CORRESPONDENTIE.
BepKortmann, Alphea Ik ben
biij voor jou, dat bet boek zoo goed be
valt. Dat wist ik wel. Zoo, zoo, leer jij zoo
goed! En nu al in de 5de klas! Ja, ik her
inner me nog, dat je toen met potlood
schreef. Niet meer ziek worden, hoor! Flin
ke Nichtjes van mij worden nooit ziek.
Daar heb ik ook geen tijd voor, zie je! Dag
Bep! Groet vader en moeder van me en de
4 zusjes en de 2 broertjes!
KeesPaardekoper, Zoeterwou-
de Dat is een verrassing! In plaats van
een verhaal, een stel raadsels! Ook aange
naam. Ik zal dat stelletje direct opgeven.
Zie hieronder! Dag Kees. Groeten thuis.
Met dank en groet en hand!
Theo Fleur, Oude Rijn 106.Ik
heb jouw vriendelijk briefje te laat ont
vangen. Ik hoop jullie drietjes bij den
volgenden wedstrijd weer te zien. Dag
Theootjes! Groeten aan Pa, Moe, Bertie en
Paul!
Catrientje Parlevliet, W asse-
n a a r. Zoo Catrientje, is de prijs zoo
goed bevallen? Dat is fijn voor jou! En nu
tot den volgenden wedstrijd. Groet Pa en
Moe van me! Daag!
FlipjeTeu nissen, Noordwijk.
Dat versje van „Domme Jantje" is wel een
plaats waard en, zoals je vraagt, zou je
het graag eens willen voordragen! Nou, dan
doen we dat! Daar komt Flipje en draagt
een mooi versje voor, waar alle luie jon
gens iets uit leeren kunnen.
DOMME JANTJE!
Jantje moest zijn lessen leeren,
Wat 'n strop voor luie Jan!
Hij zit zijn boeken om te keeren
En zegt steeds, dat hij *t niet kan.
Jantje moest piano spelen:
Ook al weer 'n bitter kruis,
,Kwam die akelige meester
Toch maar nimmer meer in huis.
Jantje is nu groot geworden,
O, wat heeft hij nu een spijt,
Dat hij zoo lui was in het leeren,
En verknoeid heeft zijnen tijd.
Iréne Bernard, Kweekschool,
Amsterdam. Ja riène, ik wist ad
niet, wat ik denken moest. Ik was dan ook
heel verwonderd, dat ik jullie beidjes aan
den wedstrijd zag deelnemen. Jammer, dat
het horloge niet aan jouw arm prijken zal,
is wel? Dat opstel laat ik plaatsen. Zie van
daag eens* Prettige vacantie wensch flc jul
lie beidjes toe. Ik weet, dat aan de kweek
school hard gestudeerd wordt en dan is
eenige weken rust wel noodig. Dag Irène!
Groet je ouders en broers van me en ook je
vriendinnetje, die aan den wedstrijd ook
deelnam.
Dora Schaken bos, Warmond.
Fijn, hé, Dora! Zoo zie je weer, die niet
waagt, niet wint. Ik kan nu best begrijpen,
dat zoo'n horloge „den heelen dag je arm
siert". En dat verhaaltje? Ik wacht af. Dag
Dora! Groet je ouders van me en stuur
GerryKuyer, Leiden. Het eerste
kiekje is zeker voor mij! Ik ben benieuwd
de gelukkige winster van dit mocrie fototoe
stel te zien! Dag Corryi Veel groeten thuis
Hierbij zullen we het laten! Zaterdag gaan
we door!
Oom Wim.
O. DIE JAN1
door Tante Marie.
De regen viel bij stroomen neer,
Jan bèeef dus maar in huis,
Want zooals dat wel altijd gaat,
Mag je niet spelen dan op straat
Dat is toch wel een kruis.
„Zeg. Mams", zei hij toen tot z*n moe,
„'t Is buiten veel te nat,
Neem U nu het vertelselboek,
Ga rustig zitten in een boek
En dan: vertel mij wat".
Moe las toen voor haar Jarmeman
Fijne verhalen voor
Van heksen en van toovenaars,
Van dieven en geweldenaars
Heel 't mooie leesboek door.
Jan luisterde vol aandacht toe,
Hij had het naar zijn zin,
Doch weldra kreeg die flinke knaap,
,Op eens zoo'n ergen last van slaap
En.... rustig sliep hij in!
VERBORGEN SPREEKWOORD.
In de mazen van het spinneweb zijn ver
schillende letters geschreven. Die letters
staan echter niet maar kris kras door
elkaar, doch in een bepaalde volgorde. Als
je goed oplet zul je zien, dat er in de ma
zen een zeer bekend spreekwoord is ver
borgen.
WIE ZIJN JARIG?
Van 16 Aug. tot mi met 22 Aug.
16 Aug.: Marie van Dijk, Oosteindscheweg
24, Bergschehoek.
17 Aug: Jo Hop Rijndijkstraat 71.
17 Aug.: Toosje Stuifzand, Maresingel 70.
18 Aug.: Riekie Feitsma, Hoogl. Kerkgr.
no. 36a.
18 Aug.: Adriaan Bergers, Doezastr. 23.
18 Aug.: Paulke van Bergen Henegouwen,
Aalmarkt 12.
19 Aug.: Henri Molkenboer, Morschweg 6a
19 Aug.: Gonny Schrandt, Lammeschans-
weg 7.
19 Aug.: Riek v. d. Meer, R'veen B 195.
19 Aug.: Herman Hoogkamer, Zilkerweg 65
20 Aug.: Jan Grundemann, W. Singel 88.
20 Aug.: Jaap de Groot, Trompstr. 6.
20 Aug.: Greet je Tuinman, Seringenstr. 65.
20 Aug.: Gerard Langebroek, Aloëlaan 48.
21 Aug.: Piet Alkemade, Morschstraat 58.
22 Aug.: Trees Verhaar B 378 R'veen.
22 Aug.: Adrie van Bergen Henegouwen,
Evertsenstraat 27.
22 Aug.: Leo Tummers de Laat de Kanter-
straat 4.
22 Aug.: Rietje Nieuwenhoven, Jan Vossen-
steeg 29.
22 Aug.:. Jan Kohschulte. Heemstede.
22 Aug.: Cor van Diest, Zandslootkade te
Sassenheim.
Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar
naam van schoolgaande kinderen in deze
lijsten wil opgenomen zien, schrijve me
minstens 14 dagen voor den verjaardag.
Oom Wim.
ANTWOORDEN
bij de raadsels van verleden week waren:
Opl. 1: De Nederlandsche Bank.
Opl. 2: Rookwolken.
Opl. 3: De mond openen.
Opl. 4: Een spaarpot.
Opl. 5: Op zijn pooten.
Opl. 6: Als ge in het water kijkt.
Opl. 7: Brombeer.
Opl. 8: Kaarsvet.
Opl. 9: Een zaag, een hark, een vork, enz.
Opl. 10: Roomijs.
Opl. 11: Een zeehond.
OpL 12: De ijsbloemen op de ruiten.
NIEUWE RAADSELS
ingestuurd door Kees Paardekooper.
Raadsel I:
Medeklinker
a deel van een boom
komt uit het oog
Stad in Noord Holland.
fijn soort broodje
heeft iedere visscher
medeklinker
Raadsel II:
Verborgen plaatsnamen:
1. Wij hebben vier konijnen.
2. De doode werd op een baar naar de
kerk gebracht.
3. De beer talmde niet lang, maar viel
direct de jager aan.
4. Ik rij meteen door naar school.
5. De Indiaan heeft veel schedels.
Raadsel Hl:
Mijn geheel is een spreekwoord van 15
letters.
15, 13, 14 metaal.
6. 3, 4, 5 trots dier.
6, 10, 11, 9, 2, 11 oppasser der schapen.
12, 7, 8, 1 groot bos.
Raadsel IV:
Mijn eerste is een koele drank.
Mijn tweede is een rivier bij Leiden.
Mijn geheel is een plaats in Zeeland.
T Isel
Een werk dat je opgedragen is.
groeit langs de slootkant.
Heeft elke priester.
Zoet waterdier.
Heeft een man met een mank been.
Leidt naar boven.
Doodstraf.
De met x geteekend vormen de naam
van een stad in Noord-Brabant.
Raadsel VI:
x medeklinker
x kleedrngstuk
.ik.. heeft men bij tennis noodig
x x x x x x x plaats in N. Brabant.
x hoort in de keuken.
x de stam van het werkwoord
x medeklinker.
De oplossingen niet opsturen. Deze
geef ik de volgende week zelf.
Kees Paardekooper.
KAMPIOEN.
door Cor van Diest.
Een laffe daad.
I.
't Was een luidruchtig troepje op de
speelplaats van de jongensschool te Berk-
heide. En geen wonder, nog maar enkele
dagen scheidden hen van den grooten dag,
de dag waarop de erndvvedstrijd gespeeld
zou worden tusschen het elftal van de An-
toniusschool uit 't naburige dorp Westduin
en hun eigen elftal, waar heel Berkheide
trotsch op was. Druk werden op het speel
plein de kansen besproken, de spanning
werd steeds grooter. O, als ze deze laatste
wedstrijd zouden winnen, dan was hun elf
tal kampioen. Jongens, doe je best, laat je
niet verdringen, was de raad, die de „hel
den van den dag" geregeld te hooren kre
gen. „O, als je je maar kranig houdt en
eerlijk spel speelt, zal het je best lukken";
meende mijnheer Wiebert, de onderwijzer
van de klas. In ieder geval hebt jullie het
al ver gebracht; maar denk erom: eerlijk
en fair spel! Dat alleen stempelt jullie als
ware sportmen"; meende mr. Wiebert dan
weer een andere keer. Eén was er, die niet
met de spontaniteit en de spanning der an
deren instemde. Die ééne was Tom Weijers.
Hield hij dan niet van voetbalspel? O ja,
heel veel zelfs, maar hij gunde Joop De-
greef zijn plaats als aanvoerder niet. Die
Joop, die eerst later van de partij gewor
den was, en hém, Tom verdrongen had.
Neen, dat zou hij die indringer nooit, neen
nooit vergeven. Al lang zon hij op een mid
del om wraak te nemen. Wacht maar, hij
zou dien Joop. dien kwajongen, wel eens
te pakken krijgen! En dan zou hij er van
lusten! Ha, Tom verkneukelde zich nu al
in de voldoening, die de wraakneming hem
verschaffen zou! Als de gelegenheid maar
eens kwam. Hoe dat zoo gekomen was, dat
Joop Degreef de plaats van Tom Weijers
had ingenomen? O, heelemaal niet door
oneerlijkheid of indringen, zooals Tom
zichzelf wilde inpraten, ofschoon hij toch
zelf ook wel beter wist: Eerst verleden
jaar was Joop met zijn ouders te Berkheide
komen wonen, ze waren uit Indië terugge
komen, waar zijn vader jarenlang een hoog
ambt had bekleed.
(Wordt vervolgd).
VAN GROOTEN EN KLEINEN
door Diederik.
Groote Pieten, kleine Pieten,
Kleine Pieten wel het meest;
Doch voor heele groote Pieten
Is de kleine Piet bevreesd!
Groote geesten, kleine geesten,
Kleine geesten zijn bedeesd;
Doch hoe grooter zijn de geesten,
Zooveel grooter is het beest?
Groote menschen, kleine menschen,
Kleine menschen zonder geld,
Maar., hoe grooten daaraan komen,
Wordt de kleintjes niet verteld!?
Groot bruggen, kleine bruggen,
Kleine bruggen zijn er veel;
Maar een brug slaan in Europa,
Vraagt van naastenliefde veel!
Groote heerschers, kleine heerschers
Allen heerschen op hun wijs;
Maar van heerschers, die nu heerschen,
Wordt dit niet gesteld op prijs!
Groote dichters, kleine dichters,
Kleine dichters hebben bof;
Prijs men hen, zoo als de grooten
Ja, dan is hun werk geen sof!!
Tot mijn groot genoegen verneem ik,
dat mijn medewerker „Diederik" voor zijn
versje in de wedstrijd, uitgeschreven door
„De Drie Eenen" den eersten prijs behaalde
(onder pseudoniem Beets").
Oom Wim.
RUST
door Anny van Diest.
Na zware, vermoeiende taak,
Van rust'loos wroeten in vruchtb're aard,
Smaakt hij, de landman zoete rust
Al aan den eigen haard!
Komt na een verre reis van gevaren vol,
De zeeman behouden weer aan veil'ge
kust,
Begroet hij vol innigheid vrouw en kind,
En vindt bij deze de noodige rust!
De jager, met rijken buit belaan,
Terugkeerend van lange jacht,
Treedt vergenoegd zijn woning in,
Waar gezellige rust en verpoozing hem
wacht!
Ja, wie zal niet met vreugd de avond zien,
Die zal voeren ons om eigen eigen huis?
,Maar schooner nog zal d' eeuwige rust
nog zijn,
Bij God, bij Hem in het Vaderhuis.
EEN MOEILIJKE KEUZE
door Irène.
„Pf wat 'n hitte! Ik smelt zoo wat zuchtte
Loes Vermeulen, terwijl ze een stoel op het
balcon trok en er behagelijk in ging zitten.
„Nou mij dunkt, dat er wel warmere
dagen zullen komen", zei Lies van Dijk,
die met veel moeite op de rand van het
balcon probeerde te zitten. „Maar waar is
Jet?"
„O die vischt beneden de post op. O fijn,
't is vandaag Donderdag? Fjjn, post van
thuis! Ik ben erg benieuwd, wat de brief
van vandaag zal brengen. Ik had Vader ge
vraagd om door te mogen studeeren om
kinderdokter te worden, als ik hier vandaan
kwam. Dat is altijd mijn grootste ideaal
geweest om die zieke stumperdjes te hel
pen die dan met uitgestrekte handjes naar
je komst konden verlangen."
Lies zei niets, maar trok een blaadje van
de linde af. Ja, zij zou denkelijk wel thuis
komen als ze hier vandaan was. Heerlijk,
gewoonweg!. Heelemaal vrij! Hoe zou ze
zich gevoelen!
„Hallo, ik heb post voor jullie! Voor jou
een brief Loes en jij Lies een ansicht! En
kunnen jullie het nogal uithouden hier!
Jullie zitten hier anders zalig!"
Loes scheurde vlug de brief open en las
hem door. Ja, ze kon tusschen de regels de
teleurstelling van vader lezen, ofschoon
vader het toch goed vond. Ze stond voor
een moeilijke keuze. Thuis had vader zoo'n
last om goede huishoudsters te krijgen om
voor haar andere zusjes te zorgen. Maar Va
der had er nooit over geklaagd, maar er
zich altijd over verheugd dat Loes zou
thuiskomen om aan de plaats" van haar zoo
jong overleden moedertje in te nemen. En
nu had Vader zich vergist.
O, ze zou dolgraag thuiskomen om moe
dertje te spelen voor haar zusjes, maar wat
moest ze dan doen als haar zusjes groot
waren en haar hulp niet meer noodig had
den? Wat voor bekoorlijks had de wereld
dan voor haar?
Ze ging stil weg met de brief en liep als
vanzelf naar de bank op de speelplaats, die
beschaduwd werd door 'n groote beuk.
,„Hier had ze altijd haar verdriet uitge
huild, toen ze pas hier kwam, als vadertje
op bezoek was geweest. Zes jaren lang was
ze werktuigelijk naar dit plekje gekomen
om stilletjes alleen te zijn. Het was hier
zoo fijn rustig. Niets stoorde je. Alleen het
getikkel van de rozenkransen van zusters
die stil in den kloostertuin liepen te bidden,
waarvan je, af en toe het witte geschemer
van de kappen zag tusschen het frissche
groen.
Ze stond op en ging denzelfden weg als
ze gekomen was, maar om even weifelend
voor de kapel te blijven staan. Ja, aan Hem
zou ze hulp vragen. Hij, die haar altijd bij
stond, bij elke moeilijkheid! Ze ging stil in
de achterste bank knielen. De brief lag
voor haar en af en toe druppelde er een
traan op. Ja, nu stond haar besluit vast.
Ze zou naar huis gaan, naar vader, naar
haar lieve zusjes die allen zoo verlangend
naar haar verlangden om daar de plaats
van moeder zoo goed mogelijk in te nemen.
Met een stralend gezicht ging ze de ka
pel uit, blij om zooals dikwijls steun van
Hem te hebben gevraagd en deze ook van
Hem verkregen te hebben.
STORMWEER,
door K. Wiebus.
Wijze: „Stormy Weather"
Effen glad., rustig, veilig ligt de zee..
Zachtkens deinend.
Wiegend 't zeekasteel, 'n moeder schijnend
Over haar zilte water
Feestgedruisch, zang en dans, en vreugd
aan boord
't Weer is prachtig
Geen denkt aan gevaar, 't schip is machtig
Glijd statig over 't water
Maar aan d' horizon komen wolken
Scherper wordt de wind, 't zijn de tolken
Van een nad'rend onheil dat wordt
geboren,
Alleen aan boord is feest,
Daar klinkt steeds nog het nieuwste
sohlagerlied
Stormy Weather.
Het publiek zingt mee Stormy Weather,
Zich geen gevaar bewust....
Zich geen gevaar bewust.
De kap'tein, streng en zeker is z*n toon,
Geeft bevelen.
Denkt aan 't leven van zoovelen,
Die het hem toevertrouwden
Gierend nu, loeit en sist en beukt de wind
De zee gaat koken
Hoog dond'ren golven op, woest ontloken
Dreigen met doodsgevaar.
Opeens., één roep., vlug in de
reddingsbooten.
Vrouwen en kind'ren éérst, 't schip is
lek gestooten,
In breede gulpen stroomt het doodend
water
In 't groote zeekasteel..
Zacht'kens.. langzaam., als een scherm
dat valt,
Ten dood gedoemde....
Zinkt het schip, dat men „onkwetsbaar"
noemde
Door krachten der natuur
WALEWEIN
Een verhaal uit den Riddertijd
door Ant Olde Kalter.
xcvn.
Toen wij terugkeerden had de prins de
wouden verlaten en was naar het slot zijns
vaders teruggekeerd. Van zijn makker, die
hem tijdens zijn verblijf in de wouden ge
zelschap hield, vernam ik dat zijn stiefmoe
der was gestorven, en de prins mitsdien de
tijd gekomen achtte naar zijn ouderlijk
huis terug te keeren.
Toen ik tot Koning Assentijn werd toe
gelaten, zat deze juist met verschillende
ridders aan den feestdisch. Den volgenden
dag namelijk zou de Koning een groote
jachtpartij beleggen. En weder zult ge be
merken, dat het geluk met mij was: Ossen-
tijn meende dat ik kwam om deel te nemen
aan zijn jacht, mi noodigde mij terstond uit
mede aan te zitten. Ge begrijpt, heer Ko
ning, dat ik over het werkelijke doel van
mijn tocht zweeg. Zoo was het immers
beter.
Zoodra ik echter zijn schoone dochter
jonkvrouw Isabele zag, heden is zij mijn
bruid en bevindt ze zich hier in uwe zaal,
zwoer ik onmiddellijk op mijn zwaard haar
nimmer meer aan Koning Amoraen te zul
len schenken. Echter liet ik niets merken.
Den volgenden dag trok ik met Assentijns
gezelschap de wouden in ooi de jacht te
beoefenen. Ook jonkvrouw Isabele verge
zelde ons
Tij-c ens de jacht werden wij plotseling
opgeschrikt door de luide noodkreten der
jachthoorns. Wij ga''en onze rossen de
spoier en snelden naar de piek, vanwaar
het geluid kwam. En ziet, een talrijke rui
terbende stond op het punt jonkvrouw
Isabele te ontvoeren. Nog juist kwamen wij
op tijd. De aanvallen werden zoo snel
door ons overrompeld, dat zij onmogelijk
de vlucht konden nemen. Weinige oogen-
blikken later waren alien gebonden. Slecnts
een ridder bevond zich onder hen. En, bij
den draak van Marcone, hot was wederom
ridder Boudewijn, die, door Isabel te ont
voeren, mij trachtte te dwarsboomen.
Boudewijn en allen, die met h^m warm,
werden gevangen naar Assentijns burcht
overgebracht. In tusschen haf ik den Ko
ning mijn vijandschap met Boudewijn ver
haald, en hem verzocht mij toe te staan
met den snoodaard in het krijt te treden.
De Koning, heden mijn vader, vergunde
het mij. Boudewijns medehelpers werden
inmiddels in Assentijns kerkers geborgen.
Het was reeds na vespertijd toen ik met
Boudewijn het krijt betrad. Wij vochten
lang en met zulk een heftigheid dat het ge
kletter onzer wapenen den omstanders
schier verdoofde.
Boudewijn echter onderging zijn straf
voor zijn onedele daden. Ik stootte hem
doodelijk uit den zadel."
Walewein werd hier onderbroken door
het heilgeroep der edelen, doch vervolgde
onmiddellijk: „In dit gevecht echter werd
ik zelf zoo deerlijk gewond, dat ik mij ge-
ruimen tijd op de legerstede moest uitstrek
ken.
Weinige oogenblikken nadat Boudewijn
ter aarde was getuimeld, viel ik bewuste
loos in de armen van Assentijns ridders die
mij den burcht binnendroegen.
Koning Assentijn stond zijn dochter toe
mij te verplegen. Het was dan ook door
hare handen, dat ik na drie maanden weder
in staat was mijn wapenrusting te dragen.
Er geschiedde echter meer op Assentijns
kasteel. Jonkvrouw Isabele en ik schon
ken elkander onze liefde. Toen ik den Ko
ning zijn dochter ten geschenke vroeg, om
helsde hij mij, en noemde mij zijn zoon.
Nog eenige dagen vertoefde ik op den
burcht en aanvaardde daarna met mijn
bi-uid en schildknaap, benevens de edele
ridders IJdelbert, Rontmarck en Mamiveert,
in gezelschap van een talrijk gevolg de
terugreis. (Wordt vervolgd).
PARODIE OP: EEN KARRETJE OP DE
ZANDWEG REED
door K. Wiebus.
Een auto, die op een zandweg reed,
De maan scheen helder, de weg was
breed
De motor gromde nijdig.
Opeens., een psst.. een lekke band
Geen reservewiel meer bij de hand,
Hij komt niet meer thuis, die vrind,
die vrind?
Een motor reed langs berg en dal,
De nacht was donker, de weg was smal,
Op eens stond daar een bordje:
De overweg wordt niet bewaakt,
De man is onder een trein geraakt
Hij komt niet meer thuis, die vrind,
die vrind?
Een wissellooper met een tasch,
Zat op een keer in zak en asch
De man zat vol met schulden.
Hij ging er met het geld vandoor,
En alle menschen brulden in koor:
Hij komt nooit meer thuis, die vrind,
die vrind?