nONDERDAG 31 OCTOBER 1935 DE LE1DSCHE COURANT iRDE BLAD - PAG. U
WIE DOET WEER MEE?
Wie doet weer mee?
Herinnert u zich nog. wat wc verleden
jaar op het feest van St. Nicolaas bijeen
brachten voor de kinderen van een onzer
scholen?
Herinnert u zich dat nog?
.Bracht ik u niet den dank van 150 kin-
deren, voor uw hulp en steun?
En nu?
Wat zullen wij nu doen?
Zouden we samen niet eens afspreken
weer iets af te staan voor onze minder be
deelden?
Juist, dat moeten we afspreken!
Dus gaan we zoeken en.... als we wil
len zoeken, vinden we.
We vinden: speelgoed, waarmee we niet
meer spelen, boeken, waarin we niet meer
lezen, spelletjes, waar we niet meer naar
omkijken, kleeren, die we niet meer dra
gen omdat ze niet mooi genoeg zijn of
niet meer passen, in één woord we vinden:
honderden dingen, die daar achteloos lig
gen en waarmee we velen nog kunnen ge
lukkig maken.
Zoek enge hebt een pakje en een
verrassing voor een van die kinderen.
ZOEK DADELIJK; stelt niet uit!
Stuur alles aan:
OOM WEM v. d. Leidsche Courant,
Papengracht 32.
Of: Theresiaschool, Oude Vest.
OOM WIM.
CORRESPONDENTIE.
Miep Vendrig, Leiden. Dank"
voor je medewerking, Miep! Hou mij aan
bevolen! Ik geloof, dat je ook wel een mooi
verhaal of versje kunt maken. Probeer.
Dag Miep! Met hand en groet!
H. B. S.' es, Leiden. Jouw vraag is
niet nieuw mijn vriend. De schrijver van
Hamlet blijft naast onze Vondel een onster
felijke figuur in de literatuur. Hoe die
naam geschreven wordt? Hij zelf teekende
„Shakespeare". Ik geloof trouwens niet,
dat één naam bestaat, die op zooveel ver
schillende wijzen gevormd wordt en ge
schreven is dan de naam van dezen grooten
dichter. Men schrijft zijn naam ook:
I. Shakxpear.
2. Shakspere.
3. Shakspeyer.
4. Shakespere.
5. Shaxespere.
6. Shaxpeyer.
7. Shaksper.
8. Shackspere.
9. Shake-speare.
10. (volgens Göthe moest zijn naam zijn:
Schakespear.
Je ziet, wat men zooal van een naam als
deze groote man droeg, maken kan, Met den
naam van jou was men gauwer klaar!
,Dag vriend! Groeten thuis!
John v. A1 p h e n, N. R ij n, Leiden.
Wel Johnny, daar vind ik van jou nog
een versje, dat je zeker eens graag zoudt
willen voordragen. Dat zal nou gebeuren!
Johnny zal jullie eens gaan vertellen van
twee verwende en ondankbare muizenkin
deren, die een „klaaggezang" aanhieven,
omdat het rijtuigje, waarin ze werden rond
getoerd, wat hard bolderde over den weg.
Daar is John!
MUIZENVERSJE.
Moeder Muis ging eens uit rijden,
Met haar tweetal in de kar.
Piep en Poppy vonden beiden
Dat gehotsebots wel bar.
Want de muizenkinderwagen
Werd door IJzer slechts gedragen,
En om de vier wieltjesranden
Zaten heusch geen gummibanden.
't Was geen wonder, dat de kind'ren
Weldra piepten van belang.
Dat ging moeder leelijk hind'ren
Ze riep: „Stop dat klaaggezang!"
In mijn tijd, dat moet je weten,
Was elk muizenkind heel blij,
Als hij in een kar gezeten,
Rond mocht rijden, frank en vrij!
Maar mijn tweetal.... jullie bent
Erg ondankbaar enverwend.
Wat zeggen jullie daarvan? Maak nog
eens wat Neefje! Dan komen de andere
klasgenooten ook op de planken, wed ik!
Dag John! Groeten aan vader en moeder
en aan zusje, die ons laatst ook verraste,
met een keurig versje!
Anna Vollebregt, Zeg waart.
Welkom, Anna! Blijven meedoen! Je
verjaardag heb ik opgeteekend en je zult
den 17en April jouw naam met groote let
ters in onze rubriek zien prijken. En het op
stel! Wordt ook geplaatst. Nog even ge
duld! Daag! Hoor ik nog eens wat?
Nelly van Moors el, Leiden.
Daar vind ik ook nog' een stuk van jouw
verhaal: „De verloren Portemonnaie". Kun
jij je dat verhaal nog herinneren? Zoo kan
ik het niet plaatsen. Een groot stuk is weg,
naar het schijnt. Ik heb hier maar twee
bladzijden voor me en daar is geen slot aan.
Weet je het nog, maak het dan nog eens
Nelly en dan laat ik het plaatsen. Dag
Nelly! Groet alle huisgenooten van me!
Kabouter, A lp hen. Of jij ook
eens mag meedpen! Wis en zeker; Onze
Rubriek is voor iedereen maarhet
moet een plaats waard zijn. Ik vind het leuk
te hooren, dat jij ons Hoekje zoo mooi vindt
en alle verhaaltjes en versjes zoo trouw
leest. Ga zoo door mijn zoon en.je zult
vandaag of morgen ons ook eens met iets
moois verrassen. Dag Kaboutertje! Groet
vader en moeder van me en alle Kabouter
tjes in huis!
Marie de Haas, Langeraar.
Jammer, dat ik jullie verjaardagen te laat
ontving. Ik heb ze genoteerd voor het vol
gend jaar. Ook van Frans Hoogervorst, ter
Aar. Dag jongens!
Hierbij zullen we het laten; Tot Zater
dag!
Wie wat te vragen heeft, vrage! En...,
wie een brief schrijft, krijgt een antwoord
Wie zijn jarig?
Van 2 tot en met 8 November.
2 Nov.: Annie Hoogduin, Z. Woudscheweg
45, Leiden.
2 Nov. Johanna v. d. Peet, Schoolstr. 122,
Voorschoten.
2 Nov.: Joke Broeken, Brederostraat 34.
2 Nov.: Jan Ouwerkerk, Seringenstraat 23a
3 Nov.: Annie Stuifzand, Maresingel 70.
3 Nov. Jo Vermin, Veurscheweg 36, Voor-
schten.
4 Nov.: Gretha v. d. Berg( Langstraat 24.
5 Nov.: Miep Vendrig, H. Rijndijk 226.
5 Nov.: Marietje Alcfs, Dillenburgstr. 7.
5 Nov.: Ria Zwetsloot, W. Singel 42.
6 Nov. Albert v. Bergen—Henegouwen,
Hoogewoerd 169.
7 Nov.: Theresia v. d. Geest, Boterhuispol-
der, Oegstgeest.
7 Nov.: Hester Neuteboom, Langegr. 244.
8 Nov.: Coba Ruitenbeek, Nic. Beetsstr. 39.
8 Nov.: Piet Vermin, Veurscheweg 36, te
Voorschoten.
8 Nov.: Jan Luykx, Rijn- en Schiekade 29.
8 Nov.: Freddy Hakkaart, Langebrug 46.
8 Nov.: Theo Schamper, H. de Grootstr. 17.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijsten wil
opgenomen zien, schrijve me minstens 14
dagen voor den verjaardag. Ik bedoel na
men van schoolgaande kinderen.
Oom W i m.
NIEUWE RAADSELS
ingestuurd door Miep Vendrig.
(De oplossingen niet opsturen. Deze geef
ik de volgende week zelf).
Raadsel I:
Wie moet zijn brood aan anderen geven
om er zelf van te kunnen leven?
Raadsel II:
Uft welke pijp komt geen rook?
Raadsel III:
Wie heeft een kruis en toch geen hoofd?
Raadsel IV:
Wat is het verschil tusschen een kwartje
van koningin Wilhelmina en een dubbeltje
van Koning Willem III?
Raadsel V:
Mijn eerste deel is niet dichtbij.
Mijn tweede deel heeft ieder mensch en
dier.
Krijg ik het derde als het goed is, nooit
te veel
Een boon zegt u deel vier.
En 't geheel is de bevolking van de ge
vangenis.
Raadsel VI:
Zonder voeten en handen ga ik door alle
landen. Wie ben ik?
Raadsel VII:
Welke pels draagt men niet?
Raadsel VIII:
Kruisraadsel.
x le regel een medeklinker
xxx 2e regel een vos
x x x x x 3e regel een zwarte vogel
xxxxxxx 4e regel een bekende stad.
x x x x x 5e regel een meisjesnaam
xxx 6e regel 'n and're naam
voor huid
x le regel een medeklinker.
De Zomer gaat weer scheiden,
De dagen worden kort;
De bladeren gaan vallen,
De warmte wijkt.men mort.
De zomer was zoo heerlijk,
Het weer zoo prachtig schoon;
Maar.... nu de herfst gaat komen
Geeft die weer aan den toon:
De winden zullen waaien,
De regen valt dan neer;
De bloemenpracht gaat wijken,
Geen warme zonne meer.
Natuurschoon zal verdwijnen,
Dra worden boomen kaal,
Ontdaan van al het loover;
De lucht wordt kil en schraal!
(Voor de grooteren onder onze lezers)
IETS OVER LEIDEN
door Oom Wim.
VII
Andere geschiedschrijvers meenen, dat
de Romeinen de grondleggers zijn van de
Burcht. Deze zouden dergelijke versterkte
kasteelen hier en daar aangelegd hebben,
niet alleen om zich daarin te nestelen maar
tevens om zich te beschermen tegen de in
vallen der Noorsche barbaren. Hoe het
ook zij, en wie ook de grondlegger geweest
is feit is, dat zoo'n Burcht het centrum
moest worden van een plaats en wor
den de stad voor de omgeving. De bewa
king van de Burcht werd opgedraagen aan
een „Casteleyn of Burggraaf".
In 836 kwamen de Noormannen en nu
volgde een zware strijd met deze woeste
horden en zeer waarschijnlijk is het, dat
deze aanvallen dikwijls herhaald werden en
de oorspronkelijke sterkte geheel of ge
deeltelijk is verwoest.
Omstreeks 1100 werd het kasteel her
bouwd; alles werd voor den Burggraaf ge
riefelijker ingericht envan toen af,
werd tolgeld geëischt van de schepen die
voorbij voeren. De Burcht was immers
precies gelegen waar Oude Rijn, Nieuwe
Rijn en Mare samenvloeiden.
De macht van den Burggraaf nam hoe
langer, hoe meer toe, vooral toen het Mare-
dorp van de oude stad „Leyden" tot stand
kwam. Het kon niet anders of deze sterkte
moest den heelen omtrek beheerschen.
Zij werd gebouwd op een ronde heuvel
van bijna 34 meter hoog en van 516 meter
is den omstrek. De Burg kan men aan de
Z.O.-zijde beklimmen met 68 steenen trap
pen. Het muurwerk boven den ronden
heuvel is ongeveer 6 meter hoog. Van dit
muurwerk uit heeft men van uit de 36 ge
schutpoorten over de stad en den omtrek
een bijzonder mooi gezicht en ziet men
voor zich Leiderdorp, waar Baldez in 't be
leg van Leiden zijn hoofdkwartier hield,
doch van waar ook haar verlossing in den
barren hongersnood opdaagde.
Honderd jaar geleden trof men binnen
dit bovenste muurwerk nog een doolhof
van groene heggen op den vlakken top ge
plant en waarin een prieeltje geplaatst
was, doch sedert werd alles uitgeroeid en
de doolhof gesloopt.
Een diepe put op den heuvel voorzag,
zooals het schijnt, de vroegere bewoners
van water; en diende voor een eeuw nog,
om de fraaie albasten fontein op de Visch-
markt, de eenige, die men van dien aard
in onze steden aantreft, te doen springen.
Dit gebeurt thans door de gewone Duin
waterleiding maatschappij. Maar dat men
volgens het volksverhaal, in vToegeren tijd
dezen put kon doorwandelen om in Kat
wijk zeevisch te halen, zal wel niemand ge-
looven. De tunnel leidde naar „Britten
burg" te Katwijk, een sterkte, die door de
zee verzwolgen zou zijn.
Ook aan den voet van den Burcht lagen
eenige springfonteinen verborgen, die men
naar welgevallen kon laten springen. Ook
deze fonteinen zijn afgesloten, wat zeer te
betreuren is, daar ze op die hoogte een
grootsch aanblik moeten opgeleverd heb
ben.
Tot de herinneringen, waartoe dit oude
gebouw aanleiding geeft, behoort het on
gelukkige lot van de Hollandsche Gravin
Ada. Deze Gravin was de dochter van
Graaf Dirk VII en Aleida van Kleef. Toen
Graaf Dirk in 1203 stierf, huwde Ada met
toestemming en aansporing harer moeder,
maar tegen den wil en raad der ridders
en Staten des lands, met Graaf van Loon,
al was zij dan ook nauwelijks 17 jaar. De
edelen konden haar dit niet vergeven. Zij
hadden liever haar oom Willem I als op
volger gezien. Deze kwam dan ook on
middellijk uit Zeeland, waar hij vertoefde
over en werd door die zelfde edelen en
Staten uitgeroepen tot 's lands Graaf. Doel
was dan ook om èn de moeder, en Ada en
Graaf van Loon gevangen te nemen.
Nu ontstond een oorlog tusschen Graaf
Willem eenerzijdsch en Ada en Graaf van
Loon anderzijdsch. Ada vluchtte naar de
Burcht. Egmond met zijn Kennemers be
legerde de Burcht en Ada werd door hon
gersnood gedwongen zich over te geven.
(Wordt vervolgd).
De Lente en de Zomer,,
Die men steeds heerlijk vindt;
Dit zal een ieder zeggen,
Tot zelfs het kleinste kind
Zij hebben vreugd' gegeven,
Veel leed voor ons verzacht;
Want beide, jeugd en leven,
Werd ons door hen gebracht.
De Herfst met al zijn leelijks,
Heeft nóg een goeden kant;
Want met haar komt de kachel,
Die thuis dan jekker brandt.
Geen mensch is dan uithuizig,
Men voelt zich thuis weer thuis;
Dan leer je weer waardeeren
Wat is het Ouderhuis!
OP BUNZINGVANGST.
door J. Streuper.
Met z"n drieën, Teun, Nard en ik gingen
we op weg om op dien zomersche namid
dag bunzem, bonsem, of op z'n Hollandsch
bunzings te vangen. Vangen is het juiste
woord niet, want het is zooals U later zult
hooren meer strikken dan vangen omdat
er wel strikken maar geen vallen bij ge
bruikt worden.
Al ons gereedschap bestond uit een wa
terdichte zak, zooals kampeerders wel eens
gebruiken, 7 of 8 strikken en drie wilgen-
takken die voor verschillende doeleinden
gebruikt werden.
Op een door Nard van te voren uitge
zochte dijk begonnen we eerst met behulp
van Nol, mijn ruigharigen terrier, de bun
zingholen op te sporen. De bunzing graaft
zich net als een rat een hol in den grond,
maar heeft dit verschil met een rat dat zijn
hoofdin- en uitgang 50 tot 80 c.M. diep
loodrecht de grond in gaat en dan pas in
allerlei bochten kronkelt en met de ande
re gangen in het eigenlijke nest uitkomt.
Nol zocht zonder ook maar het minste
geluid te maken de pijpen op, waar wij
dan onze strikken voorzichtig maar stevig
voor plaatsen. Alleen de hoofdingang werd
zoover vrij gelaten, dat Nol daar de wacht
hield terwijl wij er met de waterdichte zak
zooveel water in goten als we maar aan
konden dragen.
Toen we zoo wel ten volle 5 minuten
mee bezig geweest waren kwamen achter
elkaar twee groote bunzings uit een der
pijpen, de voorste kwam in een van de
strikken terecht maar de tweede schoot
over zijn gevangen huisgenoot heen en
probeerde over het weiland te ontsnap
pen, bij welke poging hij op korten afstand
werd gevolgd door Nol, die nu eerst recht
in zijn element was.
Het werd een spannende jacht die wij
voor ons als verloren beschouwden, toen
de bunzing zich met een snelle beweging
omkeerde en voor we begrepen wat er ging
gebeuren had de achtervolgde zich met
een venijnige knauw op de neus van zijn
achtervolger geworpen en tot onze groote
verbazing liet hij niet los, zoodat we ge
noodzaakt waren hem met onze stokken
te hulp te komen.
Na een stevige kloppartij waarbij ook
Nol, hoewel onverdiend, zijn deel kreeg,
konden we hem van zijn lastig slachtoffer
bevrijden, die zelfs na zijn dood niet kon
nalaten zijn doodsvijand bij de neus te
nemen. Bij het hol terug gekomen zagen
we de eerste bunzing wanhopige pogingen
doen om zich van de steeds vaster knellen
de strik te bevrijden.
Een welgemikte slag van mijn knuppel
deed Stinkie, die zijn naam alle eer aan
deed, naar het hiernamaals verhuizen. Met
een dun leeren riempje werden de bun
zings aan elkaar gebonden en aan een
knuppel op Nard's rug meegenomen.
In het tweede hol moest, te zien naar de
verschillende grootte der uitwerpselen,
minstens een heele familie huizen. Ook hier
werden alle uitgangen met zorg door mid
del van strikken afgezet. Veel voorzichti
ger dan bij het vorige hol begonnen we nu
met water te gieten en hadden na een of
twee minuten het genoegen de van veront
waardiging blazende Pater Familias in onze
strikken te zien spartelen.
Langzaam bleven we doorgieten en even
later kwam, juist zooals ik gedacht had,
de moeder met een bijna volwassen jong in
de bek door de hoofdpijp naar boven ge
zwommen. Nol nam, als had hij de vreed
zaamste bedoelingen, de jonge bunzing
over en de verschrikte moeder dook weer
naar onderen om ook de rest van haar
kToost te redden. Dezen keer was de Ter
rier echter niet zoo genadig en greep nu
ook de moeder achter den kop tot groote
vreugde van de jongen bunzing die hier
aan zijn vrijheid te danken had.
Nol deed niets anders dan de bunzing
met de kop tegen den grond slaan zoolang
tot alle leven er uit geweken was en wilde
juist zijn aandacht gaan wijden aan de
oude bunzing toen, onder veel geblaas en
gepiep 4 a 5 jonge bunzings uit het hol te
voorschijn kwamen waarvan er een in een
strik en twee door Nol werden gedood.
Nu hadden we al 8 bunzings en daar het
al donker begon te worden, stelde Nard voor
om met hem mee naar hui ste gaan waar
we de buit zouden verdeelen. Teun kreeg
twee kleine en een groote, ik als eigenaar
van den hond twee groote en een kleine en
Nard verklaarde met de overgebleven
groote en kleine bunzing tevreden te zijn
als ik nog eens met hem op strooptocht
zou gaan en dan Nol mee nam, wat ik na
tuurlijk graag beloofde.
Misschien zal ik daar een volgende keer
meer' van vertellen.
Niet noodig.
Meester: „Waarom zit je haar weer zoo
slordig?"
Diris: „Geen kam, Mijnheer!"
Meester: „Kun ja dan die van je vader
niet leenen?"
Doris: „Die heeft geen haar, Mynheer!"
WALEWEIN
Een verhaal uit den Middeleeuwen
""oor Ant. Olde Kalter.
cvni.
Ook trokken wij na dien nog vele malen
uit om onze vijanden te bekampen. In
Adelbrecht vond ik een grooten vriend.
En zoo was het, dat Koning Arthur mij
voor ongeveer drie maanden de opdracht
gaf het verdwenen schaakbord weder on
der zijn berusting te brengen. Bijgestaan
door mijn schildknaap gelukte het my het
schaakspel te bemachtigen en tevens een
jonkvrouw te veroveren. Koning Assentijn,
heden mijn vader, schonk mij haar en als
mijn bruid heb ik Isabele naar den burcht
van Arthur gevoerd.
Adelbrecht heeft zijn welverdiend loon
ontvangen. Zeer verheugt het mij, dat hy
als ridder de huwelijksvoltrekking tus
schen jonkvrouw Isabele en mij heeft mo
gen bijwonen.
En wij, mijn gade en ik, zijn gelukkig.
Dit dan, is mijn geschiedenis.
„Bilo, het is waarlijk al ridderlijk, heer
Walewein", riep prior Cecarius, „gij allen
hebt u wel gedragen!"
„Gij zijt het waard, dat wij de bekers
op u vullen", sprak ridder Key.
Aldus geschiedde. Men dronk vele keeren
achtereen op hun welzijn.
Nog sprak Koning Arthur een weinig la
ter: „Ook wij, heer Walewein, hebben in
u altijd een grooten vriend gevonden. Wij
hopen, dat het zoo moge blijven, ook nadat
gij u op den burcht van Wermar van Late-
rinck hebt gevestigd.
Uwe gade zal u kinderen schenken.
Welnu, wij hopen, dat gij ze eens als
schildknapen naar onzen burcht zult zen
den, opdat wij ze tot eerlijke en edele rid
ders van onze Tafelronde zullen vormen.
Nog weinige dagen resten u voor uw
vertrek naar uw eigen gebied. In feest
vreugde zult gij ze doorbrengen.
Ten slotte hopen wij, dat alle ridders,
die hier aanwezig zijn, elkander immer als
wapen vrienden mogen begroeten, dat hun
zwaarden elkaar nimmer ontmoeten!"
Men vierde feest tot laat in den nacht en
menigen beker werd geledigd.
Toen Walewein drie dagen later naar
zijn eigen riddergoed vertrok, deden allen
hem uitgeleide en vergezelden hem tot ve
le mijlen van Arthurs burcht.
En zoodra de brave abt der Monckt-
abdij, prior Cecarius in zijn klooster was
teruggekeerd, speet het hem, dat ook de
andere paters dit feest van Walewein in
al zijn pracht en praal niet hadden mogen
bijwonen.
Zeven jaren zijn sedert den dag, waarop
het vorige hoofdstuk speelde, verloopen.
In volle avondschoonheid stort de zon
hare laatste gouden stralen over de ont
luikende velden uit.
De lente is teruggekeerd, doch ook in
het hart der menschen schijnt de lentezon.
Voor ons verheft zich, door een breede
gracht en grasvelden omringd een sterk en
machtig kasteel, dat zijn torens trots in de
lucht steekt.
Wij traden de hooge ophaalbrug over
en gaan door de ruime burchtpoort de
binnenplaats op.
Op het uitloopende gras speelt een jonge
vrouw lachend met een knaapje, dat eeni
ge krijgslieden, die toezien, elkens weer
vermaakt.
„Maar Hugo," roept nu een der man
nen, „ge moet toch, voor ge den pijl af
schiet, eerst uwen boog richten. Ge zult
immers zoo het doel niet treffen."
Het knaapje lacht, terwijl een der man
nen naar de schietplank loopt en er de
afgeschoten pijlen uittrekt.
't Spel begint opnieuw; wederom echter
zonder goed gevolg. Dit duurt voort tot de
jonge vrouw den knaap bij de hand vat en
hem dartelend medetroont naar binnen.
Een luid hoorngeschal doet hen echter
even later weder de binnenplaats betre
den.
„Hoort Hugo", roept de vrouw verheugd,
„vader komt."
„Vader", herhaalt het kind lachend.
De vrouw neemt den knaap op haar ar
men en als spelende slaat hij de zijnen om
haar blanken hals.
Zij kust hem op de wangen en zegt:
„Ziet Hugo, de brug wordt reeds neer
gelaten."
„Vader", roept het knaapje weer.
De poort wordt door eenige krijgslie
den geopend en even later rijdt een klein
gezelschap de binnenplaats op.
Geheel vooraan rijden twee edelen, het
geen blijkt uit hun ridderlijke wapenrus
ting. Achter hen volgt een aantal krijgs
lieden, terwijl de stoet gesloten wordt door
eenig voetvolk.
Het gezelschap voert een rijken jacht
buit mede. Het voetvolk neemt de paar
den der anderen over en voert, deze ter
stond weg.
Zoodra de edelen afgestegen zijn treden
zij terstond op de vrouw toe, terwijl een
hunner haar omhelst. Daarna vat hij den
knaap en heft hem op tot boven zijn hoofd.
(Slot volgt).
HERFSTGEDACHTEN
door Diederik.