3)e £cicbdte Öou^omt
Twee schepen door den Noordwesterstorm gestrand.
Bij het graf van wijlen H. M. Koningin Astrid van België werd Zaterdag door de deelnemers aan
de Wereldpluimveetentoonstelling te Brussel een krans gelegd. - Het gezelschap voor de Crypt
te Laeken
De sleepboot „Drente", die bij het verleenen van assistentie aan het ge*
strande s s. „Kerkplein" bij Egmond stuurloos raakte en op het strand werd
geworpen. Op den voorgrond de Egmondsche reddingsboot, die de beman
ning der „Drente" aan land wist te brengen
mm
Een parasyteerende zwam op de pad
denstoelententoonstelling, welke te Til
burg wordt gehouden
Een gedeelte van het havenhoofd te
Scheveningen is tengevolge van den
hevigen Noordwesterstorm over een
lengte van 30 meter verzakt
De radio-telegrafist van de sleepboot .Drente", de heer Rocus Meyer, die
bij zijn redding van hét gestrande schip kwetsuren opliep, In een hotel
kamer te Egmond, waar hij opgenomen werd
De geredde bemanning van de sleepboot „Drente", welke bij het assisteeren
van het bij Egmond gestrande s.s. „Kerkplein" eveneens op het strand werd
geworpen. In het midden (met pet) kapitein J. v. d. Graaf
H. M. de Koning'n en H. K. H. Prinses Juliana brachten
Zaterdag op Haar tocht van den Ruygenhoek naar het
Loo een bezoek aan de Leidsche Universiteit De vorstin
bij het verlaten van het Universiteitsgebouw
FEUILLETON.
HAAR MOEDERS
EVENBEELD
Naar het Engelsch van
LOUIS TRACY.
(Nadruk verboden).
38)
Sir Reginald bedacht zich niet lang om
van den inhoud kennis te nemen. Het was
de te-laat-gekomen mededeeling van den
theater-agent dat hij miss Bartlett nooit
over een samenkomst in Uxbridge had
geschreven.
Ook deze brief verdween in Sir Regi
nald's binnenzak.
Hij wendde zich weer tot de hospita.
„U moet mij eiken ochtend en avond te-
legrafeeren; als zich iets bijzonders voor
doet, laat u me dat natuurlijk weten en
*00 niet, dan seint u eenvoudig „geen
nieuws" Hier is mijn adres en een pond
voor uvr uitgaven. Was Miss Bartlett u
nog iets schuldig?"
„Neen; ze heeft gisteren heelemaal met
me afgerekend, toen ze zei dat ze weg-
.Aha' Maar houdt u de kamers op mijn
kosten voor haar vrij; ik wil niet dat ze
door een ander betrokken worden."
„Verwacht u dan dat ze terugkomt?"
vroeg de hospita hoopvol, denkend dat de
brieven hem wellicht een weg hadden ge
wezen, om haar spoedig te vinden.
„Direct zeker niet", luidde het antwoord.
„Ze is misleid en hier vandaan gelokt. Ik
moet er nu zien achter te komen wie dat
gedaan heeft."
XXI
De débacle.
Sir Reginald Carshavr vertrok van het
pension van juffrouw Goodman in een
taxi, om zich naar het huis van z\jn moe
der te Harley Street te begeven. Zijn
00gen waren gedurende den heelen rit
half-toegeknepen en onbewegelijk op één
punt gericht, als van iemand, die tracht
in een dichte duisternis iets te ontdek
ken.
Even vóór het einddoel van zijn tocht
liet hij den wagen stoppen en stapte uit.
Hij ging het koetshuis dat zijn rijpaarden
en auto's onderdak verleende, binnen en
gaf den chef-stalknecht een opdracht, die
den man buiten zichzelf van verbazing
bracht.
„Alles verkoopen?" riep de man ont
hutst uit. „Meent u dat werkelijk, Sir Re
ginald?"
„Zie ik er uit alsof ik een grapje maak,
Bater?"
„Nneen, mijnheer; dat kan ik in
derdaad niet zeggen."
„Nu dan; begin dan vanmiddag nog de
noodige stappen te doen. Over je eigen lot
hoef je je niet ongerust te maken. Lord
Worple heeft juist een flinken kerel noo-
dig. Je hoeft er maar naar toe te gaan
en je hebt de betrekking
Hij vond zijn moeder thuis. Ze wierp een
snellen, monsterenden blik op hem, toen
hij haar boudoir inkwam en met haar tact
van vrouw-van-de-wereld begreep ze on
middellijk, dat het nutteloos zou zijn hem
op dit moment lastig te vallen met vragen
naar zijn gemoedstoestand.
„Dineer je vanmiddag hier?" was dan ook
ales wat ze vroeg.
„Ja moeder. En u?"
„Ikik heb zoo goed als beloofd bij
de Towers te gaan eten. Heelemaal en
familie.
„Het is beter, dat u thuis blijft. We heb
ben een heeleboel dingen af te handelen."
„Wat zeg je dat ernstig. Af te handelen!
Wat voor dingen?"
„Voornamelijke zakelijke kwesties."
„O, zakelijke kwesties! En gedachtenwis-
seling daarover.
„Ik had het niet over een gedachten wis
seling, moeder", viel Reginald haar in de
rede. „Ik ben tot nu toe altijd nogal zor
geloos in mijn manier van doen en pra
ten geweest, maar dat is uit. Ik heb mij
heel precies uitgedrukt: het gaat niet om
gedachtenwisseling, maar zooals ik zei om
dingen af te handelen."
„Reginald, zóó heb ik je nog nooit hoo-
ren praten."
„Ik ben blij, dat u dat zegt, want het
bewijst me dat ik op den goeden weg ben.
Uw ooren zijn zoo lang aan valschheid en
er-om-heen-draaien gewend geweest, dat
de waarheid vreemd voor u klinkt."
„Toe jongen, wees niet zoo bitter tegen
me. Alles wat ik ooit met betrekking tot
jou ondernomen -of gedacht heb, is altijd
door de beste bedoelingen ingegeven ge
weest."
Hü keek haar strak aan. Hij beluisterde
een bekentenis en een verdediging in haar
woorden.
„Laten we niet tragisch doen, moeder;
ten minste niet tragisch praten. Kort en
goed; op wiens aansporing bent u naar
Winifred gegaan?"
„Dus ze heeft het je verteld?"
„Ze heeft me niets verteld. Vrouwen
schijnen engelen of duivelinnen te zijn.
een tusschensoort ontmoet je niet dikwijls!
En deze onschuldige kleine engel is uit
haar paradijs verjaagd in de hoop, dat haar
vleugels door de modder van Londen zul
len bedoezeld worden. Nogeens: wie heeft
de hand gehad in uw bezoek aan Wini
fred?"
„Mr. Meiklejohn," antwoordde lady Car-
shaw zonder een zweem van aarzeling, uit
dagend bijna.
„Die misselijke huichelaar", viel Regi
nald fel uit. „Wat voor argumenten heeft
hij gebruikt om u er toe te bewegen?"
„Hij vertelde dat iedereen den mond vol
had over jou en dat meisje.... en dat
lady Helen...."
„Ziezoo, nu zijn we waar we wezen moe
ten. lady Helen! Ik begin 'n klein beetje
te begrijpen hoe de vork in den steel zit.
Het was harteloos van u, moeder; dat is
het eenige wat ik er van zeggen kan. Heeft
het verdriet en de ellende op dat lieve
meisjesgezicht, door uw leugens veroor
zaakt. u geen seconde tot nadenken ge
bracht? Hebt u niets gevoeld, dat op be
rouw of schaamte lijkt?"
„In 's hemelsnaam, Reginald, spreek niet
op dien verwijtenden, onbarmhartigen toon.
Ik heb het terwille van jou gedaan; voor
jouw toekomst, voor jouw geluk. Het heeft
me meer gekost dan je kunt beseffen."
„Het doet me genoegen dat te hooren.
Van nature ontbreekt het u niet aan men
schel ij kheid, maar de „society" heeft u
door-en-door bedorven. En nu gaan we on
ze zakelijke aangelegenheiden afhandelen."
„Stel het nog een uurtje uil Ik voel
me slap en zenuwachtig."
Als eenig antwoord liep hij naar den
knop van een electrische bel en drukte er
op. Een huisknecht verscheen.
,3reng brandy en soda en twee glazen",
verzocht Sir Reginald.
Het was een ongewone dronk voor dit
uur van den dag. Zwijgend bracht de be
diende het gevraagde. De jongeman keek
uit het venster, terwijl zijn moeder, zoo
als het in haar kringen behoorde, zich in
spande om tegenover den ondergeschikte
een indruk van onverschilligheid te ma
ken.
„Drinkt u dit op", zei Sir Reginald kort
af, toen ze weer alleen waren. „Dat sterkt
de zenuwen."
Lady Carshaw raakte meer en meer van
haar stuk. Met een onvaste hand nam ze
het aangeboden glas aan.
„Wat is er toch?" vroeg ze schor. Nooit
te voren had ze haar zoon zoo gezien; er
was opeens iets onverzettelijk-energieks
in de uitdrukking van zijn gezicht en ma
nier van optreden, dat haar beklemde.
(Wordt vervolgd).