'Het 150-jarig bestaan van „Mathesis Scientiarum Genitrix1 VRIJDAG 20 SEPTEMBER 1935 Jt, LEIDSlttE. CUUKANT DERDE BLAD - PAG. 9 LEIDEN Het praedicaat „Koninklijk" verleend. Instuif van reünisten en buitengewone vergadering. De herdenking van het 150-jarig bestaan van het Genootschap „Mathesis Scientiarum Genitrix", Woensdag ingezet met de ope ning der historische tentoonstelling, ving heden eerst goed aan. Reeds in den morgen kwamen vele reü nisten uit alle deelen des lands in de oude Sleutelstad aan en het behoeft niet ge zegd, dat de hernieuwde kennismaking een zeer hartelijke was. „Zomerzorg" was de pleisterplaats van de oud-leerlingen, waar voorzitter Knottnerus en secretaris Ver hulst de gasten ontvingen. Het was 'n drukte van belang. Alleen was het jammer, dat het weer ook de feestvierders van M. S. G. in den steek liet. De optocht, welke na de matinée musi- «ale in de zalen van „Zomerzorg", gehou den moest worden naar de Stadsgehoor zaal, boette daardoor veel aan glans in. Toch schaarden zich nog velen achter het Harmone-gezelschap „De Post" De feestvergadering De buitengewone algemeene vergade ring, door het bestuur van M. S. G. in de Stadsgehoorzaal gehouden vormde het hoogtepunt der herdenking. Onder de talrijke aanwezigen merkten we cm. op Z-Exc. den Minister van Onder wijs, Kunsten en Wetenschappen, prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruïne, den inspec teur-generaal bij het nijverheidsonderwijs, den heer ir. P. Hofstede alsmede den in- inspecteur by dit onderwijs, den heer Groote Haar; verder vertegenwoordigers van het curatorium en den Senaat der Leidsche Universiteit, B. en W. der ge meente Leiden, eere-leden en leden van verdienste van M. S. G., vertegenwoordi gers van corporatiën en vereenigingen, di recteur, leeraren en oud-leeraren, leerlin gen, enz. Toen allen gezeten waren, sprak de voor zitter van M. S. G., de heer ir. P. Hoogen- boom, een herdenkingsrede uit, waaraan we het volgende ontleenen. Spr. heette alle aanwezigen welkom in het bijzonder den minister van Onderwijs, prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruine, den inspecteur-generaal en den inspecteur van het Nijverheidsonderwijs, den burgemees ter van Leiden, den ree tor-magnificus der Leidsohe Universiteit en zeide vervolgens in hun tegenwoordigheid zijn overtuiging bevestigd te zien, dat het Genootschap zich in de groote belangstelling, zoowel van de zijde der Regeering als van de zijde van de gemeente waarin het is gevestigd, mag verheugen. Vervolgens heette spr. ook welkom de oud-leerlingen en de leerlingen der school en geeft hierna 'n uitvoerige beschouwing over de geschiedenis der school, welke zooals wij dezer dagen reeds mededeelden werd gesticht door Pieter van Cam pen, Landmeter, Voorzitter, Bartholomeus van den Broek, kunstbeeldhouwer, later secr., Arnoldus van Gennep, student in de Rech ten, onder-voorzitter, J. Renier, student in. de Godgeleerdheid, secretaris tot 7 Decem ber 1785, A. de Bruine de Neve, student in de Geneeskunde, Pieter Rijk, metselaar. Door de oprichters werd een wet of re glement ontworpen. Een reglement van 1787 bevat het eerste leerplan. Dat reglement verdient de bij zondere aandacht daar, in de inleiding, over het doel van het Genootschap on. wordt gezegd: „Het Genootschap vermeent, dat het heil des volks niet beter kon bevorderd wor den, dan door dat ieder ingezetene, zooveel hij kan, toebrengt tot bekwaamheid dier lieden der burgerlijke maatschappij, wel ke tot een zekere trap van kundigheid ge vorderd zijn; en daarenboven, uit een staat van soberheid en armoede, tot meerder ge luk en aanzien worden opgetrokken. Het Genootschap acht zich dien plicht verschul digd, omdat men door zulke maatregelen bij de hand te nemen de voorspoed der zoodanigen als hier bedoeld worden, niet alleen, maar ook die der geheele natie ver haast." Dit doel, verdere bekwaamheid, het ver der opleiden van leden der burgerij, heb ben de oprichters direct op de meest on baatzuchtige wijze betracht, zeker niet het minst de geestdriftige oprichter de heer Rijk, die geheel belangeloos 2 kamers in zijn woning aan de Heerengracht 53 voor het geven van het onderwijs beschikbaar stelde. In den eersten tijd was het onderwijs ten nutte van het Vaderland gericht in de richting van de Krijgs- en Zeevaartkunde, gevolg van de bijzondere omstandigheden waarin ons land in het laatst der 18de eeuw verkeerde. De oprichtens zagen spoedig in dat voor hen het een te zware taak was om die ge heel belangeloos te blijven vervullen en dat de toekomst van de school moest wor den verzekerd door de aankweeking van bestuurders en onderwijzers. Zij zagen daarom uit naar jongelieden die door hun aanzienlijken stand en talent tot bestuur ders of onderwijzers konden worden opge leid. DE HEER Ir. P. HOOGENBOOM, voorzitter van M.S.G. Hierdoor wordt verklaard het onder scheid, dat onder de toen als aankweeke- lingen, aangeduide leerlingen werd inge voerd, waardoor, naast de leerlingen waar voor het genootschap eigenlijk was opge richt, worden aangetroffen: aankweeke- lingen van eer uit de studeerende jeugd, begaafde studenten, en ook aankweekelin- gen van eer uit den burgerstand, welke dan later als bestuurder of anderzijds zou den kunnen optreden. De andere leerlingen toen aangeduid als: de Begunstigde aankweekelingen, waren de jongelieden voor wie het Genootschap eigenlijk was opgericht: weezen en kinde ren van minvermogende burgers binnen Leiden. De toegelaten weezen waren de schranderste knapen uit de weeshuizen, zij werden -onderwezen in de Reken-, Wis-, Teeken-, Bouw- en Werktuigkunde. In 1787 betrok de school eenige vertrek ken in het van de Lokhorststraat tot aan de Pieterskerkgracht strekkende gebouw, de Latijnsche school van de gemeente Lei den. Van 1787 tot het einde van den cursus 1864 werden de lessen in dat gebouw ge geven, en op die zelfde plaats is de school nog gevestigd. Nadat spr. vervolgens gememoreerd had met welke moeilijkheden de school in den loop der jaren te kampen heeft gehad en hoe de school zich in de belangstelling van het Koninklijk huis steeds had mogen verheugen, vond hij hierbü gelegenheid een nog verblijdender mededeeling te doen. Het praedicaat „Koninklijk" verleend. Op initiatief van onzen eere-voorzitter, den heer A. M. Touw, werd, aldus spr., na de door onzen vorigen voorzitter prof. dr. W. Keesom en onzen secretaris mr. C. J. Goudsmit bij de betrokken autoriteiten afgelegde bezoeken, in begin Juli 1935 door het bestuur van ons genootschap bij request aan Hare Majesteit de Koningin het ver zoek gedaan om aan ons genootschap het praedicaat „Koninklijk" te willen verlee- nen. Daarop werd door ons bestuur, op 14 Sept. 1935 namens Hare Ma.esteit per te legram de mededeeling ontvangen, dat het Hare Majesteit heeft behaagd ons verzoek in te willigen, nader bevestigd bij het schrijven dat als volgt luidt: Hare Majesteit de Koningin droeg mij op het bestuur van het Genootschap Ma thesis Scientiarum Genitrix te Leiden te berichten, dat het Hare Majesteit behaagd heeft aan dit Genootschap het Praedicaat „Koninklijk" te verleenen, zoodat dit Ge nootschap rich voortaan noemen mag: Koninklijk Genootschap Mathesis Scien tiarum Genitrix. De Particulier Secretaris van H. M. de Koningin, (get.) S. HEEMSTRA. Deze zeer verblijdende, met de herden king van het 150-jarig bestaan van ons Genootschap samenvallende mededeeling, zal u allen zeker ten zeerste verheugen en moge worden begroet met een: lang leve Onze Beschermvrouwe, Onze Geëerbiedig de Koningin Wilhelmina. Het bestuur van ons nu „koninklijk" Genootschap heeft zich gehaast deze mede deeling te beantwoorden door aan Hare Majesteit de Koningin voor deze Konink lijke onderscheiding, als hernieuwd bewijs van waardeering van de zijde van Ons Koningshuis voor ons Genootschap, onzen bijzonderen dank te betuigen en de hoop uit te spreken dat de hechte band die ons Koningshuis mfet ons Genootschap ver bindt in lengte van dagen moge blijven voortbestaan. Ik meen op de instemming dezer ver gadering te mogen rekenen door u voor te stellen aan H. M. de Koningin onze Be schermvrouwe een telegram van hulde te zenden, luidende: Het Koninklijk Genootschap „Mathesis Scientiarum Genitrix" te Leiden, in bui tengewone vergadering bijeen ter herden king van het 150-jarig bestaan van het Ge nootschap, dat vanaf 1788 de bescherming der Vorsten van Oranje geniet, brengt uwe Majesteit, als onze Hooge Beschermvrouwe hulde en tevens bijzonderen dank dat het Uwe Majesteit bij deze herdenking van het 150-jarig bestaan van het Genootschap heeft behaagd aan het Genootschap het praedicaat „Koninklijk" te verleenen, en spreekt den wensch uit, dat het Genoot schap nog vele jaren Uwer Majesteits be scherming zal mogen genieten. Hierna vervolgde spr. de geschiedenis der school, herinnerde aan de uitbreiding van onderwijs en leerlingen-aantal. Rekening houdende met de voortgaande eischen van het vakonderwijs, deed in 1911 ons bestuur zich de vraag stellen of her ziening of uitbreiding van het aan onze school gegeven onderwijs wenschelijk en mogelijk was. Die reorganisatie beoogde aan het onder wijsprogramma eenjarige dagcursussen toe te voegen voor bouwkunde, voor water bouwkunde en voor werktuigkunde, toe gankelijk te stellen" vöör leerlingen, die met goed gevolg de avondlessen van M. S. I G. hadden gevolgd en-ook voor hen, die de school van M. S, G. niet gevolgd had den, maar dezen dan na een afgelegd toe latingsexamen. Voor de eventueele uitvoering waren 2 moeilijkheden te overwinnen n.l. de finan- cieele en ten tweede het verkrijgen van meerdere schoolruimte. Zij zouden niet kunnen worden opgelost zonder steun yam Rijk, Provincie en Ge meente door verhooging hunner subsidie. De plannen werden door de voorzitters van het bestuur van de schoolcommissie nader met den toenmaligen Inspecteur-Ge neraal van het Vakonderwijs, den heer de Groot, en met B. en W. van Leiden bespro ken, en vonden, daarbij een gunstig ge hoor. De teleurstelling was dan ook groot toen van den Minister de mededeeling werd ontvangen dat 's Lands middelen geen ver hooging van de Rijkssubsidie toelieten, ge volg van den uitgebroken wereldoorlog. Herhaalde ook bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal gedane pogingen hadden eveneens geen gunstig resultaat. In 1917 kwam echter de heugelijke tij ding, dat op het ontwerp-begrooting van 1918 een verhooging van de Rijkssubsidie met ƒ32800 als door ons aangevraagd, was uitgetrokken; ook de Provincie zegde voor 1918 verhooging van subsidie toe, mits de gemeente haar subsidie ook verhoogde, wat het geval was. Er bleef toen over, de noodige school ruimte te verkrijgen. Dat bleek niet anders mogelijk dan door fyèt bouwen van een nieuw schoolgebouw,'"raming 300.000. Dit plan is doom-den wereldoorlog niet verwezenlijkt kunnen worden, en ook na der opgemaakte plannen om ons te hel pen door verbouwing van de bestaande oude H. B. S. (de HBS was in 1915 naar een op het Raamland geheel nieuw ge bouwde H. B. S. verhuisd) zijn door den oorlog en de naweeën daarvan gestrand. Het in 1915 vrijkomen van het oude H. B. S.-gebouw gaf ons de verwachting, dat wij dit gebouw dan tenminste geheel ten dienst van onze school zouden kunnen ge bruiken. Nieuwe teleurstelling, daar door de gemeente een aantal lokalen ter be schikking waren gesteld" van het Rijk ten behoeve van de Ned. Indische Postschool, nagevolgd door het in Maart 1917 in be slag nemen van diverse schoollokalen van ons Genootschap door de militaire autori teiten ten dienst van de opleiding van of ficier, met het bevél birmen enkele dagen die lokalen te hebben ontruimd. Er was niets aan te. doen. Twee lokalen bleven voor M. S. G. over. Wij hebben ons toen moeten redden ert onderdak gevonden in 2 lokalen in het-gebouw Nut en Genoe gen aan de Piéterskérkgracht en in de lo kalen in de Jongensschool tweede klasse aan de Pieterskerk^traat, terwijl het elec- trotechnisch onderwijs werd overgebracht naar een lokaal van het Natuurkundig la boratorium, daartoe welwillend door prof. Kamerlingh Onnes afgestaan. Eindelijk tegen hef einde van den win- tercursus in Maart 1919 werd de militaire cursus opgeheven, waardoor de zomercur sus van 1919 weder geheel in het oude ge bouw der H. B. S. ion worden gehouden. Nadat in 1925 ook de Nederl. Indische Postschool was opgeheven, kreeg M. S. G. sedert Mei 1925 van de gemeente de alge- heele beschikking over het oude gebouw der H. B. S. 140 jaar na zijn oprichting is ons Ge nootschap dus eindelijk in het genot geko men van een gebouw, voor geheel eigen gebruik. De voornoemde zeer moeilijke periode van 1915 tot 1925 heeft ons Genootschap doorstaan, gelukkig zonder al te groote be nadeeling, door de ook toen groote toe wijding van directeur en leeraren en ook van onze leerlingen om zich zoo goed mo gelijk door de moeilijkheden en bezwaren heen te slaan,, waarvoor _hun allen onze lof toekomt. Het in 1925 dan geheel in gebruik ge- kregene is een oud gebouw; wij hebben het van de gemeente in huur. Verbeterin gen aan het gebouw, inwendige verbou wing, andere indeeling, betere verlichting, enz. zou wenschelijk zijn, doch ook wij staan al jaren in het teeken der van hoo- ger hand geboden bezuiniging. Door eene, onder medewerking van ve len tot stand gekomen verbouwing, kun nen zooals reeds gezegd de practische oefe ningen bij het onderwijs in electrotechniek sindsdien'in het schoolgebouw in een goed ingerichte practicumzaal worden ge houden. Andere verbeteringen zullen moeten wachten tot gunstiger tijden. De vorenvermelde uitbreiding van het technische onderwijs met eenjarige dag cursussen in bouwkunde, waterbouwkun de en werktuigkunde, de dagschool, werd in October 1922 geopend. Het aantal leerlingen was in den beginne niet groot, steeg daarna wel, maar bleef toch beneden de verwachting. Voor velen voor wie dit onderwijs was bedoeld, bleek het te bezwaarlijk te zijn gedurende een jaar de practijk te verlaten. Dit heeft er toe moeten leiden dat de dagschool met ingang van 1 April 1928 moest worden opgeheven. Een poging, gedaan tot uitbreiding van de avondschool, ten einde, na de ophef fing der dagschool, leerlingen in staat te stellen zich des avonds verder te bekwa men, heeft de goedkeuring van Z.Exc. den Minister van O., K. en W. niet kunnen er langen. Nog valt te vermelden, dat door de we gens de tijdsomstandigheden van hooger hand geboden noodzakelijkheid van bezui niging, in 1932 de leerplannen moesten worden herzien, opnieuw georganiseerd. De cursusduur is daarbij op 10 maan den gebracht. Vast staat intusschen, dat de school van ons Genootschap, in 1785 op zeer beschei den schaal begonnen, op een paar kamers in de woning van den heer Rijk, thans gevestigd is in een groot gebouw met een leerlingental, dat in de laatste jaren zich beweegt tusschen 380 en 420, dat zij een vakopleiding geeft in verschillende richtin gen die harer leerlingen een eervolle plaats in de maatschappij heeft doen vinden, zoo dat er alle reden is om met voldoening op haar geschiedenis terug te zien en met ver trouwen de toekomst tegemoet te gaan. Spr. wees vervolgens op den band, tus schen school en universiteit, waardoor de school in een bevoorrechte positie ver keert, hetwelk zeer ten goede komt aan het te geven onderwijs. Spr. uit de hoop, dat dit in lengte van dagen bestendigd zal blijven. Benoeming leden van verdienste. Ik mag nog mededeelen, aldus spr., dat het bestuur van M. S. G,. gebruikmakende van zijn bevoegdheid volgens art. 6 van het Huishoudelijk Reglement, het lid maatschap van verdienste van ons Genootschap heeft verleend: aan den heer P. J. M. van Oerle, die zich reeds in 1885 als leerling onzer school onderscheidde door prijswinnaar te wor den van wedstrijden der leerlingen, waar bij hij het eeremetaal (de medaille) ver wierf en die, als lid van het bestuur van M. S. G. van 1915 tot 1934, met zijn waar devolle adviezen op het gebied van de Bouwkunde krachtig aan den bloei vein M- S. G. heeft medegewerkt; aan den keer A. M. B i e g m a n, die zeer vele jaren tot 1918 aan onze school leeraar in het teekenen, perspectief en boetseeren is geweest en na het hem in 1918 verleend eervol notslag, blijken van groote belang stelling in ons Genootschap bleef geven. Naar ik meen is de heer Biegman, ondanks zijn hooge leeftijd, ook thans weder hier aanwezig; aan den heer D. C. S c h u i t, die van 1900 tot 1934 leeraar in de Nederlandsche taal en rekenkunde aan onze school is ge weest; uit eigen aanschouwing is mij be kend op welk een voortreffelijke wijze het onderwijs in het bijzonder in de reken- kimde door den heer Schuit werd gege ven. aan mej. dr. W. C. de Baat, leer ar es in de Scheikunde aan onze school. In de oorlogsjaren 19141917 heeft, ter vervan ging van den leeraar in de scheikunde, mej. de Baat die lessen op voortreffelijke wijze, geheel belangeloos gegeven en daarna is zij bij voorkomende behoefte dat blijven voortzetten tot zij, met ingang van 1 Mei 1922 definitief tot leerares in de scheikunde werd benoemd, wat zij is ge bleven tot zij in 1934 om gezondheidsre denen tot onzen grooten spijt haar werk moest neerleggen. Velen der leerlingen zullen zich bovendien dankbaar herinneren de hulp 'melke mej. de Baat hen bij htm studie, ook buiten de school, heeft ver leend, waardoor zij zich mede voor de school zeer verdienstelijk heeft gemaakt. Zich hierna richtend tot de leerlingen der school besluit spr. aldus: Jongelui, onze leerlingen, het is goed dat gij ook hier zijt omdat het u uit wat ik heb gezegd duidelijker zal zijn geworden welk een lang leven M. S. G. reeds achter de rug heeft. Gij weet, dat het met goeden uitslag af- loopen onzer school voor u, zooals dat aan zoo velen harer voorgangers is gebleken, de mogelijkheid opent een goeden werk kring in de maatschappij te veroveren, mits gij het geleerde op de goede wijze en met oordeel toepast. In uw Mathesaien-lied van 1916, ge- gemaakt door den leerling P. M. Vleugels, staat de strofe: „Bewust van wil en van verstand „Zijn wij niet te verslaan". Gij zult dat vaak gezongen hébben, maar laat het daar niet bij blijven; zorgt, dat gij na het verlaten van de school inderdaad toont „niet te verslaan" te zijn, in het bij zonder nu gij u bewust moet wezen, dat gij thans zeilt onder de „Koninklijke" vlag, welke het H. M. Onze Geëerbiedigde Ko ningin behaagd heeft ons te schenken. Gij, onze leerlingen, de steeds verjon gende en aan ons genootschap nieuw le ven gevende kracht, zijt mede de dragers van dit ons geworden nieuwe vaandel Draagt ook gij het hoog! Na het applaus op deze rede sprak de Mi nister van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen. BUITENLAND V0LKENB0KD. EEN IVQLLIOEN POLITIEKE VLUCHTELINGEN Rapport van het Nansenbureau De zesde commissie der Volkenbonds- assemblée, welke ook de kwestie der re organisatie van de vluchtelingenzorg be handelt, heeft van het rapport van het Nansenbureau over zijn werkzaamheden in het afgeloopen jaar kennis genomen. Op grond van een rondvraag bij de be trokken regeeringen deelt het Nansenbu reau mede, dat zich op het oogenblik in totaal 972.191 vluchtelingen in de verschil lende deelen der wereld ophouden, waar van 700.000 Russen, 200.000 Armeniërs, 60.000 Duitschers, 7000 Assyriërs, 3300 vluchtelingen uit het Saargebied en 60 Turken. Voorts, zoo wordt er aan toege voegd, verblijven in Noord- en Zuid-Ame- rika alsmede in enkele Europeesche lan den duizenden vluchtelingen, waarover gêen juiste statistieken bekend rijn. Ten slotte wordt medegedeeld, dat de beschik bare geldmiddelen niet toereikend zijn ge weest om aan de toenemende eischen, wel ke de zorg voor de vluchtelingen met rich brengt, tegemoet te komen. DUITSCHLAKD. DUITSCHE AGITATIE TEGEN LITAUEN Vier Rijksministers aan het woord De „Preusische Zeitung" komt uit met een speciale Memel-editie, welke uit 46 pagina's bestaat. Het nummer, dat ver schijnt onder den titel „Memeiland in nood", bevat artikelen van de hand van de rijksministers dr. Frick, Freiherr von Neurath, Goering en dr. Goebbels. In de editie wordt o.a. betoogd, dat Li- tauen een verontwaardiging wekkende en provoceerende politiek van geweld voert in dit landdeel, dat vóór den wereldoorlog tot Oost-Pruisen en aldus tot het Duitsche rijk behoorde en dat deze politiek onge twijfeld nadeelige gevolgen moet hebben voor de vredelievende samenleving der volken. De rijksminister van buitenlandsche za ken, Freiherr von Neurath, constateert, dat de autonomie de voorwaarde was, waarop het Memeiland bij den Litauschen staat is ingelijfd. Litauen heeft het in zijn macht, recht en wet in het Memelland weer te herstellen. Minister-president Hermann Goering schrijft o.a.: „Een kleine staat tyranniseert 'niet ongelooflijke methodes Duitsche bloedsbroedërs, .Wanneer wij hiertegen ten krachtigste protseteeren, mengen wij ons niet in de aangelegenheden van 'n vreem den staat, doch bevorderen de naleving van plechtig vastgelegde conventies. Dr. Goebbels verklaart, dat een nuttig samenleven der volken slechts dan moge lijk is, wanneer er achting bestaat zoowel voor het vreemde als voor het eigen volks karakter. Dit beginsel wordt volgens Goebbels da gelijks in het Memelland met voeten ge treden. Men acht het niet voldoende, dat het door een daad van geweld werd ge roofd, van zijn laatste waarborgen, welke het land door het vredesverdrag van Ver sailles onder de controle der garantie-sta- ten werden geboden en daarom wordt thans gepoogd, ieder eigen nationaal leven in het Memelgebied door stelselmatige ont- Duitsching van alle lichamen, van den landdag af tot de gemeentevertegenwoor digingen toe, te vervalschen. STRENGERE STRAFBEPALINGEN Van officieele rijde wordt medegedee.d, dat op het oogenblik een wetsontwerp wordt uitgewerkt in zake nieuwe straf bepalingen. Deze bepalingen hebben be trekking op de kleeding, den arbeidstijd, het arbeidsloon, het bezoek en het schrifr telijk verkeer met familieleden. O.a. wordt overwogen tuchthuisgevangenen weer evenals vroeger het hoofd kaal te scheren Voorts zal het wetsontwerp bepalingen be vatten omtrent verzwaring van de straf, indien het vergrijp van bijzonder ruwen wreeden of lagen aard is. Dergelijke ver zwaring kan bestaan uit vermindering van eten, minder licht en harde legerstede. Jonge gevangenen moeten wel boeten voor het door hen gepleegde onrecht, maar ge nieten met het oog op hun toekomst een bijzondere opvoedkundige behandeling. O.a. zal men gedetineerden tusschen 14 en 21 jaar zooveel mogelijk in de buitenlucht laten werken. ENGELAND. CRISIS IN DE. LABOUR-PARTU De kwestie van eventueele sancties te gen Italië, als dit land geen tegemoetko mende houding in het Abessijnsche con flict aanneemt, heeft een crisis veroorzaakt in de Britsche Labour-partijDe partij leiding heeft zich verklaard vóór het toepassen van sancties, doch verscheidene vooraanstaande leden der partij zijn het daarmede niet eens. Zoo is reeds lord Ponsonby afgetreden en hebben sir Staf ford Cripps en Lansbury hun functies neergelegd. In verband met het aftreden van deze drie leidende figuren is het party bestuur in spoedeischende vergadering bijeenge roepen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 9