VRIJDAG 26 JULI 1935
DE LWDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD. - PAG. 6
Vraag 67. In de inhoudstabel van mijn
missaal vind ik veertien Apostelen ver
meld. Hoeveel zijn er eigenlijk geweest?
Mij is bekend, dat de H. Paulus, door Zijn
bijzondere roeping het recht had zich Apos
tel te noemen, maar dan blijven er nog
dertien ni. Petrus, Andreas, Barnabas,
Bartholomeus, Jacobus de ?oon van Al
pheus, Jacobus de zoon van Zebedeus, Jo
annes, Judas Thaddaeus, Mathheus, Mat
thias (die Judas Iskariot na diens dood ver
ving), Philippus, Simon en Thomas.
Antw. In de namenlijsten der Aposte
len, te vinden in Mt. 10, 2, 4; Mc. 3, 16-19;
Lc. 6, 14-16; Handel. 1, 13; komt Barna
bas niet voor. Hij toch was niet zooals de
andere Apostelen behalve dan Matthias,
die in de plaats van Judas Iskariot door de
Apostelen gekozen werd door Christus
Zelf gevormd en uitgezonden om de getui
gen te zijn van Zijn Verlossingswerk en
Zijn Openbaring („apostel" beteekent: ge
zant, uitgezondene). Barnabas was de bij
naam van den leviet Jozeph uix Cyprus, die
zich in Jeruzalem bekeerde en o.a. als met
gezel van zijn neef den Evangelist Mar
cus en van den Apostel Paulus aan het be
keer ings werk groot aandeel had. Met Pau
lus, die hij het eerst met de andere Apos
telen in contact bracht, speelde hij een be
langrijke rol op het concilie van Jeruza
lem. Waarschijnlijk om zijn zoo nauwe re
latie met Paulus en de andere Apostelen
wordt hij in Handel. 1, 4 ook „Apostel" ge
noemd. Deze eerenaam bleef in de Litur
gie voor hem behouden.
Vraag 68. Hoe kan ik tegenover een on-
geloovige het bestaan der engelen in 't bij
zonder van „bewaarengelen" bewijzen? En
wat zijn engelen eigenlijk?
Antw. Dat kunt U niet, tenminste niet
direct. Herhaaldelijk is er in deze courant
(speciaal in de „brieven over ons Geloof")
op gewezen, dat men in „apologetische" ge
sprekken met andersdenkenden moet „be
ginnen bij het begin"! Bij geioovige anders
denkenden gaat men dan uit van het punt,
waar de beide godsdienstleeren uiteenloo-
pen, of liever van uit het laatste punt waar
over men het nog eens is; bij volslagen on-
geloovigen moet men beginnen bij het be
staan van God, dan spreken over hetgeen
God geopenbaard heeft en waar wij
die openbaring vinden kunnen m.a.w. wel
ke de bronnen van de openbaring zijn. Pas
als de „ongeloovige" met Gods hulp zóóver
is gekomen, dat hij de H. Schrift en de
Overlevering als bronnen van de Godde
lijke Openbaring erkent, pas dan kan men
met hem over het bestaan van engelen
praten. Want met het verstand alleen
kunnen wij nooit doorgronden of er engelen
•bestaan. Maar de H. Schrift (oud en nieuw
Testament) spreekt op vele plaatsen van
engelen en aartsengelen en van verschil
lende „koren", rangorden, van zalige Gees
ten. Christus spreekt ook van bewaaren
gelen. (Matth. 18, 10). Daarenboven zijn en
waren de godgeleerden algemeen van mee
ning, dat alle geloovigen een bijzonderen
'bewaarengel hebben, van hun geboorte af.
Wij kunnen de engelen met onze lichame
lijke oogen niet zien, want het zijn zuivere
Geesten zonder lichaam; evenmin als wij
onze eigen ziel en haar krachten als: ver
stand en vrijen wil, zien kunnen. De en
gelen hebben een zeer groot verstand, een
vrijen wil (de booze engelen misbruikten
dien tegen God) en ook een zekere macht.
Maar zij kunnen onze gedachten en inwen
dige wilsbesluiten niet kennen; zij weten
dus niet welke vrije wilsdaden wij in de
toekomst zullen stellen: dat weet God al
leen.
God heeft de engelen vóór de schepping
der wereld geschapen en hen aan een proef
onderworpen. Slechts een deel der engelen
heeft dien proef glansrijk doorstaan. Dat
zijn degenen, die wij nu „engelen" noemen.
Zij genieten voor eeuwig de gelukkiige aan
schouwing van God, ook wanneer Zij ons
Hun bijzondere bescherming geven. Een
gedeelte der engelen zondigde en werd
voor eeuwig tot de straf der hel veroor
deeld. Hen noemen wij .duivels" of booze
geesten. Ook hen kunnen wij niet zien,
maar wij moeten aan htm bestaan geloo-
ven; de H. Schrift en de Overlevering spre
ken herhaaldelijk ook van hen. Hun in
vloed ten kwade is zeer dikwijls onmisken
baar in elke menschenziel.
Vraag 69. Christus heeft gezegd (Matth.
5, 34) „Maar Ik zeg U, in 't geheel niet te
zweren". Heeft Christus daarmede het af
leggen van een eed niet verboden?
Antw. Christus wil zeggen, dat in het
Rijk der volmaaktheid, dat Hij predikt het
zweren overbodig is. Indien toch de men-
schen volgens Zijn leer zouden leven dan
ware er onder hen van leugen, bedrog en
onderling wantrouwen geen sprake. Ieder
ja of neen zou dan volkomen betrouw
baar zijn („Uw woord zij: ja, ja; neen,
neen". Matth. 5, 37), zoodat geen plech
tige bevestiging meer noodig was. Maar
zoolang Christus' Rijk der Volmaaktheid
nog niet in iedere ziel gevestigd is, en dus
leugen en bedrog helaas nog veel voorko
men, is ook de eed noodzakelijk en geoor
loofd om wettige redenen. Ja, zelfs, nauw
lettend beschouwd is de eed een daad
van Godsvereering, als wij om wet
tige redenen in ernst God tot Getuige roe
pen, dat wij de waarheid zeggen of een be-
Lofté zullen-nakomen. Zweren is geen „ver
zoeking van God", het is juist een erken
ning van Zijn alwetendheid en van Zijn
rechtvaardigheid, die elke leugen moet
straffen. Als ik zweer belijd ik, dat God
BUITENLAND
mij straffen mag, indien ik valsch zweer.
Chrisrtus Zelf heeft gezworen vóór Caiphas,
in antwoord op diens uitdaging, hem te
zweren „bij den levenden God" of Hij de
Christus was. Hij zeide toen: „Gij hebt het
gezegd" hetgeen dus beteekent: Ik bezweer,
dat ik de Christus ben. (Matth. 26, 63).
Voor het gerecht in ernstige zaken mogen
ook wij dus zweren.
Vraag 70. Hoe kan God toelaten, dat een
onschuldig kind van acht jaar door oudere
personen voorgoed zedelijk bedorven
wordt, gelijk dit geschiedde in een mij be
kend geval?
Antw. Uw vraag betreft eigenlijk het
probleem: hoe kan God het moreele kwaad
(de zonde) toelaten, terwijl Hij het toch
verhinderen kon. Deze materie is in deze
courant uitvoerig behandeld („Brieven
over ons Geloof' no. IX), zoodat wij er
niet nóg eens en dan in dit kleinere bestek,
op terug kunnen komen. Slechts wil ik
speciaal betreffende de vraag, die u stelt,
er hier even op wijzen, dat de alwetende
God ook precies en oneindig veel nauw
keuriger natuurlijk dan de belangstellen
de menschen! weet in hoeverre het kind
zelf schuldig is. Dat is voor ons een groote
troost als wij dergelijke gevallen meemaken.
God zal heusch dat kind niet zwaarder
straffen, dan 't werkelijk verdient en mis
schien zal Hij t heelemaal niet straffen
Immers als 't kind van jongsaf door oude
ren zóó bedorven wordt, dat het practisch
niet meer weet, wat goed of kwaad is, dan
is zijn schuld al spoedig gering of niets!
Natuurlijk, zulk een van jongs af bedorven
mensch blijft zijn vrijen wil behouden;
maar zijn geweten kan door anderen zóó op
een dwaalspoor zijn gebracht, dat de kwa
de daden, die hij kiest en stelt niet met
„volle kennis" geschieden en dus niet dood-
zond ig zijn. Deze gedachte kan aansporen
tot grooter nederigheid en tot groot er
deugd degenen, die een goede katholieke
opvoeding hebben gehad en daardoor het
onderscheid tusschen goed en kwaad uit
stekend kennen; hun verantwoordelijkheid
is daarom veel grooter, hun schuld bij over
treding van Gods geboden zwaarder. Hun
nederigheid wordt dieper als zij bedenken:
„Wat zou die of die, die ik als een open
lijk zondaar ken, misschien een veel beter
mensah zijn dan ik nu ben, indien hij van
God dezelfde genadeihulp had gekregen, die
ik ontving!"
Vraag 71. Wat beteekent het zout, dat
de priester den doopeling op de tong legt?
Antw. Uw vraag geeft aanleiding, om in
't kort de beteek en is van de voornaamste
ceremonieën van de toediening van het
H. Doopsel te verklaren. Het is zoo jam
mer, dat de menschen „van al die dingen"
vaak maar zoo weinig afweten. Herhaal
delijk kan men constateeren, hoe de vader,
de peter en meter van den doopeling er
eigenlijk maar „zoo'n beetje bij zitten" en
niet goed weten wat zij doen of bidden
moeten. Een aardig boekje over het H.
Doopsel is dat van Verwilst (uitgave G.G.
G. 25 cents), waarin alle handelingen bij
het H. Doopsel worden verklaard.
Hier ter plaatse moeten wij natuurlijk
zeer kort zijn.
Het zoo schoone doopritueel vangt aan
met een tweespraak tusschen den
priester en de doopeling (bij monde van
peter of meter). De doopeling wordt aan
gesproken bij den naam van een heilige
(zijn patroonheilige) onder wiens bescher
ming hij staat. Nadat de doopeling ver
klaart heeft het Geloof te verlangen, dat
hem het eeuwig leven geeft, geeft de Kerk
door den priester hem een kort onderricht:
„onderhoudt dan de geboden" vooral: „be
min God boven alles uit geheel uw hart".
Meerdere malen wordt over de doopeling
een exorcisme of duivelbezwering uit
gasproken. Vóór zijn doopsel is de doope
ling immers nog een kind der duisternis,
m den macht van den duivel, die nu wel
dra wijken moet. Ook legt de priester den
doopeling meerdere malen de handen
o p. De Kerk geeft daarmede te kennen,
dat het kind door het doopsel genade,
kracht, en vrede met God ontvangt. Ook
blaast de priester driemaal over den
doopeling als teeken dat een nieuw leven
hem zal worden medegedeeld door den H.
Geest. Zoo blies Christus over de Apostelen
na Zijn verrijzenis en zeide: „Ontvangt den
H. Geest". Maar dat blazen geeft in het
Doopritueel ook nog iets anders aan: het
is een teeken van verachting jegens den
duivel, een verzachte vorm van het spu
wen, van oudsher een teeken van diepe
verachting. „Ga uit van hem onreine geest,
en maak plaats voor den H. Geest, den Ver
trooster". En zooals ook Jezus een doof
stomme genas, terwijl Hij Zijn vingers op
zijn oor legde, zijn tong met speeksel aan
raakte en zeide „Epheta" di. „wordt ge
opend", zoo worden ook ooren en neus
van den doopeling met speeksel aange
raakt (het zijn als het ware de toegangen
tot de hersenen), om te kennen te geven,
dat de doopeling voortaan open zal staan
voor de influisteringen van den H. Geest en
de woorden der Kerk. Een weinig zout
wordt inden mond van het kind gelegd.
Zout was van ouds hèt reinigend bederf
werend middel en daarenboven het sym
bool van geestigheid, wijsheid, hier als een
beeld der hemelsche wijsheid, van de rei
nigende kracht der genade en van de onbe
derfelijkheid in eeuwigheid: de onsterfelijk-
VOLKENBOND.
Het Abessynische
conflict
DE RAAD KOMT BUEEN.
Op Woensdag as.
Het Fransche ministerie van Buitenland-
sche Zaken deelt mede, dat de Volkenbonds
raad tegen 31 Juli te Genève is bijeenge
roepen ter behandeling van het Ita-
liaansch-Abessynisahe conflict.
Een Abessynische nota.
Het Volkenbondssecretariaat heeft, naar
verluidt, gisteren een nota van de Abes
sijnsche regeering ontvangen, waarin de
onmiddellijke bijeenroeping van den Vol
kenbondsraad volgens de urgentieprocedu
re wordt verzocht.
De secretaris-generaal van den Volken
bond zou in een onderhoud met den Abes-
sijnschen gezant te Parijs het bewandelen
van dezen weg hebben afgewezen en zich
gehouden hebben aan het bijeenroepen van
den Raad volgens de beslissing van 25 Mei.
De practische beteekenis van dit onder
scheid ligt hierin, dat bij de urgentieproce
dure de Raad zonder meer en in het bij
zonder zonder de mogelijkheid van bezwa
ren van de tegenpartij zich zou moeten be
zighouden met het geheele vraagstuk der
Italiaansch-Abessijnsche betrekkingen. Het
thans schriftelijk ontvangen Abessijnsche
verzoek zou den secretaris-generaal overi
gens reeds verleden week te Parijs monde
ling zijn overgebracht, doch toen door hem
niet zijn aanvaard.
Een Italiaansch telegram-
De Italiaansche regeering heeft den se
cretaris-generaal van den Volkenbond het
volgende telegram gezonden:
„Aangezien de door den Volkenbonds
raad in zijn besluit van 25 Mei 1935 vast
gestelde termijn tot beëindiging van den
arbeid der verzoeningscommissie inzake het
incident van Wal Wal en volgende heden
ten einde loopt, heeft de Italiaansche re
geering de eer het volgende mede te dee-
len:
De Italiaansche regeering heeft steeds
den wensch gekoesterd het verzoenings- en
arbitrage-proces tot een goed einde te
brengen. Dit proces is onderbroken door
het verlangen van den vertegenwoordiger
van de Abessijnsche regeering te Scheve-
ningen voor de commissie kwesties te be
handelen, welke waren uitgesloten van de
arbitrage. Dientengevolge heeft de Ita
liaansche regeering reeds 14 Juli de Abes
sijnsche regeering verklaard, dat zij nog
steeds bereid was den arbeid van de ver
zoeningscommissie te hervatten mits hier
bij de grenzen van het arbitrage-compro
mis in acht wordt genomen. De Italiaansche
regeering heeft op 23 Juli j.l. het koninklijk
gezantschap te Addis Abeba opnieuw tele
grafisch opdracht gegeven deze houding te
bevestigen en de regeering van Abessynië
in allen vorm te vragen, of deze zich wil
houden aan de verplichtingen of niet en
zoo ja, of zij dan haar vertegenwoordiger
dienovereenkomstige instructies wilde ge
ven, opdat hij door wijziging van zijn stand
punt mogelijk maakt, dat de commissie
haar arbeid voortzet".
Dit telegram is onderteek end door den
onderstaatssecretaris. Suvich.
In welingelichte kringen werd Donder
dagavond te Parijs als vaststaand aange
nomen, dat de Italiaansche regeering zich
niet verder zal blijven verzetten tegen de
benoeming van een vijfden arbiter in het
Italiaansch- Abessijnsoh conflict.
Men neemt aan, dat de veranderde hou
ding van Italië het gevolg is van een ge-
dachtenwisseling, welke Woensdag heeft
plaats gehad tusschen Addis Abeba en
Rome.
In elk geval zal Italië zich niet meer
verzetten tegen de door Addis Abeba ver
zochte bijeenroeping van den Volkenbonds
raad tegen de volgende week.
Italië eischt echter, dat tegelijkertijd ook
de werkzaamheden der arbitrage-commissie
zullen worden hervat.
Engeland verbiedt wapennitvoer.
De Engelsche regeering heeft besloten
den wapennitvoer zoowel naar Italië als
naar Abessynië te verbieden. Deze mede-
deeling werd Donderdagmiddag door den
Engelschen minister van buiten landsche za
ken sir Samuel Hoare in het Engelsche la
gerhuis gedaan.
Op een desbetreffende vraag verklaarde
Hoare: „De doorvoer van wapenen, welke
voor de Abessynische regeering bestemd
zijn, over Britsch grondgebied of door
Britsch protectoraatsgebied, dat aan Abes
synië grenst, zal krachtens art. 9 van het
verdrag van 21 Augustus 1930 toegestaan
zijn. Naar ik hoor, legt de Fransche regee
ring haar verplichtingen op dezelfde wijze
uit. De EngeLsche regeering doet haar best
een vredelievende oplossing van het conflict
te bewerken. Zij wil derhalve niets doen
wat den toestand zou kunnen verslechte
ren. Zij zal derhalve voorloopig geen toe
stemming voor wapenuitvoer uit Engeland
naar Italië of Abessynië verleenen".
heid der ziel. Drie-en-twintig maal drukt de
priester het kind het merkteeken des
kruises op voorhoofd, borst en schou
ders om aan te duiden, dat hij geheel en al
in Christus' eigendom is overgegaan en dat
hij het geloof moet aannemen met den
geest en het beoefenen met de daad. Ook
zalft de priester den doopeling met ge
wijde olie op borst, en op de schouder
bladen. Oudtijds zalfden de kampvechters
zich het lichaam met olie om lenig en
krachtig in den strijd te zijn; zoo zal het
kind sterk en krachtig moeten zijn in den
geloofsstrijd, die hem in zijn leven wacht.
Een andere zalving met Chrisma
op den kruin na het toedienen van het
eigenlijk doopsel beteekent, dat de doope
ling nu lidmaat is van de Kerk, waarvan
Christus (d.i. de „Gezalfde") het hoofd is:
hij is nu Christen, een gezalfde des
Heeren. Het witte kleed, dat de ge
doopte ontvangt beduidt de onschuld, die
•hem nu omhangt als een smetteloos wit
kleed. De brandende kaars, die men
hem (of den doopborgen in zijn plaats) in
d- hand geeft, is een zinnebeeld van Chris
tus, het Licht der wereld, Dat hem moet
vóórlichten bij zijn gang door de wereld.
Dit zijn, in 't kort vermeld, de aller
schoonste ceremoniën, welke het eigenlijk
H. Doopsel omgeven.
Eenige vragen moesten nog ter beant
woording blijven liggen. Moge dit echter
niemand weerhouden om vragen in te zen
den: allen krijgen hun beurt!
Men kan vragen ter beantwoording in
deze rubriek inzenden bij Mr. A. Diepen-
brock, Pr., Sem. Hageveld Heemstede.
In het geheele land waren zwarte vaan
dels uitgestoken. In rouwranden wijden
alle bladen artikelen aan den grooten
doode.
Overal zijn rouwdiensten gehouden. Te
Weenen heeft kardinaal Innitzer in den
Stephansdom een requiem gecelebreerd.
Aan de plechtigheid namen behalve bonds
president Miklas alle leden van het kabi
net, het corps diplomatique en tal van
vooraanstaande persoonlijkheden deel.
Duizenden begaven zich voorts naar de
Seipel-Dollfuss Gedachtniskirche te Wee
nen, waar zich de graftombe van den ver
moorden kanselier bevindt. Ook hier vol
trok zich een indrukwekkende plechtig
heid, namelijk het neerleggen van talloo-
ze kransen. Als eerste wijdde Miklas zijn
dooden kanselier een krans ter herinne
ring. Na hem volgde een delegatie van het
Oostenrijksche leger.
Om 15 uur 20, het tijdstip waarop Doll-
fuss vermoedelijk den laatsten adem uit
blies, werden overal in diepe ontroering
twee minuten stilte in acht genomen.
Gisteravond om zes uur begon op den
Heldenplatz een grootsche manifestatie
van het Vaderlandsche front, tijdens wel
ke bondskanselier dr. Schuschnigg en prins
Starhemberg redevoeringen hielden;
200.000 menschen luisterden naar hun
woorden.
VAN HET VATICAAN.
CONCORDAAT MET JOEGOSLAVIË
Gistermorgen onderteekend
Gistermorgen is in Vaticaanstad het
Concordaat tusschen den Heiligen Stoel
en Joego-Slavië onderteekend.
De onderhandelingen inzake dit Con
cordaat waren sedert den oorlog gaande.
Het vereenigt de Concordaten, welke des
tijds met Servië en Oostenrijk-Hongarije
bestonden.
Het Concordaat werd voor den H. Stoel
door Z. H. Em. kard. Pacelli, 's Pausen
staatssecretaris, en voor Joego-Slavië door
den minister van justitie Auer en den
gezant bij den H. Stoel Yevrem Simitsj
geteekend.
Z. H. de Paus heeft minister Auer in
audiëntie ontvangen.
Ten aanzien van dit concordaat schrijft
„Politika", dat hierin voornamelijk sprake
is van de drie kwesties, n.l. de grenzen van
de diocesen, de benoeming van de bisschop
pen en de taal van de Kerk.
De eerste kwestie is geheel in Joego-
Slavischen zin opgelost, dit geldt vooral
weer de Sloveensche grensgebieden, wel
ke deels nog onder het Oostenrijksch Epis
copaat stonden.
De „Wreme" bericht ten aanzien van de
taalkwestie, dat de H. Stoel het gebruik
van het „kerk-slavisch" heeft toegestaan
in de Zuidelijke gebieden, waar het ge
bruik van deze taal reeds was ingevoerd.
Aan de Kerk wordt verder volledige
vrijheid gegeven tot uitoefening van haar
godsdienst, terwijl tevens volledige vrij
heid wordt verleend met betrekking tot
het opvoedende werk. Godsdienstonderwijs
op de scholen zal verplicht worden ge
steld en het kerkelijk huwelijk zal ci
viel effect hebben.
DE PAUS VOLGENDE WEEK
MET VACANTIE
Paus Pius XI heeft besloten, op 1 Aug.
met vacantie te gaan. Hij zal een maand of
zes weken doorbrengen in zijn zomerresi
dentie te Castel Gondolfo en aan het meer
Alvano. Het zal zijn tweede zomervacan-
tie zijn sedert hij in Januari 1923 tot paus
werd gekozen.
Hij zal in den vroegen ochtend per auto
vertrekken en dezelfde kleeding dragen als
de prelaten, die hem vergezellen en hem
in twee a drie auto's escorteeren. De paus
is een vijand van niets doen en zal ook
gedurende zijn vacantie arbeid blijven
verrichten. Kardinaal Pacelli, zijn staats
secretaris, zal zich eiken morgen naar het
zomerverblijf van den paus begeven om
zooals gewoonlijk de kerkelijke kwesties
af te doen.
Aan enkele pelgrims zal het worden toe
gestaan, den paus te bezoeken, die ook de
kerkelijke hoogwaardigheidsbekleeders zal
ontvangen, indien dit noodig mocht zijn.
BUITENLANDSCHE BERICHTEN
DUITSGHLAMD.
STAHLHELMAFDEELINGEN IN
MECKLENBURG VERBODEN
De politieke politie van Mecklenburg
deelt mede, dat de afdeelingen Parchim,
Ludwigsluft en Waren van den Stahlhelm
met ingang van heden zijn ontbonden.
Het dragen van uniformen en insignes van
deze organisaties is verboden; overtredingen
worden op grond van het decreet van 28
Febr. 1933 bestraft. Het vermogen is voor
loopig in beslag genomen.
FRANKRIJK.
BEZUINIGINGEN IN FRANKRIJK
De Fransche minister van financiën deel
de mede, dat hij dank zij de bezuinigingen
de begrooting van 51 milliard in 1931/32
heeft teruggebracht op 36 milliard francs.
OOSTENRIJK.
DOLFUSS HERDACHT
Een jaar na zijn dood
Oostenrijk heeft gisteren onder overwel
digende deelneming van alle lagen der
bevolking den tragischen en heldhaftigen
dood herdacht van bondskanselier dr. Doll-
fuss, den vernieuwer en hervormer van
Oostenrijk, die op 25 Juli voor zijn groote
idee zijn leven heeft gegeven.
MIJNRAMP IN BRITSCH-INDIë.
35 Dooden, 43 gewonden.
Bij een ongeluk in de steenkolenmijn Jok-
tiabad te Giridih in de provincie Bengalen
zijn 35 personen gedood en 43 gewond.
ZEVEN PERSONEN LEVEND
BEGRAVEN.
Uit Seoel wordt gemeld:
Een uit zeven personen bestaand gezin
is levend bedolven bij een aardverschui
ving, waardoor zijn woning, in de provin
cie Koeindo, geheel bedolven wend. De
aardverschuiving was veroorzaakt door
zware regens.
OOK TWEEDE PANEEL VAN HET
LAM GODS TERUGGEVONDEN?
Naar aan de „Tel." wordt verzekerd zou
thans ook het belangrijkste der twee ge
roofde paneelen van het Lam Gods, dat de
Rechtvaardige Rechters voorstelt, zijn te
ruggevonden. Hiermede zou het onsterfelijk
meesterwerk de gebroeders Van Eyck in
volledigen staat kunnen worden hersteld.
Tot dusver onthield het gerecht evenals
de geestelijke overheid van de kathedraal
te Gent zich van alle mededeelingen om de
verdere gerechtelijke instructie niet te
schaden, terwijl te Dendermonde en te Wet-
teren het onderzoek werd voortgezet. Zijn
onze inlichtingen juist dan werden de
Rechtvaardige Rechters reeds einde der
vorige maand te Gent teruggevonden en wel
in een openbaar gebouw.
Bijzonderheden zullen dus wel niet lang
meer kunnen uitblijven.
AMERIKAANSCH POLITICUS
LEIDER VAN EEN BENDE.
Uit New York wordt gemeld:
Vier ter dood veroordeelde moordenaars
hebben kort voor hun terechtstelling ont
hullingen gedaan over den leider van hun
bende. Dientengevolge zijn zij overgebracht
uit het doodenhuis van de Sing Sing-ge-
vangenis naar de gewone gevangenis, opdat
men hun beweringen nader zal kunnen on
derzoeken. Zij verklaarden namelijk dat
aan het hoofd van hun bende de politicus
Nelson B. Clack stond, die 62 jaar oud is
en eenigen tijd geleden vooruitstrevend
candidaat was voor het gouverneurschap
van den staat Massachusetts.
EEN MODERN TWEEGEVECHT IN DE
ZWANENWERELD.
Aan de Arendsee zijn tal van personen
getuige geweest van een vinnig zwanen-
gevecht. Eenige bezoekers waren in het
meer aan het baden en hadden voor de ge
zelligheid en de veiligheid een rubberbeest
in den vorm van een zwaar meegenomen.
Op zeker oogenblik passeerde een zwanen-
familie. Nauwelijks had vader zwaan zijn
veronderstelden rivaal in de gaten, of hij
stoof er met groote snelheid op af. Vinnig
pikte hij op den rubberzwaan in, maar tel
kens dook het rubberspeelgoed onder om
even later triomfantelijk boven te komen.
Ten slotte deed de echte zwaan zulk een
heftigen uitval, dat het rubber scheurde, en
de zwaan tot zijn groote verbazing zijn
tegenstander als een dun leeg velletje in
de diepte zag verdwijnen.
KANO-LIEFHEBBERS.
OeralMoskou in veertig dagen
Vijf sovjet-Russen hebben den 3.200 K.
M. langen afstand van Everdlovak in het*
Oeral-Gebergte tot Moskou via de rivieren
Chusovaya, Kernen, Oka en Moskwa, ge
heel in linnen kano's afgelegd.
Zij hebben niettegenstaande stormen en
sneeuw slechts 40. dagen over den tocht
gedaan, d.w.z. zestien dagen minder dan
zij oorspronkelijk hadden gedacht.
Al dien tijd hebben zij op het water ver
toefd, behalve, dat zij de kano's over een
afstand van c.a. 30 K.M. over het land
hebben moeten dragen.
WED. OOST-INDIE
TIJGERPLAAG IN PARGAROETEN.
Twee militairen en twee man van de
veldpolitie zijn uitgezonden naar Pargaroe-
ten om de bevolking te verlossen van de
daar heerschende tijgerplagen.