Duitschland wonen
de zoon in Januari 1913 ook niet in Gulpen
vertoefde op den vader hebben gerust.
Deze had echter den burgemeester van
Gulpen bij orief van 6 December 1912
medegedeeld, zij het ook niet bepaalde
lijk met betrekking tot de militie dat zijn
zoon in Duitschland genaturaliseerd was en
dientengevoigt de Nederlandsche nationa
liteit verloren had. Uit het feit, dat de
vader hetzij dan terecht, of ten on
rechte in de overtuiging leefde, dat zijn
hier bedoelde zoon geen Nederlander meer
was, volgt, dat er voor hem ook geen aan
leiding bestond, dezen zoon ter inschrij
ving voor de militie aan te geven.
Op den burgemeester rustte de taak om,
zoodra hij zou ontdekken, dat de inschrij
ving ten onrechte achterwege was geble
ven, ambtshaive tot inschrijving over te
gaan. Dit moet in het algemeen ook nog
geschieden, indien een dergelijk verzuim
eerst na gernmen tijd aan den dag tresdt.
De burgemeester van Gulpen heeft Graaf
de Marchant Jr. nimmer voor de militie in
geschreven. Wat de reden hiervan is, is
na zooveel jaren niet met zekerheid na te
gaan.
De meening van den vader, dat zijn zoon
sinds zijn naturalisatie in Duitschland geen
Nederlander meer was, was tot 1920 ook
die van den zoon zelf, getuige diens op 27
December 1919 gedane aanvraag om door
naturalisatie de hoedanigheid van Neder
lander te herkrijgen.
Toen de minister van Justitie bij de be
schikking van 15 September 1920 te ken
nen gaf, dat niet was gebleken, dat graaf
de Marchant zijn door geboorte verkregen
Nederlanderschap had verloren, dat hij
m.a.w. steeds Nederlander was geweest,
volgde hieruit voor wie deze uitspraak als
juist aanvaardt, dat Graaf de Marchant in
1913 voor de militie had moeten worden
ingeschreven De burgemeester van Gul
pen is echter tot korten tyd geleden van
deze beschikking onkundig gebleven, wat
zijn verklaring hierin vindt dat Graaf de
Marchant destijds te Amsterdam woonde.
Ook heeft deze zelf, voor zoover bekend,
geen stappen gedaan om de inschrijving
alsnog in orde te brengen.
Ware hij wel ingeschreven, dan is hier
mee nog niet gezegd, dat hij ook tot dienst
vervulling geroepen zou zijn geworden en
indien ook dit het geval zou zijn geweest,
zou hij waarschijnlijk evenals in andere
soortgelijke gevallen is geschied van
werkelijken dienst in vredestijd zijn vrij
gesteld. Zoolang hij burgemeester was, zou
hij bovendien vrijstelling van werkelijken
dienst in geval van mobilisatie hebben ge
noten.
Het is zoo goed als zeker, dat hem nim
mer eenige oproeping met betrekking tot
den militieplicht heeft bereikt.
Ten aanzien van het bescheid, door de
ministers van Justitie en van Buitenland-
sche Zaken gegeven, is zij daarentegen van
oordeel, dat dit niet het noodige licht ver
spreidt over hetgeen de afdeelingen der
Kamer blijkbaar te dezer zake nog verlang
den te weten, voordat de toelating van den
heer De Marchant weder in openbare be
handeling komt.
Mitsdien 'heeft de commissie het haar
plicht geacht mede daar de Kamer zich
bij haar besluit van 18 September j.l. ver-
eenigde met het motief der conclusie van
de commissie tot onderzoek van den ge
loofsbrief van den heer de Marchant, dat
zij „de gelegenheid moet hebben desver-
langd door het vragen van nadere inlich
tingen de feitelijke gegevens te doen aan
vullen en Graaf de Marchant, indien dit
geschiedt, ook de gelegenheid moet hebben
desverlangd nadere bewijzen omtrent zijn
Nederlanderschap aan te voeren" den
griffier der Kamer op te dragen, den heer
De Marchant namens haar uit te noodigen,
in haar vergadering van 3 December 1935
te verschijnen, ten einde haar naar aan
leiding van enkele der aan laatstgenoemde
ministers gestelde vragen alsnog eenige op
heldering te verschaffen.
De briefwisseling tusschen den griffier
en den heer De Marchant is aan het slot
van het vervolg-verslag opgenomen.
LETTEREN EN KUNST
EEN ETS VAN REMBRANDT IN
VEILING.
Naar wij vernemen, zal op Vrijdag 13
December a.s. bij Christie in Londen in
veiling worden gebracht de ets van Rem
brandt op Japansch papier van het portret
van den burgemeester van Amsterdam Jan
Six. Deze ets bevindt zich thans in de na
latenschap van wijlen mr. Ernest Innes,
wiens bezittingen dezer dagen geveild
worden.
Het laatst is de ets in veiling geweest
bij Mensing Zn. (firma Frederik Muller
Co.) in 1928 bij de veiling van de col-
lectie-Six. Deze ets heeft toen 90.000 gul
den opgebracht, zoodat de koopprijs met
inbegrip van de veilingkosten ongeveer
100.000 gulden heeft bedragen.
In 1929 is de ets tentoongesteld in de
Exhibition of Dutch Arts in Burlington
House in Londen.
Naar ons wordt medegedeeld, wordt als
HET LAATSTE STUK LEVENDAAL
NIET GEDEMPT
Dat de sociaal-democraten niet ver
heugd zijn over de verwerping van het
voorstel om het laatste stuk Levendaal te
dempen hoewel zij allen zelf hebben
tegen gestemd kan o.i. wel blijken
uit de volgende beschouwing in de
„Vooruit":
„Men kan zich afvragen, wat nu?
De demping van deze elleboog is toch
zeer gewenscht. Volkomen waar, maar
dan niet in werkverschaffing. Want
hier is even goed als met het bijna ge
reed gekomen dempingsplan van het
Levendaal tusschen Barbarabrug en
Plantsoen, sprake van een normaal
werk.
Nu kan men beweren, dat de dem
ping nog wel kan wachten. Wie zoo
redeneert heeft, van zijn standpunt be
keken, gelijk. Maar dat beteekent, dat
wij op sociaal en hygiënisch gebied de
klok terug zetten.
De communistische woordvoerder
heeft zijn betoog voor uitvoering in
normaal loon gemotiveerd met te wij
zen op twee normaal uitgevoerde wer
ken, n.l. den bouw van de Kinker-
brug te Amsterdam en den aanleg van
toegangswegen tot het Rotterdamsche
Stadion. De regeering had daar geen
bezwaar tegen uitvoering in normaal
loon, redeneerde de heer Van Wei
zen, dus
Maar op dat „dus" zijn we toch niet
heelemaal gerust. Want, al zouden we
het nog zoo graag willen, we kunnen
het stukje Levendaal onmogelijk op
één lijn stellen met genoemde groote
werken in de twee grootste steden van
ops land.
Ook hier zal echter de wensch wel
de vadet der gedachte zijn geweest.
Maar indien het grachtje niet in
werkverschaffing gedempt wordt, wat
dan? Want over de dringende wen-
schelijkheid van demping is vrijwel
de geheele raad het eens.
Teneinde demping alsnog mogelijk
te maken, zal, meenen we, hetzij van
het gemeentebestuur, hetzij uit de
raad opnieuw het initiatief genomen
moeten worden. Het punt „werkver
schaffing", moet daarbij als afgedaan
worden beschouwd.
De meeste kans van slagen heeft on
der de tegenwoordige omstandigheden
zeker een voorstel, waarin tevens een
beroep wordt gedaan op het Werk
fonds.
Indien met de noodige spoed in die
richting een oplossing wordt gezocht,
zullen de gevolgen van het genomen
raadsbesluit niet al te zwaar gewogen
behoeven te worden.
Want niet-dempen blijft onge-
wenscht".
Een puzzle! „Het punt „werkverschaf
fing" moet daarbij (bij de demping van
het overgebleven Levendaal) als afgedaan
worden beschouwd". Hoe afgedaan? In
den zin als door den Raad besloten? Maar
dan blijven toch de sociaaldemocraten
tegen stemmen? Of hoopt men dan, dat,
als de Raad voltallig zal zijn (er ontbra
ken Maandag twee leden aan antirev.
zijde) de demping zal aangenomen wor
den, terwijl de sociaal-democraten rustig
hun stem tegen kunnen blijven uitbrengen?
Of wil men dat de Raadsmeerderheid van
het door haar ingenomen standpunt terug
keert? Waarop baseert men dien wensch?
Wat de socialisten nu eigenlijk willen
is ons nog een puzzle!
GEMEENTEL. AANKONDIGINGEN.
UITBREIDINGSPLAN
De Burgemeester van Leiden brengt ter
algemeene kennis, dat het bij Raadsbesluit
van 2 December 1935 vastgestelde plan tot
herziening van het uitbreidingsplan, ten
aanzien van gronden gelegen ten Oosten
van den Lammenschansweg, van 6 Decem
ber 1935 tot en met 19 December 1935 op
de Gemeente-Secretarie, Afd. Algemeene
Zaken, voor een ieder ter inzage zal lig
gen.
De burgemeester voornoemd,
A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN.
Leiden, 5 December 1935.
AGENDA
LEIDEN.
Woensdag, Voorlichtingsvergadering voor
de leden van den Bestuursraad,
's avonds 8 uur, Bondsgebouw.
Spreker de heer A. Angenent, uit
Haarlem.
De avond-, nacht- en Zondagsdienst der
apotheken wordt van Maandag 2 tot
en met Zondag 8 Dec. a.s. waargeno
men door de apotheken: G. F. Reyst,
Steenstraat 35, tel. 136; A. J. Donk, Doeza-
straat 31, telef. 1313 en C. van Zijp, Wil-
helmmapark 8, Oegstgeest telef. 274.
verkoopprijs van deze kostbare ets in de
catalogus van Christie aangegeven een be
drag van 8200 pond sterling. Bij deze op
gave wordt geen rekening gehouden met
de devaluatie van het Engelsche betaal
middel, waardoor thans de schijn gewekt
wordt alsof de opbrengst in 1928 te Am
sterdam veel 'lager is geweest. Volgens den
huidigen koers van het pond sterling heeft
cte opbrengst in 1928 ongeveer 14.000 pond
sterling bedragen.
AUTOBELASTING-TAXATIE
In het begin van elk jaar dient men,
ten behoeve van den aanslag in de perso-
neele belasting, de waarde van zijn auto
op te geven.
Bij de schatting dezer waarde doen zich
voor den ondeskundigen particulier vele
moeilijkheden voor; te hooge aangifte
kost hem onnoodige hooge belasting, te
lage aangifte wordt gestraft met boete.
Om aan deze moeilijkheid tegemoet te
komen, laat de A.N.W.B. in vele plaatsen
van ons land zitting houden door een ex
pert, wiens waardeschatting, naar de er
varing geleerd heeft, practisch door de
belasting-autoriteiten aanvaard wordt,
A.N.W.B.-leden kunnen, na voorafgaande
aanmelding, tegen betaling van een ge
ringe taxatie-vergoeding, daar hun wa
gen laten taxeeren.
Zulk een zitdag zal o.m. gehouden wor
de te Leiden, op Maandag 23 Decem
ber 1935, van 24 uur in hotel Zomer-
zorg, tegenover het station.
Geslaagd voor het examen „Boekhou
den", afgenomen door den Ned. R.K.
Bond „St. Genesius" de dames: W. P. Th.
van Paridon en E. J. van Wissen.
Eveneens voor het examen „Ned. Han
delscorrespondentie" de dames: M. A. de
Jong, P. M. C. Langezaal, M. A. Luykx,
W. J. Omtzigt en G. C. M. Zwetsloot,
leerlingen van de Mariaschool Haarlem
merstraat.
De Sinterklaasvieringen hebben thans
wel hun hoogtepunt bereikt. Gistermiddag
werden de kinderen der leden van de Leid-
sche Geitenfokvereeniging in het Nutsge-
bouw door den goeden Sint ontvangen. Ve
len hadden aan de uitnoodiging gehoor ge
geven en de groote zaal was dan ook ge
heel gevuld. De kinderen werden onthaald
op chocolademelk en speculaas, op een
poppenkast-voorstelling, enz. en maar al
te spoedig waren de twee uurtjes om.
LEIDEN. Geslaagd:
doctoraal-examen rechtsgeleerdheid mej.
A. C. C. Nijhoff, Den Haag en de heer A.
F. Hoofweg, Den Haag.
PASTOOR J. v. d. WEIDEN, f
Overbrenging van het stoffelijk overschot
naar Volendam.
Hedenmorgen te 10 uur is het stoffelijk
overschot van wijlen pastoor v. d. Weiden
vanuit Warmond naar zijn geliefd Volen
dam vervoerd. Te vier uur hedenmiddag
zal de baar door de jeugdvereenigingen en
sociale organisaties in een stoet met rouw
omfloerste vlaggen en vaandels naar de pa
rochiekerk worden gebracht en daar wor
den opgebaard.
Bij de lijkbaar zal zich een eerewacht
van Gezellen en Kruisvaarders opstellen.
In al de woningen zal bij wijze van rouw
naar plaatselijke gewoonte een raam
worden gesloten, 's Avonds te zeven uur
worden de plechtige Metten gezongen. Vrij
dag is de Requiemmis en de teraardebestel
ling.