STADS
NIEUWS
ZATERDAG 28 SEPTEMBER 1935
DE LEIDSCHE COURANT
EERSTE BLAD - PAG. 2
HOE WORDT HET WEER?
NOG REGEN.
DE BILT SEINT:
Zwaké tot matige wind uit Zuidelijke
richtingen. Betrokken tot zwaar bewolkt.
Tijdelijk regen. Aanvankelijk weinig ver
andering in temperatuur, later iets kouder.
Hoogste barometerst.: 766.7 te München.
Laagste barometerst.: 745.9 te Vestmanoer.
LUCHTTEMPERATUUR.
16 gr. C.
LICHT OP VOOR FIETSERS eJL
Van Zaterdagnamiddag 7.19 juut tot
Zondagmorgen 6.24 uur; van Zondagna
middag 7.16 uur tot Maandagmorgen 6.26
uur.
HOOG WATER.
Te Katwijk: op Zondag 29 Sept.: voorm.
4.16 uur en nam. 4.30 uuf; op Maandag
30 Sept. voorm. 4.45 en nam. 5 uur.
WAT ANDERE BLADEN
SCHRIJVEN
OVER EEN STROOIBILJET
Wij hébben deze week onze meening
gezégd over een strooibiljet, verspreid
door de N.S.B., dat handelt over den Vol
kenbond en het conflict tussehen. Italië en
Abèssynië.
De Avondpost (Lib.), die dit strooi
biljet in haar nummer van vanmorgen be
spreekt, besluit haar bespreking aldus:
Niemand zal ons er-van verdenken,
dat wij iets gevoelen voor beknotting
van de persvrijheid. Maar wij aarze
len niet te verklaren, het een leemte
te achten, dat er geen bepalingen be
staan die een dergelijke volksK>phit-
sing onmogelijk, althans strafbaar,
maken. Wanneer de Nederlandsche
pers op het peil stond van deze circu
laire, zouden wij het volkomen ver
klaarbaar achten als dé fascisten, tot
de macht gekomen, aan de persvrij
heid een eind maakten.
HET KONINKLIJK BEZOEK AAN
AMSTERDAM.
H. M. de Koningin ontvangt iederen dag
een vooraanstaande Amsterdammer om
over dén huidigen toestand té spreken.
Donderdag was het de voorzitter van den
Kamér van Koophandel, gistëreh was het
de president van de Nèderlandsche Bank,
inr. L. J. A. Trip.
Onverwacht is H. M. Koningin Wilhel-
mina gistermorgen vóór haar ófficieele rit
ongeveer half twaalf uitgereden, om een
bezoek te brengen aan Artis. De directeur
was, wegens een reis naar het buitenland,
afwezig en zijn plaatsvervanger bleek zelfs
kort voor haar komst niet op de hoogte
gesteld. H. M. wilde dan ook geheel vrij
en ongedwongen wandelen. Het was een
gewone zoogenaamde „kwartjesdag" in
September, maar door het druilerige weer
waren er betrekkelijk weinig bezoekers.
H. M. was zonder gevolg. Zij bezichtigde
de twee leeuwen waarmede de Negus van
Abèssynië als een persoonlijk geschenk H.
M. heeft vereerd, die de leeuwen aan Artis
Natura Magistra schonk.
Vóór H. M. de Koningin en Prinses Ju
liana heden de zang aanhoorden van eeni-
geduizenden burgers op den Dam, waar
voor het initiatief was genomen door het
Nat. Jóngerenverbond, wérden ten paleize
ontvangen de heeren mr. J. H. P. V. Haits
ma Mullier, voorzitter van het Nat. Jonge-
rèn verbond en D. C. Eibergen Sahthagens,
secretaris van dit Verbond. Béide heeren
warén vergezeld van dé jongedames v.
Tubbèrgen en v. Dam in dé uniform van
het Verbond. Nadat deze jongedames aan
Koningin en Prinses bloemen hadden aan
geboden, dankte mr. Haitsma Mullier H. M.,
dat zij de hulde van Amsterdams Oranje-
gezinden wel heeft willen aanvaarden en
leidde met eenige woorden de komende
zanghulde in.
Nadat H. M. den heer Haitsma Mullier
dank had betuigd begon de huldiging op
den Dam.
Hedenmorgen hebben H. M. de Koningin
en Prinses Juliana een bezoek gebracht aan
de S.O.S.-tentoonstelling in het Sted. Mu
seum.
Daartoe werd om 10 uur uitgereden. On
danks den motregen was er veel publiek
langs den weg, welke de koninklijke be
zoekers namen.
De Koningin en dé Prinses bezichtigde
de schilderijen van de noodlijdende kunste
naars éh zij kochten èehige schilderstuk-
kén aan.
Het orgel in het Groot
Auditorium der Academie.
Toen Prins Willem van Oranje in 1575
uit erkentelijkheid aan de stad Leiden de
Universiteit schonk, had men weinig
moeite voor deze school een geschikt on
derkomen te vinden.
Overal stonden de kloostergebouwen leeg
en verlaten hun nieuwe bestemming af
te wachten. Toen scheen het moeilijk uit
déze veelheid van mogelijkheden direct
de goede keuze te doen, want tot tweemaal
toé verhuisde zij in een korte spanne tijds
totdat zij in 1581 werd ondergebracht in
de kerk van het klooster der Dominica-
ressen aan het Rapenburg, waar zij tot
nu toe haar zetel behield.
Deze kerk was „grooter ende bequae-
mer" zoo schrijft van Heusden, en bood
ruimschoots gelegenheid voor deze jeug
dige universiteit benoodigde ruimten on
der te brengen.
Met de uitgestrekte gebouwencomplexen
van de huidige universiteit voor oogen
kunnen wij ons moeilijk indenken, dat bij
de oprichting van deze Hoogeschool de ge-
heele inrichting bestond uit een drietal
leslokalen, een ruimte welke „begonst was
voor de bewaernisse der boucken", welke
tevens collegezaal was, en een zaaltje Waar
de Senaat haar bijeenkomsten hield.
Door het inbrengen van scheidingsmu
ren en het inleggen van balklagen konden
deze lokaliteiten öp eenvoudige Wijze in
deze kerkruimte gevonden worden. Bene
den grenzende aan de bibliotheek
lag het Auditorium tlieologicum, bekend
onder den naam van Aula of groot-audi
torium. Deze zaal de mooiste van het ge-
hëelè gebouw „een schoone groote ende
heerlicke plaetse", zooals Örlers zegt, was
bestemd voor de theologische toenmaals
de meest belangrijke faculteit.
Tegelijk echter werd deze zaal gebruikt
voor de openbare bijeenkofnstèn en plech
tigheden, betrekking hebbende op het aca
demieleven, hétgeen vóór de theologische
faculteit aanleiding was naar één ander,
zij hét dan bescheiden gelegenheid uit te
zien, waarover zij ten allen tijde konden
beschikken.
In 1636 stemde Curatoren er in tóe een
locaaltje bóven „thans hét z.g. zweetka
mertje", dat altijd als türfhok had dienst
gedaan, voor de theologische faculteit in
te ruimèn.
Van nu af had de gróóte zaal dé functie
van Auia gekregen, welkè zij tót nu toe
heeft behöiiden. Hier vond öp 8 Februari
dé fectofaatsoverdracht plaats, hiér wer
den de pfómotiën gedaan en de lyckóra-
tiën gèhóuden. Zij was te dién einde aan
merkelijk verfraaid.
In 1632 kreeg zij het mooie spreekge
stoelte van de hand van Claudió Salma-
tio; voor Curatoren werd een móói ge
stoelte opgericht met ornaméntën en met
fluweel bekleed; de zitplaatsen der pro
fessoren werden met wagenschot bescho
ten.
In 1675 bij gelegenheid Van hét 100-jarig
bestaan der Universiteit werd de Aula
aanmerkelijk verfraaid door de schenking
van een orgel.
De Engelsehman Boudewijn Hamey, in
het album studiosorum ingeschreven als
Balduin us Hamaeus, Anglo-Brittannus,
cie op 20 Aug. 1625 in Leiden was inge
schreven geworden en op den 12den Aug.
van het volgend jaar zijn graad van doc
tor in de medicynen haalde, had blijkbaar
zijn aan de Leidsche Universiteit doorge
brachte studietijd in zulk een dankbare
herinnering gehouden, dat hij 1000 gulden
ter beschikking stelde voor een orgel in de
Aula „ad ornatum academiae". Merk
waardig is, dat deze schenking werd ge
daan kort na de viering van het 100-jarig
bestaan, welke op 8 Februari had plaats
gehad, hetgene de veronderstelling wet
tigt, dat Hamey, die toen reeds vijftig j^ar
geleden was afgestudeerd, aan de viering
van dit feest zou hebben deelgenomen en
bij deze gelegenheid het plan zou hebben
opgevat op deze wijze van zijn genegen
heid jegens de Universiteit te doen blij
ken.
De Senaat besluit in een van haar ver
gaderingen naar den milden gever een be
dankbrief te doen uitgaan, hetgeen is op-
geteekend in de Acta Senates van 21 Mei
1675. Blijkbaar was deze schenking dus
gedaan aan de Academische Senaat en
niet aan Curatoren, welke het beheer voer
de over de stoffelije zaken der Universi
teit.
Dit verklaart het feit, dat in de ordon
nantiën van betaling van Curatoren en de
rentmeester-rekeningen, waarin overigens
alle uitgaven zijn opgéteekend, hierom
trent niets wordt vermeld.
Deze bronnen zijn dan öok niet in staat
eenig licht te werpen op dén naam van
dengenè, die met den bouw van het or
gel werd belast.
Wel weten we, uit de aanteekeningen
van Dozy, dat in 1710 door Curatoren aan
den orgelbouwer Johannes Duytschot voor
eén rijksdaalder 's jaars het onderhoud
werd opgedragen, doch deze zal vermoe
delijk niet de maker geweest zijn.
Afbeeldingen van dit orgel dat in 1829
werd verwijderd zijn mij niet bekend. De
oude platen van het interieur der aula,
welke weinig talrijk zijn, zijn altijd juist
van deze zijde af genomen. We kunnen ons
echter wel eenige voorstelling maken van
de afmetingen en de afwerking van dit
orgel door de luiken der orgelkast, wélke
in de Lakenhal bewaard zijn gebleven. Het
middengedeelte was aan de voorzijde
eehigszins rond naar vorèn uitgebouwd,
hetgeen blijkt uit de nog bestaande deu
ren, welke als een altaar triptiek het or
gelfront konden afsluiten. Aan de buiten-
j zijde van de orgelkast was in fraai schil
derwerk met vergulde letters de schen
kingsoorkonde aangebracht met vermel
ding van den naar van den schenker en
het jaar waarin het geschonken werd. Aan
weerszijden hiervan waren de wapens met
de namen aangebracht van den toenmali-
gen rector en de leden van het Curatorium
aan de eene zijde en die der burgemees-
teren en rentmeester der Univeristeit aan
de andere zijde. Ook deze waren in mi-
nitleus schilderkerk uitgevoerd. Aan de
binnenzijde der luiken, dus in geopende
toestand zichtbaar, was aan beide zijden
een psalmvers aangebracht.
Op deze wijze kon aan de plechtigheden
nieuwe luister worden bijgezet en werd
het gebruik de bijeenkomsten met orgel
muziek te besluiten. De Aula, het „audi
torium magnum", zooals zij in de resolu
ties van Curatoren genoemd wordt, was bij
deze gelegenheid getooid met feestelijk
gekleurde „tapisseriën" en versierd met
„welriekende bloemen en kruyden" óf al
naar de aard der plechtigheid met rouw-
kleeden behangen.
In 1693 gaan Curatoren er toe over Ca-
rel de Vray aan te stellen als „ordina-
ris musikant van deze Universiteyt" om
tegen een jaarwedde van 200 gulden per
jaar al de „voors. musiken op eigen costen
naer behooren te versorgen", welke func
tie hij meer dan 28 jaar heeft waargeno
men. Vermoedelijk was hij de eerste van de
aangestelde kapelmeesters der universi
teit. Hij componeerde muziek welke ge
schikt was om bij „een lyckoratie", te wor
den gespeeld, welke door Curatoren voor
50 gulden werd aangekocht.
De Universiteit beschouwde het toen
maals als een plicht bij den dood van een
der professoren, een „lyckoratie" te hou
den zelfs tegen den zin van den overledene
of diens nabestaanden. Zij rekenden dit
te behooren tot „celebriteyt van dé Aca
demie".
Met bijzondéer luister werden gevierd de
plechtigheden op 8 Februari, de orgélmu-
ziek werd dan begeleid met zang en vio
len. hetgeen in deze feestelijk versierde
zaal met de professoren in hun tabarden
een ongemeen schouwspel moet zijn ge
weest. Dat het muzikale gedeelte wel als
een onmisbaar deel van de plechtigheid
werd beschouwd, toone ons aan de voor
bereidingen voor de bijeenkomst op 8 Fe
bruari 1725, welke tevens was de viering
van het 150-jarig bestaan.
De ordinaris musiek in het auditorium
magnum bestaande uit het orgel „eenighe
weynige stemmen en violen" werden on
voldoende geacht en aan Carel de Vray
werd opgedragen te zorgen vóór „swaer-
der musicaele instrumenten, als bassons,
haubous en diergelycken, om het orgel te
begeleiden, waartoe hij in de omliggende
plaetsen musikanten moest gaan aanwer
ven om deze plechtigheid de noodigé luis
ter bij te zetten.
Het lag toenmaals blijkbaar wel in de
geest deze feestelijkheden niet ongemerkt
te doen voorbijgaan. Een illustratie hiervan
geven ons de rekeningen van zulk éen
feestelijkheid. Alleen de kosten van het
diner dat bij die gelegenheid voor 50 per
sonen werd besteld, bedroeg 1500 gulden
onverminderd de kosten voor wijn, bier,
mol, tabak enz., welke kosten zooals vóór
af was besloten „uyt de kasse van de Uni-
sersityt zou worden betaeld".
Het hoeft ons dan ook niet verwonde
ren in een der resoluties te lezeru dat „de
heeren het verdere van den dagh in vro-
lyckheyt hebben doorgebracht, die vol-
maekt soude geweest syn indien niet bij
toeval eenigh different ontstaen was.
welke diffirent niet heeft kannen worden
bijgelegd".
Het orgel in het auditorium behoorde
zeker tot een van de merkwaardigheden
uit de geschiedenis der Academie.
Het moge zeker een gelukkig initiatief
genoemd wórden, dit orgel dat nu meer
dan een eeuw gezwegen heeft weer in
eere te herstellen, waarmede de universi
teit weer iets terug wint, dat haar in den
tijd, dat men voor de traditie weinig piëteit
gevoelde, is ontvallen.
Het feit, dat de oude orgeldeuren aan het
nieuwe orgel weer konden worden toege
past geven hieraan een historische betee-
kenis.
Ir. HUGO VAN OERLE,
Architect.
HOE MOET EEN RIJWIEL OP 7 OCTOBER
ER ÜT ZIEN?
In verband met de nieuwe bepalingen
van het Kon. Besluit d.d. 28 Augustus 1935,
Staatsblad 527, brengen wij nogmaals het
volgende ondér de aandacht:
Ingaande 7 October as. moeten alle rij
wielen op twee wielen voorzien zijn van
een achterspatbord, dat over een lengte
van tenminste 30 c.M. gemeten van het
óndereinde af, geheel helder wit is ge
kleurd of geheel van een helder witte be
dekking is voorzien. Ook mag de helder
witte strook, ter breedte van het spatbord,
als verlengstuk, daaraan bevestigd worden.
De reflector moet verticaal staan en niet
hoöger dan 50 c.M. boven het wegdek zijn
aangebracht.
Indien een rood achterlicht, inplaats van
een réflector wordt gebruikt, behoeft dit
niet op het spatbord aangebracht te wor
den, doch is het voldoende als het aan de
achterzijde van het rijwiel op practische
wijze is bevestigd.
De achterspatborden van rijwielen op
meer dan twee wielen (zooals invalide
wagens) moeten eruit zien als bij gewone
rijwielen. Dé reflector óf het achterlicht
moet aan den linkerkant zitten.
Alle rijwielen op meer dan twee wie
len, bestemd vóór goederenvervoer, c.a.
bakfietsen, moëtèn tussehen eén half uur
na zonsondergang en een half uur voor
zonsopgang, voorzien zijn van twee lan
taarns, die voorwaarts een helder, doch
niet verblindend licht uitsiralen.
Zij moeten geplaatst zijn vooraan de
uiterste linker- en rechter voorzijde van
de bak of opbouw van dit voertuig.
Bovendien is het verplichtend een lan
taarn te bezigen, welke alleen achter
waarts rood licht uitstraalt en bevestigd is
aan de uiterste linkerzijde.
Verder moet elk der wielen steeds voor
zien zijn van een spatbord, hetwelk is in
gericht als aangegeven bij de rijwielen op
twee wielen.
Alle rij- en voertuigen, niet zijnde mo
torrijtuigen of rijwiel, moeten tussehen
een half uur na zonsondergang en een
half uur voor zonsopgang aan de voofzijde
voorzien zijn van twee voorwaarts helder
wit licht uitstralende lantaarns.
Indien de lading, voor zoover dit is toe
gelaten, buiten den wagen uitsteekt, moe
ten de lantaarns aan de uiterste linker- en
rechterzijde van de lading worden aange
bracht en óp gelijke hoogte.
Aan de linker achterzijde moet zijn aan
gebracht een lantaarn, welke alleen ach
terwaarts rood licht uitstraalt. Steekt de
lading achter het rij- of voertuig uit, dan
moet deze lantaarns aan het meest achter-
uitstekende deel van de lading zijn aan
gebracht.
Stilstaande, moeten zoowel deze voertui
gen als de z.g. bakfietsen, bovenomschre
ven verlichting blijven voeren.
TENTOONSTELLING MISSIE-NAAI-
VEREENIGING „ST. FRANCICUS
XAVERIUS".
In het Mariahuis P.KJCoarsteeg 15 vond
gisteravond onder groote belangstelling de
opening plaats van de tentoonstelling der
Missie-maaivereeniging „St. Franciscus Xa-
verius". Deze tentoonstelling, alhoewel op
kleiner schaal georganiseerd dan verleden
jaar, mag er, gelijk haar acht voorgangsters,
wezen. Als leek op het gebied van naaiwerk
staat men telkenjare weer verstomd over
de binnenshuis verrichte prestaties van de
ijverig werkende leden. Heele stapels jurk
jes, schortjes, jasjes, of hoe deze dingen nog
meer mogen heeten, zijn hier keurig afge
werkt tentoongesteld. Andere nijvere han
den hebben weer zwachtels gemaakt voor
de rhelaatschen in Thibet.
Ja, welke broodnoodige missie-kleeding-
stukken vihdt men hier niet. MaaT genoeg
hierover verteld. Laat een ieder die belang
stelt in het mooie missiewerk vandaag of
morgen eens een kijkje gaan nemen; spijt
zal men er niet van hebben, vooral als men
de schitterende prijzen ziét, die er verbon
den zijn aan de loterij.
Te half negen sprak de presidente der
na ai vereen igitig, mevrouw A. Speet-Cou
turier, een kórt openingswoordje. Spreek
ster hèetté allen hartelijk welkom, in 't bij
zonder de eerw. Heeiren Geestelijken, me
vrouw Manders, presidente van den R. K.
Vrouwenbond, besturen van de verschil
lende vereenigihgen enz.
Deze tentoonstelling, aldus spr., hooiden
wij op een bescheiden manièr. De reden
hiervan is, dat de inkomsten kleiner, maar
de uitgaven grooter worden. Een bijzóhder
woord van dank komt wel toe aan de loten-
verkoopsters, die zich zoovele moeite heb
ben getroost om een aantal loten te ver-
koopen. Vooral een van haar is dit,
trots de minder goede tijd, won
derwel gelukt. Zij heeft er „maar" 275 ver
kocht, wat een bijzondere prestatie is. Spr.
besloot met den wensch, dat deze tentoon
stelling zich in een groote belangstelling
mag verheugen. De missionarissen zullen er
wel hij varern s
Vervolgens opende de zeereerw. Pater
Pastoor B. F. M. SimitjZ O.F.M. met eenige
welgemeende woorden de tentoonstelling
officieel.
De eerw. spr. zeide, dat hij deze tentoon
stelling beschouwt als interparochieel, ge
zien het feit, dat steeds een pastoor van een
andere parochie het jaarlijksche openings
woord spreekt.
Het karakteristieke van een Missie-naai-
vereeniging is, dat zij niets behoudt, maar
alles geeft aan de missionarissen.
Wie missie zegt, zegt nood, gebrek,
armoede.
Er is het heelè jaar weer hard gewerkt
en het is voor U allen een genoegdoening,
dat gij weet, dat de goederen komen in
handen van de noodlijdenden.
Het doet goed en weldadig aan, om in
dezen tijd van egoisme en materialisme, te
weten, dat er nog menschen zijn, die voelen
en beseffen, dat er in de verre missielanden
vaak zoo veel noödig is. Gij allen, die reeds
vele jaren Uw arbeidskrachten, ja alles
hebt gegeven, gij hebt de twee mooiste
daden verricht, die men kan verrichten:
zelfopoffering en naastenliefde. Een woord
van dank is hier dan op zijn plaats. Maar
dank wilt gij niet; het is U reeds genoeg als
O. L. Heer Uw werk aanschouwt.
In de laatsté jaren is in alle Katholieke
kringen der samenleving ontwaakt het ge
voel, dat er toch zooveel schoons is iri het
missiewerk.
Spr. is er vanmorgen getuige van geweest
hoe een vijftiental missionarissen alles en
allen verlieten om God te dienen in verre
vreemde landen. Dat zijn helden. Maar zij
hébben behoefte aan steunende en bidden
de vrienden in 't moederland. Spr. besloot
met de woorden: Moge gij nog vele jaren
Uw gezegendén arbeid voortzetten en moge
God U er vóór lóönen.
Na deze korté openingsrede kregen de
talrijke bezoeksters gelegenheid om deze
fraaie tentoonstelling op haar gemak te
bezichtigen. Mogen er vandaag en mórgen
nog honderden 'belangstellenden een wan
delingetje maken naar de P.K.Koorsteeg.
Zij zullen er zioh heusch niet vervelen.
Raad van Arbeid.
Aan dén Raad van Arbeid alhier is be
vorderd tot cómnniès de heer TL C. Zeelt,
thans adj- cömihies.
AGENDA
LEIDEN.
De Zondagsdienst der huisartsen te Lei
den wordt waargenomen door de doktoren:
De Graaff, De Jager, Kortmann, Renaud
en Winkler.
De Zondagsdienst der huisartsen te
Hugenholtz, TeL 390.
De avond-, nacht- en Zondagsdienst der
apotheken wordt van Maandag 23 tot
en met Zondag 29 Sept. as. waargeno
men door de apotheken: J. C. Pelle, Kort
Rapenburg 12, telef. 594; J. E. M. ten Dijk,
Haven 18, telef. 85 en C. van Zijp, Wilihel-
minapark 8, Oegstgeest, telef. 274.
Zie onze tijdelijke aanbieding op
pagina 8.
Veertigjarig jubileum.
De heer G. L. de Goederen, hoofdopzich
ter bij Gemeentewerken zal op 1 October
zijn 40-jaxige werkzaamheid in dienst van
de gemeente Leiden herdenken.
Wisseltruc toegepast
Bij een winkelier hier ter stede vervoeg
de zich gistermiddag een vrouw, die hem
verzocht een bankbiljet van 25 te wisse
len. De winkelier moest hiervoor naar bo
ven en toen hij terugkwam, gaf hij het wis
selgeld, waarna de vrouw hem zeide, dat
hij het bankbiljet reeds had meegenomen.
De winkelier dacht zulks aanvankelijk ook,
doch later bleek, dat hij het niet had. De
vrouw was toen natuurlijk verdwenen. Men
zij op zijn hoede.
Geveilde perceelen.
Ten overstaan van Notaris H. M. Mar-
kusse alhier:
Winkelhuis en erf Mare 49, na verhoó-
ging in bod 2500.—: kooper de Iheer EL
van Starkenburg q.q. te Oegstgeest voor
2550.—.
Winkelhuis met tuin Sieboldstraat 40, na
verhoqging in bod f 2600.kooper de
heer E. van Starkenburg q.q. voor 2600.
Twee huizen met tuin en schuur Hoofd
straat 164 en 166 te Leiderdorp in bod
910.kooper de heer Th. L. J. Zitman
q.q.. te Zoeterwoude vóór 1000.
De perceelen Borgerstraat 3 en Tollen-
straat 1 zijn niet gegund.
Door den Leidschen Bestuurdersbond is
onderstaand adres verzonden aan den raad
dezer gemeente.
Geeft beleefd te kêribeh de Leidsche Be-
stuurderébond, ten deze domicilie kiezen
de te Leiden, Heeren gracht 34;
dat adressant Uwe Raad beleefd verzoekt
wijziging te brengen in art. 10 der veror
dening, vastgesteld in de Raadsvergadering
van den 5en Augustus 1929, betreffende de
Gemeentelijke Dienst voor Sociale Zaken-
dat door het handhaven van deze ver-
órdening gevallen voorkomen, waardoor
het mogelijk is dat arbeiders, die in de
twee weken vooi-afgaande aan hun kas
uitkeering arbeid verrichten, daarvan soms
zelfs zeer belangrijke financieele schade
ondervinden;
dat dit onmogelijk in de bedoeling kan
hebben gelegen bij de vaststelling van deze
verordening;
Reden waarom adressant Uwen Raad be-
lèefd, doch met de meeste klem verzoekt
het betreffende art. 10 te wijzigen als volgt.
„Leden van werkloozenkassen, die in de
steunregeling zijn opgenomen en weder
om voor een uitkeering uit hun werkloo-
zenkas in aanmerking komen, kunnen bij
den overgang naar de kas, alsnog geduren
de eeh termijn, gelijk aan den in hun kas-
rcglement voorgeschreven wachttijd steun
ontvangen, indien zij in de 24 werkdagen
voorafgaande aan bedoelde overgang eeni-
geii steun hébben ontvangen".
Tot nu toe werd deze wachttijd alleen
vergoed, indien de werkloozen in de twaalf
dagen aan bedoelden overgang voorafgaan
de z e s dagen steun hadden ontvangen.
't Welk doende, enz.
In de toelichting wordt gezegd:
A. werkte in de twee weken voorafgaan
de aan zijn Kasuitkeering.
Ie wéék 6 dagen en verdiende 24.
2e wéék 1 dag en verdiénde 4.
en ontving aan stèuh 12.33
40.33
3e week ontving hij niets op grond van
het bepaalde in Art. 10 dezer verordening.
A. steunbedrag 15.00
2/3 aftrek van 4.2.67
12.33
Indien A. niet zóu hébben gewerkt zou
hij ontvangen hebben 3 x 15.45.
plus 1.50 kastóèslag, in totaal 46.50
tèrwijl hij ontvangt, hu hij heeft
gewenkt in totaal 40.33
Schade 6.17
B. werkte ih de twee voorafgaande
weken aan zijn Kasuitkeering.
Ie week 6 dagen en verdiende f 25.
2e week 1 dag én verdiende 5.00
èn ontving aan stéun 13.37
43.37
3e wéék ontving hij niets op grond van
het bepaalde in art. 10 dezer verordening.
B. steunbedrag 16.70-
2/3 aftrek van 5;— 3.33
13.37
Indien B. niet zou hebben gewerkt dan
zou hij hebben ontvangen 3 X f 16.70
50.10 plus 3.20 kastoeslag, in totaal
53.30
terwijl hij ontvangt, nu hij heeft
gewerkt, in totaal 43.37
Schade 9.93