De Jübileerende Herder van Aarlanderveen Zilveren Priesterfeest van Rector Westgeest VRIJDAG 16 AUGUSTUS 1935 DE LE1DSCHE COURANT TWEEDE BUD. - PAG. 5 Pastoor Omtzigt viert zilveren priesterfeest. Het zilveren priester-jubileum van den Pastoor van Aarlanderveen, den zeereerw. heer Jac. N. Omtzigt, is gisteren echt op z'n Arleveensch, cLw.z. in een stemming van landelijke gemoedelijkheid, gevierd. Ofschoon de Pastoor nog niet zoo lang in deze parochie het geestelijk herdersambt uitoefent, hadden de parochianen zijn zil veren jubileum gaarne aangegrepen als een ongezochte gelegenheid om aan hun Paep- sche verknochtheid voor den priester en van hun waardeering voor den stillen ar beid van den pastoor uiting te geven. Op de vigilie van Maria Hemelvaart was de rust in het dorp, welke anders slechts even verstoord wordt door een rammelende melkauto of door het geping-ping van het treintje, in ernstige mate geschokt. De Pastoor zou zijn feestelijke intrede doen. Jong en oud schaarde zich langs de Dorp straat of op de opnaalbruggen voor de boerderijen, in afwachting van de gebeur tenissen, die komen gingen. De feeststoet komt in zicht. Te ongeveer zeven uur (volgens den nieuwen tijd!) kwam de stoet, welke aan de Ziende den jubilaris had opgewacht, in zicht. Voorop een groep in geel-wit uitge doste ruiters, gevolgd door fietsers op met veel ambitie en zorg versierde rijwielen. Met groot geschetter marcheerde achter deze aan de Harmonie „Door Eendracnt Sterk". Twee edelknapen, in karmozijn- fluweelen pakjes, reden voor de auto van den jubilaris uit, waarin deze met zijn hoog bejaarde Moeder was gezeten. In een vier tal andere auto's hadden plaats genomen de familie van den Pastoor, o.a. de beide eerw. Broeders Omtzigt, de wel eerw. paters S. Linders O.F.M. uti het klooster te Nieuwe Niedorp, tijdelijk assistent en C. Honout, uit Kaatsheuvel, van de Congregatie der H. Familie, zoon van de parochie en het Kerk en Armbestuur. Het eergeleide werd weder om gesloten door een escadron ruiters. Het was een aardige stoet, die, zooals al dergelijke landelijke feest-escortes, niet weinig aan attractie won door de wonder lijke en vaak angstwekkende capriolen van de paarden. Niet zoodra begon „Door Sa menwerking Sterk" te blazen of de paar den begonnen te steigeren en te bokken, met uitgesproken neigingen om achterste voren door het Dorp te trappelen. De feestvreugde van de menschen deelde zich ook mede aan de weibewoners, de koeien, de kalveren en de schapen, die ge prikkeld door de opwekkende muziek, ca- roussel gingen draven in het land en een volledig bal champêtre op touw zetten, mis schien ter eere, maar ongetwijfeld tot groot vermaak van den voorbij trekkend en jubilaris. De stoet trok het geheele dorp door tot aan de grens der parochie bij Ter Aar en keerde vervolgens naar de kerk terug. Twistgesprek tusschen jonge dames en jongemannen. Over de oprijlaan was een mooie eere- boog uitgespannen, die met guirlandes van groen en bloemen en lampions met het kerkgebouw was verbonden. Bij deze eere poort werd de Pastoor begroet door een spreekkoortje van eenige meisjes en jonge mannen, waarvan de tekst door den pater assistent was opgesteld. De jongemannen waren er nog niet voor te vinden on in dezen somberen tijd feest te vieren: „Maar is dan dit feest zoo groot en voor naam, Dart; wij allen daaraan deel moeten nemen?" Het tegenkoor van jongedames zat ech ter niet om een antwoord verlegen: „Broeders! gij weet wat een Priester is Een gezant van onzen hemelschen Vader Om te helpen, te sterken, te troosten zijn volk". Het einde van deze zeer geslaagde sa menspraak was, dat de jongemannen, zoo als meermalen voorkomt, de meisjes maar in 't gelijk stelden en te zarnen den zilve- een herder huldigden als Godsgezant. Nadat door mej. Honout bloemen waren aangeboden, werd door Pater Honout na mens de parochianen een woord van har- telijken gelukwensoh en welkom gespro ken. Een kort Lof, waarbij de jubilaris geas sisteerd werd door de weleerw. paters Lin ders en Honout, besloot dit preludium van den eigenlijken feestdag. J Op Maria-Hemelvaart. Het weer, zulk een belangrijke factor bij feesten, dat zich den avond te voren wat ongewis en onrustbarend voordeed, was gisterenmorgen geheel opgeklaard. Het was echt weer voor Maria-Hemelvaart, met veel licht blauw ter eere van de Hemelkoningin en statig-zeilende witte wolken, zonder welke wij ons geen hemelvaart den-ken kunnen. In de vroegte reeds riep de klok met bronzen tong de geloovigen ter kerke, waar de parochie „en masse" zich aan de H. Ta fel vereenigde, om voor den goeden Pas toor te bidden. Te 10 uur was het hoogtepunt van den dag aangebroken: de plechtige H. Mis. Door een legertje van lieve bruidjes werd de Pastoor door den voor-tuin naar de kerk geleid, waar Z.Eerw. met een luid-schal- lend Welkomslied door zijn parochianen werd begroet. Bij het H. Offer, dat nu een aanvang nam, werd de Feesteling geassisteerd door den hoogeerw. heer mgr. M. W. A. Wijtenburg, als presbyter-assistens. Als diaken fun geerde de weleerw. pater Honout, als sub diaken de weleerw. heer P. J. Kemper, ka- palaan te Scheveningen, als ceremoniarius de eerw. broeder Omtzigt uit Amsterdam. In het priesterkoor hadden nog plaats ge nomen de hoogeerw. heer J. P. Huibers, deken van Hoorn en de zeereerw. heer W. J. J. A. Borsboom, pastoor van Noorden. De kerk was met fijnen smaak versierd, in een witte tooi van dahlia's en gladiolen, de bloemen van den nazomer. In het schip hingen de bloemluchters af als witte ster ren, het altaar rees statig op uit een schui mende branding van witte bloemen en werd overhuifd door een uit het gewelf neerdalende lintenkroon. Na het Evangelie werd de feestpredica- tie gehouden door den weleerw. pater S. Linders, assistent. De feestpreek. De predikant had tot tekst gekozen: La ten wij den Heer onzen God dank brengen, want het is niet meer dan billijk en pas send". Wat een feest van stralende vreugde, zonnige blijdschap en ontroerende dank baarheid maakt deze parochie heden mede, nu dank en lof ten hemel opstijgen voor hetgeen de Heer gedurende vijf-en-twintig jaar in dezen mensch heeft gewrocht. Vijf- en-twintig jaren priesterleven! Wij zouden daarvoor moeten kennen de waardigheid, macht en verantwoordelijkheid van den Priester. Reeds in het Oude Testament omringde God zijn priesterschap met dit heerlijk ge bod: Raak niet aan Mijn gezalfde. Als in het Oude Testament het Pristerschap reeds zoo hoogverheven was, wat zou het dan on der het Nieuwe Testament zijn. Toen het feit had plaats gegrepen, dat God mensch werd, een mensch, die kon schreien, een mensch, die zijn voeten door liep om goed te doen, is deze mensch erop uitgetrokken om de menschen te vangen voor hun eeuwig geluk. En tot eenige andere menschen zeide Hij: „Kom, volg Mij. Van nu af zult gij men schen vangen". Het doel van het priesterlijk leven is NA DE AANKOMST AAN DE „GOEDE HERDER": Rector Westgeest roet de klooster-oversten en zijn familie. Voorts Pastoor Meijer, Pater Peters en kapelaan Krom. „menschen vangen", zich naar Christus' voorbeeld totaal weggeven voor het volk. Toen Christus van ons wegging heeft Hij een middel uitgedacht om bij ons te blij ven, bij het menschdom, waarmede Hij me delijden had. Hij nam een stukje brood en sprak: Dit is Mijn Lichaam. Hij nam een bekertje wijn en sprak. Dit is de kelk van Mijn Bloed.doet dit te Mijner gedach tenis. En, in navolging van dit goddelijk voor beeld hebben de Apostelen en na hen, alle priesters tot Zijner gedachtenis'deze woor den gesproken, waardoor Christus, onder de gedaanten van brood en wijn, met lichaam en ziel bij ons komt. Ziedaar iets van de waardigheid van den Priester. Op wat een duizelingwekkende hoogte kan God een mensch van vleesch en bloed stel len! Wat geen Keizer of Koning ooit ver mag, dat vermag de Priester. De macht van den Priester, waar het geldt het vergeven van zonden aan zon daren, is onpeilbaar. Maar de Priester, bekleed als hij is met zulk een macht en waardigheid, heeft te vens een zeer groote verantwoordelijkheid tegenover God. De Priester moet de gids der zielen zijn, het „zout der aarde", die ons het Geloof leert smaken. Van elk woord, van iedere nraad, van iedere kwijtschel ding in de biechtstoel en van iedere H. Mis, zal hij verantwoording hebben af te leggen. Vanmorgen zijn alle parochianen naar de Feestmis opgegaan, om te bidden, dat God aan onzen beminden herder sterkte en moed zou geven, opdat hij een priester mo ge zijn naar Jezus' H. Hart en tevens dat God de hartewensch van den herder in vervulling zou doen gaan: dat Koning Christus heersche in zijn parochie. Vóór de prefatie bidt de Priester: „Laten wij God onzen Heer dank brengen", en het volk zal, vandaag met meer nadruk nog dan anders antwoorden: „Het is niet meer dan billijk en rechtvaardig". Laten wij van dit offer een offer maken van diepe aan bidding, 'van dankbaarheid en van verzoe ning. Laten wij bidden, dat God deze pa rochie zegene in de vreugden en degelijk heid van het huisgezin. Laten wij God bid den, besloot spr., dat Hij den herder sterk te geven, opdat hij zijn werk kan blijven vervullen tot heil der zielen, tot heerlijk heid van Gods Kerk, tot groote vreugde van God en Zijn heiligen. Door het zangkoor werd, met zeer te prijzen toewijding, gezongen de Mis „Lau- da Sion" van Hubert Cuypers en aan het slot der plechtigheid de Priestercantate van Elbert Franssen. Na de Hoogmis begaf het Kerk- en Arm bestuur zich naar de Pastorie ter aanbie ding van het huldeblijk der parochie. De heer A. de Jong wenschte den Pastoor ge luk met zijn zilveren feest en bood, als stille getuige van aller waardeering en genegenheid, een blanke enveloppe met in houd aan. Van 1 tot 2 uur werd receptie gehouden. Alle parochianen kwamen hun herder de hand drukken, om hem, behalve door het gezamelijk geschenk (zie de enveloppe hier boven!) ook ieder persoonlijk een blijk van medeleven met zijn feest te gevent. Te half drie begon het Plechtig Lof, waarbij de Jubilaris geassisteerd werd door de weleerw. heeren Honout en Lin ders. Tijdens het Lof heeft de Jubilaris een dankwoord tot zijn parochianen gesproken. Een hartelijk en herderlijk dankwoord. 1 Mijn hart is te vol om veel te kunnen zeggen, aldus spr., maar toch mag ik niet nalaten een enkel woord te zeggen. Dage lijks bidt de Priester in de H. Mis: „Heer, wat zal ik U wedergeven voor alles wat Gij mij gegeven hebt?" Het antwoord daarop hebben wij hedenmorgen gehoord in de heerlijke woorden, die de pater tot u en mij heeft gesproken: „Laten wij dank brengen aan den Heer onzen God". In de afgeloopen dagen in de afzonde ring zoo ver van mijn parochie gingen mijn gedachten toch telkens naar hier te rug. Dat kon ook niet cinders. Want in den korten tijd, dat ik hier ben, heb ik u lee- ren begrijpen en waardeeren en ben ik veel van u gaan houden. Het is niet in mijn macht tijden en toe standen te veranderen. Ik heb met een bang hart tegen dezen zoo buitengewoon feestelijken dag opgezien. Ik ging de paro chie uit, omdat dit mij zoo instantelij k is verzocht en omdat ik gevoelde, dat gij eer wilde brengen aan het H. Priesterschap. Gij zij t allen in druk, allen in droeve omstandigheden en dan wil men eigenlijk van feestvieren niets weten. Maar gij hebt dit alles willen doen nogmaals om den Priester te eeren. Toen ik de parochie binnen kwam, wist ik niet waar ik kijken moest; overal vreug de en versiering. En toen ik de kerk bin nentrad: een zee van licht, een schat van bloemen. Dank breng ük. op de eerste plaats aan God, Die mij het leven gegeven heeft en mij tot Zijn dienst heeft geroepen. Vijf-en- twintig jaren zijn sinds mijn priesterwij ding verloopen. Aan God is het te beoor- deelen, of ik mijn best heb gedaan. Nu deze mijlpaal in mijn leven is gezet, ben ik blij. (Foto Slegtenhorst) dat gij vanmorgen m zoo overvloedigen ge tale men kan gerust zeggen bijna de ge heele parochie ter H. Communie bent geweest om God voor mij te bidden en te danken. Dank breng ik ook aan mijn goede ouders, van wie mijn Vader dit feest hier .niet meer mag beleven. Maar wel is het mij gegeven, dat mijn goede Moeder dit ge heele feest nog heeft kunnen meemaken. Naast God, heb ik aan mijn Vader en Moe der alles te danken. Voor de feestelijke ontvangst bij mijn terugkomst hartelijk dank aan allen, voor al aan degenen, die het initiatief ertoe heb ben genomen en alles ervoor over hebben gehad, om dit feest zoo schoon te maken. Wanneer straks dit Plechtig Lof besloten wordt met een „Te Deum", zal ik God dan ken voor alle weldaden geschonken op de zen dag, een dag, die ijf evenmin zal ver geten als de dag van mijn Priesterwijding. Als wij dagelijks aan het altaar staan om voor de parochie te offeren, vraétgt gij dan aan God om Zijn priester te steunen. Ieder heeft zijn eigen zorgen, maar de verant woordelijkheid van den Priester is zoo ont zettend groot. De kerkelijke overheid heeft me te midden van u aangesteld. Ik zal trachten u als een herder te leiden, maar verwacht ook steun van u, vooral door uw gebed. De H. Jacobus heeft 't zoo kort ge zegd: „Laten wij voor elkander bidden". Ik zal u in het gebed indachtig zijn; weest gij ook mij indachtig. Dan zult gij Gods zegen over u afroepen en steun en hulp verzeke ren aan uw pastoor. God zegene u voor alles, wat gij deze da gen zoo van harte voor mij hebt gedaan. Het was een van de schoonste dagen van mijn leven; een echte blijde dag. Als de feestelijkheden voorbij zijn, be sloot spr., gaat alles weer zijn gewone gang. Maar beloften blijven: gij bidt voor mij, ik bid voor u. Met een machtig „Te Deum" werd de kerkelijke feestviering besloten. De Harmonie bracht in den loop van den avond een serenade, nadat des middags het Muziekgezelschap „Concordia" uit Tholen (bijna allen Gereformeerden) aan den vroe- geren Pastoor en vriend een serenade was komen brengen, een attentie, welke door den Jubilaris op zeer hoogen prijs werd ge steld. Feestvreugde in de „Goede Herder" te Leiderdorp. DE ONTVANGST AAN DE ZIENDE: Van Omtzigt, L n. r.: pater Honout, eerw, br. Omtzigt, mevrouw Omtzigt, de jubilaris, eerw. br. pater Linders en het Kerk- en Armbestuur. (Foto Slegtenhorst). De met vlaggen getooide Hooge Rijndijk was Woensdagmiddag de stille voorbode van het 25-jarig Priesterjubile van den zeereerw. heer Rector Th. L. Westgeest. Door de zeereerw. heer pastoor Meyer en eenige familieleden werd de Jubilaris te Leiden afgehaald en arriveerde, onder het feestelijk klokkengelui van de paro chiekerk en van de kloosterkapel, tegen zes uur aan den ingang van het klooster „De Goede Herder", waar een feestelijke intocht hem wachtte. Het „Welkom" prijkte niet alleen in de vestibule maar het jubelde ook in de har ten van alle Zusters en kinderen. Voorafgegaan door een lange, blanke rij van Zusters ging het, onder het zingen van het „Veni Creator" door de anders zoo stille kloostergangen naar de zoo zeld zaam schoon versierde kapel. Plechtig klonk het welkomstlied, waarna het Ma- rialof door den Jubilaris gecelebreerd met assistentie van pastoor I. J. W. Meyer en kapelaan P. Krom en als ceremoniarius pa ter Adrianus Peters O.Carm. De versiering. Schoon is de kapel, maar nu in deze bloe menpracht een ongekende weelde voor oog en hart. Het altaar omgeven met Kentia's, palmen van bijzondere kwaliteiten, welke de bescherming vormen van de daaronder aangebrachte bloemenweelde, bestaande m een groene sluier van Adianthum met witte gladiolen, sierden het ruim van de den met Asparagus-takken ter lengte van twee meter en een keurige wandversie ring, alles doorweefd met ontelbaar vele witte gladiolen, vulden het ruim vkn de kapel. Voor de kleine altaren vormde een Adianthum met een middellijn van ruim een meter reeds op zichzelf een buitenge wone pracht. Een waar kunstwerk vormden de twee bloemstukken, voorstellende het H. Sacra ment en de spreuk Mare. 16 15 „Gaat en onderwijst alle volken". Het was een zeldzaam kunstvolle versie ring, een heerlijk harmonisch geheeL Het moet een tot in de kleinste bijzon derheden wel-overwiogen plan geweest zijn om in zulk een beperte ruimte zooveel te kunnen geven. Dit alles was het werk van den tuinbaas van 't klooster, die zijn idealen in deze versiering heeft weten te leggen, waaraan zeker een maanden-lange voorbereiding is voorafgegaan. De Hoogmis. Gistermorgen te 10 uur werd door den Jubilaris een plechtige H. Mis gecelebreerd aan het rijk versierde hoogaltaar. Zijneerw. werd hierbij geassisteerd door den zeereerw. heer C. J. Tholenaar, pas toor te Wassenaar als presbyter-assistens, den z.eerw. pater J. v. d. Hulst prior van 't klooster van Kruisheer en te Hastings Ne braska U.S.A. als diaken en den zeereerw. heer A. Goossens, pastoor te Santpoort als sub-diaken, die in dezelfde functies assis teerden vóór 25 jaar bij de Eerste Plechtige H. Mis. Na het Evangelie werd door den zeer eerw. heer J. L. Speet, pastoor te Leimui- den de feestpredicatie gehouden. In zijn inleiding wees de gewijde redenaar op de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 5