3)e£cicbcHeöou^<Mit Z. H. Exc. Mgr. dr. J. de Jong (derde van links) na zijn wijding tot Bisschop m gesprek met Mgr. A. F. Diepen (geheel links) en Mgr. Jan Otev Smit F7 Sir Samuel Hoare tijdens zijn belangrijke rede in de vergadering van den Vol kenbond te Genève ten aanzien van het Kaliaansch Abessynisch conflict Van het balcon van zijn hotel te Neurenberg be antwoordt AdoH Hitler de toejuichingen der menigte VOOR HET NOTIO De nieuwe luchtvaartfonde- postzegel, welke binnen kort zal worden uitaeoeven Te Eindhoven heeft Donderdag de begrafenis plaats gehad van den bij een vliegdemonstratie in Turkije om het leven gekomen luitenant vliegenier jhr. mr. G. Sandberg. De plechtigheid aan de groeve De Engeische deelneemster miss Foley controleert haar motor tijdens een pauze van den internationalen zes- daagschen motorrit .Barham' i deze week de laatste klassieke race te Doncaster. De winnende viervoeter aan de ftmsh De Bisschopswijding van Z. H. Exc. Mgr. dr. J. de Jong. - Een foto bij het verlaten van het Bisschoppelijk paleis aan de Maliebaan te LMrecht. V.r.n.l.: Mgr. dr. Jan Olav Smit, kanunnik ven St Pieter te Rome; Mgr. P. Hopmans, Bisschop van Breda; Mgr. A. F. Diepen, Bisschop van eten Bosch en de wijdeling Mgr. dr. J. de Jong FEUILLETON. HAAR MOEDERS EVENBEELD Naar bet Engelsch van LOUIS TRACY. (Nadruk verboden). „Dit is het meisje", kondigde Mr. Fowle aan, toen Winifred binnenkwam. „Bent u Winifred Bartlett?" vroeg de vreemde heer in burgerkleeding. „Ja, mijnheer", klonk het bedermmeld. „En u woont Henry Street 7, South- wark?" „Ja, mijnheer." „Bij een oudere dame, bekend als uw tante, Miss Rachel Craik?" Winifred knikte. „Dan moet u met mij meegaan naar Scotland Yard.'" „Naar Scotland Yard?" herhaalde het onthutste meisje. „Is dat niet het hoofd bureau van politie?" Al de aanwezigen moesten lachen bij deze naieve vraag. „Ja, dat is het", bevestigde haar onder vrager, die zooals de portier terecht ver moed had, inspecteur der recherche was. „Maar u hoeft heelemaal niet bang te zijn; we hebben u alleen maar een paar vragen te stellen." „Waarover?" „Het is het verstandigste, juffrouw Bartlett", was het vriendelijke, maar ont wijkende antwoord, „om de zaak te laten rusten, tot u bij mijn chef bent, mr. Mars hall." „Ik wil weten met welk recht u mij uit mijn werk haalt", protesteerde Winifred met een hoogroode kleur, „en mij mee neemt naar het politiebureau." De veront waardiging won het nu over haar ontstel tenis. „Goed, als u er dan op staat, wil ik u wel zeggen, dat u inlichtingen moet ge ven in verband met den moord op Lord Ronald Tower. Maar discussie over de op dracht, die ik gekregen heb, kan ik niet toestaan. Er was thans een besliste klank in de stem van den inspecteur. „U moet zonder verder tegenstribbelen met den agent hier en met mij meegaan. Om u noo- delooze onaangenaamheden te besparen zijn wij per auto gekomen. U hoeft niet onder politie-geleide over straat." Eer Winifred goed en wel besef had wat er met haar gebeurde, reed ze, vergezeld van de beide politie-beambten, in snelle vaart over het Embankment. V. De vriendelijke commissaris. Winifred was zoo verbijsterd, dat ze een gevoel had alsof ze droomde, tot ze ten slotte zichzelf weervond op een stoel in een behaaglijk-ingericht vertrek in Scot land Yard, vis-a-vds met een niet meer jonge man met ernstige gelaatstrekken, die door zijn brilleglazen onderzoekend naar haar keek. Het was commissaris Marshall, een van de kopstukken van de Londen- sche recherche, het „criminal Investigation department", de C. I. D. zooals deze instel ling meestal kortweg wordt aangeduid. Terwijl mr. Marshal, een kenner van menschenharten door aanleg en rijke er varing het doodsbange, bevende meisje aanzag, verzachtte zich zijn scherpe blik. Hij bladerde in de voor hem liggende agenda en een spoor van een glimlach gleed over zijn gezicht. De inspecteur, die Winifred naar Scot land Yard gebracht had, verliet op een kort knikje van zijn chef de kamer. „Om te beginnen", verbrak Mr. Mars hall, met iets vaderlijk-vriendelijks in zijn stem, het stilzwijgen, „moet je je niet ze nuwachtig maken, beste meid. Alleen men- schen, die iets op hun geweten hebben, hebben reden hier bang te zijn. Ik zou graag willen, dat je je best deed om de vragen, die ik je stellen zal, zoo rustig en nauwkeurig mogelijk te beantwoorden. Denk maar kalm na, voor je wat zegt." Zijn optreden had een geruststellende uitwerking; Winifred raapte al haar moed bijeen en zei, af en toe naar woorden zoe kend: „De mijnheer, die mü hier heeft ge tracht, vertelde, dat ik inlichtingen zou moeten geven in verband met de moord op Lord Ronald Tower. Maar u kimt me heuseh gelooven, mijnheer; ik had nog nooit van Lord Ronald Tower gehoord voor ik vanmorgen zijn naam in de courant zag staan en ik weet niet meer van zijn dood dan wat ik er over gelezen heb." „Natuurlijk, Miss Bartlett", verklaarde Mr. Marshall met 'n opgewekt en aanmoe digend lachje, „dat begrijp ik best. U denkt toch zeker niet, dat wij u voor een gevaarlijk misdadigster aanzien?" Ook Winifred kon niet nalaten te glim lachen, door haar tranen heen en de com missaris constateerde met voldoening, dat hij er in geslaagd was het meisje op haar gemak te zetten. „Laat ik dan in de eerste plaats begin nen met een vraag, waarop u nog zonder aarzelen antwoord kimt geven", vervolg de hij. „Hoe oud bent u?" „Achttien." „Wel, wel; u ziet er jonger uit. Waar bent u geboren?" „Dat weet ik niet." „Wat?" Commissaris Marshall trok verbluft de wenkbrauwen op bij dezen uitroep. Winifred was ziclizelf weer volkomen meester en vlot pratend nu, legde ze uit: „Ik begrijp, dat u dit een heel raar ant woord vindt, maar het is de waarheid. Mijn tante wilde me nooit vertellen, waar ik ben geboren. Ik geloof, dat ik uit het Noorden van Engeland afkomstig ben, maar dat vermoeden berust alleen op erg vage gegevens." „Hoe komt u er dan toe?" Winifred dacht even na. „Uit wat mijn tante zoo bij stukjes en beetjes losliet, heb ik opgemaakt, dat ik om zoo te zeggen van mijn geboorte af, aan haar zorg was toevertrouwd en dat ik zes maanden oud was, toen we in Londen gingen wonen. Dus in Londen ben ik in elk geval niet geboren. En dat we uit Noord- Engeland kwamen leid ik af uit het feit, dat mijn tante spreekt met het accent van iemand uit die streek en zooals wei een gemerkt héb, vrij goed bekend is met steden als Darlington en Durham." „Aha". Mr. Marshall's pen gleed over de open geslagen bladzijden vóór hem om iets te noteer en. „Hoe heet uw tante?" „Rachel Craik." „Ze is ongetrouwd, nietwaar?" In Winifred's aardige oogen danste even een oolijk duiveltje. Ze had een sterk ont wikkeld gevoel voor humor en alleen de on uitgesproken veronderstelling, dat haar zure, somber-strenge, broodmagere tante, iets anders dan ongetrouwd zou zijn, vond ze onweerstaanbaar komiek. „Ja, tante Rachel is- ongetrouwd. En", voegde ze er bij met een lach op de lip pen, „ik houd het er voor, dat ze dat ook wel zal blijven. Ze verafschuwt het mannelijke geslacht." Mr. Marshall keek geïnteresseerd naar het aantrekkelijke meisje. Haar manieren, haar stem en haar uiterlijk pasten zoo ab soluut niet bij haar nederige positie in de maatschappij, dat deze onzinnige tegen stelling letterlijk om een verklaring schreeuwde. „U bent werkzaam op de expeditie-af- deeling van het warenhuis van de firma Page in Whitefriars, is 't niet?" vroeg de commissaris. «Ja" „Hoe lang bent u daar al?" „Zoowat een jaar." „Hoeveel verdient u?" „Twintig shilling per week." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 12