VRIJDAG 26 JULI 1935 DE LWDSCHE COURANT TWEEDE BLAD. - PAG. 6 Vraag 67. In de inhoudstabel van mijn missaal vind ik veertien Apostelen ver meld. Hoeveel zijn er eigenlijk geweest? Mij is bekend, dat de H. Paulus, door Zijn bijzondere roeping het recht had zich Apos tel te noemen, maar dan blijven er nog dertien ni. Petrus, Andreas, Barnabas, Bartholomeus, Jacobus de ?oon van Al pheus, Jacobus de zoon van Zebedeus, Jo annes, Judas Thaddaeus, Mathheus, Mat thias (die Judas Iskariot na diens dood ver ving), Philippus, Simon en Thomas. Antw. In de namenlijsten der Aposte len, te vinden in Mt. 10, 2, 4; Mc. 3, 16-19; Lc. 6, 14-16; Handel. 1, 13; komt Barna bas niet voor. Hij toch was niet zooals de andere Apostelen behalve dan Matthias, die in de plaats van Judas Iskariot door de Apostelen gekozen werd door Christus Zelf gevormd en uitgezonden om de getui gen te zijn van Zijn Verlossingswerk en Zijn Openbaring („apostel" beteekent: ge zant, uitgezondene). Barnabas was de bij naam van den leviet Jozeph uix Cyprus, die zich in Jeruzalem bekeerde en o.a. als met gezel van zijn neef den Evangelist Mar cus en van den Apostel Paulus aan het be keer ings werk groot aandeel had. Met Pau lus, die hij het eerst met de andere Apos telen in contact bracht, speelde hij een be langrijke rol op het concilie van Jeruza lem. Waarschijnlijk om zijn zoo nauwe re latie met Paulus en de andere Apostelen wordt hij in Handel. 1, 4 ook „Apostel" ge noemd. Deze eerenaam bleef in de Litur gie voor hem behouden. Vraag 68. Hoe kan ik tegenover een on- geloovige het bestaan der engelen in 't bij zonder van „bewaarengelen" bewijzen? En wat zijn engelen eigenlijk? Antw. Dat kunt U niet, tenminste niet direct. Herhaaldelijk is er in deze courant (speciaal in de „brieven over ons Geloof") op gewezen, dat men in „apologetische" ge sprekken met andersdenkenden moet „be ginnen bij het begin"! Bij geioovige anders denkenden gaat men dan uit van het punt, waar de beide godsdienstleeren uiteenloo- pen, of liever van uit het laatste punt waar over men het nog eens is; bij volslagen on- geloovigen moet men beginnen bij het be staan van God, dan spreken over hetgeen God geopenbaard heeft en waar wij die openbaring vinden kunnen m.a.w. wel ke de bronnen van de openbaring zijn. Pas als de „ongeloovige" met Gods hulp zóóver is gekomen, dat hij de H. Schrift en de Overlevering als bronnen van de Godde lijke Openbaring erkent, pas dan kan men met hem over het bestaan van engelen praten. Want met het verstand alleen kunnen wij nooit doorgronden of er engelen •bestaan. Maar de H. Schrift (oud en nieuw Testament) spreekt op vele plaatsen van engelen en aartsengelen en van verschil lende „koren", rangorden, van zalige Gees ten. Christus spreekt ook van bewaaren gelen. (Matth. 18, 10). Daarenboven zijn en waren de godgeleerden algemeen van mee ning, dat alle geloovigen een bijzonderen 'bewaarengel hebben, van hun geboorte af. Wij kunnen de engelen met onze lichame lijke oogen niet zien, want het zijn zuivere Geesten zonder lichaam; evenmin als wij onze eigen ziel en haar krachten als: ver stand en vrijen wil, zien kunnen. De en gelen hebben een zeer groot verstand, een vrijen wil (de booze engelen misbruikten dien tegen God) en ook een zekere macht. Maar zij kunnen onze gedachten en inwen dige wilsbesluiten niet kennen; zij weten dus niet welke vrije wilsdaden wij in de toekomst zullen stellen: dat weet God al leen. God heeft de engelen vóór de schepping der wereld geschapen en hen aan een proef onderworpen. Slechts een deel der engelen heeft dien proef glansrijk doorstaan. Dat zijn degenen, die wij nu „engelen" noemen. Zij genieten voor eeuwig de gelukkiige aan schouwing van God, ook wanneer Zij ons Hun bijzondere bescherming geven. Een gedeelte der engelen zondigde en werd voor eeuwig tot de straf der hel veroor deeld. Hen noemen wij .duivels" of booze geesten. Ook hen kunnen wij niet zien, maar wij moeten aan htm bestaan geloo- ven; de H. Schrift en de Overlevering spre ken herhaaldelijk ook van hen. Hun in vloed ten kwade is zeer dikwijls onmisken baar in elke menschenziel. Vraag 69. Christus heeft gezegd (Matth. 5, 34) „Maar Ik zeg U, in 't geheel niet te zweren". Heeft Christus daarmede het af leggen van een eed niet verboden? Antw. Christus wil zeggen, dat in het Rijk der volmaaktheid, dat Hij predikt het zweren overbodig is. Indien toch de men- schen volgens Zijn leer zouden leven dan ware er onder hen van leugen, bedrog en onderling wantrouwen geen sprake. Ieder ja of neen zou dan volkomen betrouw baar zijn („Uw woord zij: ja, ja; neen, neen". Matth. 5, 37), zoodat geen plech tige bevestiging meer noodig was. Maar zoolang Christus' Rijk der Volmaaktheid nog niet in iedere ziel gevestigd is, en dus leugen en bedrog helaas nog veel voorko men, is ook de eed noodzakelijk en geoor loofd om wettige redenen. Ja, zelfs, nauw lettend beschouwd is de eed een daad van Godsvereering, als wij om wet tige redenen in ernst God tot Getuige roe pen, dat wij de waarheid zeggen of een be- Lofté zullen-nakomen. Zweren is geen „ver zoeking van God", het is juist een erken ning van Zijn alwetendheid en van Zijn rechtvaardigheid, die elke leugen moet straffen. Als ik zweer belijd ik, dat God BUITENLAND mij straffen mag, indien ik valsch zweer. Chrisrtus Zelf heeft gezworen vóór Caiphas, in antwoord op diens uitdaging, hem te zweren „bij den levenden God" of Hij de Christus was. Hij zeide toen: „Gij hebt het gezegd" hetgeen dus beteekent: Ik bezweer, dat ik de Christus ben. (Matth. 26, 63). Voor het gerecht in ernstige zaken mogen ook wij dus zweren. Vraag 70. Hoe kan God toelaten, dat een onschuldig kind van acht jaar door oudere personen voorgoed zedelijk bedorven wordt, gelijk dit geschiedde in een mij be kend geval? Antw. Uw vraag betreft eigenlijk het probleem: hoe kan God het moreele kwaad (de zonde) toelaten, terwijl Hij het toch verhinderen kon. Deze materie is in deze courant uitvoerig behandeld („Brieven over ons Geloof' no. IX), zoodat wij er niet nóg eens en dan in dit kleinere bestek, op terug kunnen komen. Slechts wil ik speciaal betreffende de vraag, die u stelt, er hier even op wijzen, dat de alwetende God ook precies en oneindig veel nauw keuriger natuurlijk dan de belangstellen de menschen! weet in hoeverre het kind zelf schuldig is. Dat is voor ons een groote troost als wij dergelijke gevallen meemaken. God zal heusch dat kind niet zwaarder straffen, dan 't werkelijk verdient en mis schien zal Hij t heelemaal niet straffen Immers als 't kind van jongsaf door oude ren zóó bedorven wordt, dat het practisch niet meer weet, wat goed of kwaad is, dan is zijn schuld al spoedig gering of niets! Natuurlijk, zulk een van jongs af bedorven mensch blijft zijn vrijen wil behouden; maar zijn geweten kan door anderen zóó op een dwaalspoor zijn gebracht, dat de kwa de daden, die hij kiest en stelt niet met „volle kennis" geschieden en dus niet dood- zond ig zijn. Deze gedachte kan aansporen tot grooter nederigheid en tot groot er deugd degenen, die een goede katholieke opvoeding hebben gehad en daardoor het onderscheid tusschen goed en kwaad uit stekend kennen; hun verantwoordelijkheid is daarom veel grooter, hun schuld bij over treding van Gods geboden zwaarder. Hun nederigheid wordt dieper als zij bedenken: „Wat zou die of die, die ik als een open lijk zondaar ken, misschien een veel beter mensah zijn dan ik nu ben, indien hij van God dezelfde genadeihulp had gekregen, die ik ontving!" Vraag 71. Wat beteekent het zout, dat de priester den doopeling op de tong legt? Antw. Uw vraag geeft aanleiding, om in 't kort de beteek en is van de voornaamste ceremonieën van de toediening van het H. Doopsel te verklaren. Het is zoo jam mer, dat de menschen „van al die dingen" vaak maar zoo weinig afweten. Herhaal delijk kan men constateeren, hoe de vader, de peter en meter van den doopeling er eigenlijk maar „zoo'n beetje bij zitten" en niet goed weten wat zij doen of bidden moeten. Een aardig boekje over het H. Doopsel is dat van Verwilst (uitgave G.G. G. 25 cents), waarin alle handelingen bij het H. Doopsel worden verklaard. Hier ter plaatse moeten wij natuurlijk zeer kort zijn. Het zoo schoone doopritueel vangt aan met een tweespraak tusschen den priester en de doopeling (bij monde van peter of meter). De doopeling wordt aan gesproken bij den naam van een heilige (zijn patroonheilige) onder wiens bescher ming hij staat. Nadat de doopeling ver klaart heeft het Geloof te verlangen, dat hem het eeuwig leven geeft, geeft de Kerk door den priester hem een kort onderricht: „onderhoudt dan de geboden" vooral: „be min God boven alles uit geheel uw hart". Meerdere malen wordt over de doopeling een exorcisme of duivelbezwering uit gasproken. Vóór zijn doopsel is de doope ling immers nog een kind der duisternis, m den macht van den duivel, die nu wel dra wijken moet. Ook legt de priester den doopeling meerdere malen de handen o p. De Kerk geeft daarmede te kennen, dat het kind door het doopsel genade, kracht, en vrede met God ontvangt. Ook blaast de priester driemaal over den doopeling als teeken dat een nieuw leven hem zal worden medegedeeld door den H. Geest. Zoo blies Christus over de Apostelen na Zijn verrijzenis en zeide: „Ontvangt den H. Geest". Maar dat blazen geeft in het Doopritueel ook nog iets anders aan: het is een teeken van verachting jegens den duivel, een verzachte vorm van het spu wen, van oudsher een teeken van diepe verachting. „Ga uit van hem onreine geest, en maak plaats voor den H. Geest, den Ver trooster". En zooals ook Jezus een doof stomme genas, terwijl Hij Zijn vingers op zijn oor legde, zijn tong met speeksel aan raakte en zeide „Epheta" di. „wordt ge opend", zoo worden ook ooren en neus van den doopeling met speeksel aange raakt (het zijn als het ware de toegangen tot de hersenen), om te kennen te geven, dat de doopeling voortaan open zal staan voor de influisteringen van den H. Geest en de woorden der Kerk. Een weinig zout wordt inden mond van het kind gelegd. Zout was van ouds hèt reinigend bederf werend middel en daarenboven het sym bool van geestigheid, wijsheid, hier als een beeld der hemelsche wijsheid, van de rei nigende kracht der genade en van de onbe derfelijkheid in eeuwigheid: de onsterfelijk- VOLKENBOND. Het Abessynische conflict DE RAAD KOMT BUEEN. Op Woensdag as. Het Fransche ministerie van Buitenland- sche Zaken deelt mede, dat de Volkenbonds raad tegen 31 Juli te Genève is bijeenge roepen ter behandeling van het Ita- liaansch-Abessynisahe conflict. Een Abessynische nota. Het Volkenbondssecretariaat heeft, naar verluidt, gisteren een nota van de Abes sijnsche regeering ontvangen, waarin de onmiddellijke bijeenroeping van den Vol kenbondsraad volgens de urgentieprocedu re wordt verzocht. De secretaris-generaal van den Volken bond zou in een onderhoud met den Abes- sijnschen gezant te Parijs het bewandelen van dezen weg hebben afgewezen en zich gehouden hebben aan het bijeenroepen van den Raad volgens de beslissing van 25 Mei. De practische beteekenis van dit onder scheid ligt hierin, dat bij de urgentieproce dure de Raad zonder meer en in het bij zonder zonder de mogelijkheid van bezwa ren van de tegenpartij zich zou moeten be zighouden met het geheele vraagstuk der Italiaansch-Abessijnsche betrekkingen. Het thans schriftelijk ontvangen Abessijnsche verzoek zou den secretaris-generaal overi gens reeds verleden week te Parijs monde ling zijn overgebracht, doch toen door hem niet zijn aanvaard. Een Italiaansch telegram- De Italiaansche regeering heeft den se cretaris-generaal van den Volkenbond het volgende telegram gezonden: „Aangezien de door den Volkenbonds raad in zijn besluit van 25 Mei 1935 vast gestelde termijn tot beëindiging van den arbeid der verzoeningscommissie inzake het incident van Wal Wal en volgende heden ten einde loopt, heeft de Italiaansche re geering de eer het volgende mede te dee- len: De Italiaansche regeering heeft steeds den wensch gekoesterd het verzoenings- en arbitrage-proces tot een goed einde te brengen. Dit proces is onderbroken door het verlangen van den vertegenwoordiger van de Abessijnsche regeering te Scheve- ningen voor de commissie kwesties te be handelen, welke waren uitgesloten van de arbitrage. Dientengevolge heeft de Ita liaansche regeering reeds 14 Juli de Abes sijnsche regeering verklaard, dat zij nog steeds bereid was den arbeid van de ver zoeningscommissie te hervatten mits hier bij de grenzen van het arbitrage-compro mis in acht wordt genomen. De Italiaansche regeering heeft op 23 Juli j.l. het koninklijk gezantschap te Addis Abeba opnieuw tele grafisch opdracht gegeven deze houding te bevestigen en de regeering van Abessynië in allen vorm te vragen, of deze zich wil houden aan de verplichtingen of niet en zoo ja, of zij dan haar vertegenwoordiger dienovereenkomstige instructies wilde ge ven, opdat hij door wijziging van zijn stand punt mogelijk maakt, dat de commissie haar arbeid voortzet". Dit telegram is onderteek end door den onderstaatssecretaris. Suvich. In welingelichte kringen werd Donder dagavond te Parijs als vaststaand aange nomen, dat de Italiaansche regeering zich niet verder zal blijven verzetten tegen de benoeming van een vijfden arbiter in het Italiaansch- Abessijnsoh conflict. Men neemt aan, dat de veranderde hou ding van Italië het gevolg is van een ge- dachtenwisseling, welke Woensdag heeft plaats gehad tusschen Addis Abeba en Rome. In elk geval zal Italië zich niet meer verzetten tegen de door Addis Abeba ver zochte bijeenroeping van den Volkenbonds raad tegen de volgende week. Italië eischt echter, dat tegelijkertijd ook de werkzaamheden der arbitrage-commissie zullen worden hervat. Engeland verbiedt wapennitvoer. De Engelsche regeering heeft besloten den wapennitvoer zoowel naar Italië als naar Abessynië te verbieden. Deze mede- deeling werd Donderdagmiddag door den Engelschen minister van buiten landsche za ken sir Samuel Hoare in het Engelsche la gerhuis gedaan. Op een desbetreffende vraag verklaarde Hoare: „De doorvoer van wapenen, welke voor de Abessynische regeering bestemd zijn, over Britsch grondgebied of door Britsch protectoraatsgebied, dat aan Abes synië grenst, zal krachtens art. 9 van het verdrag van 21 Augustus 1930 toegestaan zijn. Naar ik hoor, legt de Fransche regee ring haar verplichtingen op dezelfde wijze uit. De EngeLsche regeering doet haar best een vredelievende oplossing van het conflict te bewerken. Zij wil derhalve niets doen wat den toestand zou kunnen verslechte ren. Zij zal derhalve voorloopig geen toe stemming voor wapenuitvoer uit Engeland naar Italië of Abessynië verleenen". heid der ziel. Drie-en-twintig maal drukt de priester het kind het merkteeken des kruises op voorhoofd, borst en schou ders om aan te duiden, dat hij geheel en al in Christus' eigendom is overgegaan en dat hij het geloof moet aannemen met den geest en het beoefenen met de daad. Ook zalft de priester den doopeling met ge wijde olie op borst, en op de schouder bladen. Oudtijds zalfden de kampvechters zich het lichaam met olie om lenig en krachtig in den strijd te zijn; zoo zal het kind sterk en krachtig moeten zijn in den geloofsstrijd, die hem in zijn leven wacht. Een andere zalving met Chrisma op den kruin na het toedienen van het eigenlijk doopsel beteekent, dat de doope ling nu lidmaat is van de Kerk, waarvan Christus (d.i. de „Gezalfde") het hoofd is: hij is nu Christen, een gezalfde des Heeren. Het witte kleed, dat de ge doopte ontvangt beduidt de onschuld, die •hem nu omhangt als een smetteloos wit kleed. De brandende kaars, die men hem (of den doopborgen in zijn plaats) in d- hand geeft, is een zinnebeeld van Chris tus, het Licht der wereld, Dat hem moet vóórlichten bij zijn gang door de wereld. Dit zijn, in 't kort vermeld, de aller schoonste ceremoniën, welke het eigenlijk H. Doopsel omgeven. Eenige vragen moesten nog ter beant woording blijven liggen. Moge dit echter niemand weerhouden om vragen in te zen den: allen krijgen hun beurt! Men kan vragen ter beantwoording in deze rubriek inzenden bij Mr. A. Diepen- brock, Pr., Sem. Hageveld Heemstede. In het geheele land waren zwarte vaan dels uitgestoken. In rouwranden wijden alle bladen artikelen aan den grooten doode. Overal zijn rouwdiensten gehouden. Te Weenen heeft kardinaal Innitzer in den Stephansdom een requiem gecelebreerd. Aan de plechtigheid namen behalve bonds president Miklas alle leden van het kabi net, het corps diplomatique en tal van vooraanstaande persoonlijkheden deel. Duizenden begaven zich voorts naar de Seipel-Dollfuss Gedachtniskirche te Wee nen, waar zich de graftombe van den ver moorden kanselier bevindt. Ook hier vol trok zich een indrukwekkende plechtig heid, namelijk het neerleggen van talloo- ze kransen. Als eerste wijdde Miklas zijn dooden kanselier een krans ter herinne ring. Na hem volgde een delegatie van het Oostenrijksche leger. Om 15 uur 20, het tijdstip waarop Doll- fuss vermoedelijk den laatsten adem uit blies, werden overal in diepe ontroering twee minuten stilte in acht genomen. Gisteravond om zes uur begon op den Heldenplatz een grootsche manifestatie van het Vaderlandsche front, tijdens wel ke bondskanselier dr. Schuschnigg en prins Starhemberg redevoeringen hielden; 200.000 menschen luisterden naar hun woorden. VAN HET VATICAAN. CONCORDAAT MET JOEGOSLAVIË Gistermorgen onderteekend Gistermorgen is in Vaticaanstad het Concordaat tusschen den Heiligen Stoel en Joego-Slavië onderteekend. De onderhandelingen inzake dit Con cordaat waren sedert den oorlog gaande. Het vereenigt de Concordaten, welke des tijds met Servië en Oostenrijk-Hongarije bestonden. Het Concordaat werd voor den H. Stoel door Z. H. Em. kard. Pacelli, 's Pausen staatssecretaris, en voor Joego-Slavië door den minister van justitie Auer en den gezant bij den H. Stoel Yevrem Simitsj geteekend. Z. H. de Paus heeft minister Auer in audiëntie ontvangen. Ten aanzien van dit concordaat schrijft „Politika", dat hierin voornamelijk sprake is van de drie kwesties, n.l. de grenzen van de diocesen, de benoeming van de bisschop pen en de taal van de Kerk. De eerste kwestie is geheel in Joego- Slavischen zin opgelost, dit geldt vooral weer de Sloveensche grensgebieden, wel ke deels nog onder het Oostenrijksch Epis copaat stonden. De „Wreme" bericht ten aanzien van de taalkwestie, dat de H. Stoel het gebruik van het „kerk-slavisch" heeft toegestaan in de Zuidelijke gebieden, waar het ge bruik van deze taal reeds was ingevoerd. Aan de Kerk wordt verder volledige vrijheid gegeven tot uitoefening van haar godsdienst, terwijl tevens volledige vrij heid wordt verleend met betrekking tot het opvoedende werk. Godsdienstonderwijs op de scholen zal verplicht worden ge steld en het kerkelijk huwelijk zal ci viel effect hebben. DE PAUS VOLGENDE WEEK MET VACANTIE Paus Pius XI heeft besloten, op 1 Aug. met vacantie te gaan. Hij zal een maand of zes weken doorbrengen in zijn zomerresi dentie te Castel Gondolfo en aan het meer Alvano. Het zal zijn tweede zomervacan- tie zijn sedert hij in Januari 1923 tot paus werd gekozen. Hij zal in den vroegen ochtend per auto vertrekken en dezelfde kleeding dragen als de prelaten, die hem vergezellen en hem in twee a drie auto's escorteeren. De paus is een vijand van niets doen en zal ook gedurende zijn vacantie arbeid blijven verrichten. Kardinaal Pacelli, zijn staats secretaris, zal zich eiken morgen naar het zomerverblijf van den paus begeven om zooals gewoonlijk de kerkelijke kwesties af te doen. Aan enkele pelgrims zal het worden toe gestaan, den paus te bezoeken, die ook de kerkelijke hoogwaardigheidsbekleeders zal ontvangen, indien dit noodig mocht zijn. BUITENLANDSCHE BERICHTEN DUITSGHLAMD. STAHLHELMAFDEELINGEN IN MECKLENBURG VERBODEN De politieke politie van Mecklenburg deelt mede, dat de afdeelingen Parchim, Ludwigsluft en Waren van den Stahlhelm met ingang van heden zijn ontbonden. Het dragen van uniformen en insignes van deze organisaties is verboden; overtredingen worden op grond van het decreet van 28 Febr. 1933 bestraft. Het vermogen is voor loopig in beslag genomen. FRANKRIJK. BEZUINIGINGEN IN FRANKRIJK De Fransche minister van financiën deel de mede, dat hij dank zij de bezuinigingen de begrooting van 51 milliard in 1931/32 heeft teruggebracht op 36 milliard francs. OOSTENRIJK. DOLFUSS HERDACHT Een jaar na zijn dood Oostenrijk heeft gisteren onder overwel digende deelneming van alle lagen der bevolking den tragischen en heldhaftigen dood herdacht van bondskanselier dr. Doll- fuss, den vernieuwer en hervormer van Oostenrijk, die op 25 Juli voor zijn groote idee zijn leven heeft gegeven. MIJNRAMP IN BRITSCH-INDIë. 35 Dooden, 43 gewonden. Bij een ongeluk in de steenkolenmijn Jok- tiabad te Giridih in de provincie Bengalen zijn 35 personen gedood en 43 gewond. ZEVEN PERSONEN LEVEND BEGRAVEN. Uit Seoel wordt gemeld: Een uit zeven personen bestaand gezin is levend bedolven bij een aardverschui ving, waardoor zijn woning, in de provin cie Koeindo, geheel bedolven wend. De aardverschuiving was veroorzaakt door zware regens. OOK TWEEDE PANEEL VAN HET LAM GODS TERUGGEVONDEN? Naar aan de „Tel." wordt verzekerd zou thans ook het belangrijkste der twee ge roofde paneelen van het Lam Gods, dat de Rechtvaardige Rechters voorstelt, zijn te ruggevonden. Hiermede zou het onsterfelijk meesterwerk de gebroeders Van Eyck in volledigen staat kunnen worden hersteld. Tot dusver onthield het gerecht evenals de geestelijke overheid van de kathedraal te Gent zich van alle mededeelingen om de verdere gerechtelijke instructie niet te schaden, terwijl te Dendermonde en te Wet- teren het onderzoek werd voortgezet. Zijn onze inlichtingen juist dan werden de Rechtvaardige Rechters reeds einde der vorige maand te Gent teruggevonden en wel in een openbaar gebouw. Bijzonderheden zullen dus wel niet lang meer kunnen uitblijven. AMERIKAANSCH POLITICUS LEIDER VAN EEN BENDE. Uit New York wordt gemeld: Vier ter dood veroordeelde moordenaars hebben kort voor hun terechtstelling ont hullingen gedaan over den leider van hun bende. Dientengevolge zijn zij overgebracht uit het doodenhuis van de Sing Sing-ge- vangenis naar de gewone gevangenis, opdat men hun beweringen nader zal kunnen on derzoeken. Zij verklaarden namelijk dat aan het hoofd van hun bende de politicus Nelson B. Clack stond, die 62 jaar oud is en eenigen tijd geleden vooruitstrevend candidaat was voor het gouverneurschap van den staat Massachusetts. EEN MODERN TWEEGEVECHT IN DE ZWANENWERELD. Aan de Arendsee zijn tal van personen getuige geweest van een vinnig zwanen- gevecht. Eenige bezoekers waren in het meer aan het baden en hadden voor de ge zelligheid en de veiligheid een rubberbeest in den vorm van een zwaar meegenomen. Op zeker oogenblik passeerde een zwanen- familie. Nauwelijks had vader zwaan zijn veronderstelden rivaal in de gaten, of hij stoof er met groote snelheid op af. Vinnig pikte hij op den rubberzwaan in, maar tel kens dook het rubberspeelgoed onder om even later triomfantelijk boven te komen. Ten slotte deed de echte zwaan zulk een heftigen uitval, dat het rubber scheurde, en de zwaan tot zijn groote verbazing zijn tegenstander als een dun leeg velletje in de diepte zag verdwijnen. KANO-LIEFHEBBERS. OeralMoskou in veertig dagen Vijf sovjet-Russen hebben den 3.200 K. M. langen afstand van Everdlovak in het* Oeral-Gebergte tot Moskou via de rivieren Chusovaya, Kernen, Oka en Moskwa, ge heel in linnen kano's afgelegd. Zij hebben niettegenstaande stormen en sneeuw slechts 40. dagen over den tocht gedaan, d.w.z. zestien dagen minder dan zij oorspronkelijk hadden gedacht. Al dien tijd hebben zij op het water ver toefd, behalve, dat zij de kano's over een afstand van c.a. 30 K.M. over het land hebben moeten dragen. WED. OOST-INDIE TIJGERPLAAG IN PARGAROETEN. Twee militairen en twee man van de veldpolitie zijn uitgezonden naar Pargaroe- ten om de bevolking te verlossen van de daar heerschende tijgerplagen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 6