'Het 150-jarig bestaan van
„Mathesis Scientiarum Genitrix1
VRIJDAG 20 SEPTEMBER 1935
Jt, LEIDSlttE. CUUKANT
DERDE BLAD - PAG. 9
LEIDEN
Het praedicaat „Koninklijk" verleend.
Instuif van reünisten en buitengewone
vergadering.
De herdenking van het 150-jarig bestaan
van het Genootschap „Mathesis Scientiarum
Genitrix", Woensdag ingezet met de ope
ning der historische tentoonstelling, ving
heden eerst goed aan.
Reeds in den morgen kwamen vele reü
nisten uit alle deelen des lands in de oude
Sleutelstad aan en het behoeft niet ge
zegd, dat de hernieuwde kennismaking een
zeer hartelijke was. „Zomerzorg" was de
pleisterplaats van de oud-leerlingen, waar
voorzitter Knottnerus en secretaris Ver
hulst de gasten ontvingen.
Het was 'n drukte van belang. Alleen
was het jammer, dat het weer ook de
feestvierders van M. S. G. in den steek
liet.
De optocht, welke na de matinée musi-
«ale in de zalen van „Zomerzorg", gehou
den moest worden naar de Stadsgehoor
zaal, boette daardoor veel aan glans in.
Toch schaarden zich nog velen achter het
Harmone-gezelschap „De Post"
De feestvergadering
De buitengewone algemeene vergade
ring, door het bestuur van M. S. G. in de
Stadsgehoorzaal gehouden vormde het
hoogtepunt der herdenking.
Onder de talrijke aanwezigen merkten we
cm. op Z-Exc. den Minister van Onder
wijs, Kunsten en Wetenschappen, prof. dr.
J. R. Slotemaker de Bruïne, den inspec
teur-generaal bij het nijverheidsonderwijs,
den heer ir. P. Hofstede alsmede den in-
inspecteur by dit onderwijs, den heer
Groote Haar; verder vertegenwoordigers
van het curatorium en den Senaat der
Leidsche Universiteit, B. en W. der ge
meente Leiden, eere-leden en leden van
verdienste van M. S. G., vertegenwoordi
gers van corporatiën en vereenigingen, di
recteur, leeraren en oud-leeraren, leerlin
gen, enz.
Toen allen gezeten waren, sprak de voor
zitter van M. S. G., de heer ir. P. Hoogen-
boom, een herdenkingsrede uit, waaraan
we het volgende ontleenen.
Spr. heette alle aanwezigen welkom in
het bijzonder den minister van Onderwijs,
prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruine, den
inspecteur-generaal en den inspecteur van
het Nijverheidsonderwijs, den burgemees
ter van Leiden, den ree tor-magnificus der
Leidsohe Universiteit en zeide vervolgens
in hun tegenwoordigheid zijn overtuiging
bevestigd te zien, dat het Genootschap zich
in de groote belangstelling, zoowel van de
zijde der Regeering als van de zijde van de
gemeente waarin het is gevestigd, mag
verheugen.
Vervolgens heette spr. ook welkom de
oud-leerlingen en de leerlingen der school
en geeft hierna 'n uitvoerige beschouwing
over de geschiedenis der school, welke
zooals wij dezer dagen reeds mededeelden
werd gesticht door Pieter van Cam pen,
Landmeter, Voorzitter, Bartholomeus van
den Broek, kunstbeeldhouwer, later secr.,
Arnoldus van Gennep, student in de Rech
ten, onder-voorzitter, J. Renier, student in.
de Godgeleerdheid, secretaris tot 7 Decem
ber 1785, A. de Bruine de Neve, student
in de Geneeskunde, Pieter Rijk, metselaar.
Door de oprichters werd een wet of re
glement ontworpen.
Een reglement van 1787 bevat het eerste
leerplan. Dat reglement verdient de bij
zondere aandacht daar, in de inleiding,
over het doel van het Genootschap on.
wordt gezegd:
„Het Genootschap vermeent, dat het heil
des volks niet beter kon bevorderd wor
den, dan door dat ieder ingezetene, zooveel
hij kan, toebrengt tot bekwaamheid dier
lieden der burgerlijke maatschappij, wel
ke tot een zekere trap van kundigheid ge
vorderd zijn; en daarenboven, uit een staat
van soberheid en armoede, tot meerder ge
luk en aanzien worden opgetrokken. Het
Genootschap acht zich dien plicht verschul
digd, omdat men door zulke maatregelen
bij de hand te nemen de voorspoed der
zoodanigen als hier bedoeld worden, niet
alleen, maar ook die der geheele natie ver
haast."
Dit doel, verdere bekwaamheid, het ver
der opleiden van leden der burgerij, heb
ben de oprichters direct op de meest on
baatzuchtige wijze betracht, zeker niet het
minst de geestdriftige oprichter de heer
Rijk, die geheel belangeloos 2 kamers in
zijn woning aan de Heerengracht 53 voor
het geven van het onderwijs beschikbaar
stelde.
In den eersten tijd was het onderwijs ten
nutte van het Vaderland gericht in de
richting van de Krijgs- en Zeevaartkunde,
gevolg van de bijzondere omstandigheden
waarin ons land in het laatst der 18de
eeuw verkeerde.
De oprichtens zagen spoedig in dat voor
hen het een te zware taak was om die ge
heel belangeloos te blijven vervullen en
dat de toekomst van de school moest wor
den verzekerd door de aankweeking van
bestuurders en onderwijzers. Zij zagen
daarom uit naar jongelieden die door hun
aanzienlijken stand en talent tot bestuur
ders of onderwijzers konden worden opge
leid.
DE HEER Ir. P. HOOGENBOOM,
voorzitter van M.S.G.
Hierdoor wordt verklaard het onder
scheid, dat onder de toen als aankweeke-
lingen, aangeduide leerlingen werd inge
voerd, waardoor, naast de leerlingen waar
voor het genootschap eigenlijk was opge
richt, worden aangetroffen: aankweeke-
lingen van eer uit de studeerende jeugd,
begaafde studenten, en ook aankweekelin-
gen van eer uit den burgerstand, welke
dan later als bestuurder of anderzijds zou
den kunnen optreden.
De andere leerlingen toen aangeduid als:
de Begunstigde aankweekelingen, waren
de jongelieden voor wie het Genootschap
eigenlijk was opgericht: weezen en kinde
ren van minvermogende burgers binnen
Leiden. De toegelaten weezen waren de
schranderste knapen uit de weeshuizen, zij
werden -onderwezen in de Reken-, Wis-,
Teeken-, Bouw- en Werktuigkunde.
In 1787 betrok de school eenige vertrek
ken in het van de Lokhorststraat tot aan
de Pieterskerkgracht strekkende gebouw,
de Latijnsche school van de gemeente Lei
den.
Van 1787 tot het einde van den cursus
1864 werden de lessen in dat gebouw ge
geven, en op die zelfde plaats is de school
nog gevestigd.
Nadat spr. vervolgens gememoreerd had
met welke moeilijkheden de school in den
loop der jaren te kampen heeft gehad en
hoe de school zich in de belangstelling van
het Koninklijk huis steeds had mogen
verheugen, vond hij hierbü gelegenheid
een nog verblijdender mededeeling te
doen.
Het praedicaat „Koninklijk"
verleend.
Op initiatief van onzen eere-voorzitter,
den heer A. M. Touw, werd, aldus spr.,
na de door onzen vorigen voorzitter prof.
dr. W. Keesom en onzen secretaris mr. C.
J. Goudsmit bij de betrokken autoriteiten
afgelegde bezoeken, in begin Juli 1935 door
het bestuur van ons genootschap bij request
aan Hare Majesteit de Koningin het ver
zoek gedaan om aan ons genootschap het
praedicaat „Koninklijk" te willen verlee-
nen.
Daarop werd door ons bestuur, op 14
Sept. 1935 namens Hare Ma.esteit per te
legram de mededeeling ontvangen, dat het
Hare Majesteit heeft behaagd ons verzoek
in te willigen, nader bevestigd bij het
schrijven dat als volgt luidt:
Hare Majesteit de Koningin droeg mij
op het bestuur van het Genootschap Ma
thesis Scientiarum Genitrix te Leiden te
berichten, dat het Hare Majesteit behaagd
heeft aan dit Genootschap het Praedicaat
„Koninklijk" te verleenen, zoodat dit Ge
nootschap rich voortaan noemen mag:
Koninklijk Genootschap Mathesis Scien
tiarum Genitrix.
De Particulier Secretaris van
H. M. de Koningin,
(get.) S. HEEMSTRA.
Deze zeer verblijdende, met de herden
king van het 150-jarig bestaan van ons
Genootschap samenvallende mededeeling,
zal u allen zeker ten zeerste verheugen en
moge worden begroet met een: lang leve
Onze Beschermvrouwe, Onze Geëerbiedig
de Koningin Wilhelmina.
Het bestuur van ons nu „koninklijk"
Genootschap heeft zich gehaast deze mede
deeling te beantwoorden door aan Hare
Majesteit de Koningin voor deze Konink
lijke onderscheiding, als hernieuwd bewijs
van waardeering van de zijde van Ons
Koningshuis voor ons Genootschap, onzen
bijzonderen dank te betuigen en de hoop
uit te spreken dat de hechte band die ons
Koningshuis mfet ons Genootschap ver
bindt in lengte van dagen moge blijven
voortbestaan.
Ik meen op de instemming dezer ver
gadering te mogen rekenen door u voor
te stellen aan H. M. de Koningin onze Be
schermvrouwe een telegram van hulde te
zenden, luidende:
Het Koninklijk Genootschap „Mathesis
Scientiarum Genitrix" te Leiden, in bui
tengewone vergadering bijeen ter herden
king van het 150-jarig bestaan van het Ge
nootschap, dat vanaf 1788 de bescherming
der Vorsten van Oranje geniet, brengt uwe
Majesteit, als onze Hooge Beschermvrouwe
hulde en tevens bijzonderen dank dat het
Uwe Majesteit bij deze herdenking van
het 150-jarig bestaan van het Genootschap
heeft behaagd aan het Genootschap het
praedicaat „Koninklijk" te verleenen, en
spreekt den wensch uit, dat het Genoot
schap nog vele jaren Uwer Majesteits be
scherming zal mogen genieten.
Hierna vervolgde spr. de geschiedenis
der school, herinnerde aan de uitbreiding
van onderwijs en leerlingen-aantal.
Rekening houdende met de voortgaande
eischen van het vakonderwijs, deed in 1911
ons bestuur zich de vraag stellen of her
ziening of uitbreiding van het aan onze
school gegeven onderwijs wenschelijk en
mogelijk was.
Die reorganisatie beoogde aan het onder
wijsprogramma eenjarige dagcursussen toe
te voegen voor bouwkunde, voor water
bouwkunde en voor werktuigkunde, toe
gankelijk te stellen" vöör leerlingen, die
met goed gevolg de avondlessen van M. S.
I G. hadden gevolgd en-ook voor hen, die
de school van M. S, G. niet gevolgd had
den, maar dezen dan na een afgelegd toe
latingsexamen.
Voor de eventueele uitvoering waren 2
moeilijkheden te overwinnen n.l. de finan-
cieele en ten tweede het verkrijgen van
meerdere schoolruimte.
Zij zouden niet kunnen worden opgelost
zonder steun yam Rijk, Provincie en Ge
meente door verhooging hunner subsidie.
De plannen werden door de voorzitters
van het bestuur van de schoolcommissie
nader met den toenmaligen Inspecteur-Ge
neraal van het Vakonderwijs, den heer de
Groot, en met B. en W. van Leiden bespro
ken, en vonden, daarbij een gunstig ge
hoor.
De teleurstelling was dan ook groot toen
van den Minister de mededeeling werd
ontvangen dat 's Lands middelen geen ver
hooging van de Rijkssubsidie toelieten, ge
volg van den uitgebroken wereldoorlog.
Herhaalde ook bij de Tweede Kamer der
Staten-Generaal gedane pogingen hadden
eveneens geen gunstig resultaat.
In 1917 kwam echter de heugelijke tij
ding, dat op het ontwerp-begrooting van
1918 een verhooging van de Rijkssubsidie
met ƒ32800 als door ons aangevraagd, was
uitgetrokken; ook de Provincie zegde voor
1918 verhooging van subsidie toe, mits de
gemeente haar subsidie ook verhoogde,
wat het geval was.
Er bleef toen over, de noodige school
ruimte te verkrijgen. Dat bleek niet anders
mogelijk dan door fyèt bouwen van een
nieuw schoolgebouw,'"raming 300.000.
Dit plan is doom-den wereldoorlog niet
verwezenlijkt kunnen worden, en ook na
der opgemaakte plannen om ons te hel
pen door verbouwing van de bestaande
oude H. B. S. (de HBS was in 1915 naar
een op het Raamland geheel nieuw ge
bouwde H. B. S. verhuisd) zijn door den
oorlog en de naweeën daarvan gestrand.
Het in 1915 vrijkomen van het oude H.
B. S.-gebouw gaf ons de verwachting, dat
wij dit gebouw dan tenminste geheel ten
dienst van onze school zouden kunnen ge
bruiken. Nieuwe teleurstelling, daar door
de gemeente een aantal lokalen ter be
schikking waren gesteld" van het Rijk ten
behoeve van de Ned. Indische Postschool,
nagevolgd door het in Maart 1917 in be
slag nemen van diverse schoollokalen van
ons Genootschap door de militaire autori
teiten ten dienst van de opleiding van of
ficier, met het bevél birmen enkele dagen
die lokalen te hebben ontruimd.
Er was niets aan te. doen. Twee lokalen
bleven voor M. S. G. over. Wij hebben ons
toen moeten redden ert onderdak gevonden
in 2 lokalen in het-gebouw Nut en Genoe
gen aan de Piéterskérkgracht en in de lo
kalen in de Jongensschool tweede klasse
aan de Pieterskerk^traat, terwijl het elec-
trotechnisch onderwijs werd overgebracht
naar een lokaal van het Natuurkundig la
boratorium, daartoe welwillend door prof.
Kamerlingh Onnes afgestaan.
Eindelijk tegen hef einde van den win-
tercursus in Maart 1919 werd de militaire
cursus opgeheven, waardoor de zomercur
sus van 1919 weder geheel in het oude ge
bouw der H. B. S. ion worden gehouden.
Nadat in 1925 ook de Nederl. Indische
Postschool was opgeheven, kreeg M. S. G.
sedert Mei 1925 van de gemeente de alge-
heele beschikking over het oude gebouw
der H. B. S.
140 jaar na zijn oprichting is ons Ge
nootschap dus eindelijk in het genot geko
men van een gebouw, voor geheel eigen
gebruik.
De voornoemde zeer moeilijke periode
van 1915 tot 1925 heeft ons Genootschap
doorstaan, gelukkig zonder al te groote be
nadeeling, door de ook toen groote toe
wijding van directeur en leeraren en ook
van onze leerlingen om zich zoo goed mo
gelijk door de moeilijkheden en bezwaren
heen te slaan,, waarvoor _hun allen onze
lof toekomt.
Het in 1925 dan geheel in gebruik ge-
kregene is een oud gebouw; wij hebben
het van de gemeente in huur. Verbeterin
gen aan het gebouw, inwendige verbou
wing, andere indeeling, betere verlichting,
enz. zou wenschelijk zijn, doch ook wij
staan al jaren in het teeken der van hoo-
ger hand geboden bezuiniging.
Door eene, onder medewerking van ve
len tot stand gekomen verbouwing, kun
nen zooals reeds gezegd de practische oefe
ningen bij het onderwijs in electrotechniek
sindsdien'in het schoolgebouw in een
goed ingerichte practicumzaal worden ge
houden.
Andere verbeteringen zullen moeten
wachten tot gunstiger tijden.
De vorenvermelde uitbreiding van het
technische onderwijs met eenjarige dag
cursussen in bouwkunde, waterbouwkun
de en werktuigkunde, de dagschool, werd
in October 1922 geopend.
Het aantal leerlingen was in den beginne
niet groot, steeg daarna wel, maar bleef
toch beneden de verwachting. Voor velen
voor wie dit onderwijs was bedoeld, bleek
het te bezwaarlijk te zijn gedurende een
jaar de practijk te verlaten. Dit heeft er
toe moeten leiden dat de dagschool met
ingang van 1 April 1928 moest worden
opgeheven.
Een poging, gedaan tot uitbreiding van
de avondschool, ten einde, na de ophef
fing der dagschool, leerlingen in staat te
stellen zich des avonds verder te bekwa
men, heeft de goedkeuring van Z.Exc. den
Minister van O., K. en W. niet kunnen er
langen.
Nog valt te vermelden, dat door de we
gens de tijdsomstandigheden van hooger
hand geboden noodzakelijkheid van bezui
niging, in 1932 de leerplannen moesten
worden herzien, opnieuw georganiseerd.
De cursusduur is daarbij op 10 maan
den gebracht.
Vast staat intusschen, dat de school van
ons Genootschap, in 1785 op zeer beschei
den schaal begonnen, op een paar kamers
in de woning van den heer Rijk, thans
gevestigd is in een groot gebouw met een
leerlingental, dat in de laatste jaren zich
beweegt tusschen 380 en 420, dat zij een
vakopleiding geeft in verschillende richtin
gen die harer leerlingen een eervolle plaats
in de maatschappij heeft doen vinden, zoo
dat er alle reden is om met voldoening op
haar geschiedenis terug te zien en met ver
trouwen de toekomst tegemoet te gaan.
Spr. wees vervolgens op den band, tus
schen school en universiteit, waardoor de
school in een bevoorrechte positie ver
keert, hetwelk zeer ten goede komt aan
het te geven onderwijs. Spr. uit de hoop,
dat dit in lengte van dagen bestendigd zal
blijven.
Benoeming leden van
verdienste.
Ik mag nog mededeelen, aldus spr., dat
het bestuur van M. S. G,. gebruikmakende
van zijn bevoegdheid volgens art. 6 van
het Huishoudelijk Reglement, het lid
maatschap van verdienste van
ons Genootschap heeft verleend:
aan den heer P. J. M. van Oerle, die
zich reeds in 1885 als leerling onzer school
onderscheidde door prijswinnaar te wor
den van wedstrijden der leerlingen, waar
bij hij het eeremetaal (de medaille) ver
wierf en die, als lid van het bestuur van
M. S. G. van 1915 tot 1934, met zijn waar
devolle adviezen op het gebied van de
Bouwkunde krachtig aan den bloei vein M-
S. G. heeft medegewerkt;
aan den keer A. M. B i e g m a n, die zeer
vele jaren tot 1918 aan onze school leeraar
in het teekenen, perspectief en boetseeren
is geweest en na het hem in 1918 verleend
eervol notslag, blijken van groote belang
stelling in ons Genootschap bleef geven.
Naar ik meen is de heer Biegman, ondanks
zijn hooge leeftijd, ook thans weder hier
aanwezig;
aan den heer D. C. S c h u i t, die van 1900
tot 1934 leeraar in de Nederlandsche taal
en rekenkunde aan onze school is ge
weest; uit eigen aanschouwing is mij be
kend op welk een voortreffelijke wijze het
onderwijs in het bijzonder in de reken-
kimde door den heer Schuit werd gege
ven.
aan mej. dr. W. C. de Baat, leer ar es
in de Scheikunde aan onze school. In de
oorlogsjaren 19141917 heeft, ter vervan
ging van den leeraar in de scheikunde,
mej. de Baat die lessen op voortreffelijke
wijze, geheel belangeloos gegeven en
daarna is zij bij voorkomende behoefte dat
blijven voortzetten tot zij, met ingang van
1 Mei 1922 definitief tot leerares in de
scheikunde werd benoemd, wat zij is ge
bleven tot zij in 1934 om gezondheidsre
denen tot onzen grooten spijt haar werk
moest neerleggen. Velen der leerlingen
zullen zich bovendien dankbaar herinneren
de hulp 'melke mej. de Baat hen bij htm
studie, ook buiten de school, heeft ver
leend, waardoor zij zich mede voor de
school zeer verdienstelijk heeft gemaakt.
Zich hierna richtend tot de leerlingen
der school besluit spr. aldus:
Jongelui, onze leerlingen, het is goed dat
gij ook hier zijt omdat het u uit wat ik heb
gezegd duidelijker zal zijn geworden welk
een lang leven M. S. G. reeds achter
de rug heeft.
Gij weet, dat het met goeden uitslag af-
loopen onzer school voor u, zooals dat aan
zoo velen harer voorgangers is gebleken,
de mogelijkheid opent een goeden werk
kring in de maatschappij te veroveren,
mits gij het geleerde op de goede wijze en
met oordeel toepast.
In uw Mathesaien-lied van 1916, ge-
gemaakt door den leerling P. M. Vleugels,
staat de strofe:
„Bewust van wil en van verstand
„Zijn wij niet te verslaan".
Gij zult dat vaak gezongen hébben, maar
laat het daar niet bij blijven; zorgt, dat gij
na het verlaten van de school inderdaad
toont „niet te verslaan" te zijn, in het bij
zonder nu gij u bewust moet wezen, dat
gij thans zeilt onder de „Koninklijke" vlag,
welke het H. M. Onze Geëerbiedigde Ko
ningin behaagd heeft ons te schenken.
Gij, onze leerlingen, de steeds verjon
gende en aan ons genootschap nieuw le
ven gevende kracht, zijt mede de dragers
van dit ons geworden nieuwe vaandel
Draagt ook gij het hoog!
Na het applaus op deze rede sprak de Mi
nister van Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen.
BUITENLAND
V0LKENB0KD.
EEN IVQLLIOEN POLITIEKE
VLUCHTELINGEN
Rapport van het Nansenbureau
De zesde commissie der Volkenbonds-
assemblée, welke ook de kwestie der re
organisatie van de vluchtelingenzorg be
handelt, heeft van het rapport van het
Nansenbureau over zijn werkzaamheden
in het afgeloopen jaar kennis genomen.
Op grond van een rondvraag bij de be
trokken regeeringen deelt het Nansenbu
reau mede, dat zich op het oogenblik in
totaal 972.191 vluchtelingen in de verschil
lende deelen der wereld ophouden, waar
van 700.000 Russen, 200.000 Armeniërs,
60.000 Duitschers, 7000 Assyriërs, 3300
vluchtelingen uit het Saargebied en 60
Turken. Voorts, zoo wordt er aan toege
voegd, verblijven in Noord- en Zuid-Ame-
rika alsmede in enkele Europeesche lan
den duizenden vluchtelingen, waarover
gêen juiste statistieken bekend rijn. Ten
slotte wordt medegedeeld, dat de beschik
bare geldmiddelen niet toereikend zijn ge
weest om aan de toenemende eischen, wel
ke de zorg voor de vluchtelingen met rich
brengt, tegemoet te komen.
DUITSCHLAKD.
DUITSCHE AGITATIE TEGEN
LITAUEN
Vier Rijksministers aan het woord
De „Preusische Zeitung" komt uit met
een speciale Memel-editie, welke uit 46
pagina's bestaat. Het nummer, dat ver
schijnt onder den titel „Memeiland in
nood", bevat artikelen van de hand van
de rijksministers dr. Frick, Freiherr von
Neurath, Goering en dr. Goebbels.
In de editie wordt o.a. betoogd, dat Li-
tauen een verontwaardiging wekkende en
provoceerende politiek van geweld voert
in dit landdeel, dat vóór den wereldoorlog
tot Oost-Pruisen en aldus tot het Duitsche
rijk behoorde en dat deze politiek onge
twijfeld nadeelige gevolgen moet hebben
voor de vredelievende samenleving der
volken.
De rijksminister van buitenlandsche za
ken, Freiherr von Neurath, constateert, dat
de autonomie de voorwaarde was, waarop
het Memeiland bij den Litauschen staat is
ingelijfd. Litauen heeft het in zijn macht,
recht en wet in het Memelland weer te
herstellen.
Minister-president Hermann Goering
schrijft o.a.: „Een kleine staat tyranniseert
'niet ongelooflijke methodes Duitsche
bloedsbroedërs, .Wanneer wij hiertegen ten
krachtigste protseteeren, mengen wij ons
niet in de aangelegenheden van 'n vreem
den staat, doch bevorderen de naleving van
plechtig vastgelegde conventies.
Dr. Goebbels verklaart, dat een nuttig
samenleven der volken slechts dan moge
lijk is, wanneer er achting bestaat zoowel
voor het vreemde als voor het eigen volks
karakter.
Dit beginsel wordt volgens Goebbels da
gelijks in het Memelland met voeten ge
treden. Men acht het niet voldoende, dat
het door een daad van geweld werd ge
roofd, van zijn laatste waarborgen, welke
het land door het vredesverdrag van Ver
sailles onder de controle der garantie-sta-
ten werden geboden en daarom wordt
thans gepoogd, ieder eigen nationaal leven
in het Memelgebied door stelselmatige ont-
Duitsching van alle lichamen, van den
landdag af tot de gemeentevertegenwoor
digingen toe, te vervalschen.
STRENGERE STRAFBEPALINGEN
Van officieele rijde wordt medegedee.d,
dat op het oogenblik een wetsontwerp
wordt uitgewerkt in zake nieuwe straf
bepalingen. Deze bepalingen hebben be
trekking op de kleeding, den arbeidstijd,
het arbeidsloon, het bezoek en het schrifr
telijk verkeer met familieleden. O.a. wordt
overwogen tuchthuisgevangenen weer
evenals vroeger het hoofd kaal te scheren
Voorts zal het wetsontwerp bepalingen be
vatten omtrent verzwaring van de straf,
indien het vergrijp van bijzonder ruwen
wreeden of lagen aard is. Dergelijke ver
zwaring kan bestaan uit vermindering van
eten, minder licht en harde legerstede.
Jonge gevangenen moeten wel boeten voor
het door hen gepleegde onrecht, maar ge
nieten met het oog op hun toekomst een
bijzondere opvoedkundige behandeling. O.a.
zal men gedetineerden tusschen 14 en 21
jaar zooveel mogelijk in de buitenlucht
laten werken.
ENGELAND.
CRISIS IN DE. LABOUR-PARTU
De kwestie van eventueele sancties te
gen Italië, als dit land geen tegemoetko
mende houding in het Abessijnsche con
flict aanneemt, heeft een crisis veroorzaakt
in de Britsche Labour-partijDe partij
leiding heeft zich verklaard vóór het
toepassen van sancties, doch verscheidene
vooraanstaande leden der partij zijn het
daarmede niet eens. Zoo is reeds lord
Ponsonby afgetreden en hebben sir Staf
ford Cripps en Lansbury hun functies
neergelegd.
In verband met het aftreden van deze
drie leidende figuren is het party bestuur
in spoedeischende vergadering bijeenge
roepen.