Het bezuinigingsdebat voortgezet
AAN HET KAASMAKEN
EN BOTERKNEDEN
ZATERDAG 20 JULI 1935
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BUD. - PAG. 5
TWEEDE KAMER
Het Kabinet wijst, deflatie in al haar consequenties
(aantasting van de hoofdsommen) af, evenzeer als devaluatie.
„Duidelijk moet blijken, of het
Kabinet nog het vertrouwen
geniet", aldus Minister Colijn.
DR. COLUN AAN HET WOORD.
De voorzitter van den Ministerraad, de
heer C o 1 ij n, was gisteren aan het woord.
Spr. zal aandacht wijden aan het econo
misch beleid en de voornemens van de re
geering, de middelen, welke zij doelmatig
acht, en die welke moeten worden afgewe
zen.
Spr. zal zich concentreer en op de hoofd
zaak en aan bijzaken geen aandacht wij
den.
Allereerst het capitulantenstelsel. Men
heeft gezegd, dat daarmee aan een zeker
deel der burgerbevolking de weg versperd
wordt tot een aantal functies. Spr. merkt
op, dat dit een tijdelijke maatregel is. Ver
der zegt spr., dat aangaande defensie-aan
gelegenheden de S.D.A.P. een eigenaardige
houding heeft aangenomen. Spr. herinnert
aan het gebeurde met „De Zeven Provin
ciën". De veiligheid van het land vergde de
maatregelen die toen zijn genomen, doch
zij zullen niet langer gehandhaafd worden
dan noodig is. Of de zaak opnieuw in over
weging moet worden genomen is een niet
gemakkelijk te beantwoorden vraag. De
uitspraken van S.D.A.P.-oongressen vindt
spr. niet zoo duidelijk. Wat beteekent
„trouw aan een door de gemeenschap ge
kozen overheid?" Zoo zijn er meer uitlatin
gen. De heer Albarda heeft echter in zijn
jongste rede in deze Kamer gezegd, dait in
deze tegenwoordige omstandigheden de
weerkracht van het land geen verzwakking
lijden kan. In verband met deze uitlating
zal spr. onderzoeken, in hoever de moeilijk
heid voor de S.D.A.P. kan worden weggeno
men. Spr. kan niet zoover gaan, den vast-
gestelden maatregel betreffende het capitu
lantenstelsel in te trekken.
Omtrent het aftreden van den heer
Steenberghe kan spr. niet meer zeggen aan
in het destijds, door minister Steenberghe
en spr. opgemaakte communiqué is 'uitge
drukt. Er is altijd een hartelijke samenwer
king geweest. Bij zijn intrede in het kabi
net heeft de heer Steenberghe bedongen
dat, als er zich op monetair gebied een be
langrijk novum zou voordoen, de kwestie
opnieuw zou worden besproken.
Na ampele besprekingen, die weken
duurden, werd in het kabinet besloten, dat
niet kan worden overgegaan tot devaluatie
op grond van de devaluatie in België en de
daling van het pond. Het overige is even
eens bekend. Spr. betreurt, dat de samen
werking met den heer Steenberghe werd
verbroken.
Spr. komt nu tot de hoofdzaak. Welke
doeleinden streeft de regeering nog altijd
met haar beleid na; van welke middelen
bedient zij zich, wat wijst zij af?
Aanpassing aan de gewijzigde omstandig
heden, waaronder wij zijn komen te leven
is nog altijd geboden.
Gunstiger verhouding tusschen goederen-
prijzen en productiekosten in verband met
den export is allereerst noodig. De pro
ductie moet dus goedkooper worden, om
dat er een algemeene verarming van de
volken is ingetreden.
Men heeft de regeering verweten, dat
zij de volkshuishouding verwaarloost. Maar
de doelstelling geeft direct toch al aan, dat
zij het tegenovergestelde nastreeft, en niet
alleen zorg draagt voor de staatshuishou
ding, al moet de laatste beschouwd worden
als de grondslag van de geheele volkshuis
houding.
Niemand kan gissen hoe de regeering
worstelt eiken dag, en deelen van den
nacht, tot behoud van die volkshuishouding.
Wie uwer, vraagt spr., heeft begrip van wat
er aan moeilijkheden vastzit aan het be
houden van wat er nog aan den export is
overgebleven, en van de betaling daarvan?
De grondslagen vam de maatschappelijke
structuur handhaven is een zeer zware
taak. Hoort men de critici in de Kamer, dan
zou men meenen, dat de ministers geen be
grip hebben van hun taak.
Alles, wat de ministers van Econ. Zaken
Verschuur, Steenberghe en Gelissen hebben
voorgesteld en zij verschilden niet van
meening heeft spr.'s steun gehad. Ver
schuivingen in het productie-apparaat van
onzen bodemcultuur worden algemeen noo
dig geacht, maar hoever moet men gaan?
De omstandigheden wijzigen schier eiken
dag.
Wat de tuinbouw b.v. betreft, kan er nog
heel wat meer worden uitgezonden maar
men wil ook gaarne betaling ontvangen.
(Gelach).
De heer De Visser (CJPJEL): Men
stuurt het naar het verkeerde adres!
Minister C o 1 ij n vervolgt, dat de contin-
genteering veel goed heeft gedaan, al heeft
zij haar bezwaren, omdat zij verstarrend
werkt Vandaar dat men haar in sommige
gevallen zal vervangen door een heffing
aan de grens wat iets anders is dan een
verhoogde heffing over de geheele linie
daartoe zal niet worden overgegaan dan na
een principieel debat in de Kamer.
Aangaande hetgeen in de memorie van
toelichting gezegd wordt over uitbreiding
van industriemogelijkhedenzegt de een
dat de regeering overstag is gegaan, de an
der beweert, dat zij niets doet. Spr. zet uit
een, dat te dien opzichte het standpunt van
de regeering altijd is geweest dat gestreefd
moet worden naar uitbreiding.
Spr. deelt mee, dat de bevordering van
de industrialisatie geheel zal worden ont
trokken aan de sfeer van het Werkfonds.
Zij zal bij een stichting worden onderge
bracht, gepresideerd door minister Gelis
sen.
Het werkfonds zal zich bepalen tot de be
vordering van publieke werken onder voor
zitterschap van den Minister van Water
staat. Een ministerieele commissie heeft de
leiding, spr. vormt de overtrapping.
Bij de aanpassing van den kostprijs van
de productie aan de gewijzigde goederen-
prijzen spelen twee factoren een groote rol;
namelijk de loonen en de vaste lasten. De
regeering heeft, met uitzondering op haar
eigen terrein, niets rechtstreeks gedaan, om
het loonpeil te drukken.
De uitdrukking: consequente deflatie is
niet van de lucht. Met het oog op de politie
ke sfeer mag er geen twijfel bestaan om
trent hetgeen de regeering wil en wat zij
niet wil.
Daarom gaat spr. erop in.
De meest consequente deflatie kan wor
den verkregen als de regeering niets doet,
geen landbouwsteun, de werkeloozen niet
steunt. Dat wil de regeering niet.
Zij zou voor tal van bedrijven en alle ar
beiders een complete ruïne beteekenen.
De regeering treedt reguleerend op, door
de wensohelijke consequente deflatie te
remmen door landbouwsteun, contingentee-
ring, werkeloozensteun. Geweldige schok
ken in ons economisch leven zijn daardoor
voorkomen.
Dit remmen brengt ook een aanvulling
van den anderen kant mee, een stimulee
ring waar die deflatie niet snel genoeg gaat.
Men kan over dit middel van meening ver
schillen, men kan niet ontkennen, dat de
gedachtengang van de regeering logisch is.
De regeering beoogt een benaderende
consequente deflatie. De mogelijkheid van
het aantasten van de hoofdsommen acht zij
niet aanwezig en zij acht zich daartoe ook
niet gerechtigd. Maar op dit terrein is de
regeering niet werkeloos.
Waar steun gevraagd wordt, vraagt de
regeering offers, en soms zeer zware offers,
aan het kapitaal. De macht daartoe heeft
zij in de hand.
Bij algemeene formule de hoofdsommen
aantasten wil de regeering niet doen.
Saneering van schulden moet allereerst
komen langs natuurlijken weg, en verder
door verlichting van den druk, waar dit mo
reel en juridisch geoorloofd is.
Devaluatie zou een alternatief moeten
zijn van verlaging van vaste lasten. Spr.
begrijpt dit alternatief niet. Devaluatie kan
geen oplossing van het schuldenprobleem
over de geheele linie brengen. Voor expor
teurs is devaluatie aanlokkelijk, maar voor
het binnenland komt de zaak heel anders.
De voor- en nadeelen van devaluatie kun
nen niet bekeken worden uit een oogpunt
van oplossing van het schuldenprobleem.
De vraag, of devaluatie zal uitblijven na
aanneming van het vaste 1 asten-ontwerp,
kan spr. niet beantwoorden. Dat hangt van
het buitenland af. Doch de Regeering zal
blijven strijden om devaluatie te voorko
men, zoolang zij maar eenigszins kan. Zij
blijft op de bres staan voor de handhaving
van onze muntkwaliteit.
De regeering is omtrent algemeene sta
bilisatie minder pessimistisch dan anderen.
De drang daarnaar wordt algemeen leven
diger. Inderdaad is het, wanneer gedeva
lueerd moet worden, te prefereeren, die
moment zelf te kiezen. Maar spr. hoopt, dat
dit niet noodig zal zijn.
De klacht, dat het Werkfonds schrikke
lijk langzaam werkt, bestrijdt spr. Als het
60 millioenplan uitgeput is, zal de regee
ring met een nieuwe aanvraag komen bij
de Kamer.
Het verband, dat de heer Aalberse legt
over de stemming over dit ontwerp en die
van de vaste lasten, ontgaat spr. Bezuini
ging is noodig. Als de vaste lasten-ontwer-
pën worden aangenomen, blijft bezuiniging
nog noodig. Worden zij verworpen, dan ver
andert dat niet aan de noodzaak van be
zuiniging. Waarom dan de stem voor het
bezuiniigingsontwerp afhankelijk gemaakt
van de beslissing over andere ontwerpen?
Verwerping van dit ontwerp zou een po
litiek 'conflict doen ontstaan waarvan het
gevolg niet twijfelachtig zou zijn. Maar ook
indien het zou worden aangenomen zonder
den steun van de R. K.-fractiet zou dit con
flict intreden. De regeering is van meening
dat het den steun van deze groote fractie
niet kan ontberen. De heer Aalberse heeft
ook gevraagd, of het kabinet nog in de
mogelijkheid gelooft zijn taak te kunnen
volbrengen. Spr. antwoordt dat dit geloof
er den laatsten tijd niet sterker op gewor
den is. Dit ligt niet aan het kabinet; het
twijfelt niet aan zichzelf. De weg uit het
moeras ziet spr. aangegeven. Maar de red
ding moet van het buitenland komen, en
nu is het een troost dat de verdwazing van
deze wereld nooit voor alle tijden is ge
weest. Inmiddels moeten wij hier doen wat
de hand vindt om te dioen. De medewer
king van de Kamer is daartoe noodzake
lijk. De regeering is inzake haar tegemoet
komendheid aan de Kamer zoo ver gegaan,
ails maar eenigszins mogelijk is. De grens is
nu bereikt. De regeering kan niet blijven
doorwerken, als haar autoriteit voortdurend
wordt ondermijnd door een critiek, die be
weert, dat onwil en onkunde het kabinet
beheerschen.
Daarom is er, naast de aanneming van
dit voorstel, noodig, dat vertrouwen in de
regeering wordt uitgesproken.
Men moet duidelijk uitspreken of men
vertrouwen heeft in het beleid van dit ka
binet, ja of neen.
Wil men andere wegen bewandelen, dan
is het noodig, dat dit duidelijk blijkt.
Schenkt men het kabinet zijn vertrou
wen, dan zal dit weer gelooven in de mo
gelijkheid zijn taak op vruchtbare wijze te
kunnen voortzetten. Het overschat daarbij
eigen inzichten en krachten niet. Het wil
cordiaal met de Kamer samenwerken en
suggesties uit haar midden gaarne onder
zoeken en, zoo mogelijk, uitwerken.
Het kent het „labora", maar ziet het „ora"
daarnaast niet over het hoofd.
MINISTER OUD SPREEKT.
De Minister van Financiën, de
heer Oud zegt allereerst dat de heer Al
barda niet had mogen beweren dat er van
het ontwerp niet veel meer over is. Het
verwijt, dat de regeering in twee jaren
niets heeft gedaan, is onverdiend. De be
grooting van 1936 vraagt 56 millioen aan
nieuwe uitgaven. De middelen zullen met
46 millioen dalen. Bij spr.'s optreden was
er een tekort van 190 millioen; was er niets
gebeurd, dan zou dit in 1936 zijn gestegen
tot 292 millioen, terwijl deze begrooting nu,
wanneer het Bezuinigingsplan wordt aan
genomen, een tekort van 50 millioen zal
vertoonen. Wij zijn dus 242 millioen verbe
terd.
De salarisvermindering maakt van de be
zuiniging een betrekkelijk klein deel uit.
Spr. behandelt de bezuinigingssuggesties
van, de soc.-democraten en wijst deze op de
bekende gronden af.
Krasse middelen, die ons voor enkele
jaren helpen, zou men alleen kunnen toe
passen, indien men wist, dat na dien tijd
de crisis afgeloopen en de welvaart hersteld
zou zijn.
Het bankgeheim is spr. niet sympathiek,
doch het middel van opheffing is erger dan
de kwaal, vanwege de gevolgen voor het
economisch leven van Nederland. De heer
Albarda moet het niet voorstellen, alsof spr.
wel de grooten beschermen wil, maar de
kleintjes niet.
Zonder de voorgestelde bezuinigingen
komen wij er niet. De lichtvaardige finan-
cieele politiek van den heer Albarda zou
ons alleen in het moeras voeren.
De aanpassing met de minste schokken
eischt, dat men rekening houdt met de zeer
verschillende schuldverhoudingen. Met tot
'n algemeene regeling kan men niet komen;
vandaar dat afzonderlijke voorstellen moe
ten worden ingediend.
Aantasting van hoofdsommen over de
heele lijn zou de staatsschulden niet kun
nen sauveeren; reeds om die redenen is
aantasting van de hoofdsommen niet moge
lijk. Zij zou vele executies tengevolge heb
ben.
De vergadering wordt te half zes ver
daagd tot Dinsdag 1 uur.
Voor dag en dauw in Hoogmadel
Wronglen, wey, broot ende caes
Dat heit hi al den dach.
(Uit het „Kerelslied").
De zon was nauwelijks aan de kim ont
rezen als een roode Leidsche kaas, en de
spreeuwen zaten wat na te gapen op de
nok van 't dak, toen wij reeds op weg wa
ren naar Hoogmade....
Het gesnurk van de Leienaars.
Leiden, de Schoone Slaapster, lag nog
in een diepe dommel. De menschen sliepen
achter droomende huizen in de uitgestor
ven straten. Het denderen en daveren
van fabrieken en werkplaatsen, het rollen
en racen van karren en auto's, dat anders
boven de „benaauwde veste" opstijgt als
een Strawinsky-loflied op de arbeid, had
plaats gemaakt voor een zacht-aanzwel-
lende en weer afnemende bromtoon: het
community-snurken van de hooggeachte
burgerij.
Terwijl Leiden slaperig op de klok keek
en zich weer omdraaide in de kussens, be
leefde het verkeer te Hoogmade juist een
van zijn spitsuren! Het razende, ontzenu
wende tempo! tempo! van de wereldstad..
Bolderend reden de boerenkarren langs
de morgen-frissche wegen der „Heerlijk
heid". In de weiden schommelden de boe
ren onder het juk van boornevolle em
mers, nageloeid door de koeien, die op
hun gescheurde trompetten den nieuwen
dag begroetten. Op alle boerderijen werd
geschuurd en geboend, gekeven en gezon
gen. Nederlands nationale industrie was
in vollen gang: de witte melk stroomde
schuimend de emmers uit, de kuipen in
om gekneed te worden tot gouden boter
of tot ronde kaas. Men zal aan onze waar
heidsliefde twijfelen, maar de reden, dat
wij niet mede-snurkten te Leiden, doch aan
het dauwtrappen waren in Hoogmade was
om antwoord te krijgen op de vraag: hoe
bereidt men Leidsche kaas?
Wij, Nederlanders, worden in het bui
tenland kaaskoppen genoemd (schande!
schande!), en het is toch wel zaak om te
weten hoe onze koppen gefabriceerd wor
den. Alleen eten en niet weten getuigt van
weinig aandrift voor wetenschappelijk on
derzoek.
De zon was middelerwijl, op onze fiets
tocht van Leiden naar Hoogmade, als een
tooverbal aan het verkleuren gegaan en,
toen wij het hek van de vertrouwde boer
derij binnenfietsten, van een roode Leid
sche kaas afgesabbeld tot een gele Goud-
sche.
„Morgen!" zeide Jans, de dienstbode, die,
ofschoon een dood-goeie en opgeruimde
meid, dézen morgen wat knorrig was uit
gevallen. „De baas is buiten, je vindt 'm
wel".
En na deze woorden geuit te hebben,
begon Jans weer vol toewijding te boenen
en te schuren.
Wanneer je „buiten" bent, gaat de om-
sohrijving, dat de baas „buiten" is niet
mank aan een exces van nauwkeurigheid.
Maar wij voelden ons door Jans' kortade
migheid dermate uit het veld geslagen,
dat wij het niet waagden om naderen uit
leg te vragen.
Mussolini moet *t «elf weten.
Bovendien heeft een journalist wel voor
heeter vuren gestaan en onze ambtelijke
speurzin wist den baas al spoedig te ont
dekken in de koeien-bocht, aan 't melken.
Benito Mussolini moet 't natuurlijk zelf
weten, dat hij nogmaals te Adoea een ge
vecht wil leveren, maar wij hebben een
tweede nederlaag op hetzelfde slagveld niet
willen risqueeren. In stomme bewondering
sloegen wij gade, hoe de melk in de em
mer spoot, wit-schuimend en moussee
rend, alsof de koeien 's nachts heimelijk
een bezoek hadden gebracht aan de cham
pagne-kelder.
Martelwerktuigen in donkere kelders.
Dit ochtend-bezoek aan de koeienbocht,
aan de levende en, ondanks alle inkrim
ping en Regeeringsvoorschriften, onuit
puttelijke bron van onze vaderlandsche
industrie, was de onmisbare en onmiddel
lijke inleiding tot de kaasmakerij. Het
verhaal van de kaas begint bij de koe. De
kaasmakerij speelt zich af in het kaashok
van de boerderij en enkele andere laag
gezolderde, kraakzindelijke vertrekken,
die een akelige overeenkomst vertoonen
met de Gevangenpoort. Men treft er on
geveer alle martelwerktuigen aan, die in
de „Levens der Heiligen" zijn beschreven,
vanaf het steenen waterfornuis, waarin St.
Jan bij de Porta Latina werd gekookt tot
de duimschroeven en pijnbank, waarmede
een later, doch niet minder wreed geslacht
iemand zijn geloofsovertuiging trachtte te
ontfutselen.
Rond de Paasch-kuip.
De plechtigheid begon aan de oever van
een enorme blauwe kuip zoo eene als
op Paasch-Zaterdag gebruikt wordt om het
wijwater te zegenen. De ceremoniën bij de
kaasmakerij zijn al even ingewikkeld. Met
dezelfde nieuwsgierige ingetogenheid,
waarmede wij eertijds als misdienaar het
plonsen van de Paaschkaars in het water
volgden, bekeken wij thans de handgre
pen van onzen gastheer, die het roerhek
genomen had en daarmede, als met een
ijsbreker, de witte oppervlakte van de ge
stremde melk verscheurde en verklon-
terde.
De melk wordt dit ter toelichting
aan de onnoozelen een dag te voren ge
stremd door de toevoeging van stremsel,
wat een aftreksel is uit de lebmagen van
jonge kalverenDe scheikundige wer
king van dit leb-ferment is nogal kronke
lig en ingewikkeld en levert formules op,
waarbij het een mensch scheel voor de
oogen draait.
Een half uur duurde deze verbazend in
spannende boeren-gymnastiek met het
roerhek. Het verrassend resultaat was, dat
de kaasstof, de wrongel, zich afscheidde
van de ietwat onoogelijke, gelerige wei.
De wrongel dreef als kleine ijsbergen in
de Gele Zee, een verschijnsel dat tot heden
nog nimmer is de Gele Zee is geconsta
teerd.
Ook een vraag!
Wei en wrongel werden daarop aan on
bescheiden blikken onttrokken door een
bruine jute doek, die in de vloeistof werd
neergedrukt. De baas boog zich in dit wij
dingsvolle oogenblik over de Paaschkuip
heen. Geïnteresseerd zagen wij dit schouw
spel aan: hij dronk een slokje van de door
de doek opwellende wei.
„Waarom drinkt u van de wei?" inter
viewden wij in een vlaag van momenteele
verstandsverbijstering.
„Omdat 't lekker smaakt!"
Ook wij hebben daarna ons lichaam dub-
bel-gevouwen en van de wei geslurpt.
Niet te versmaden! De druppels hingen aan
onze oogharen! Ter geruststelling van den
heer Hoogeveen: wij hebben er geen na-
deelige gevolgen van ondervonden....!
Als varkens gillen en te keer gaan.
De wei wordt gebruikt als varkensvoer.
Als menschen het lekker vinden, kan men
nagaan, hoe „stapel" de biggen op het ge
lerige vocht zijn. Wanneer varkens gil
len en schreeuwen en te keer gaan of zij
stuk voor stuk gekeeld worden, bewaar
dan uw medelijden. Men kan ervan verze
kerd zijn, dat de wei in aantocht is!
Als de wei is afgeschept, blijft de wron
gel over, een witte, veerkrachtige gummi,
als gekookte kalfshersens. De baas ving
aan met deze wrongel wonderlijke caprio
len te maken, die ook de brugwachters in
de Sleutelstad ten beste geven bij het slui
ten van een draaibrug. De wrongel werd
uitgeperst, gemalen waarbij Dirk voor
de laatste maal ten tooneele verschijnt
en met komijn gemengd.
De goochelaar in actie.
Komijn deze toelichting geven wij
niet voor de onnoozelen alléén is het
met vluchtige, welriekende olie gevuld
zaad van een plant, die in Italië en Egyp
te wordt gekweekt.
Het procédé nam meer en meer de schijn
aan van een goochelaars-voorstelling: de
wrongel in de zak, de wrongel als een
taart uit het kuipje, de wrongel als kaas
in 't kuipje. En zie daar, dames en heeren,
besloot de beroemde prestidigitateur met
rechtmatige trots, ziedaar de geboorte van
de Leidsche kaas.
De wrongel, of beter gezegd de zuivel,
wordt echter niet aan zijn lot overgelaten,
maar in een van de martel-werktuigen tot
een behoorlijk model geperst. Het stem
pel, de gekruiste Sleutels met bijschrift
„Leiden", wordt tegelijkertijd ingedrukt.
Een pekel-bad zorgt voor een harde korst.
De roode kleur, waarmede de Leidsche
kaas op de markt pronkt, is louter ijdel-
heid. Voor dames, die zich aan rouge te
buiten gaan en zich een glimmende roode
neus willen verwerven, deelen wij hierbij
het recept mede: een mengsel van biest
en verf. Dit roode papje verspreidt een
erbarmelijk odeur. Wie in dit „bloed" zijn
vingers doopt, kan wel met Lady Macbeth
in het moordkasteel gaan slaapwandelen:
„Alle geuren van Arabië zullen deze kleine
handen niet meer welriekend maken.
O! o! o!...."
De theorie van Laplace in de
karnton getoetst!
De kaasmakerij was hiermede tot beider
tevredenheid verloopen. Restte nog de bo-
terfabricage. De Leidsche „pitten-kaas"
wordt vervaardigd van gedeeltelijk afge
roomde melk. De room verdwijnt in de
karnton, die, vroeger door een paard, te
genwoordig electrisch wordt bewogen. Uit
deze wentelende baaierd klontert de bo
ter als glibberige gouden eilandjes te voor
schijn. Een bevestiging van Laplace's
theorie over het ontstaan van het heelal!
Indien Newton de wet der zwaartekracht
ontdekte door het neerploffen van een
appel in de boomgaard, waarom kan La
place zijn theorie dan niet bevestigd heb
ben gezien in de karnton?
Het vette boter-goud wordt door den
boer-gouddelver uit den treure gewas-
schen en gespoeld, tot het kostbare slib
zuiver en rein overblijft. Met stoer en
vinger teekende de boer ten slotte
een groot kruis in de nieuwe, versch-ge-
wonnen boter, den raad opvolgend van St.
Paulus: „Al wat gij doet, hetzij gij eet,
hetzij gij drinkt, doet alles ter eere Gods".
De boter lag daar in de koele kelder als
een kostelijke gave. „En verlustigen zal
zich in het vette uwe ziel". Het gouden
kruis, bezaaid met flonkerende waterdrop
pels, schemerde uit het half-duister op als
een bisschoppelijk ornament een orna
ment vol diepen zin en beteek en is.
BESLUIT.
Als stedelingen uit boeren gaan, beleven
zij vreemde dingen. Het gelukkig toeval
bracht ons in kennis met den heer Christ.
Hoogeveen Lz. te Hoogmade. Deze en zijn
echtgenoote hebben met groote gastvrij
heid aan onze ingeboren animo, om met
het oerkrachtige, landseigene boerenbe
drijf en boeren-leven van nabij kennis te
maken, vrijen baan gegeven. Daarvoor
onzen besten dank. De uren in Hoogmade
doorgebracht staan met gouden boterlet
ters in ons dagboek aangeteekend! Of
schoon van-huis-uit met respect voor de
boeren opgevoed, hebben deze landelijke
intermezzi onze waardeering en hoogach
ting voor het bóeren-bedrijf een bedrijf,
waarvoor een intense vakkennis wordt
vereischt en waarin luie menschen zich
diep-ongelukkig zouden voelen nog ver
stevigd en versterkt. De boeren vormen
de merg van ons volk. Hun onverdroten
arbeidslust, hun sobere levenswijze, die
alle „aanpassing" tot een bespotting maakt,
hun diepe, mannelijke godsdienstzin en
bezadigde, maar overtuigde gehechtheid
aan land en vorstenhuis, kan onze natie
ten voorbeeld nemen. Wij hebben eenige
luchtig-gestemde beschouwingen aan het
boeren-leven gewijd beschouwingen in
vacantie-stemming. Meen niet, dat de ernst
en de zakelijke kant van het bedrijf aan
onze aandacht is ontsnapt. „De Leidsche
Courant" heeft er steeds naar gestreefd de
belangen van boeren en tuinders, niet
minder dan die van middenstand en indu
strie, te behartigen en te verdedigen. Als
redacteur van ons aller krant, was het ons
een voorrecht, nu eens niet op L. T. B.-
vergaderingen of in onontwarbare crisis-
besluiten, maar met de „veurk" in de hand
met het boerenbedrijf kennis te maken.
Ik heb gezegd!
R.
OVER EEN BEKENDE PLAATS UIT
HET EVANGELIE.
In het Evangelie over de opwekking van
Lazarus maakt Jezus zijn voornemen be
kend om naar Bethanië te gaan. De Apos
telen toonen zich dian bezorgd, omdat de
Joden al vroeger Jezus zochten te dooden,
maar Hij stelt ze gerust met de opmer
king: Heeft de dag geen twaalf uren? Wie
bij dag igaat stoot zich niet.
Wat beteekenen die woorden? En zijn in
Palestina de dagen gedurende het geheele
jaar even lang?
De figuurlijke beteeken is van die woor
den is, dat er niets te duchten valt, zoo
lang de tijd loopt, voor Jezus' openbaar
optreden door den Hemelsc'hen Vader vast
gesteld. Pas wanneer het uur van de mach
ten der duisternis volgens Gods plan komt,
zullen de Joden htm boos opzet tegen Jezus
kunnen volvoeren. Hinderlijke steenen lig
gen op en langs de ruwe bergwegen ook bij
dag, maar dan stoot men er niet tegen. Ze
worden pas gevaarlijk in het donker.
In Palestina is het verschil tusschen een
zomerdag en een winterdag vrij groot, al
is het iets minder dan hier. De Joden ver
deelden den lichtdag echter altijd in twaalf
uren. Zoo had de zomerdag niet meer uren
maar langer uren en de winterdag niet
minder maar korter ureru K. Pr.