De rede van prof. Aalberse, j. I. Woensdag in de Tweede Kamer gehouden VRIJDAG 27 SEPTEMBER 1935 DE LEIDSCHE CUUKANI VIERDE BLAD - PAG. 13 HET WEER OP ZONDAG. Over het ontstaan, het verloop en de oplossing der Kabi netscrisis, over consequente deflatie en devaluatie, over de houding der Kamerfractie van de R.K, Staatspartij tegenover het „nieuwe" Kabinet-Colijn Wij geven hier een uitvoerig uittreksel I uit de rede j.l. Woensdag door den voor zitter der Tweede Kamerfractie van de R. K. Staatspartij in de de vergadering der Tweede Kamer gehouden. Tegen legende-vorming. In sommige groote bladen zij het d'an soms alleen groot wegens het papiervolume, dat zij dagelijks aan hun lezers bieden is stelselmatig de voorstelling gewekt en gepropageerd, overigens met volkomen doorzichtige bedoelingen, als zou de Katho lieke Kamerfractie op 23 Juli doelbewust een Kabinetscrisis hebben uitgelokt, en dat zij daarom verantwoordelijk is voor de ge volgen, welke de korte Kabinetscrisis op monetair en financieel gebied heeft gehad, de afvloeiing van goud, de stijging van de rente, enz. Dat die gevolgen voor een zeër groot deel veroorzaakt zijn door onjuiste voorlichting, door een deel van de pers aan het publiek gegeven, wordt daarbij ge makshalve over het hoofd gezien.. Hoogstens kan men, zonder met de waar heid in strijd te komen, zeggen, dat de Katholieke Kamerfractie op 23 Juli het uit breken van een conflict niet heeft voorko men. Maar dan voeg i'k daar aanstonds bij: zij deed dit alleen, niet, omdat zij dat niet doen kon. Dit zal i'k aantoonen. Zij zou een conflict uitgelokt, althans mede-veroorzaakt hebben, wanneer zij een motie had voorgesteld, welke in wezen af keuring uitsprak over het gevoerde Regee- ringsbeleid, althans wanneer een zoodanige motie, door anderen voorgesteld, met haar hulp ware aangenomen. Zoodanige motie was echter niet voorge steld, noch door haar, noch door anderen, en kon dus ook niet met haar hulp'zijn aan genomen. Ook zóu de Katholieke Kamerfractie een conflict hebben kunnen uitlokken, althans medeveroorzaken, wanneer door haar tegen stemmen het bezuinigingsontwerp, waar van de Memorie van Toelichting door alle Ministers was onderteekend, verworpen ware geworden. Dit ontwerp heeft het ech ter zelfs niet tot een stemming over zijn eerste artikel gebracht, veel minder kwam het in zijn geheel in eindstemming, en werd het dus ook niet verworpen. Aldus niet de legende maar de reëele his torische, aan een ieder bekende, waarheid. Zelf wensoh ik de vraag niet te stéllen: door wien is het conflict uitgelokt? Ik ben zelf bereid, als waarheid te aanvaarden, dat dit te doen in niemands bedoeling heeft ge legen. Oorzaak van het conflict. Ik wil alleen deze vraag stellen en trach ten haar in alle oprechtheid te beantwoor den: hoe is het hier óp 23 Juli tot een con flict gekomen? Het is niet mijn voornemen, om bij die beantwoording in onnoodige bijzonderhe den te treden. Dr. Kuyper zou dit genoemd hebben: met een fijn vijltje over 'n nau welijks geheelde wonde strijken. Ik meen ook, dat de eerlijkheid gebiedt, hier te onderscheiden tusschen de dieper liggende oorzaak, en de feitelijke aanlei ding. Die dieper liggende oorzaak zie ik in het meeningsverschil, reeds onder het vorig Ka binet aan den dag getreden, over het in den hu id i gen economisch en toestand te voeren Regeeringsbeleid. Het zou mij te ver voeren en tot herhaling leiden van hetgeen ik reeds in November en Juli in deze Ka mer uitvoerig heb uiteengezet, wanneer ik thans in onderdeelen zou willen aangeven, waarin dit meeningsverschil bestond. Ik wil het aanduiden met drie termen, die, na al wat er reeds over gezegd werd, thans wel voor een. ieder duidelijk zijn: de handels politiek, de ordeningsgedachte en de wel- vaartspolitiek. Onze taak hier is en mag alleen zijn de behartiging van het Landsbelang, zooals wij dat in het licht van onze beginselen en overeenkomstig ons praotisch inzicht in het geen het belang van het Land eisoht, mee- nen te moeten zien. Wie uit vriendschap voor Ministers of uit partijzucht aan die primaire taak verzaakt, mist het recht, zich als een goed volksvertegenwoordiger te be schouwen. Ongetwijfeld kan men dan niet zelden voor een moeilijk te maken keuze worden gesteld. Wat eischt het Landsbelang in een bepaald geval en in een bepaalde situatie? Vooral een groote fractie komt voor die moeilijke keuze te staan, wanneer zij in de bijzonder verantwoordelijke positie ver keert, dat zonder haar steun geen Kabinet practisch over een meerderheid kan be schikken. De vrijheid, welke bijv. de Vrij zinnig-Democratische fractie zich in De cember veroorloofde, om zonder vrees voor ■politieke gevolgen tegen een belangrijk be- grootingsstuk te stemmen, bezit een zoo danige groote fractie niet. Wanneer zij het met het beleid van een Kabinet niet eens kan zijn, dan kan zij dat uitspreken, en zij kan er naar streven het Kabinet, zoover dit mogelijk zal blijken, te stuwen in de richting, die zij in 's Lands belang de meest gewenschte acht. Gaat zij verder en laat zij op het woord van critiek de daad van afkeuring volgen, dan is er aanstonds het conflict. Zoo komt zij te staan tegenover de vaak moeilijke keuze: óf wel een beleid, dat haar niet 't meest gewensch te lijkt, te blijven steunen, óf wel bij een stemming zich er tegen uit te spreken en dus een conflict in het leven te roepen. Dat is de bekende keuze, de voor gewetensvolle lieden vaak zoo moeilijke keuze, het minste van twee kiwaden. En dit nu is onze zeer ernstige grief tegen tegen het optreden der Regeering in Juli, dat zij niet onze keuze heeft willen afwach ten, maar haar voortijdig heeft willen for- ceeren. Immers door van ons een antwoord te eischen op de stellige vraag: „Stelt gij vertrouwen in ons algemeen Regeerbeleid, ja dan neen", nam de Regeering de moge- I lijkheid van stilzwijgend berusten weg en liet zij slechts de andere mogelijkheid vóór ons open, deze vraag te beantwoorden. Zoo categorisch als de vraag ons gesteld werd, gevoelden wij het als een lafheid, daarop het antwoord te ontwijken. Dat de Regeering van ons verlangd of verwacht zou hebben, dat wij een antwoord zouden gegeven hebben, hetwelk in strijd met.de waarheid zou zijn geweest, mag men zelfs niet veronderstellen. Spr. releveert dan verder de naaste aan leiding van het conflict en het feit, dat de Regeering in de avondzitting van 23 Juli schorsing van de behandeling van het Be zuinigingsontwerp verzocht. Grievende motiveering. Zeer tot mijn leedwezen kan ik, aldus spr., er niet omheen, te verklaren, dat de vorm, waarin het Kabinet dit verzoek tot schorsing der behandeling heeft gemeend te moeten kleeden, de leden van de Katho lieke Kamerfractie zeer ernstig heeft ge griefd, te meer, omdat wij, zoolang niet het tegendeel blijkt, moeten aannemen, dat die vorm aan alle leden van het Kabinet vooraf bekend moet zijn geweest, en door hen was goedgekeurd. Die vorm, waardoor wij met communis ten en sociaal-revoiutionnairen in één hoek werden gedreven, was des te meer grievend, omdat in den eigen gedachtengang van den voorzitter van den Ministerraad hij een der gelijke constructie niet noodig had, om zijn verzoek tot schorsing te motiveeren. Immers hij had uitdrukkelijk verklaard, dat zelfs in het hypothetisch geval, dat het Bezuinigingsontwerp, met de stemmen van de Katholieke fractie tegen, zou zijn aange nomen, het Kabinet toch zijn taak niet zou kunnen voortzetten „want" zoo zeide hij dan zou het Kabinet op voet van oorlog zijn gekomen met de grootste fractie in de kamer onder de groepen, waarvan het tot nog toe steun ontvangen heeft". In dezen gedachtengang van den Voor zitter van den Ministerraad was dus de ge kozen motiveering volstrekt onnoodig, en daarom voor mijn politieke vrienden en mij extra grievend. Door dit alles was echter het conflict ont staan. Er behoort naar mijn bescheiden mee ning wel een eigenaardige opvatting van goeden trouw en waarheidsliefde toe, wan neer daarna in verschillende bladen, ook na alle duidelijk gemotiveerde tegenspraak, dag in dag uit, de meening wordt verkon digd, dat het de Katholieke leden van de Tweede Kamer waren, die dit conflict had den uitgelokt en dat zij dus verantwoor delijk waren voor alle gevolgen daarvan, ook van de gevolgen op de beurs! Het deed mij leed, dat ik deze volstrekt onware bewering Maandagavond nog weer tot tweemaal toe in het „Handelsblad" moest aantreffen. Verloop der Kabinetsformatie. Spr. geeft dan een overzicht over het verloop der Kabinetsformatie. Vervolgens sprak spr. over het nieuwe kabinet en stelt een drietal vragen. Het moge mij echter vergund zijn, aldus spr., een drietal vragen te stellen: lo. daar deze Kabinetsformatie, die in een voor ons land wel buitengewoon kort tijdsverloop is voltrokken, geheel be- heerscht werd door hetgeen op de beurs met den gulden voorviel, zou ik willen vra gen: heeft het demissionnaire Kabinet niet overwogen tegen de goudafvloeiing maat regelen te nemen, mede opdat de Kabinets formatie een ietwat rustiger verloop had kJUnnen hebben?; 2o. waarom was de formateur van mee ning, dat niet vooraf aan een ander de op dracht tot vorming van een extra-parle mentair Kabinet had moeten zijn gegeven? en heeft hij althans niet getracht, zoo vast overtuigd als hij was, dat er zoo spoedig mogelijk volledige klaarheid moest komen in de politieke situatie, zelf een parlemen tair Kabinet te vormen, waardoor vanzelf de verlangde klaarheid zou verkregen zijn, indien hij in die poging geslaagd ware? Aan medewerking mijnerzijds zou het niet ont broken hebben. Het voeren van een klein geestige of rancuneuze politiek heeft nooit in mijn lijn gelegen; 3o. op welke gronden meende het Kabi net, dat nog maar enkele dagen te voren verklaard had, zijn taak niet meer te kun nen vervullen, als het in conflict zou zijn gekomen met de grootste fractie, waarop het gesteund had, eensklaps weer, dat het, in gelijke samenstelling weer optredende, die taak toch weer wel zou kunnen vervul len, niettegenstaande dit conflict niet tot een bevredigende oplossing was gekomen? Het antwoord op deze vragen afwachten de meen ik voorshands van het ontstane ministerieele conflict en de oplossing ervan door de nieuwe Kabinetsformatie te kunnen afstappend Het nieuwe Kabinet. Het nieuwe Kabinet, dat heugenis op roept aan het naar buiten gekeerde wagen schot, waarover dr. Kuyper het vroeger eens had, dat nieuwe Kabinet lijkt zoo frappant op zijn ter ziele gegane voorgan ger, dat men onwillekeurig denkt aan een uit zijn assche wonderbaar herrezen Phoe nix. Maar het is er. Kolkman zei hier eens bij het optreden van een nieuw Kabinet, waar mee hij, meen ik, maar matig ingenomen was, zeer oneerbiedig: wé zitten nu met de menschen. En al is het nu al wel gebleken, dat niet iedereen in den lande dezen jong- herborene van harte een welkom in het leven toeroept, wij zullen toch, zoolang wij meenen, dat dit in 's Lands belang noodig en mogelijk is, moeten trachten er op loyale wijze mee samen te werken. Het regeeringsprogram. Voor ons was van het meeste belang h.et program van het Kabinet te leeren ken nen en na de Troonrede en haar Memorie van Toelichting, de Millioenennota gehoord en gelezen te hebben, en na de gistermiddag vernomen nadere verklaringen en mede- deelingen van den Voorzitter van den Mi nisterraad, kunnen wij ten aanzien van dat Regeeringsprogram, nu begin Augustus een Regeer in gs verklaring in de Volksvertegen woordiging achterwege was gebleven, zeg gen: lang gewacht en toch verkregen. Dat er in dit program verschillende pun ten voorkomen, die mijn politieke vrien den en ik daarin met instemming en inge nomenheid Zijn tegengekomen, zal duide lijk zijn, ook al laat ik, niet zonder opzet, na ze op te sommen. Ik laat dit na, mede om anderen niet te prikkelen. Welke dichter, Mijnheer de Voorzitter, heeft ook weer gezegd: „geen trofee blijve tergend opgerecht"? Dat wij er ook mededeelingen in missen, spreekt evenzeer bijna vanzelf, al kan ik mij dit, althans ten deele, ook verklaren uiit het feit, dat de Regeering er allicht de voorkeur aan geeft, ons deze mededeelin gen te doen in de Memorie van Antwoord betreffende het vaste-lasten-ontwerp, een Memorie van Antwoord, van welke ik, ech ter niet alleen daarom, 'hoop, dat zij ons zóo spoedig mogelijk zal bereiken. Zooals ik reeds op 23 Juli j.l. betoogde: er is groote haast bij de afhandeling van dit wetsontwerp. lederen dag vertraging kan het aantal slachtoffers vergrooten. In dit verband vernam ik daarom dan ook gistermiddag met groote belangstelling de mededeeling, dat een ontwerp betreffen de bepaalde executies in voorbereiding is. Wel moet ik, om de voor sommigen zeer ernstige gevolgen, die dit gehad heeft, blijven betreuren, dat de indiening van dat ontwerp niet enkele maanden vroeger heeft plaats gehad. De eigenaardig geredigeerde passage in de Troonrede over de devaluatie heeft be grijpelijkerwijze veler aandacht getrokken. Ik heb in Juli al gezegd met een herin nering aan Gambetta's uitlating over Elzas- Lotharingen dat men aan dit vraagstuk steeds moet denken, maar er hier zoo wei nig mogelijk over moet spreken. Ik consta teer echter, dat de Voorzitter van den Mi nisterraad gisterenmiddag ten deze een veel duidelijker en steviger geluid heeft doen hooren, dan ons uit de Troonrede toe- klonk. De devaluatie. Hoe ik persoonlijk over de voor- en na- deelen van devaluatie, in welken vorm ook, voor ons land denk, mag ik wel als vol doende bekend veronderstellen, zelfs niet tegenstaande alle legendevorming ook daar omtrent in de laatste weken. Maar daarom meen ik het recht te heb ben er dit weinige, maar dan ook met groo- ten nadruk, van te zeggen: zoodra de Re geering overtuigd is, dat door welke oor zaken dan ook binnen afzienibaren tijd aan de valuatie niet meer te ontkomen valt, is het haar dure plicht, ter vermijding van anders zeker, maar onnoodig, verlies voor ons land, en om aan speculanten en aan an dere geldhyena's zoo weinig mogelijk pro fijt te doen toekomen, daartoe zoo spoedig mogelijk het vereischte initiatief te nemen. Een Kabinet, dat dit, om welken reden dan ook, zou nalaten, zou zich daarmee bela den met een zware schuld tegenover het Nederlandsche volk. Ceterum censeo, dat wanneer de Regee ring niet alles doet, wat in haar vermogen is, om er aan mee te werken, dat de produc tiekosten in ons land een aanzienlijke da ling kunnen ondergaan,"het voor mij vast staat, dat aan devaluatie niet te ontkomen valt Niet en ik stel er prijs op, dit geble ken misverstand uit den weg te ruimen niet omdat ik van meening zou eijn, dat men met devaluatie hetzelfde zou bereiken als met wat ik samenvattend genoemd heb: consequente deflatie. Het is mijn zeer vaste overtuiging dat men met devaluatie alléén er ook niet komen kan wat trouwens verstandige devaluïsten ook volstrekt niet ontkennen en dat men, eenige maanden nadat de devaluatie een feit zal zijn ge worden, toch voor een, naar ik stellig ge loof, groot deel precies dezelfde maatrege len zal moeten nemen, die thans noodig zijn, en waarvoor men den moed of het inzicht mist, ze te nemen. Na de gistermiddag gehoorde rede van den Minister-President moet ik hieraan echter nog iets toevoegen. Consequente deflatie Met stijgende verwondering heb ik naar die rede zitten luisteren, toen de Minister te spreken kwam over het door mij ge stelde dilemma: consequente deflatie óf de valuatie. Hier was in tweeërlei opzicht ook mis verstand in het spel. Vooreerst meende de Minister, dat het niet duidelijk was, wat ik eigenlijk onder consequente deflatie verstond. Als hier een misverstand is, dan ligt toch de schuld daarvan, geloof ik, niet bij mij. Ik heb meermalen precies omschreven wat ik daarmee bedoel, zoo bijv. in de 3de der 6 stellingen van 23 Juli, waarvan de twee eerste m. -i; de •belangrijkste door het Kabinet word-en onderschreven. Onder consequente deflatie-politiek ver sta ik het geheel der maatregelen door de Overheid' te nemen, om zoo ver zij dit kan, te bevorderen, dat de productiekosten dalen tot het peil, dat het bedrijfsleven weer ren dabel wordt: Ik hoop, dat het nu duidelijk is. Hieruit blijkt dus, dat consequente deflatie een veel ruimer begrip is dan verlaging van de vaste lasten. Deze verlaging vormt er een on derdeel van, een in vele bedrijven zelfs be- langrijik onderdeel. De Minister wees er op, dat gemiddeld het loonbedrag staat tot het bedrag der vaste lasten, als 50 20. Ik laat nu daar, dat de juistheid dezer cijfers erns tig betwist is. Maar in mijn betoog komt dit er niet veel op aan. Ik heb bepleit de noodzakelijkheid van de verlaging van het totaal der productie kosten, dus ook van de loonen Maar, zoo heb ik er bij gevoegd, de verlaging der loo nen is in vele bedrijven reeds zoo ver door gevoerd, dat ook de werkgevers van mee ning zijn, dat ze niet verder meer omlaag kunnen worden gebracht, tenzij de levens- kosten lager worden. Dan kan, ook bij ver dere loondaling, het levensniveau der ar beiders onaangetast blijven. Daarom is ver laging van huren en van levensmiddelen- prijzen een onderdeel eener consequente deflatiepolitiek. Deze deflatiepolitiek is zelf weer een on derdeel van de constructieve welvaartspo- litiek. Nu heeft de Minister enkele bezwaren opgenoemd tegen sommige voorgestane middelen, om de vaste lasten te verlagen, zoo bijv. de verlaging der hoofdsommen van schulden. Het is den Minister bekend, hoe ik hierover denk. Ik héb dit punt nimmer genoemd en altijd op den voorgrond ge steld de verlaging van huren, pachten en interesten, aangevuld met beperkende be palingen betreffende het executierecht. Eerlijkheidshalve voeg ik hier echter bij, dat ik, tenzij er een snelle keer komt in de conjunctuur, niet overtuigd 'ben, dat men op den langen duur de hoofdsommen onver- la a gd kan laten. Zoo ook héb ik nooit gezegd, dat wij hier de noodverordening 1931 van dr. Brüning zouden kunnen overnemen. Alleen heb ik, om duidelijk te maken, wat ik verstond onder een complex aaneensluitende maat regelen, verwezen, als naar een voorbeeld, naar deze bekende Verordening. Men kan thans oök verwijzen naar het stel decreten van den Franschen Minister-President La- val. Ook daarin vindt men een practisch voorbeeld van wat ik, kortheidshalve, ge noemd heb: consequente deflatiepolitiek. „Consequent" wil daarbij alleen zeggen: een ineensluitend samenstel van maatrege len, in tegenstelling tot de andere methode, 1 die m.i. tot mislukking is gedoemd, dat de Overheid hier en daar een maatregeltje neemt, zonder een goed doordacht ineen sluitend systeem. En nu hoop ik, dat het duidelijk is, en dat verder misverstand ten dezen uitgeslo ten zij. Volledigheidshalve voeg ik hier nog bij, dat de Voorzitter van den Ministerraad ver schillende bezwaren tegen een consequente deflatie-politiek heeft aangevoerd, die eoh- ter waren bezwaren tegen een averecht- sche methode van uitvoering. Ik vertrouw, dat hij nog wel zooveel vertrouwen in mijn gezond verstand zal hebben, dat hij niet meenen zal, dat ik bedoeld zou kunnen heb ben het plegen van dergelijke dwaasheden aan te bevelen. Zoo kom ik aan 'het tweede misverstand, aan welks ontstaan ik, naar ik vrees, wel eenige schuld heb. Ik bedoel het dilemma óf consequente deflatie óf devaluatie. Het dilemma. Inderdaad heb ik dit dilemma aan het slot van mijn rede op 17 Juli aldus gesteld. Uit hetgeen ik hierover ook reeds in No vember gezegd had. kan het echter duide lijk zijn en ik elk geval heb ik het zoo bedoeld dat ik hier niet zie een dilemma in a'bsoluten zin, alsof ik meenen zou, dat OP MOOI WEER KAN NOG NIET GEREKEND WORDEN. 9 Na den storm van Woensdag is hier te lande vrij snel een verbetering van den weerstoestand ingetreden. De zeer actieve stormdepressie, waaraan de storm te wij ten was, is met groote snelheid naar de Oostzee getrokken en heeft daarbij den invloed op het weer in geheel West-Euro pa moeten laten schieten, waarop echter nog een toestrooming van koude lucht uit het Noorden is gevolgd. Donderdag was het weer zoo mooi geworden, dat het was alsof de storm veel langer was geleden dan een paar etmalen. Deze snelle weersv erbe tering heeft waarschijnlijk niet de waarde van een blijvende. In den regel volgen de depres sies in een tijd van groote atmosferische activiteit elkaar niet voortdurend op maar komt na het passeeren van een zooge naamde depressie-familie een korte rust periode. Spoedig herhaalt zich het spel der opeenvolgende depressies, die dan echter beginnen met een weg te volgen, die weer veel Noordelijker verloopt dan die, welke de laatste depressie der vorige reeks heeft gevolgd. Van de eerste depressie der nieu we reeks hebben wij dan veel minder te duchten dan van de laatste der vorige serie. Aan dit verloop van zaken past het ver schijnen van een nieuwe diepe depressie ten Westen der Britsche Eilanden zeer goed aan. Voor zooverre reeds Donderdag kon worden nagegaan volgt deze nieuwe de pressie een koers, naar het O.N.O. en zal dus de weersgesteldheid bij ons slechts in mindere mate beinvloeden dan de vorige depressie. Evenwel zal de Noordelijke luchtstrooming worden verdrongen door een zuidwestelijke, waardoor de tempera tuur weer zal stijgen. Ook zal een uitloo- per van deze depressie naar het Z.O. waar schijnlijk hier te lande toenemende bewol king en grootere regenkansen bewerken. Het weer krijgt dus tegen het einde der week opnieuw een onbetrouwbaar karak ter en de eerstvolgende daling van den ba rometer zal men met deze nieuwe depres sie in verband moeten brengen, een gerin ge daling de beteekenis hebben van iets zachter, zwaar bewolkt en eenigszins re genachtig weer, een sterke daling de be teekenis van een opkomenden storm. Het is niet met eenige zekerheid te zeg gen welke van deze twee kansen de groot ste is. Wegens de mogelijkheid van ver rassingen zal men ditmaal vooral op de bewegingen van den barometer moeten let ten omdat de activiteit in den dampkring in het Westen volstrekt niet tot staan is gekomen. men met devaluatie hetzelfde zou kunnen bereiken als met consequente deflatie. Ik heb dit dilemma alleen gesteld voor de Regeering, die geen devaluatie wil. Tot haar heb ik gezegd: indien gij niet voert een consequente deflatie-politiek, m.a.w. indien gij er niet in kunt slagen de produc tiekosten te doen dalen, dan zal in het land de steeds sterker wordende drang naar de valuatie zóó sterk worden, dat, welk Kabi- niet er ook zetelen moge, zelfs een Kabi net-Trip, aan dien aandrang geen weer stand meer "zal kunnen worden geboden, geen economische en ook geen politieke weerstand. Dat was ihet dilemma, waarvoor m. i. het Kabinet stond. En ik. zou mij sterk vergissen, als het nieuwe Kabinet het oo'k op dit punt niet volkomen met mij eens zou zijn, al verg ik niet, dat het dit ook openlijk uitspreke. Wacht op onze daden. Mijnheer de Voorzitter! Ten besluit nog slechts dit. Toen men in 1362 Thorbecke was voor de tweede maal aan het hoofd van een Mi nisterie opgetreden hem in deze Kamer om een uitvoerig Regeeringsprogram vroeg, gaf hij zijn beroemde antwoord: „Wacht op onze daden". Ik 'heb steeds, al sinds meer dan dertig jaren, zijn meening gedeeld over de niet al te groote waarde, die men aan program ma's, hetzij van partijen, hetzij van Kabinetten, kan hechten. Zy moeten wel kort zyn en vaag. Ik maak alleen een uit zondering voor zuivere beginselprogram ma's, daar hecht üc wél groote waarde aan. Maar by een werkprogram komt het in hoofdzaak aan op de wijze, en veel meer nog op den geest waarin het wordt uitge voerd. Wanneer dit Kabinet Thorbecke nazegt: Wacht op onze daden, dan zijn wij bereid de daden van het Kabinet af te wachten. In het program, in Troonrede en Mil lioenennota ontwikkeld, en gisteren toege licht en ten deele nog aangevuld in de rede van den Voorzitter van den Ministerraad, komt, behalve wat wij er in missen, ik zei het reeds, veel voor wat ook wij in 's Lands belang noodzakelijk achten. Het komt er echter vooral op aan, hoe, in welken geest en in welk tempo zal dit programma wor den uitgevoerd? En als het mij dan geoorloofd mocht zijn, aan het Kabinet een goedgemeend en raad te geven, dan zou die raad deze zijn: Be tracht ten dezen wederkeerigheid en wacht ook onze daden af. Het Kabinet draagt vooral in dezen moei lijken tijd een zware verantwoordelijkheid, en wij zijn 'bereid daarmee ten volle reke ning te houden. Maar het Kabinet moge gelooven, dat ook wij ons van onze ver antwoordelijkheid bewust zijn, onze twee voudige verantwoordelijkheid, tegenover ons volk en tegenover God

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 13