STADS NIEUWS ZATERDAG 28 SEPTEMBER 1935 DE LEIDSCHE COURANT EERSTE BLAD - PAG. 2 HOE WORDT HET WEER? NOG REGEN. DE BILT SEINT: Zwaké tot matige wind uit Zuidelijke richtingen. Betrokken tot zwaar bewolkt. Tijdelijk regen. Aanvankelijk weinig ver andering in temperatuur, later iets kouder. Hoogste barometerst.: 766.7 te München. Laagste barometerst.: 745.9 te Vestmanoer. LUCHTTEMPERATUUR. 16 gr. C. LICHT OP VOOR FIETSERS eJL Van Zaterdagnamiddag 7.19 juut tot Zondagmorgen 6.24 uur; van Zondagna middag 7.16 uur tot Maandagmorgen 6.26 uur. HOOG WATER. Te Katwijk: op Zondag 29 Sept.: voorm. 4.16 uur en nam. 4.30 uuf; op Maandag 30 Sept. voorm. 4.45 en nam. 5 uur. WAT ANDERE BLADEN SCHRIJVEN OVER EEN STROOIBILJET Wij hébben deze week onze meening gezégd over een strooibiljet, verspreid door de N.S.B., dat handelt over den Vol kenbond en het conflict tussehen. Italië en Abèssynië. De Avondpost (Lib.), die dit strooi biljet in haar nummer van vanmorgen be spreekt, besluit haar bespreking aldus: Niemand zal ons er-van verdenken, dat wij iets gevoelen voor beknotting van de persvrijheid. Maar wij aarze len niet te verklaren, het een leemte te achten, dat er geen bepalingen be staan die een dergelijke volksK>phit- sing onmogelijk, althans strafbaar, maken. Wanneer de Nederlandsche pers op het peil stond van deze circu laire, zouden wij het volkomen ver klaarbaar achten als dé fascisten, tot de macht gekomen, aan de persvrij heid een eind maakten. HET KONINKLIJK BEZOEK AAN AMSTERDAM. H. M. de Koningin ontvangt iederen dag een vooraanstaande Amsterdammer om over dén huidigen toestand té spreken. Donderdag was het de voorzitter van den Kamér van Koophandel, gistëreh was het de president van de Nèderlandsche Bank, inr. L. J. A. Trip. Onverwacht is H. M. Koningin Wilhel- mina gistermorgen vóór haar ófficieele rit ongeveer half twaalf uitgereden, om een bezoek te brengen aan Artis. De directeur was, wegens een reis naar het buitenland, afwezig en zijn plaatsvervanger bleek zelfs kort voor haar komst niet op de hoogte gesteld. H. M. wilde dan ook geheel vrij en ongedwongen wandelen. Het was een gewone zoogenaamde „kwartjesdag" in September, maar door het druilerige weer waren er betrekkelijk weinig bezoekers. H. M. was zonder gevolg. Zij bezichtigde de twee leeuwen waarmede de Negus van Abèssynië als een persoonlijk geschenk H. M. heeft vereerd, die de leeuwen aan Artis Natura Magistra schonk. Vóór H. M. de Koningin en Prinses Ju liana heden de zang aanhoorden van eeni- geduizenden burgers op den Dam, waar voor het initiatief was genomen door het Nat. Jóngerenverbond, wérden ten paleize ontvangen de heeren mr. J. H. P. V. Haits ma Mullier, voorzitter van het Nat. Jonge- rèn verbond en D. C. Eibergen Sahthagens, secretaris van dit Verbond. Béide heeren warén vergezeld van dé jongedames v. Tubbèrgen en v. Dam in dé uniform van het Verbond. Nadat deze jongedames aan Koningin en Prinses bloemen hadden aan geboden, dankte mr. Haitsma Mullier H. M., dat zij de hulde van Amsterdams Oranje- gezinden wel heeft willen aanvaarden en leidde met eenige woorden de komende zanghulde in. Nadat H. M. den heer Haitsma Mullier dank had betuigd begon de huldiging op den Dam. Hedenmorgen hebben H. M. de Koningin en Prinses Juliana een bezoek gebracht aan de S.O.S.-tentoonstelling in het Sted. Mu seum. Daartoe werd om 10 uur uitgereden. On danks den motregen was er veel publiek langs den weg, welke de koninklijke be zoekers namen. De Koningin en dé Prinses bezichtigde de schilderijen van de noodlijdende kunste naars éh zij kochten èehige schilderstuk- kén aan. Het orgel in het Groot Auditorium der Academie. Toen Prins Willem van Oranje in 1575 uit erkentelijkheid aan de stad Leiden de Universiteit schonk, had men weinig moeite voor deze school een geschikt on derkomen te vinden. Overal stonden de kloostergebouwen leeg en verlaten hun nieuwe bestemming af te wachten. Toen scheen het moeilijk uit déze veelheid van mogelijkheden direct de goede keuze te doen, want tot tweemaal toé verhuisde zij in een korte spanne tijds totdat zij in 1581 werd ondergebracht in de kerk van het klooster der Dominica- ressen aan het Rapenburg, waar zij tot nu toe haar zetel behield. Deze kerk was „grooter ende bequae- mer" zoo schrijft van Heusden, en bood ruimschoots gelegenheid voor deze jeug dige universiteit benoodigde ruimten on der te brengen. Met de uitgestrekte gebouwencomplexen van de huidige universiteit voor oogen kunnen wij ons moeilijk indenken, dat bij de oprichting van deze Hoogeschool de ge- heele inrichting bestond uit een drietal leslokalen, een ruimte welke „begonst was voor de bewaernisse der boucken", welke tevens collegezaal was, en een zaaltje Waar de Senaat haar bijeenkomsten hield. Door het inbrengen van scheidingsmu ren en het inleggen van balklagen konden deze lokaliteiten öp eenvoudige Wijze in deze kerkruimte gevonden worden. Bene den grenzende aan de bibliotheek lag het Auditorium tlieologicum, bekend onder den naam van Aula of groot-audi torium. Deze zaal de mooiste van het ge- hëelè gebouw „een schoone groote ende heerlicke plaetse", zooals Örlers zegt, was bestemd voor de theologische toenmaals de meest belangrijke faculteit. Tegelijk echter werd deze zaal gebruikt voor de openbare bijeenkofnstèn en plech tigheden, betrekking hebbende op het aca demieleven, hétgeen vóór de theologische faculteit aanleiding was naar één ander, zij hét dan bescheiden gelegenheid uit te zien, waarover zij ten allen tijde konden beschikken. In 1636 stemde Curatoren er in tóe een locaaltje bóven „thans hét z.g. zweetka mertje", dat altijd als türfhok had dienst gedaan, voor de theologische faculteit in te ruimèn. Van nu af had de gróóte zaal dé functie van Auia gekregen, welkè zij tót nu toe heeft behöiiden. Hier vond öp 8 Februari dé fectofaatsoverdracht plaats, hiér wer den de pfómotiën gedaan en de lyckóra- tiën gèhóuden. Zij was te dién einde aan merkelijk verfraaid. In 1632 kreeg zij het mooie spreekge stoelte van de hand van Claudió Salma- tio; voor Curatoren werd een móói ge stoelte opgericht met ornaméntën en met fluweel bekleed; de zitplaatsen der pro fessoren werden met wagenschot bescho ten. In 1675 bij gelegenheid Van hét 100-jarig bestaan der Universiteit werd de Aula aanmerkelijk verfraaid door de schenking van een orgel. De Engelsehman Boudewijn Hamey, in het album studiosorum ingeschreven als Balduin us Hamaeus, Anglo-Brittannus, cie op 20 Aug. 1625 in Leiden was inge schreven geworden en op den 12den Aug. van het volgend jaar zijn graad van doc tor in de medicynen haalde, had blijkbaar zijn aan de Leidsche Universiteit doorge brachte studietijd in zulk een dankbare herinnering gehouden, dat hij 1000 gulden ter beschikking stelde voor een orgel in de Aula „ad ornatum academiae". Merk waardig is, dat deze schenking werd ge daan kort na de viering van het 100-jarig bestaan, welke op 8 Februari had plaats gehad, hetgene de veronderstelling wet tigt, dat Hamey, die toen reeds vijftig j^ar geleden was afgestudeerd, aan de viering van dit feest zou hebben deelgenomen en bij deze gelegenheid het plan zou hebben opgevat op deze wijze van zijn genegen heid jegens de Universiteit te doen blij ken. De Senaat besluit in een van haar ver gaderingen naar den milden gever een be dankbrief te doen uitgaan, hetgeen is op- geteekend in de Acta Senates van 21 Mei 1675. Blijkbaar was deze schenking dus gedaan aan de Academische Senaat en niet aan Curatoren, welke het beheer voer de over de stoffelije zaken der Universi teit. Dit verklaart het feit, dat in de ordon nantiën van betaling van Curatoren en de rentmeester-rekeningen, waarin overigens alle uitgaven zijn opgéteekend, hierom trent niets wordt vermeld. Deze bronnen zijn dan öok niet in staat eenig licht te werpen op dén naam van dengenè, die met den bouw van het or gel werd belast. Wel weten we, uit de aanteekeningen van Dozy, dat in 1710 door Curatoren aan den orgelbouwer Johannes Duytschot voor eén rijksdaalder 's jaars het onderhoud werd opgedragen, doch deze zal vermoe delijk niet de maker geweest zijn. Afbeeldingen van dit orgel dat in 1829 werd verwijderd zijn mij niet bekend. De oude platen van het interieur der aula, welke weinig talrijk zijn, zijn altijd juist van deze zijde af genomen. We kunnen ons echter wel eenige voorstelling maken van de afmetingen en de afwerking van dit orgel door de luiken der orgelkast, wélke in de Lakenhal bewaard zijn gebleven. Het middengedeelte was aan de voorzijde eehigszins rond naar vorèn uitgebouwd, hetgeen blijkt uit de nog bestaande deu ren, welke als een altaar triptiek het or gelfront konden afsluiten. Aan de buiten- j zijde van de orgelkast was in fraai schil derwerk met vergulde letters de schen kingsoorkonde aangebracht met vermel ding van den naar van den schenker en het jaar waarin het geschonken werd. Aan weerszijden hiervan waren de wapens met de namen aangebracht van den toenmali- gen rector en de leden van het Curatorium aan de eene zijde en die der burgemees- teren en rentmeester der Univeristeit aan de andere zijde. Ook deze waren in mi- nitleus schilderkerk uitgevoerd. Aan de binnenzijde der luiken, dus in geopende toestand zichtbaar, was aan beide zijden een psalmvers aangebracht. Op deze wijze kon aan de plechtigheden nieuwe luister worden bijgezet en werd het gebruik de bijeenkomsten met orgel muziek te besluiten. De Aula, het „audi torium magnum", zooals zij in de resolu ties van Curatoren genoemd wordt, was bij deze gelegenheid getooid met feestelijk gekleurde „tapisseriën" en versierd met „welriekende bloemen en kruyden" óf al naar de aard der plechtigheid met rouw- kleeden behangen. In 1693 gaan Curatoren er toe over Ca- rel de Vray aan te stellen als „ordina- ris musikant van deze Universiteyt" om tegen een jaarwedde van 200 gulden per jaar al de „voors. musiken op eigen costen naer behooren te versorgen", welke func tie hij meer dan 28 jaar heeft waargeno men. Vermoedelijk was hij de eerste van de aangestelde kapelmeesters der universi teit. Hij componeerde muziek welke ge schikt was om bij „een lyckoratie", te wor den gespeeld, welke door Curatoren voor 50 gulden werd aangekocht. De Universiteit beschouwde het toen maals als een plicht bij den dood van een der professoren, een „lyckoratie" te hou den zelfs tegen den zin van den overledene of diens nabestaanden. Zij rekenden dit te behooren tot „celebriteyt van dé Aca demie". Met bijzondéer luister werden gevierd de plechtigheden op 8 Februari, de orgélmu- ziek werd dan begeleid met zang en vio len. hetgeen in deze feestelijk versierde zaal met de professoren in hun tabarden een ongemeen schouwspel moet zijn ge weest. Dat het muzikale gedeelte wel als een onmisbaar deel van de plechtigheid werd beschouwd, toone ons aan de voor bereidingen voor de bijeenkomst op 8 Fe bruari 1725, welke tevens was de viering van het 150-jarig bestaan. De ordinaris musiek in het auditorium magnum bestaande uit het orgel „eenighe weynige stemmen en violen" werden on voldoende geacht en aan Carel de Vray werd opgedragen te zorgen vóór „swaer- der musicaele instrumenten, als bassons, haubous en diergelycken, om het orgel te begeleiden, waartoe hij in de omliggende plaetsen musikanten moest gaan aanwer ven om deze plechtigheid de noodigé luis ter bij te zetten. Het lag toenmaals blijkbaar wel in de geest deze feestelijkheden niet ongemerkt te doen voorbijgaan. Een illustratie hiervan geven ons de rekeningen van zulk éen feestelijkheid. Alleen de kosten van het diner dat bij die gelegenheid voor 50 per sonen werd besteld, bedroeg 1500 gulden onverminderd de kosten voor wijn, bier, mol, tabak enz., welke kosten zooals vóór af was besloten „uyt de kasse van de Uni- sersityt zou worden betaeld". Het hoeft ons dan ook niet verwonde ren in een der resoluties te lezeru dat „de heeren het verdere van den dagh in vro- lyckheyt hebben doorgebracht, die vol- maekt soude geweest syn indien niet bij toeval eenigh different ontstaen was. welke diffirent niet heeft kannen worden bijgelegd". Het orgel in het auditorium behoorde zeker tot een van de merkwaardigheden uit de geschiedenis der Academie. Het moge zeker een gelukkig initiatief genoemd wórden, dit orgel dat nu meer dan een eeuw gezwegen heeft weer in eere te herstellen, waarmede de universi teit weer iets terug wint, dat haar in den tijd, dat men voor de traditie weinig piëteit gevoelde, is ontvallen. Het feit, dat de oude orgeldeuren aan het nieuwe orgel weer konden worden toege past geven hieraan een historische betee- kenis. Ir. HUGO VAN OERLE, Architect. HOE MOET EEN RIJWIEL OP 7 OCTOBER ER ÜT ZIEN? In verband met de nieuwe bepalingen van het Kon. Besluit d.d. 28 Augustus 1935, Staatsblad 527, brengen wij nogmaals het volgende ondér de aandacht: Ingaande 7 October as. moeten alle rij wielen op twee wielen voorzien zijn van een achterspatbord, dat over een lengte van tenminste 30 c.M. gemeten van het óndereinde af, geheel helder wit is ge kleurd of geheel van een helder witte be dekking is voorzien. Ook mag de helder witte strook, ter breedte van het spatbord, als verlengstuk, daaraan bevestigd worden. De reflector moet verticaal staan en niet hoöger dan 50 c.M. boven het wegdek zijn aangebracht. Indien een rood achterlicht, inplaats van een réflector wordt gebruikt, behoeft dit niet op het spatbord aangebracht te wor den, doch is het voldoende als het aan de achterzijde van het rijwiel op practische wijze is bevestigd. De achterspatborden van rijwielen op meer dan twee wielen (zooals invalide wagens) moeten eruit zien als bij gewone rijwielen. Dé reflector óf het achterlicht moet aan den linkerkant zitten. Alle rijwielen op meer dan twee wie len, bestemd vóór goederenvervoer, c.a. bakfietsen, moëtèn tussehen eén half uur na zonsondergang en een half uur voor zonsopgang, voorzien zijn van twee lan taarns, die voorwaarts een helder, doch niet verblindend licht uitsiralen. Zij moeten geplaatst zijn vooraan de uiterste linker- en rechter voorzijde van de bak of opbouw van dit voertuig. Bovendien is het verplichtend een lan taarn te bezigen, welke alleen achter waarts rood licht uitstraalt en bevestigd is aan de uiterste linkerzijde. Verder moet elk der wielen steeds voor zien zijn van een spatbord, hetwelk is in gericht als aangegeven bij de rijwielen op twee wielen. Alle rij- en voertuigen, niet zijnde mo torrijtuigen of rijwiel, moeten tussehen een half uur na zonsondergang en een half uur voor zonsopgang aan de voofzijde voorzien zijn van twee voorwaarts helder wit licht uitstralende lantaarns. Indien de lading, voor zoover dit is toe gelaten, buiten den wagen uitsteekt, moe ten de lantaarns aan de uiterste linker- en rechterzijde van de lading worden aange bracht en óp gelijke hoogte. Aan de linker achterzijde moet zijn aan gebracht een lantaarn, welke alleen ach terwaarts rood licht uitstraalt. Steekt de lading achter het rij- of voertuig uit, dan moet deze lantaarns aan het meest achter- uitstekende deel van de lading zijn aan gebracht. Stilstaande, moeten zoowel deze voertui gen als de z.g. bakfietsen, bovenomschre ven verlichting blijven voeren. TENTOONSTELLING MISSIE-NAAI- VEREENIGING „ST. FRANCICUS XAVERIUS". In het Mariahuis P.KJCoarsteeg 15 vond gisteravond onder groote belangstelling de opening plaats van de tentoonstelling der Missie-maaivereeniging „St. Franciscus Xa- verius". Deze tentoonstelling, alhoewel op kleiner schaal georganiseerd dan verleden jaar, mag er, gelijk haar acht voorgangsters, wezen. Als leek op het gebied van naaiwerk staat men telkenjare weer verstomd over de binnenshuis verrichte prestaties van de ijverig werkende leden. Heele stapels jurk jes, schortjes, jasjes, of hoe deze dingen nog meer mogen heeten, zijn hier keurig afge werkt tentoongesteld. Andere nijvere han den hebben weer zwachtels gemaakt voor de rhelaatschen in Thibet. Ja, welke broodnoodige missie-kleeding- stukken vihdt men hier niet. MaaT genoeg hierover verteld. Laat een ieder die belang stelt in het mooie missiewerk vandaag of morgen eens een kijkje gaan nemen; spijt zal men er niet van hebben, vooral als men de schitterende prijzen ziét, die er verbon den zijn aan de loterij. Te half negen sprak de presidente der na ai vereen igitig, mevrouw A. Speet-Cou turier, een kórt openingswoordje. Spreek ster hèetté allen hartelijk welkom, in 't bij zonder de eerw. Heeiren Geestelijken, me vrouw Manders, presidente van den R. K. Vrouwenbond, besturen van de verschil lende vereenigihgen enz. Deze tentoonstelling, aldus spr., hooiden wij op een bescheiden manièr. De reden hiervan is, dat de inkomsten kleiner, maar de uitgaven grooter worden. Een bijzóhder woord van dank komt wel toe aan de loten- verkoopsters, die zich zoovele moeite heb ben getroost om een aantal loten te ver- koopen. Vooral een van haar is dit, trots de minder goede tijd, won derwel gelukt. Zij heeft er „maar" 275 ver kocht, wat een bijzondere prestatie is. Spr. besloot met den wensch, dat deze tentoon stelling zich in een groote belangstelling mag verheugen. De missionarissen zullen er wel hij varern s Vervolgens opende de zeereerw. Pater Pastoor B. F. M. SimitjZ O.F.M. met eenige welgemeende woorden de tentoonstelling officieel. De eerw. spr. zeide, dat hij deze tentoon stelling beschouwt als interparochieel, ge zien het feit, dat steeds een pastoor van een andere parochie het jaarlijksche openings woord spreekt. Het karakteristieke van een Missie-naai- vereeniging is, dat zij niets behoudt, maar alles geeft aan de missionarissen. Wie missie zegt, zegt nood, gebrek, armoede. Er is het heelè jaar weer hard gewerkt en het is voor U allen een genoegdoening, dat gij weet, dat de goederen komen in handen van de noodlijdenden. Het doet goed en weldadig aan, om in dezen tijd van egoisme en materialisme, te weten, dat er nog menschen zijn, die voelen en beseffen, dat er in de verre missielanden vaak zoo veel noödig is. Gij allen, die reeds vele jaren Uw arbeidskrachten, ja alles hebt gegeven, gij hebt de twee mooiste daden verricht, die men kan verrichten: zelfopoffering en naastenliefde. Een woord van dank is hier dan op zijn plaats. Maar dank wilt gij niet; het is U reeds genoeg als O. L. Heer Uw werk aanschouwt. In de laatsté jaren is in alle Katholieke kringen der samenleving ontwaakt het ge voel, dat er toch zooveel schoons is iri het missiewerk. Spr. is er vanmorgen getuige van geweest hoe een vijftiental missionarissen alles en allen verlieten om God te dienen in verre vreemde landen. Dat zijn helden. Maar zij hébben behoefte aan steunende en bidden de vrienden in 't moederland. Spr. besloot met de woorden: Moge gij nog vele jaren Uw gezegendén arbeid voortzetten en moge God U er vóór lóönen. Na deze korté openingsrede kregen de talrijke bezoeksters gelegenheid om deze fraaie tentoonstelling op haar gemak te bezichtigen. Mogen er vandaag en mórgen nog honderden 'belangstellenden een wan delingetje maken naar de P.K.Koorsteeg. Zij zullen er zioh heusch niet vervelen. Raad van Arbeid. Aan dén Raad van Arbeid alhier is be vorderd tot cómnniès de heer TL C. Zeelt, thans adj- cömihies. AGENDA LEIDEN. De Zondagsdienst der huisartsen te Lei den wordt waargenomen door de doktoren: De Graaff, De Jager, Kortmann, Renaud en Winkler. De Zondagsdienst der huisartsen te Hugenholtz, TeL 390. De avond-, nacht- en Zondagsdienst der apotheken wordt van Maandag 23 tot en met Zondag 29 Sept. as. waargeno men door de apotheken: J. C. Pelle, Kort Rapenburg 12, telef. 594; J. E. M. ten Dijk, Haven 18, telef. 85 en C. van Zijp, Wilihel- minapark 8, Oegstgeest, telef. 274. Zie onze tijdelijke aanbieding op pagina 8. Veertigjarig jubileum. De heer G. L. de Goederen, hoofdopzich ter bij Gemeentewerken zal op 1 October zijn 40-jaxige werkzaamheid in dienst van de gemeente Leiden herdenken. Wisseltruc toegepast Bij een winkelier hier ter stede vervoeg de zich gistermiddag een vrouw, die hem verzocht een bankbiljet van 25 te wisse len. De winkelier moest hiervoor naar bo ven en toen hij terugkwam, gaf hij het wis selgeld, waarna de vrouw hem zeide, dat hij het bankbiljet reeds had meegenomen. De winkelier dacht zulks aanvankelijk ook, doch later bleek, dat hij het niet had. De vrouw was toen natuurlijk verdwenen. Men zij op zijn hoede. Geveilde perceelen. Ten overstaan van Notaris H. M. Mar- kusse alhier: Winkelhuis en erf Mare 49, na verhoó- ging in bod 2500.—: kooper de Iheer EL van Starkenburg q.q. te Oegstgeest voor 2550.—. Winkelhuis met tuin Sieboldstraat 40, na verhoqging in bod f 2600.kooper de heer E. van Starkenburg q.q. voor 2600. Twee huizen met tuin en schuur Hoofd straat 164 en 166 te Leiderdorp in bod 910.kooper de heer Th. L. J. Zitman q.q.. te Zoeterwoude vóór 1000. De perceelen Borgerstraat 3 en Tollen- straat 1 zijn niet gegund. Door den Leidschen Bestuurdersbond is onderstaand adres verzonden aan den raad dezer gemeente. Geeft beleefd te kêribeh de Leidsche Be- stuurderébond, ten deze domicilie kiezen de te Leiden, Heeren gracht 34; dat adressant Uwe Raad beleefd verzoekt wijziging te brengen in art. 10 der veror dening, vastgesteld in de Raadsvergadering van den 5en Augustus 1929, betreffende de Gemeentelijke Dienst voor Sociale Zaken- dat door het handhaven van deze ver- órdening gevallen voorkomen, waardoor het mogelijk is dat arbeiders, die in de twee weken vooi-afgaande aan hun kas uitkeering arbeid verrichten, daarvan soms zelfs zeer belangrijke financieele schade ondervinden; dat dit onmogelijk in de bedoeling kan hebben gelegen bij de vaststelling van deze verordening; Reden waarom adressant Uwen Raad be- lèefd, doch met de meeste klem verzoekt het betreffende art. 10 te wijzigen als volgt. „Leden van werkloozenkassen, die in de steunregeling zijn opgenomen en weder om voor een uitkeering uit hun werkloo- zenkas in aanmerking komen, kunnen bij den overgang naar de kas, alsnog geduren de eeh termijn, gelijk aan den in hun kas- rcglement voorgeschreven wachttijd steun ontvangen, indien zij in de 24 werkdagen voorafgaande aan bedoelde overgang eeni- geii steun hébben ontvangen". Tot nu toe werd deze wachttijd alleen vergoed, indien de werkloozen in de twaalf dagen aan bedoelden overgang voorafgaan de z e s dagen steun hadden ontvangen. 't Welk doende, enz. In de toelichting wordt gezegd: A. werkte in de twee weken voorafgaan de aan zijn Kasuitkeering. Ie wéék 6 dagen en verdiende 24. 2e wéék 1 dag en verdiénde 4. en ontving aan stèuh 12.33 40.33 3e week ontving hij niets op grond van het bepaalde in Art. 10 dezer verordening. A. steunbedrag 15.00 2/3 aftrek van 4.2.67 12.33 Indien A. niet zóu hébben gewerkt zou hij ontvangen hebben 3 x 15.45. plus 1.50 kastóèslag, in totaal 46.50 tèrwijl hij ontvangt, hu hij heeft gewenkt in totaal 40.33 Schade 6.17 B. werkte ih de twee voorafgaande weken aan zijn Kasuitkeering. Ie week 6 dagen en verdiende f 25. 2e week 1 dag én verdiende 5.00 èn ontving aan stéun 13.37 43.37 3e wéék ontving hij niets op grond van het bepaalde in art. 10 dezer verordening. B. steunbedrag 16.70- 2/3 aftrek van 5;— 3.33 13.37 Indien B. niet zou hebben gewerkt dan zou hij hebben ontvangen 3 X f 16.70 50.10 plus 3.20 kastoeslag, in totaal 53.30 terwijl hij ontvangt, nu hij heeft gewerkt, in totaal 43.37 Schade 9.93

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 2