Het bezuinigingsdebat voortgezet AAN HET KAASMAKEN EN BOTERKNEDEN ZATERDAG 20 JULI 1935 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BUD. - PAG. 5 TWEEDE KAMER Het Kabinet wijst, deflatie in al haar consequenties (aantasting van de hoofdsommen) af, evenzeer als devaluatie. „Duidelijk moet blijken, of het Kabinet nog het vertrouwen geniet", aldus Minister Colijn. DR. COLUN AAN HET WOORD. De voorzitter van den Ministerraad, de heer C o 1 ij n, was gisteren aan het woord. Spr. zal aandacht wijden aan het econo misch beleid en de voornemens van de re geering, de middelen, welke zij doelmatig acht, en die welke moeten worden afgewe zen. Spr. zal zich concentreer en op de hoofd zaak en aan bijzaken geen aandacht wij den. Allereerst het capitulantenstelsel. Men heeft gezegd, dat daarmee aan een zeker deel der burgerbevolking de weg versperd wordt tot een aantal functies. Spr. merkt op, dat dit een tijdelijke maatregel is. Ver der zegt spr., dat aangaande defensie-aan gelegenheden de S.D.A.P. een eigenaardige houding heeft aangenomen. Spr. herinnert aan het gebeurde met „De Zeven Provin ciën". De veiligheid van het land vergde de maatregelen die toen zijn genomen, doch zij zullen niet langer gehandhaafd worden dan noodig is. Of de zaak opnieuw in over weging moet worden genomen is een niet gemakkelijk te beantwoorden vraag. De uitspraken van S.D.A.P.-oongressen vindt spr. niet zoo duidelijk. Wat beteekent „trouw aan een door de gemeenschap ge kozen overheid?" Zoo zijn er meer uitlatin gen. De heer Albarda heeft echter in zijn jongste rede in deze Kamer gezegd, dait in deze tegenwoordige omstandigheden de weerkracht van het land geen verzwakking lijden kan. In verband met deze uitlating zal spr. onderzoeken, in hoever de moeilijk heid voor de S.D.A.P. kan worden weggeno men. Spr. kan niet zoover gaan, den vast- gestelden maatregel betreffende het capitu lantenstelsel in te trekken. Omtrent het aftreden van den heer Steenberghe kan spr. niet meer zeggen aan in het destijds, door minister Steenberghe en spr. opgemaakte communiqué is 'uitge drukt. Er is altijd een hartelijke samenwer king geweest. Bij zijn intrede in het kabi net heeft de heer Steenberghe bedongen dat, als er zich op monetair gebied een be langrijk novum zou voordoen, de kwestie opnieuw zou worden besproken. Na ampele besprekingen, die weken duurden, werd in het kabinet besloten, dat niet kan worden overgegaan tot devaluatie op grond van de devaluatie in België en de daling van het pond. Het overige is even eens bekend. Spr. betreurt, dat de samen werking met den heer Steenberghe werd verbroken. Spr. komt nu tot de hoofdzaak. Welke doeleinden streeft de regeering nog altijd met haar beleid na; van welke middelen bedient zij zich, wat wijst zij af? Aanpassing aan de gewijzigde omstandig heden, waaronder wij zijn komen te leven is nog altijd geboden. Gunstiger verhouding tusschen goederen- prijzen en productiekosten in verband met den export is allereerst noodig. De pro ductie moet dus goedkooper worden, om dat er een algemeene verarming van de volken is ingetreden. Men heeft de regeering verweten, dat zij de volkshuishouding verwaarloost. Maar de doelstelling geeft direct toch al aan, dat zij het tegenovergestelde nastreeft, en niet alleen zorg draagt voor de staatshuishou ding, al moet de laatste beschouwd worden als de grondslag van de geheele volkshuis houding. Niemand kan gissen hoe de regeering worstelt eiken dag, en deelen van den nacht, tot behoud van die volkshuishouding. Wie uwer, vraagt spr., heeft begrip van wat er aan moeilijkheden vastzit aan het be houden van wat er nog aan den export is overgebleven, en van de betaling daarvan? De grondslagen vam de maatschappelijke structuur handhaven is een zeer zware taak. Hoort men de critici in de Kamer, dan zou men meenen, dat de ministers geen be grip hebben van hun taak. Alles, wat de ministers van Econ. Zaken Verschuur, Steenberghe en Gelissen hebben voorgesteld en zij verschilden niet van meening heeft spr.'s steun gehad. Ver schuivingen in het productie-apparaat van onzen bodemcultuur worden algemeen noo dig geacht, maar hoever moet men gaan? De omstandigheden wijzigen schier eiken dag. Wat de tuinbouw b.v. betreft, kan er nog heel wat meer worden uitgezonden maar men wil ook gaarne betaling ontvangen. (Gelach). De heer De Visser (CJPJEL): Men stuurt het naar het verkeerde adres! Minister C o 1 ij n vervolgt, dat de contin- genteering veel goed heeft gedaan, al heeft zij haar bezwaren, omdat zij verstarrend werkt Vandaar dat men haar in sommige gevallen zal vervangen door een heffing aan de grens wat iets anders is dan een verhoogde heffing over de geheele linie daartoe zal niet worden overgegaan dan na een principieel debat in de Kamer. Aangaande hetgeen in de memorie van toelichting gezegd wordt over uitbreiding van industriemogelijkhedenzegt de een dat de regeering overstag is gegaan, de an der beweert, dat zij niets doet. Spr. zet uit een, dat te dien opzichte het standpunt van de regeering altijd is geweest dat gestreefd moet worden naar uitbreiding. Spr. deelt mee, dat de bevordering van de industrialisatie geheel zal worden ont trokken aan de sfeer van het Werkfonds. Zij zal bij een stichting worden onderge bracht, gepresideerd door minister Gelis sen. Het werkfonds zal zich bepalen tot de be vordering van publieke werken onder voor zitterschap van den Minister van Water staat. Een ministerieele commissie heeft de leiding, spr. vormt de overtrapping. Bij de aanpassing van den kostprijs van de productie aan de gewijzigde goederen- prijzen spelen twee factoren een groote rol; namelijk de loonen en de vaste lasten. De regeering heeft, met uitzondering op haar eigen terrein, niets rechtstreeks gedaan, om het loonpeil te drukken. De uitdrukking: consequente deflatie is niet van de lucht. Met het oog op de politie ke sfeer mag er geen twijfel bestaan om trent hetgeen de regeering wil en wat zij niet wil. Daarom gaat spr. erop in. De meest consequente deflatie kan wor den verkregen als de regeering niets doet, geen landbouwsteun, de werkeloozen niet steunt. Dat wil de regeering niet. Zij zou voor tal van bedrijven en alle ar beiders een complete ruïne beteekenen. De regeering treedt reguleerend op, door de wensohelijke consequente deflatie te remmen door landbouwsteun, contingentee- ring, werkeloozensteun. Geweldige schok ken in ons economisch leven zijn daardoor voorkomen. Dit remmen brengt ook een aanvulling van den anderen kant mee, een stimulee ring waar die deflatie niet snel genoeg gaat. Men kan over dit middel van meening ver schillen, men kan niet ontkennen, dat de gedachtengang van de regeering logisch is. De regeering beoogt een benaderende consequente deflatie. De mogelijkheid van het aantasten van de hoofdsommen acht zij niet aanwezig en zij acht zich daartoe ook niet gerechtigd. Maar op dit terrein is de regeering niet werkeloos. Waar steun gevraagd wordt, vraagt de regeering offers, en soms zeer zware offers, aan het kapitaal. De macht daartoe heeft zij in de hand. Bij algemeene formule de hoofdsommen aantasten wil de regeering niet doen. Saneering van schulden moet allereerst komen langs natuurlijken weg, en verder door verlichting van den druk, waar dit mo reel en juridisch geoorloofd is. Devaluatie zou een alternatief moeten zijn van verlaging van vaste lasten. Spr. begrijpt dit alternatief niet. Devaluatie kan geen oplossing van het schuldenprobleem over de geheele linie brengen. Voor expor teurs is devaluatie aanlokkelijk, maar voor het binnenland komt de zaak heel anders. De voor- en nadeelen van devaluatie kun nen niet bekeken worden uit een oogpunt van oplossing van het schuldenprobleem. De vraag, of devaluatie zal uitblijven na aanneming van het vaste 1 asten-ontwerp, kan spr. niet beantwoorden. Dat hangt van het buitenland af. Doch de Regeering zal blijven strijden om devaluatie te voorko men, zoolang zij maar eenigszins kan. Zij blijft op de bres staan voor de handhaving van onze muntkwaliteit. De regeering is omtrent algemeene sta bilisatie minder pessimistisch dan anderen. De drang daarnaar wordt algemeen leven diger. Inderdaad is het, wanneer gedeva lueerd moet worden, te prefereeren, die moment zelf te kiezen. Maar spr. hoopt, dat dit niet noodig zal zijn. De klacht, dat het Werkfonds schrikke lijk langzaam werkt, bestrijdt spr. Als het 60 millioenplan uitgeput is, zal de regee ring met een nieuwe aanvraag komen bij de Kamer. Het verband, dat de heer Aalberse legt over de stemming over dit ontwerp en die van de vaste lasten, ontgaat spr. Bezuini ging is noodig. Als de vaste lasten-ontwer- pën worden aangenomen, blijft bezuiniging nog noodig. Worden zij verworpen, dan ver andert dat niet aan de noodzaak van be zuiniging. Waarom dan de stem voor het bezuiniigingsontwerp afhankelijk gemaakt van de beslissing over andere ontwerpen? Verwerping van dit ontwerp zou een po litiek 'conflict doen ontstaan waarvan het gevolg niet twijfelachtig zou zijn. Maar ook indien het zou worden aangenomen zonder den steun van de R. K.-fractiet zou dit con flict intreden. De regeering is van meening dat het den steun van deze groote fractie niet kan ontberen. De heer Aalberse heeft ook gevraagd, of het kabinet nog in de mogelijkheid gelooft zijn taak te kunnen volbrengen. Spr. antwoordt dat dit geloof er den laatsten tijd niet sterker op gewor den is. Dit ligt niet aan het kabinet; het twijfelt niet aan zichzelf. De weg uit het moeras ziet spr. aangegeven. Maar de red ding moet van het buitenland komen, en nu is het een troost dat de verdwazing van deze wereld nooit voor alle tijden is ge weest. Inmiddels moeten wij hier doen wat de hand vindt om te dioen. De medewer king van de Kamer is daartoe noodzake lijk. De regeering is inzake haar tegemoet komendheid aan de Kamer zoo ver gegaan, ails maar eenigszins mogelijk is. De grens is nu bereikt. De regeering kan niet blijven doorwerken, als haar autoriteit voortdurend wordt ondermijnd door een critiek, die be weert, dat onwil en onkunde het kabinet beheerschen. Daarom is er, naast de aanneming van dit voorstel, noodig, dat vertrouwen in de regeering wordt uitgesproken. Men moet duidelijk uitspreken of men vertrouwen heeft in het beleid van dit ka binet, ja of neen. Wil men andere wegen bewandelen, dan is het noodig, dat dit duidelijk blijkt. Schenkt men het kabinet zijn vertrou wen, dan zal dit weer gelooven in de mo gelijkheid zijn taak op vruchtbare wijze te kunnen voortzetten. Het overschat daarbij eigen inzichten en krachten niet. Het wil cordiaal met de Kamer samenwerken en suggesties uit haar midden gaarne onder zoeken en, zoo mogelijk, uitwerken. Het kent het „labora", maar ziet het „ora" daarnaast niet over het hoofd. MINISTER OUD SPREEKT. De Minister van Financiën, de heer Oud zegt allereerst dat de heer Al barda niet had mogen beweren dat er van het ontwerp niet veel meer over is. Het verwijt, dat de regeering in twee jaren niets heeft gedaan, is onverdiend. De be grooting van 1936 vraagt 56 millioen aan nieuwe uitgaven. De middelen zullen met 46 millioen dalen. Bij spr.'s optreden was er een tekort van 190 millioen; was er niets gebeurd, dan zou dit in 1936 zijn gestegen tot 292 millioen, terwijl deze begrooting nu, wanneer het Bezuinigingsplan wordt aan genomen, een tekort van 50 millioen zal vertoonen. Wij zijn dus 242 millioen verbe terd. De salarisvermindering maakt van de be zuiniging een betrekkelijk klein deel uit. Spr. behandelt de bezuinigingssuggesties van, de soc.-democraten en wijst deze op de bekende gronden af. Krasse middelen, die ons voor enkele jaren helpen, zou men alleen kunnen toe passen, indien men wist, dat na dien tijd de crisis afgeloopen en de welvaart hersteld zou zijn. Het bankgeheim is spr. niet sympathiek, doch het middel van opheffing is erger dan de kwaal, vanwege de gevolgen voor het economisch leven van Nederland. De heer Albarda moet het niet voorstellen, alsof spr. wel de grooten beschermen wil, maar de kleintjes niet. Zonder de voorgestelde bezuinigingen komen wij er niet. De lichtvaardige finan- cieele politiek van den heer Albarda zou ons alleen in het moeras voeren. De aanpassing met de minste schokken eischt, dat men rekening houdt met de zeer verschillende schuldverhoudingen. Met tot 'n algemeene regeling kan men niet komen; vandaar dat afzonderlijke voorstellen moe ten worden ingediend. Aantasting van hoofdsommen over de heele lijn zou de staatsschulden niet kun nen sauveeren; reeds om die redenen is aantasting van de hoofdsommen niet moge lijk. Zij zou vele executies tengevolge heb ben. De vergadering wordt te half zes ver daagd tot Dinsdag 1 uur. Voor dag en dauw in Hoogmadel Wronglen, wey, broot ende caes Dat heit hi al den dach. (Uit het „Kerelslied"). De zon was nauwelijks aan de kim ont rezen als een roode Leidsche kaas, en de spreeuwen zaten wat na te gapen op de nok van 't dak, toen wij reeds op weg wa ren naar Hoogmade.... Het gesnurk van de Leienaars. Leiden, de Schoone Slaapster, lag nog in een diepe dommel. De menschen sliepen achter droomende huizen in de uitgestor ven straten. Het denderen en daveren van fabrieken en werkplaatsen, het rollen en racen van karren en auto's, dat anders boven de „benaauwde veste" opstijgt als een Strawinsky-loflied op de arbeid, had plaats gemaakt voor een zacht-aanzwel- lende en weer afnemende bromtoon: het community-snurken van de hooggeachte burgerij. Terwijl Leiden slaperig op de klok keek en zich weer omdraaide in de kussens, be leefde het verkeer te Hoogmade juist een van zijn spitsuren! Het razende, ontzenu wende tempo! tempo! van de wereldstad.. Bolderend reden de boerenkarren langs de morgen-frissche wegen der „Heerlijk heid". In de weiden schommelden de boe ren onder het juk van boornevolle em mers, nageloeid door de koeien, die op hun gescheurde trompetten den nieuwen dag begroetten. Op alle boerderijen werd geschuurd en geboend, gekeven en gezon gen. Nederlands nationale industrie was in vollen gang: de witte melk stroomde schuimend de emmers uit, de kuipen in om gekneed te worden tot gouden boter of tot ronde kaas. Men zal aan onze waar heidsliefde twijfelen, maar de reden, dat wij niet mede-snurkten te Leiden, doch aan het dauwtrappen waren in Hoogmade was om antwoord te krijgen op de vraag: hoe bereidt men Leidsche kaas? Wij, Nederlanders, worden in het bui tenland kaaskoppen genoemd (schande! schande!), en het is toch wel zaak om te weten hoe onze koppen gefabriceerd wor den. Alleen eten en niet weten getuigt van weinig aandrift voor wetenschappelijk on derzoek. De zon was middelerwijl, op onze fiets tocht van Leiden naar Hoogmade, als een tooverbal aan het verkleuren gegaan en, toen wij het hek van de vertrouwde boer derij binnenfietsten, van een roode Leid sche kaas afgesabbeld tot een gele Goud- sche. „Morgen!" zeide Jans, de dienstbode, die, ofschoon een dood-goeie en opgeruimde meid, dézen morgen wat knorrig was uit gevallen. „De baas is buiten, je vindt 'm wel". En na deze woorden geuit te hebben, begon Jans weer vol toewijding te boenen en te schuren. Wanneer je „buiten" bent, gaat de om- sohrijving, dat de baas „buiten" is niet mank aan een exces van nauwkeurigheid. Maar wij voelden ons door Jans' kortade migheid dermate uit het veld geslagen, dat wij het niet waagden om naderen uit leg te vragen. Mussolini moet *t «elf weten. Bovendien heeft een journalist wel voor heeter vuren gestaan en onze ambtelijke speurzin wist den baas al spoedig te ont dekken in de koeien-bocht, aan 't melken. Benito Mussolini moet 't natuurlijk zelf weten, dat hij nogmaals te Adoea een ge vecht wil leveren, maar wij hebben een tweede nederlaag op hetzelfde slagveld niet willen risqueeren. In stomme bewondering sloegen wij gade, hoe de melk in de em mer spoot, wit-schuimend en moussee rend, alsof de koeien 's nachts heimelijk een bezoek hadden gebracht aan de cham pagne-kelder. Martelwerktuigen in donkere kelders. Dit ochtend-bezoek aan de koeienbocht, aan de levende en, ondanks alle inkrim ping en Regeeringsvoorschriften, onuit puttelijke bron van onze vaderlandsche industrie, was de onmisbare en onmiddel lijke inleiding tot de kaasmakerij. Het verhaal van de kaas begint bij de koe. De kaasmakerij speelt zich af in het kaashok van de boerderij en enkele andere laag gezolderde, kraakzindelijke vertrekken, die een akelige overeenkomst vertoonen met de Gevangenpoort. Men treft er on geveer alle martelwerktuigen aan, die in de „Levens der Heiligen" zijn beschreven, vanaf het steenen waterfornuis, waarin St. Jan bij de Porta Latina werd gekookt tot de duimschroeven en pijnbank, waarmede een later, doch niet minder wreed geslacht iemand zijn geloofsovertuiging trachtte te ontfutselen. Rond de Paasch-kuip. De plechtigheid begon aan de oever van een enorme blauwe kuip zoo eene als op Paasch-Zaterdag gebruikt wordt om het wijwater te zegenen. De ceremoniën bij de kaasmakerij zijn al even ingewikkeld. Met dezelfde nieuwsgierige ingetogenheid, waarmede wij eertijds als misdienaar het plonsen van de Paaschkaars in het water volgden, bekeken wij thans de handgre pen van onzen gastheer, die het roerhek genomen had en daarmede, als met een ijsbreker, de witte oppervlakte van de ge stremde melk verscheurde en verklon- terde. De melk wordt dit ter toelichting aan de onnoozelen een dag te voren ge stremd door de toevoeging van stremsel, wat een aftreksel is uit de lebmagen van jonge kalverenDe scheikundige wer king van dit leb-ferment is nogal kronke lig en ingewikkeld en levert formules op, waarbij het een mensch scheel voor de oogen draait. Een half uur duurde deze verbazend in spannende boeren-gymnastiek met het roerhek. Het verrassend resultaat was, dat de kaasstof, de wrongel, zich afscheidde van de ietwat onoogelijke, gelerige wei. De wrongel dreef als kleine ijsbergen in de Gele Zee, een verschijnsel dat tot heden nog nimmer is de Gele Zee is geconsta teerd. Ook een vraag! Wei en wrongel werden daarop aan on bescheiden blikken onttrokken door een bruine jute doek, die in de vloeistof werd neergedrukt. De baas boog zich in dit wij dingsvolle oogenblik over de Paaschkuip heen. Geïnteresseerd zagen wij dit schouw spel aan: hij dronk een slokje van de door de doek opwellende wei. „Waarom drinkt u van de wei?" inter viewden wij in een vlaag van momenteele verstandsverbijstering. „Omdat 't lekker smaakt!" Ook wij hebben daarna ons lichaam dub- bel-gevouwen en van de wei geslurpt. Niet te versmaden! De druppels hingen aan onze oogharen! Ter geruststelling van den heer Hoogeveen: wij hebben er geen na- deelige gevolgen van ondervonden....! Als varkens gillen en te keer gaan. De wei wordt gebruikt als varkensvoer. Als menschen het lekker vinden, kan men nagaan, hoe „stapel" de biggen op het ge lerige vocht zijn. Wanneer varkens gil len en schreeuwen en te keer gaan of zij stuk voor stuk gekeeld worden, bewaar dan uw medelijden. Men kan ervan verze kerd zijn, dat de wei in aantocht is! Als de wei is afgeschept, blijft de wron gel over, een witte, veerkrachtige gummi, als gekookte kalfshersens. De baas ving aan met deze wrongel wonderlijke caprio len te maken, die ook de brugwachters in de Sleutelstad ten beste geven bij het slui ten van een draaibrug. De wrongel werd uitgeperst, gemalen waarbij Dirk voor de laatste maal ten tooneele verschijnt en met komijn gemengd. De goochelaar in actie. Komijn deze toelichting geven wij niet voor de onnoozelen alléén is het met vluchtige, welriekende olie gevuld zaad van een plant, die in Italië en Egyp te wordt gekweekt. Het procédé nam meer en meer de schijn aan van een goochelaars-voorstelling: de wrongel in de zak, de wrongel als een taart uit het kuipje, de wrongel als kaas in 't kuipje. En zie daar, dames en heeren, besloot de beroemde prestidigitateur met rechtmatige trots, ziedaar de geboorte van de Leidsche kaas. De wrongel, of beter gezegd de zuivel, wordt echter niet aan zijn lot overgelaten, maar in een van de martel-werktuigen tot een behoorlijk model geperst. Het stem pel, de gekruiste Sleutels met bijschrift „Leiden", wordt tegelijkertijd ingedrukt. Een pekel-bad zorgt voor een harde korst. De roode kleur, waarmede de Leidsche kaas op de markt pronkt, is louter ijdel- heid. Voor dames, die zich aan rouge te buiten gaan en zich een glimmende roode neus willen verwerven, deelen wij hierbij het recept mede: een mengsel van biest en verf. Dit roode papje verspreidt een erbarmelijk odeur. Wie in dit „bloed" zijn vingers doopt, kan wel met Lady Macbeth in het moordkasteel gaan slaapwandelen: „Alle geuren van Arabië zullen deze kleine handen niet meer welriekend maken. O! o! o!...." De theorie van Laplace in de karnton getoetst! De kaasmakerij was hiermede tot beider tevredenheid verloopen. Restte nog de bo- terfabricage. De Leidsche „pitten-kaas" wordt vervaardigd van gedeeltelijk afge roomde melk. De room verdwijnt in de karnton, die, vroeger door een paard, te genwoordig electrisch wordt bewogen. Uit deze wentelende baaierd klontert de bo ter als glibberige gouden eilandjes te voor schijn. Een bevestiging van Laplace's theorie over het ontstaan van het heelal! Indien Newton de wet der zwaartekracht ontdekte door het neerploffen van een appel in de boomgaard, waarom kan La place zijn theorie dan niet bevestigd heb ben gezien in de karnton? Het vette boter-goud wordt door den boer-gouddelver uit den treure gewas- schen en gespoeld, tot het kostbare slib zuiver en rein overblijft. Met stoer en vinger teekende de boer ten slotte een groot kruis in de nieuwe, versch-ge- wonnen boter, den raad opvolgend van St. Paulus: „Al wat gij doet, hetzij gij eet, hetzij gij drinkt, doet alles ter eere Gods". De boter lag daar in de koele kelder als een kostelijke gave. „En verlustigen zal zich in het vette uwe ziel". Het gouden kruis, bezaaid met flonkerende waterdrop pels, schemerde uit het half-duister op als een bisschoppelijk ornament een orna ment vol diepen zin en beteek en is. BESLUIT. Als stedelingen uit boeren gaan, beleven zij vreemde dingen. Het gelukkig toeval bracht ons in kennis met den heer Christ. Hoogeveen Lz. te Hoogmade. Deze en zijn echtgenoote hebben met groote gastvrij heid aan onze ingeboren animo, om met het oerkrachtige, landseigene boerenbe drijf en boeren-leven van nabij kennis te maken, vrijen baan gegeven. Daarvoor onzen besten dank. De uren in Hoogmade doorgebracht staan met gouden boterlet ters in ons dagboek aangeteekend! Of schoon van-huis-uit met respect voor de boeren opgevoed, hebben deze landelijke intermezzi onze waardeering en hoogach ting voor het bóeren-bedrijf een bedrijf, waarvoor een intense vakkennis wordt vereischt en waarin luie menschen zich diep-ongelukkig zouden voelen nog ver stevigd en versterkt. De boeren vormen de merg van ons volk. Hun onverdroten arbeidslust, hun sobere levenswijze, die alle „aanpassing" tot een bespotting maakt, hun diepe, mannelijke godsdienstzin en bezadigde, maar overtuigde gehechtheid aan land en vorstenhuis, kan onze natie ten voorbeeld nemen. Wij hebben eenige luchtig-gestemde beschouwingen aan het boeren-leven gewijd beschouwingen in vacantie-stemming. Meen niet, dat de ernst en de zakelijke kant van het bedrijf aan onze aandacht is ontsnapt. „De Leidsche Courant" heeft er steeds naar gestreefd de belangen van boeren en tuinders, niet minder dan die van middenstand en indu strie, te behartigen en te verdedigen. Als redacteur van ons aller krant, was het ons een voorrecht, nu eens niet op L. T. B.- vergaderingen of in onontwarbare crisis- besluiten, maar met de „veurk" in de hand met het boerenbedrijf kennis te maken. Ik heb gezegd! R. OVER EEN BEKENDE PLAATS UIT HET EVANGELIE. In het Evangelie over de opwekking van Lazarus maakt Jezus zijn voornemen be kend om naar Bethanië te gaan. De Apos telen toonen zich dian bezorgd, omdat de Joden al vroeger Jezus zochten te dooden, maar Hij stelt ze gerust met de opmer king: Heeft de dag geen twaalf uren? Wie bij dag igaat stoot zich niet. Wat beteekenen die woorden? En zijn in Palestina de dagen gedurende het geheele jaar even lang? De figuurlijke beteeken is van die woor den is, dat er niets te duchten valt, zoo lang de tijd loopt, voor Jezus' openbaar optreden door den Hemelsc'hen Vader vast gesteld. Pas wanneer het uur van de mach ten der duisternis volgens Gods plan komt, zullen de Joden htm boos opzet tegen Jezus kunnen volvoeren. Hinderlijke steenen lig gen op en langs de ruwe bergwegen ook bij dag, maar dan stoot men er niet tegen. Ze worden pas gevaarlijk in het donker. In Palestina is het verschil tusschen een zomerdag en een winterdag vrij groot, al is het iets minder dan hier. De Joden ver deelden den lichtdag echter altijd in twaalf uren. Zoo had de zomerdag niet meer uren maar langer uren en de winterdag niet minder maar korter ureru K. Pr.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 5