GEMEENTERAAD VAN LEIDEN
OOSD5 VSGSfl imSNGSH WSLVAAüT
W
DINSDAG 9 JULI 1935
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD. - PAG. b
HET GRAVEN VAN EEN KANAAL IN WERKVERSCHAFFING.
DE BRANDWEER BIJ DE P OLITIE. HET WERKEN VOOR STEUN.
24o. Voorstel inzake verbetering en ver
breeding, in samenwerking met het Rijk,
van den Haagweg tusschen de Vink en de
Da Costastraat en tot vaststelling van de
desbetreffende begrootingsregeling.
Aangenomen z. h. st.
HET GRAVEN VAN EEN KANAAL IN
WERKVERSCHAFFING.
25o. Voorstel inzake het bij wijze van
werkverschaffing doen graven van het ka
naal, vereischt ten behoeve van de uitbrei
ding van de waterwinplaats onder Wasse
naar van de N.V. Leidsche Duinwater-
Maatschappij.
De heer van Stralen (S.D.) zegt, dat
de S.D.-fractie in 't algemeen geen bezwaar
heeft tegen de uitvoering van dit werk bij
wijze van werkverschaffing. Spr. had ech
ter gaarne nog een aantal inlichtingen. Hoe
zijn de loonen? Hoe is het gesteld met het
rouleermgssysteemSpr. vindt het ver
keerd, dat bij de werkverschaffing een aan
nemer wordt ingeschakeld. Het is verkeerd,
dat bij zulk werk een aannemer in de ge
legenheid wordt gesteld zijn normale winst
te maken. Bovendien is het niet uitgesloten,
dat bij inschakeling van een aannemer uit
buiting en drijverij plaats vindt. De aan
nemer moet aan zijn winst komen. Ook
komt het element van werkverschaffing
veel beter tot zijn recht als het werk door
de gemeente in eigen beheer wordt uitge
voerd. Voorts spreekt spr. nog over het ad
vies van de sub-commissie voor de werk
verschaffing, dat op eigenaardige wijze is
uitgebracht. Er waren drie leden aanwezig
plus de voorzitter. Twee leden, die aanne
mers waren, stemden voor de inschakeling
van een aannemer. Spr. stemde daartegen.
De voorzitter onthield zich van stemming.
Dit acht spr. niet in den haak. Er zijn nog
heel veel dingen in deze zaak onzeker en
spr. zou wel gaarne willen, dat het voor
stel werd uitgesteld, totdat men omtrent
bepaalde dingen zekerheid had.
Vrienden der middenstanders.
De heer Wilbrink (CJL) zegt, dat de
heer van Stralen blijkbaar staat buiten het
maatschappelijk leven. Van normale winst
voor aannemers is tegenwoordig geen spra
ke meer. De S.DAJP. heeft bij de laatste
verkiezingen geschermd met de belangen
der middenstanders, die bij haar veilig wa
ren en nu ziet men gebeuren, dat de heer
v. Stralen ten scherpste bestrijdt de wijze
van uitvoering van 'n werk, omdat de mid
denstanders daar ook nog wel eens wat aan
zouden kunnen verdienen. Dat er twee
aannemers in de commissie voor Sociale
Zaken zitting hebben is een onwaarheid.
Er hebben er nog nooit twee in gezeten. Er
kunnen er dus ook moeilijk twee voor hun
eigen belangen zijn opgekomen, zooaJs de
heer v. Stralen wil suggereeren. De inscha
keling van den aannemer brengt voor de
gemeente groote voordeelen mee. Het werk
aan de Houtlaan was in handen van de
Heidemaatschappij. Toen waren er tal van
klachten.
(Een stem op de tribune: Laten ze mijn
centen van de Houtlaan maar eens betalen,
waar ik voor gezwoegd heb.
De voorzitter gelast dezen persoon
te verwijderen, hetgeen geschiedt).
De heer Wilbrink wijst er op, dat de
Heidemaatschappij vroeger geen genade
kon vinden in de oogen van den heer v.
Stralen. En nu plotseling is deze maat
schappij weer goed. En dat alleen omdat
de aannemers niet tot de maatschappelijke
groep van de heeren esdeapeeërs behooren.
Alleen met de verkiezingen komt men de
middenstanders in het gevlei
De heer van Weizen (Comm.) is mèt
den heer v. Stralen van meening, dat de
Raad niet genoeg inlichtingen over het
werk heeft Spr. is er tegen om een aanne
mer bij het werk in te schakelen. Daarbij
bereikt men, dat het aantal arbeiders, dat
werk vindt, wordt verminderd. Spr. hekelt
in de SDAP. de tweeslachtige houding ten
opzichte van de werkverschaffing. Nu is
men plotseling voor de uitvoering van een
werk in werkverschaffing, terwijl dit werk
toch als een normaal werk moet worden be
schouwd. Spr. dient een motie in, waarin
de Raad als zijn meening uitspreekt, dat
het werk als normaal werk moet warden
uitgevoerd.
De heer Schoneveld (AJt.) wijst er
op, dat indertijd bij het voorstel inzake Le
vendaal-demping de commissie van arbei
ders en werkgevers unaniem voor de in
schakeling van den aannemer was. Ideaal
is voor een werkverschaffing uitvoering
door de Overheid, maar in dezen tijd, nu
alle groepen onder de crisis te lijden heb
ben, is voor de inschakeling der aanne
mers alles te zeggen.
De heer v. E c k wijst er tegenover den
heer van Weizen op, dat de S.D.A.P. ten
opzichte van de werkverschaffing niet van
standpunt is veranderd. Het onderhavige
werk leent zich echter heel goed voor
werkverschaffing.
De heer Verwey (S.D.) licht dat nog
nader toe. Als het werk gewoon wordt uit
gevoerd werken er met machines 10 men-
schen 6 weken aan en thans 80 a 90 men-
schen 9 maanden.
De heer de Reede (C.H.) zegt, dat de
Duinwatermij. de leiding van de Heide
maatschappij wenschte, omdat het werk
dan vlugger zou kunnen plaats vinden. Als
dit niet juist is, dan is spr. er geheel voor,
dat een aannemer het uitvoert.
Tegenstrijdigheden.
Wethouder R o m ij n zegt, dat B. en W.
een sobere toelichting hebben gegeven, om
dat het werk vandaag of morgen aanbesteed
moet worden. De heer v. Stralen weet geen
cijfers. En toch souffleerde hij den heer
Verwey toen deze zich in de cijfers vergis
te. De heer van Stralen wil uitstel voor
nadere inlichtingen, maar de heer van
Stralen weet heel goed, dat men aan die
inlichtingen niets heeft. Laten we zoo gauw
mogelijk dit werk uitvoeren, omdat het
loon nu nog 40 ct. is. Tegenover de roulee
ring staan B. en W. niet sympathiek, maar
men zal zich neer hebben te leggen bij het
Regeerin gsvoorschrift. In de sub-commis
sie voor Sociale Zaken heeft spr. blanco
gestemd. Daar heeft hij toch het recht toe.
De heer v. Stralen deed dat ook eenige
malen. Het inschakelen van den aannemer
is een kwestie van de praotijk. In dit geval
is voor deze inschakeling veel te zeggen.
De heer v. Stralen heeft bij de demping
van het Levendaal tegen het inschakelen
van een aannemer geen bezwaar gehad. En
niemand van de S.D.-fractie had er toen
bezwaar tegen. En nu is men er plotseling
tegen. In besteik en voorwaarden is ge
waarborgd, dat een aannemer de arbeiders
niet uitbuiten kan, als hij dat zou willen
probeeren. Vroeger was de Heidemaat
schappij de demon van de S.D.A.P. en nu
zweert men er weer bij.
De heer van Stralen repliceert uit
voerig, terwijl ook de heer Wilbrink
nog enkele opmerkingen maakt. De beti
teling van de liefde van de S.D.A.P. voor
de middenstanders zal spr. niet uitspreken,
omdat de voorzitter die betiteling waar
schijnlijk niet toe zou laten.
De heer van Weizen acht het S.D.-
standpunt niet houdbaar. Waarom wil de
SJD.A.P. het werk niet laten uitvoeren met
paplepels. Dan komen er nog meer arbei
ders aan het werk.
Het voorstel-v. Weizen (normaal werk)
wordt verworpen met 19 tegen 14 stemmen.
Voor de S.DA.P. en de heeren v. Weizen,
Vos en Mander-s.
De SJD.AJ*. stemt tegen.
De heer v. Stralen verklaart, dat de
SJD.AJP., nu over de loonen geen zekerheid
bestaat en den particulieren aannemer niet
wordt uitgeschakeld, tegen het voorstel
van B. en W. zal stemmen.
Het voorstel van B. en W. wordt aange
nomen met de stemmen van de S.DA.P.
en den communist tegen.
Aan de orde wordt gesteld de supple toire
agenda.
Voorstel tot wijziging van de begrooting,
dienst 1934 met betrekking tot eenige pos
ten van den Kapitaaldienst.
Aangenomen z. h. st.
Voorstel om de levering van betonpalen
voor de fundeering van het nieuwe Stad
huis ondershands op te dragen aan de
N.V. Schokindustrie, te Zwijndrecht.
Op een desbetreffende vraag van den
heer Sch11 er, die deze stelt om het
publiek in te lichten, deelt Wethouder
Splinter mede, dat de betonpalen niet
in Leiden kunnen worden gemaakt, omdat
niemand in Leiden de daarvoor benoodig-
de machinerieën bezat.
DE POLITIE-BRANDWEER,
Raadselen omtrent hoofd
agenten.
Voorstel inzake het aanstellen van een
drietal hoofdagenten van politie voor de
politie-brandweer.
De heer Schüller (S.D.) vraagt of de
hoofdagenten zullen worden benoemd uit
het corps of van buiten af? Hoe gaat het
met het huidige brandweercorps?
De heer Eikerbout (AJR.) stelt de
zelfde vraag. Spr. heeft gehoord, dat de
drie hoofdagenten een timmerman, een
chauffeur en een monteur zullen zijn.
De heer Wilbrink: Wordt het poli
tiecorps nu toch uitgebreid? Dat zou toch
niet noodig zijn? Spr. zou het beter vinden
als de brandweerlieden uit het politiecorps
zelf gerequireerd werden. Dat zou ook be
vorderingskansen geven. Worden er nu
brandweerlieden bij de politie of politie
agenten bij de brandweer aangesteld?
De heer Wilmer (R.K.) merkt op, dat,
wanneer het waar is, dat het politiecorps
wordt aangevuld met personen die be
noemd worden vanwege hun kwaliteiten,
niet als politieman, maar als brandweer
man, hij het wenschelijk acht, dat in dat
geval die personen gerequireerd worden
uit de huidige brandweer.
De voorzitter zegt, dat de hoofd
agenten noodig zijn om den politie-inspec-
teur-brandweercommandant bij te staan en
met hen de vaste brandweerkern te vormen.
Hiervoor zijn noodig personen met kennis
en ervaring wat betreft materiaal en op
leiding der agenten, bouwkundige voor
schriften enz. Het moeten technisch goed
onderlegde menschen zijn. Men zal kunnen
volstaan met drie hoofdagenten en deze
menschen zullen misschien in Leiden ge
vonden kunnen worden, misschien ook
elders, als men ze niet in Leiden kan vin
den. Van het huidige corps zullen de
meeste aan het politiecorps worden toege
voegd of speciaal als brandweerman, of
speciaal als politieagent. Drie vaste brand
weerlieden komen noch bij de politie, noch
bij de brandweer. Zij zullen in andere ge
meentedienst worden ondergebracht of op
wachtgeld komen.
De vergadering wordt daarna geschorst
tot 's avonds 8 uur.
In de avondzitting werd de behandeling
van het voorstel inzake de benoeming van
drie hoofdagenten van politie voor de
brandweer voortgezet.
De heer Wilbrink (CU.) is door het
antwoord van den voorzitter niet bevre
digd. Het wordt nu zoo, dat er drie onder
commandanten worden benoemd. Dat is
toch niet noodig in Leiden. De comman
dant kan toch zelf de leiding hebben. Zoo-
als de reorganisatie van de brandweer nu
plaats heeft, is de zaak aan den Raad niet
voorgesteld. De Raad heeft altijd in de
meening verkeerd, dat er een commandant
zou worden benoemd en dat het personeel
uit brandweer en politie zou worden sa
mengesteld. Spr. vreest, dat het praatje,
dat de drie hoofdagenten ook uit Amster
dam moeten komen, nu ook waarheid be
vat.
De heer Wilmer (R.K.) zegt, dat hij
indertijd, evenals andere raadsleden, den in
druk heeft gekregen, dat de reorganisatie
van de brandweer op een andere wijze zou
plaats hebben, als nu het geval blijkt te
zijn. De edschen, aan de hoofdagenten te
stellen, vindt spr. wel wat hoog. En dat is
onnoodig. De aanwezigheid van den inspec
teur waarborgt voldoende, dat de poldtie-
brandweer deskundig in Leiden zal optre
den. Spr. vraagt voorts of de brand
weerlieden, die bij de politie geen emplooi
kunnen krijgen, daarvan reeds op de hoog
te gesteld zijn.
De heer Groeneveld (S.D.) vreest,
dat in Leiden wel weer niemand gevonden
zal kunnen worden, die aan de eischen, die
worden gesteld, zal kunnen voldoen. Spr.
ziet niet in, dat deze brandweerkern niet
uit het Leidsche personeel kan worden ge
vormd. Leiden krijgt op deze manier in
het land een naam van achterlijkheid.
De heer Manders (R.K.) vindt het
noodig, dat bij deze reorganisatie in de eer
ste plaats het oude personeel geborgen
wordt. Men moet den reorganisator vol
doende de vrije hand laten, maar eerst
moet aan deze voorwaarde worden vol
daan.
De voorzitter is verwonderd over
het misverstand, dat over deze zaak in dpn
Raad bestaat. Het reorganisatie-rapport
was in dit opzicht toch duidelijk genoeg.
In plaats van de geheele vrijwillige brand
weer is gekomen het politiecorps. Het po
litiecorps moet daartoe geschoold worden.
De commandant kan niet alleen dat corps
dagelijks oefenen. Men heeft daarvoor noo
dig personen, die instructie kunnen geven
en het noodige gezag hébben. Onder de
brandwachts, die in dienst waren, waren
zulke personen niet. Dat spreekt vanzelf.
De aan te stellen hoofdagenten moeten na
tuurlijk in de eerste plaats op de hoogte
zijn van brand blusschen en daarbij lei
ding kunnen geven. De rang van hoofd
agent is noodig, omdat deze personen het
noodige gezag moeten hebben.
Van de acht vaste brandwachts is er on
langs een ontslagen wegens ongeschiktheid,
vijf gaan over naar de politie, terwijl twee,
als er geen andere gemeentebetrekking
voor hen is, op wachtgeld komen. Als er
geschikte personen zijn in Leiden voor de
hoofd-agent-funotie, zullen deze aangesteld
worden, maar men moet, wat dit betreft,
geen invloed op de benoeming uitoefenen.
De Raad heeft in dit opzicht ook geen be
voegdheid.
De heer Schüller stelt voor het punt
van de agenda af te voeren en B. en «W. uit
te noodigen een voorstel in te dienen inza
ke de afvloeiing van het overcomplete per
soneel.
De voorzitter raadt dit voorstel af.
Het gaat hier niet over de afvloeiing van
het personeel. De aanstelling der hoofd
agenten is in elk geval noodig.
De belangen van het huidige
brandweerpersoneel.
De heer Wilmer (RN.) zegt, dat twee
dat de brandweerlieden uit het politie
corps zelf kunnen worden gerequireerd,
daartoe opgeleid door den politie-inspec
teur.
De heer Schüller wenscht overleg
ging van een rapport van den nieuwen In
specteur voor de brandweer inzake de per
soneelszaken enz.
De heer Wilmer R.K.) zegt, dat twee
dingen verward worden, namelijk de aan
stelling van de drie hoofdagenten en de
behartiging van de belangen van het in
dienst zijnde personeel. Spr. heeft den in
druk, dat er wel een meerderheid in den
Raad is voor de aanstelling van de hoofd
agenten, niet omdat men er de noodzake
lijkheid van inziet, doch de verantwoorde
lijkheid voor de weigering niet op zich wil
nemen. Maar daarnaast oefent de raad
sterke aandrang uit op B. en W. inzake de
belangen van het huidige brandweerper
soneel. Spr. zou gaarne, wat dit betreft,
de toezegging hebben, dat B. en W. een
rapport er over uit brengen, wat er met
dit personeel gebeurt.
De voorzitter: Deze toezegging wil
ik u graag doen.
De heer van Weizen (Comm.) ver-
eenigt zich met het voorstel van B. en W.,
omdat ook hij de verantwoording voor de
verwerping niet op zich wil nemen.
Het voorstel-Schüller (uitstel) wordt
verworpen met 21 tegen 12 stemmen. Voor
stemden de S.D.A.P. en de heer Wilbrink.
Het voorstel van B. en W. wordt z. h. st.
aangenomen.
Het schoonhouden van scholen.
26o. Praeadvies op het voorstel van
Mevr. de Cl erde Bruin inzake verhoo
ging van volgn. 398 „Verlichting, verwar
ming en schoonhouden van de schoolge
bouwen" der begrooting, dienst 1935.
Mevr. de Cler-de Bruytn (S.D.) ver
dedigt haar voorstel voor een extra-vergoe
ding voor de groote schoonmaak der scho
len tijdens de vacantie. De hoofden van de
scholen, die deze extra-vergoeding niet
noodig achten, zullen zich er wel niet van
op de hoogte hebben gesteld wat dat extra-
werk beteekend.
Wethouder T e p e zegt, dat reeds eenige
jaren geleden voorstellen van hoofden van
scholen B. en W. hebben bereikt om de
extra-vergoeding te laten vervallen, omdat
de arbeid der schoonhoudsters heel goed
binnen den gewonen arbeidstijd kan wor
den verricht. Thans heeft een groote meer
derheid van hoofden datzelfde advies gege
ven. Na deze adviezen willen B. en W. deze
vrijgevigheid niet langer voortzetten. De
tijd is daar niet naar. De hoofden hebben
wel degelijk de moeite genomen om zioh
voldoende op de hoogte te stellen.
De heer Koole (SJD.) vreest, dat het
gevolg van deze maatregel zal zijn, dat de
scholen minder schoon worden gehouden.
De heer Vos (V.D.) sluit zich hierbij
aan.
Wethouder Gosllnga (A.R.) is meer
malen in de schalen geweest tijdens de va
cantie en heeft kunnen constateeren, dat
een extra vergoeding volmaakt overbo
dig is.
Het voorstel-Mevr. de Cler-de Bruyn
wordt verworpen met 19 tegen 13 stem
men. Vóór: de S.DA.P. en de heeren Vos
en v. Weizen.
27o. Voorstel tot wijziging en opnieuw
vaststelling van:
a. de verordening, regelende de heffing
van schoolgeld voor het gewoon lager- en
uitgebreid lager onderwijs te Leiden;
b. de verordening, regelende de invor
dering van dat schoolgeld;
c. de verordening, regelende de hef
fing van schoolgeld voor het buitengewoon
lager onderwijs te Leiden;
d. de verordening, regelende de hef
fing van schoolgelden aan het Gymnasium
de Hoogere. Burgerschool met vijfjarigen
cursus en de Hoogere Burgerschool voor
Meisjes te Leiden;
f. de verordening, regelende de invor
dering van dat schoolgeld.
Aangenomen z. h. st
GYMNASIUM EN H. B. S.
28o. Voorstel tot wijziging:
a. van de verordening betreffende de
inrichting en het bestuur van het Gym
nasium der Gemeente Leiden;
b. van de verordening op de Hoogere
Burgerschool met 5-jarigen cursus en de
Hoogere Burgerschool voor Meisjes te Lei
den.
De heer M a n d e r s (R.K.) vindt het fu
nest dat aan curatoren wordt overgelaten
om te bepalen of een leerling, na gunstig
toelatings-examen, de school al of niet zal
volgen. Daar kan men zich gemakkelijk in
vergissen. Spr. voelt niets voor deze „con-
tingenteering", die in het nadeel is van on
derwijs en leerling.
De heer Vos (V.D.) vindt het begrij
pelijk, dat men zoekt naar middelen om
klasse-splitsing te voorkomen. Het middel,
dat voorgesteld wordt, vond spr. aanvan
kelijk niet juist. De gronden voor het oor
deel van curatoren om leerlingen te weige
ren kon spr. niet vinden. Curatoren werden
echter later verplicht althans het oordeel
van het betrokken schoolhoofd in te win
nen. Spr. zal thans voor dit voorstel stem
men in de hoop, dat curatoren zich hun
verantwoordelijkheid ten volle bewust zul
len zijn. Het verwijderen van leerlingen
op grond van het feit, dat in de plaats waar
de leerling bij verhuizing naar toe gaat,
ook een gymnasium is, vindt spr. onjuist.
Daardoor raakt de leerling achterop.
De heer Groeneveld (SJD.) vindt de
drang om steeds meerdere personen naar
hooger onderwijs-inrichtingen te zenden,
zeer begrijpelijk. Het zijn de economische
omstandigheden. De ouders zijn hierin ook
niet te veroordeelen. Wat moeten de ouders
anders met de kinderen doen. Spr. kan niet
met het voorstel meegaan. Of het bezuini
ging zal geven is een loterij. Het zou nog
wel eens meer kunnen kosten.
De heer v. Weizen (Comm.) vraagt
wat er zal moeten gebeuren met de leer
lingen die geweigerd worden. Ze zullen op
andere onderwijs-inrichtingen terecht ko
men. Dit acht spr. funest voor ons volks
onderwijs.
De heer Wilmer (R.K.) sluit zich aan
bij hetgeen gezegd is door den heer Vos.
Het is praotisch uitgesloten, dat curatoren
van de gymnasia een leerling den toegang
zullen weigeren, als dit niet is in overeen
stemming met het advies van het betrok
ken schoolhoofd. Het is niet in het belang
van den leerling, wanneer na eenige jaren
blijkt, dat hij het onderwijs niet met vrucht
kan volgen. Het artikel moet in tusschen
voorzichtig worden gehanteerd. Ook wat
betreft het verwijderen van leerlingen,
wier ouders verhuisd zijn, sluit zich spr. bij
den heer Vos aan. De leerlingen die naar
een andere plaats verhuizen moeten in de
gelegenheid blijven op de school te blijven.
De heer de Reede sluit zich hier even
eens bij aan. Spr. voegt er aan toe, dat
beperkende maatregelen voor de toela
ting tot de hoogere en middelbare onder
wijsinrichtingen zeer gewenscht zijn. Ook
met het oog op de openbare kas.
Wethouder T e p e zegt, dat de oude
koers niet meer deugde. De financieele toe
stand der gemeente is mede aanleiding ge
weest om deze maatregel te nemen. Er
was echter een zoo groote toevloed van
leerlingen naar gymnasium en H. B.-scho-
len, dat het noodig was in te grijpen, Dik
wijls was klassensplitsing noodig. veroor
zaakt door leerlingen, die eigenlijk op de
school niet thuis hoorden. De maatregelen
die thans genomen zijn, zijn in het belang
van het onderwijs en van den leerling. Het
kan niet in het belang van het onderwijs
zijn om rijp en groen maar op deze scho
len toe te laten. Dit is ook funest voor de
leerlingen zelf? Spr. is er van overtuigd,
dat de maatregel met voorzichtigheid zal
worden toegepast. Ze zal tot gevolg heb
ben een verhooging van het peil van ons
onderwijs. Het verwijderen van kinderen,
die naar elders vertrekken, zal spr. be
handelen als de heer Groeneveld daar
over heeft gesproken.
Er wordt gerepliceerd door de heeren
Manders, Vos en Groeneveld, die hun
standpunt handhaven.
Bij de behandeling der artikelen zegt de
heer Groeneveld (S.D.), dat hij niet
mee wil doen met de onzin, dat curato
ren het recht krijgen een leerling te wei
geren, ondanks voldoende toelatings
examen. Spr. ziet er alleen in dat men
kinderen uit een bepaald milieu wil we
ren. Spr. stelt voor het onderhavige lid van
het desbetreffend artikel te schrappen.
Nadat wethouder Tepe het bestreden
heeft en daarbij de opmerking dat het er
om zou gaan kinderen van een bepaald
milieu te weren, heeft gelaakt, wordtt het
voorstel van den heer Groeneveld verwor
pen met 1913 stemmen. Tegen: de S.
S. A. P. en de heeren Manders en v.
Weizen.
'Wethouder Tepe betreurt bij het des
betreffend artikel; dat het een leerling
altijd moet schaden, wanneer hij door ver
huizing een andere school moet gaan be
zoeken. Bovendien dragen de ouders de
verantwoordelijkheid voor deze verhui
zing. Vele'menschen vertrekken naar Den
Haag maar laten hun kinderen hier op
school en daar moet iets tegen gedaan
kunnen worden.
Spr. zegt toe, dat de maatregel met de
grootste omzichtigheid zal worden toege
past. B. en W. meenen haar echter wel te
moeten handhaven.
De heer Groeneveld is tegen deze
maatregel. De heer Manders kan het
artikel wel goed vinden. Alleen moet voor
komen worden, dat een leerling geduren
de den loop van een cursus wordt verwij
derd.
De heer Vos blijft de maatregel
onjuist vinden, terwijl wethouder Tepe
nogmaals de noodige omzichtigheid toezegt,
terwijl hij voorts nog eens zal overwegen
of er aanleiding bestaat om een speciale
regeling te treffen voor ouders die reeds
thans buiten de gemeente wonen en kin
deren op Gymnasium of H. B. S. in Leiden
hebben.
Het artikel wordt aangenomen met 17
tegen 15 stemmen. Tegen de S. D. A. P. en
de heeren Vos, de Reede, v. Weizen en
Wilmer.
De geheele verordening wordt daarna
goedgekeurd.
INTERPELLATIE OVER WERKEN VOOR
STEUN.
De heer Schoneveld (A.-R.) krijgt
daarna gelegenheid tot het stellen van de
volgende vragen:
1. Is door of namens het College van B.
en W. aan den directeur van den Gem.
dienst voor Sociale Zaken opdracht gege
ven, om verschillende steuntrekkende ge
organiseerde arbeiders aan te schrijven, om
zich op een speciaal aangewezen uur te
vervoegen bij de Gem. Arbeidsbeurs, waar
aan hen dan gevraagd wordt namens den
directeur of zij bereid zijn te arbeiden voor
het steunbedrag plus een zekere toe
slag?
2. Indien bovenstaande vraag bevesti
gend wordt beantwoord, is deze wijze van
handelen dan in overeenstemming met het
besluit door den gemeenteraad genomen
in zijn vergadering van 25 Februari 1935,
waarin uitdrukkelijk vermeld staat, dat
de steuntrekkende arbeiders volkomen vrij
worden gelaten?
3. Zijn B. en W. bereid aan den Ge
meenteraad mede te deelen of reeds uit
voering is gegeven aan het besluit van
den Raad van 25 Februari j.l.; zoo ja
welke werken zijn uitgevoerd; hoeveel ar
beiders daaraan hebben gewerkt en welk
bedrag aan toeslag op de steun is ver
strekt geworden?
Spr. licht zijn vragen toe en wijst er
op dat het desbetreffende voorstel inder
tijd is aangenomen op grond van het feit,
dat er zooveel menschen waren, die zich
voor vrijwillig werk voor steun hadden
aangemeld. Het moet dan toch niet noodig
zijn, dat de werkloozen speciaal worden
aangeschreven met de vraag of zij bereid
zijn voor steun te werken. Dat is niet in
den geest van het besluit.
Wethouder R o m ij n antwoordt beves
tigend op de beide eerste vragen. De werk
loozen blijken niet op de hoogte te zijn van
het desbetreffend raadsbesluit. Door
deze interpellatie wordt daar weer de aan
dacht op gevestigd. Laten de organisaties
dat ook eens doen.
De heer v. Stralen: Kun je net den
ken.
Wethouder R o m ij n laakt deze opmer
king. Spr. deelt verder mede, dat practisch
aan het besluit nog geen uitvoering is ge
geven. Twee personen zijn op 'toogen-
blik aan 't werk. Dertien zijn onder eenige
reserve bereid te werken. Tien willen er
niet op ingaan.
De heer Schooneveld kan zich niet
ontworstelen aan de gedachte, dat er
aandrang op de arbeiders wordit uitge
oefend en spr. vindt dit niet juist. Dege
nen die van deze gelegenheid geen ge-
brufk willen maken, behoeven nog aller
minst arbeidsschuw te zijn. Spr. meent, dat
volstaan kan worden met de publicatie
van het besluit in de stempellokalen.
De heer Wilmer (R.K.) heeft medege
werkt aan de totstandkoming van 't desbe
treffend besluit. Maar daarbij stond voorop,
dat het werk geheel vrijwillig moest zijn.
Dit schijnt in de practijk niet zoo te zijn
en dat betreurt spr. Hij is van meening,
dat het vrijwillig karakter moet gehand
haafd blijven.
De heer v. Stralen (S.D.) is van
meening, dat het voorstel indertijd heel
anders luidde als het besluit thans wordt
uitgevoerd. Het aanschrijven van de werk-