De rede van prof. Aalberse, j. I. Woensdag in
de Tweede Kamer gehouden
VRIJDAG 27 SEPTEMBER 1935
DE LEIDSCHE CUUKANI
VIERDE BLAD - PAG. 13
HET WEER OP ZONDAG.
Over het ontstaan, het verloop en de oplossing der Kabi
netscrisis, over consequente deflatie en devaluatie, over
de houding der Kamerfractie van de R.K, Staatspartij
tegenover het „nieuwe" Kabinet-Colijn
Wij geven hier een uitvoerig uittreksel I
uit de rede j.l. Woensdag door den voor
zitter der Tweede Kamerfractie van de
R. K. Staatspartij in de de vergadering der
Tweede Kamer gehouden.
Tegen legende-vorming.
In sommige groote bladen zij het d'an
soms alleen groot wegens het papiervolume,
dat zij dagelijks aan hun lezers bieden
is stelselmatig de voorstelling gewekt en
gepropageerd, overigens met volkomen
doorzichtige bedoelingen, als zou de Katho
lieke Kamerfractie op 23 Juli doelbewust
een Kabinetscrisis hebben uitgelokt, en dat
zij daarom verantwoordelijk is voor de ge
volgen, welke de korte Kabinetscrisis op
monetair en financieel gebied heeft gehad,
de afvloeiing van goud, de stijging van de
rente, enz. Dat die gevolgen voor een zeër
groot deel veroorzaakt zijn door onjuiste
voorlichting, door een deel van de pers aan
het publiek gegeven, wordt daarbij ge
makshalve over het hoofd gezien..
Hoogstens kan men, zonder met de waar
heid in strijd te komen, zeggen, dat de
Katholieke Kamerfractie op 23 Juli het uit
breken van een conflict niet heeft voorko
men. Maar dan voeg i'k daar aanstonds bij:
zij deed dit alleen, niet, omdat zij dat niet
doen kon. Dit zal i'k aantoonen.
Zij zou een conflict uitgelokt, althans
mede-veroorzaakt hebben, wanneer zij een
motie had voorgesteld, welke in wezen af
keuring uitsprak over het gevoerde Regee-
ringsbeleid, althans wanneer een zoodanige
motie, door anderen voorgesteld, met haar
hulp ware aangenomen.
Zoodanige motie was echter niet voorge
steld, noch door haar, noch door anderen,
en kon dus ook niet met haar hulp'zijn aan
genomen.
Ook zóu de Katholieke Kamerfractie een
conflict hebben kunnen uitlokken, althans
medeveroorzaken, wanneer door haar tegen
stemmen het bezuinigingsontwerp, waar
van de Memorie van Toelichting door alle
Ministers was onderteekend, verworpen
ware geworden. Dit ontwerp heeft het ech
ter zelfs niet tot een stemming over zijn
eerste artikel gebracht, veel minder kwam
het in zijn geheel in eindstemming, en werd
het dus ook niet verworpen.
Aldus niet de legende maar de reëele his
torische, aan een ieder bekende, waarheid.
Zelf wensoh ik de vraag niet te stéllen:
door wien is het conflict uitgelokt? Ik ben
zelf bereid, als waarheid te aanvaarden, dat
dit te doen in niemands bedoeling heeft ge
legen.
Oorzaak van het conflict.
Ik wil alleen deze vraag stellen en trach
ten haar in alle oprechtheid te beantwoor
den: hoe is het hier óp 23 Juli tot een con
flict gekomen?
Het is niet mijn voornemen, om bij die
beantwoording in onnoodige bijzonderhe
den te treden. Dr. Kuyper zou dit genoemd
hebben: met een fijn vijltje over 'n nau
welijks geheelde wonde strijken.
Ik meen ook, dat de eerlijkheid gebiedt,
hier te onderscheiden tusschen de dieper
liggende oorzaak, en de feitelijke aanlei
ding.
Die dieper liggende oorzaak zie ik in het
meeningsverschil, reeds onder het vorig Ka
binet aan den dag getreden, over het in
den hu id i gen economisch en toestand te
voeren Regeeringsbeleid. Het zou mij te ver
voeren en tot herhaling leiden van hetgeen
ik reeds in November en Juli in deze Ka
mer uitvoerig heb uiteengezet, wanneer ik
thans in onderdeelen zou willen aangeven,
waarin dit meeningsverschil bestond. Ik wil
het aanduiden met drie termen, die, na al
wat er reeds over gezegd werd, thans wel
voor een. ieder duidelijk zijn: de handels
politiek, de ordeningsgedachte en de wel-
vaartspolitiek.
Onze taak hier is en mag alleen zijn de
behartiging van het Landsbelang, zooals
wij dat in het licht van onze beginselen en
overeenkomstig ons praotisch inzicht in het
geen het belang van het Land eisoht, mee-
nen te moeten zien. Wie uit vriendschap
voor Ministers of uit partijzucht aan die
primaire taak verzaakt, mist het recht, zich
als een goed volksvertegenwoordiger te be
schouwen.
Ongetwijfeld kan men dan niet zelden
voor een moeilijk te maken keuze worden
gesteld. Wat eischt het Landsbelang in een
bepaald geval en in een bepaalde situatie?
Vooral een groote fractie komt voor die
moeilijke keuze te staan, wanneer zij in de
bijzonder verantwoordelijke positie ver
keert, dat zonder haar steun geen Kabinet
practisch over een meerderheid kan be
schikken. De vrijheid, welke bijv. de Vrij
zinnig-Democratische fractie zich in De
cember veroorloofde, om zonder vrees voor
■politieke gevolgen tegen een belangrijk be-
grootingsstuk te stemmen, bezit een zoo
danige groote fractie niet.
Wanneer zij het met het beleid van een
Kabinet niet eens kan zijn, dan kan zij dat
uitspreken, en zij kan er naar streven het
Kabinet, zoover dit mogelijk zal blijken, te
stuwen in de richting, die zij in 's Lands
belang de meest gewenschte acht. Gaat zij
verder en laat zij op het woord van critiek
de daad van afkeuring volgen, dan is er
aanstonds het conflict. Zoo komt zij te staan
tegenover de vaak moeilijke keuze: óf wel
een beleid, dat haar niet 't meest gewensch
te lijkt, te blijven steunen, óf wel bij een
stemming zich er tegen uit te spreken en
dus een conflict in het leven te roepen. Dat
is de bekende keuze, de voor gewetensvolle
lieden vaak zoo moeilijke keuze, het minste
van twee kiwaden.
En dit nu is onze zeer ernstige grief tegen
tegen het optreden der Regeering in Juli,
dat zij niet onze keuze heeft willen afwach
ten, maar haar voortijdig heeft willen for-
ceeren. Immers door van ons een antwoord
te eischen op de stellige vraag: „Stelt gij
vertrouwen in ons algemeen Regeerbeleid,
ja dan neen", nam de Regeering de moge- I
lijkheid van stilzwijgend berusten weg en
liet zij slechts de andere mogelijkheid vóór
ons open, deze vraag te beantwoorden.
Zoo categorisch als de vraag ons gesteld
werd, gevoelden wij het als een lafheid,
daarop het antwoord te ontwijken. Dat de
Regeering van ons verlangd of verwacht
zou hebben, dat wij een antwoord zouden
gegeven hebben, hetwelk in strijd met.de
waarheid zou zijn geweest, mag men zelfs
niet veronderstellen.
Spr. releveert dan verder de naaste aan
leiding van het conflict en het feit, dat de
Regeering in de avondzitting van 23 Juli
schorsing van de behandeling van het Be
zuinigingsontwerp verzocht.
Grievende motiveering.
Zeer tot mijn leedwezen kan ik, aldus
spr., er niet omheen, te verklaren, dat de
vorm, waarin het Kabinet dit verzoek tot
schorsing der behandeling heeft gemeend
te moeten kleeden, de leden van de Katho
lieke Kamerfractie zeer ernstig heeft ge
griefd, te meer, omdat wij, zoolang niet het
tegendeel blijkt, moeten aannemen, dat die
vorm aan alle leden van het Kabinet vooraf
bekend moet zijn geweest, en door hen was
goedgekeurd.
Die vorm, waardoor wij met communis
ten en sociaal-revoiutionnairen in één hoek
werden gedreven, was des te meer grievend,
omdat in den eigen gedachtengang van den
voorzitter van den Ministerraad hij een der
gelijke constructie niet noodig had, om zijn
verzoek tot schorsing te motiveeren.
Immers hij had uitdrukkelijk verklaard,
dat zelfs in het hypothetisch geval, dat het
Bezuinigingsontwerp, met de stemmen van
de Katholieke fractie tegen, zou zijn aange
nomen, het Kabinet toch zijn taak niet zou
kunnen voortzetten „want" zoo zeide hij
dan zou het Kabinet op voet van oorlog
zijn gekomen met de grootste fractie in de
kamer onder de groepen, waarvan het tot
nog toe steun ontvangen heeft".
In dezen gedachtengang van den Voor
zitter van den Ministerraad was dus de ge
kozen motiveering volstrekt onnoodig, en
daarom voor mijn politieke vrienden en
mij extra grievend.
Door dit alles was echter het conflict ont
staan.
Er behoort naar mijn bescheiden mee
ning wel een eigenaardige opvatting van
goeden trouw en waarheidsliefde toe, wan
neer daarna in verschillende bladen, ook na
alle duidelijk gemotiveerde tegenspraak,
dag in dag uit, de meening wordt verkon
digd, dat het de Katholieke leden van de
Tweede Kamer waren, die dit conflict had
den uitgelokt en dat zij dus verantwoor
delijk waren voor alle gevolgen daarvan,
ook van de gevolgen op de beurs!
Het deed mij leed, dat ik deze volstrekt
onware bewering Maandagavond nog weer
tot tweemaal toe in het „Handelsblad"
moest aantreffen.
Verloop der Kabinetsformatie.
Spr. geeft dan een overzicht over het
verloop der Kabinetsformatie. Vervolgens
sprak spr. over het nieuwe kabinet en stelt
een drietal vragen.
Het moge mij echter vergund zijn, aldus
spr., een drietal vragen te stellen:
lo. daar deze Kabinetsformatie, die in
een voor ons land wel buitengewoon kort
tijdsverloop is voltrokken, geheel be-
heerscht werd door hetgeen op de beurs
met den gulden voorviel, zou ik willen vra
gen: heeft het demissionnaire Kabinet niet
overwogen tegen de goudafvloeiing maat
regelen te nemen, mede opdat de Kabinets
formatie een ietwat rustiger verloop had
kJUnnen hebben?;
2o. waarom was de formateur van mee
ning, dat niet vooraf aan een ander de op
dracht tot vorming van een extra-parle
mentair Kabinet had moeten zijn gegeven?
en heeft hij althans niet getracht, zoo vast
overtuigd als hij was, dat er zoo spoedig
mogelijk volledige klaarheid moest komen
in de politieke situatie, zelf een parlemen
tair Kabinet te vormen, waardoor vanzelf
de verlangde klaarheid zou verkregen zijn,
indien hij in die poging geslaagd ware? Aan
medewerking mijnerzijds zou het niet ont
broken hebben. Het voeren van een klein
geestige of rancuneuze politiek heeft nooit
in mijn lijn gelegen;
3o. op welke gronden meende het Kabi
net, dat nog maar enkele dagen te voren
verklaard had, zijn taak niet meer te kun
nen vervullen, als het in conflict zou zijn
gekomen met de grootste fractie, waarop
het gesteund had, eensklaps weer, dat het,
in gelijke samenstelling weer optredende,
die taak toch weer wel zou kunnen vervul
len, niettegenstaande dit conflict niet tot
een bevredigende oplossing was gekomen?
Het antwoord op deze vragen afwachten
de meen ik voorshands van het ontstane
ministerieele conflict en de oplossing ervan
door de nieuwe Kabinetsformatie te kunnen
afstappend
Het nieuwe Kabinet.
Het nieuwe Kabinet, dat heugenis op
roept aan het naar buiten gekeerde wagen
schot, waarover dr. Kuyper het vroeger
eens had, dat nieuwe Kabinet lijkt zoo
frappant op zijn ter ziele gegane voorgan
ger, dat men onwillekeurig denkt aan een
uit zijn assche wonderbaar herrezen Phoe
nix.
Maar het is er. Kolkman zei hier eens bij
het optreden van een nieuw Kabinet, waar
mee hij, meen ik, maar matig ingenomen
was, zeer oneerbiedig: wé zitten nu met de
menschen. En al is het nu al wel gebleken,
dat niet iedereen in den lande dezen jong-
herborene van harte een welkom in het
leven toeroept, wij zullen toch, zoolang wij
meenen, dat dit in 's Lands belang noodig
en mogelijk is, moeten trachten er op loyale
wijze mee samen te werken.
Het regeeringsprogram.
Voor ons was van het meeste belang h.et
program van het Kabinet te leeren ken
nen en na de Troonrede en haar Memorie
van Toelichting, de Millioenennota gehoord
en gelezen te hebben, en na de gistermiddag
vernomen nadere verklaringen en mede-
deelingen van den Voorzitter van den Mi
nisterraad, kunnen wij ten aanzien van dat
Regeeringsprogram, nu begin Augustus een
Regeer in gs verklaring in de Volksvertegen
woordiging achterwege was gebleven, zeg
gen: lang gewacht en toch verkregen.
Dat er in dit program verschillende pun
ten voorkomen, die mijn politieke vrien
den en ik daarin met instemming en inge
nomenheid Zijn tegengekomen, zal duide
lijk zijn, ook al laat ik, niet zonder opzet,
na ze op te sommen.
Ik laat dit na, mede om anderen niet te
prikkelen. Welke dichter, Mijnheer de
Voorzitter, heeft ook weer gezegd: „geen
trofee blijve tergend opgerecht"?
Dat wij er ook mededeelingen in missen,
spreekt evenzeer bijna vanzelf, al kan ik
mij dit, althans ten deele, ook verklaren
uiit het feit, dat de Regeering er allicht de
voorkeur aan geeft, ons deze mededeelin
gen te doen in de Memorie van Antwoord
betreffende het vaste-lasten-ontwerp, een
Memorie van Antwoord, van welke ik, ech
ter niet alleen daarom, 'hoop, dat zij ons
zóo spoedig mogelijk zal bereiken.
Zooals ik reeds op 23 Juli j.l. betoogde:
er is groote haast bij de afhandeling van
dit wetsontwerp. lederen dag vertraging
kan het aantal slachtoffers vergrooten.
In dit verband vernam ik daarom dan ook
gistermiddag met groote belangstelling
de mededeeling, dat een ontwerp betreffen
de bepaalde executies in voorbereiding is.
Wel moet ik, om de voor sommigen zeer
ernstige gevolgen, die dit gehad heeft,
blijven betreuren, dat de indiening van dat
ontwerp niet enkele maanden vroeger heeft
plaats gehad.
De eigenaardig geredigeerde passage in
de Troonrede over de devaluatie heeft be
grijpelijkerwijze veler aandacht getrokken.
Ik heb in Juli al gezegd met een herin
nering aan Gambetta's uitlating over Elzas-
Lotharingen dat men aan dit vraagstuk
steeds moet denken, maar er hier zoo wei
nig mogelijk over moet spreken. Ik consta
teer echter, dat de Voorzitter van den Mi
nisterraad gisterenmiddag ten deze een
veel duidelijker en steviger geluid heeft
doen hooren, dan ons uit de Troonrede toe-
klonk.
De devaluatie.
Hoe ik persoonlijk over de voor- en na-
deelen van devaluatie, in welken vorm ook,
voor ons land denk, mag ik wel als vol
doende bekend veronderstellen, zelfs niet
tegenstaande alle legendevorming ook daar
omtrent in de laatste weken.
Maar daarom meen ik het recht te heb
ben er dit weinige, maar dan ook met groo-
ten nadruk, van te zeggen: zoodra de Re
geering overtuigd is, dat door welke oor
zaken dan ook binnen afzienibaren tijd
aan de valuatie niet meer te ontkomen valt,
is het haar dure plicht, ter vermijding van
anders zeker, maar onnoodig, verlies voor
ons land, en om aan speculanten en aan an
dere geldhyena's zoo weinig mogelijk pro
fijt te doen toekomen, daartoe zoo spoedig
mogelijk het vereischte initiatief te nemen.
Een Kabinet, dat dit, om welken reden dan
ook, zou nalaten, zou zich daarmee bela
den met een zware schuld tegenover het
Nederlandsche volk.
Ceterum censeo, dat wanneer de Regee
ring niet alles doet, wat in haar vermogen
is, om er aan mee te werken, dat de produc
tiekosten in ons land een aanzienlijke da
ling kunnen ondergaan,"het voor mij vast
staat, dat aan devaluatie niet te ontkomen
valt
Niet en ik stel er prijs op, dit geble
ken misverstand uit den weg te ruimen
niet omdat ik van meening zou eijn, dat
men met devaluatie hetzelfde zou bereiken
als met wat ik samenvattend genoemd heb:
consequente deflatie. Het is mijn zeer vaste
overtuiging dat men met devaluatie alléén
er ook niet komen kan wat trouwens
verstandige devaluïsten ook volstrekt niet
ontkennen en dat men, eenige maanden
nadat de devaluatie een feit zal zijn ge
worden, toch voor een, naar ik stellig ge
loof, groot deel precies dezelfde maatrege
len zal moeten nemen, die thans noodig
zijn, en waarvoor men den moed of het
inzicht mist, ze te nemen.
Na de gistermiddag gehoorde rede van
den Minister-President moet ik hieraan
echter nog iets toevoegen.
Consequente deflatie
Met stijgende verwondering heb ik naar
die rede zitten luisteren, toen de Minister
te spreken kwam over het door mij ge
stelde dilemma: consequente deflatie óf de
valuatie.
Hier was in tweeërlei opzicht ook mis
verstand in het spel.
Vooreerst meende de Minister, dat het
niet duidelijk was, wat ik eigenlijk onder
consequente deflatie verstond.
Als hier een misverstand is, dan ligt toch
de schuld daarvan, geloof ik, niet bij mij.
Ik heb meermalen precies omschreven wat
ik daarmee bedoel, zoo bijv. in de 3de der
6 stellingen van 23 Juli, waarvan de twee
eerste m. -i; de •belangrijkste door het
Kabinet word-en onderschreven.
Onder consequente deflatie-politiek ver
sta ik het geheel der maatregelen door de
Overheid' te nemen, om zoo ver zij dit kan,
te bevorderen, dat de productiekosten dalen
tot het peil, dat het bedrijfsleven weer ren
dabel wordt:
Ik hoop, dat het nu duidelijk is. Hieruit
blijkt dus, dat consequente deflatie een veel
ruimer begrip is dan verlaging van de vaste
lasten. Deze verlaging vormt er een on
derdeel van, een in vele bedrijven zelfs be-
langrijik onderdeel. De Minister wees er op,
dat gemiddeld het loonbedrag staat tot het
bedrag der vaste lasten, als 50 20. Ik laat
nu daar, dat de juistheid dezer cijfers erns
tig betwist is. Maar in mijn betoog komt
dit er niet veel op aan.
Ik heb bepleit de noodzakelijkheid van
de verlaging van het totaal der productie
kosten, dus ook van de loonen Maar, zoo
heb ik er bij gevoegd, de verlaging der loo
nen is in vele bedrijven reeds zoo ver door
gevoerd, dat ook de werkgevers van mee
ning zijn, dat ze niet verder meer omlaag
kunnen worden gebracht, tenzij de levens-
kosten lager worden. Dan kan, ook bij ver
dere loondaling, het levensniveau der ar
beiders onaangetast blijven. Daarom is ver
laging van huren en van levensmiddelen-
prijzen een onderdeel eener consequente
deflatiepolitiek.
Deze deflatiepolitiek is zelf weer een on
derdeel van de constructieve welvaartspo-
litiek.
Nu heeft de Minister enkele bezwaren
opgenoemd tegen sommige voorgestane
middelen, om de vaste lasten te verlagen,
zoo bijv. de verlaging der hoofdsommen van
schulden. Het is den Minister bekend, hoe
ik hierover denk. Ik héb dit punt nimmer
genoemd en altijd op den voorgrond ge
steld de verlaging van huren, pachten en
interesten, aangevuld met beperkende be
palingen betreffende het executierecht.
Eerlijkheidshalve voeg ik hier echter bij,
dat ik, tenzij er een snelle keer komt in de
conjunctuur, niet overtuigd 'ben, dat men op
den langen duur de hoofdsommen onver-
la a gd kan laten.
Zoo ook héb ik nooit gezegd, dat wij hier
de noodverordening 1931 van dr. Brüning
zouden kunnen overnemen. Alleen heb ik,
om duidelijk te maken, wat ik verstond
onder een complex aaneensluitende maat
regelen, verwezen, als naar een voorbeeld,
naar deze bekende Verordening. Men kan
thans oök verwijzen naar het stel decreten
van den Franschen Minister-President La-
val. Ook daarin vindt men een practisch
voorbeeld van wat ik, kortheidshalve, ge
noemd heb: consequente deflatiepolitiek.
„Consequent" wil daarbij alleen zeggen:
een ineensluitend samenstel van maatrege
len, in tegenstelling tot de andere methode,
1 die m.i. tot mislukking is gedoemd, dat de
Overheid hier en daar een maatregeltje
neemt, zonder een goed doordacht ineen
sluitend systeem.
En nu hoop ik, dat het duidelijk is, en
dat verder misverstand ten dezen uitgeslo
ten zij.
Volledigheidshalve voeg ik hier nog bij,
dat de Voorzitter van den Ministerraad ver
schillende bezwaren tegen een consequente
deflatie-politiek heeft aangevoerd, die eoh-
ter waren bezwaren tegen een averecht-
sche methode van uitvoering. Ik vertrouw,
dat hij nog wel zooveel vertrouwen in mijn
gezond verstand zal hebben, dat hij niet
meenen zal, dat ik bedoeld zou kunnen heb
ben het plegen van dergelijke dwaasheden
aan te bevelen.
Zoo kom ik aan 'het tweede misverstand,
aan welks ontstaan ik, naar ik vrees, wel
eenige schuld heb. Ik bedoel het dilemma
óf consequente deflatie óf devaluatie.
Het dilemma.
Inderdaad heb ik dit dilemma aan het
slot van mijn rede op 17 Juli aldus gesteld.
Uit hetgeen ik hierover ook reeds in No
vember gezegd had. kan het echter duide
lijk zijn en ik elk geval heb ik het zoo
bedoeld dat ik hier niet zie een dilemma
in a'bsoluten zin, alsof ik meenen zou, dat
OP MOOI WEER KAN NOG NIET
GEREKEND WORDEN.
9
Na den storm van Woensdag is hier te
lande vrij snel een verbetering van den
weerstoestand ingetreden. De zeer actieve
stormdepressie, waaraan de storm te wij
ten was, is met groote snelheid naar de
Oostzee getrokken en heeft daarbij den
invloed op het weer in geheel West-Euro
pa moeten laten schieten, waarop echter
nog een toestrooming van koude lucht uit
het Noorden is gevolgd. Donderdag was
het weer zoo mooi geworden, dat het was
alsof de storm veel langer was geleden
dan een paar etmalen.
Deze snelle weersv erbe tering heeft
waarschijnlijk niet de waarde van een
blijvende. In den regel volgen de depres
sies in een tijd van groote atmosferische
activiteit elkaar niet voortdurend op maar
komt na het passeeren van een zooge
naamde depressie-familie een korte rust
periode. Spoedig herhaalt zich het spel der
opeenvolgende depressies, die dan echter
beginnen met een weg te volgen, die weer
veel Noordelijker verloopt dan die, welke
de laatste depressie der vorige reeks heeft
gevolgd. Van de eerste depressie der nieu
we reeks hebben wij dan veel minder te
duchten dan van de laatste der vorige
serie.
Aan dit verloop van zaken past het ver
schijnen van een nieuwe diepe depressie
ten Westen der Britsche Eilanden zeer goed
aan. Voor zooverre reeds Donderdag kon
worden nagegaan volgt deze nieuwe de
pressie een koers, naar het O.N.O. en zal
dus de weersgesteldheid bij ons slechts in
mindere mate beinvloeden dan de vorige
depressie. Evenwel zal de Noordelijke
luchtstrooming worden verdrongen door
een zuidwestelijke, waardoor de tempera
tuur weer zal stijgen. Ook zal een uitloo-
per van deze depressie naar het Z.O. waar
schijnlijk hier te lande toenemende bewol
king en grootere regenkansen bewerken.
Het weer krijgt dus tegen het einde der
week opnieuw een onbetrouwbaar karak
ter en de eerstvolgende daling van den ba
rometer zal men met deze nieuwe depres
sie in verband moeten brengen, een gerin
ge daling de beteekenis hebben van iets
zachter, zwaar bewolkt en eenigszins re
genachtig weer, een sterke daling de be
teekenis van een opkomenden storm.
Het is niet met eenige zekerheid te zeg
gen welke van deze twee kansen de groot
ste is. Wegens de mogelijkheid van ver
rassingen zal men ditmaal vooral op de
bewegingen van den barometer moeten let
ten omdat de activiteit in den dampkring
in het Westen volstrekt niet tot staan is
gekomen.
men met devaluatie hetzelfde zou kunnen
bereiken als met consequente deflatie.
Ik heb dit dilemma alleen gesteld voor
de Regeering, die geen devaluatie wil. Tot
haar heb ik gezegd: indien gij niet voert
een consequente deflatie-politiek, m.a.w.
indien gij er niet in kunt slagen de produc
tiekosten te doen dalen, dan zal in het land
de steeds sterker wordende drang naar de
valuatie zóó sterk worden, dat, welk Kabi-
niet er ook zetelen moge, zelfs een Kabi
net-Trip, aan dien aandrang geen weer
stand meer "zal kunnen worden geboden,
geen economische en ook geen politieke
weerstand.
Dat was ihet dilemma, waarvoor m. i. het
Kabinet stond.
En ik. zou mij sterk vergissen, als het
nieuwe Kabinet het oo'k op dit punt niet
volkomen met mij eens zou zijn, al verg ik
niet, dat het dit ook openlijk uitspreke.
Wacht op onze daden.
Mijnheer de Voorzitter! Ten besluit nog
slechts dit.
Toen men in 1362 Thorbecke was voor
de tweede maal aan het hoofd van een Mi
nisterie opgetreden hem in deze Kamer
om een uitvoerig Regeeringsprogram vroeg,
gaf hij zijn beroemde antwoord: „Wacht
op onze daden".
Ik 'heb steeds, al sinds meer dan dertig
jaren, zijn meening gedeeld over de niet al
te groote waarde, die men aan program
ma's, hetzij van partijen, hetzij van
Kabinetten, kan hechten. Zy moeten wel
kort zyn en vaag. Ik maak alleen een uit
zondering voor zuivere beginselprogram
ma's, daar hecht üc wél groote waarde aan.
Maar by een werkprogram komt het in
hoofdzaak aan op de wijze, en veel meer
nog op den geest waarin het wordt uitge
voerd.
Wanneer dit Kabinet Thorbecke nazegt:
Wacht op onze daden, dan zijn wij bereid
de daden van het Kabinet af te wachten.
In het program, in Troonrede en Mil
lioenennota ontwikkeld, en gisteren toege
licht en ten deele nog aangevuld in de rede
van den Voorzitter van den Ministerraad,
komt, behalve wat wij er in missen, ik zei
het reeds, veel voor wat ook wij in 's Lands
belang noodzakelijk achten. Het komt er
echter vooral op aan, hoe, in welken geest
en in welk tempo zal dit programma wor
den uitgevoerd?
En als het mij dan geoorloofd mocht zijn,
aan het Kabinet een goedgemeend en raad
te geven, dan zou die raad deze zijn: Be
tracht ten dezen wederkeerigheid en wacht
ook onze daden af.
Het Kabinet draagt vooral in dezen moei
lijken tijd een zware verantwoordelijkheid,
en wij zijn 'bereid daarmee ten volle reke
ning te houden. Maar het Kabinet moge
gelooven, dat ook wij ons van onze ver
antwoordelijkheid bewust zijn, onze twee
voudige verantwoordelijkheid, tegenover
ons volk en tegenover God