GEMEENTERAAD VAN LEIDEN OOSD5 VSGSfl imSNGSH WSLVAAüT W DINSDAG 9 JULI 1935 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD. - PAG. b HET GRAVEN VAN EEN KANAAL IN WERKVERSCHAFFING. DE BRANDWEER BIJ DE P OLITIE. HET WERKEN VOOR STEUN. 24o. Voorstel inzake verbetering en ver breeding, in samenwerking met het Rijk, van den Haagweg tusschen de Vink en de Da Costastraat en tot vaststelling van de desbetreffende begrootingsregeling. Aangenomen z. h. st. HET GRAVEN VAN EEN KANAAL IN WERKVERSCHAFFING. 25o. Voorstel inzake het bij wijze van werkverschaffing doen graven van het ka naal, vereischt ten behoeve van de uitbrei ding van de waterwinplaats onder Wasse naar van de N.V. Leidsche Duinwater- Maatschappij. De heer van Stralen (S.D.) zegt, dat de S.D.-fractie in 't algemeen geen bezwaar heeft tegen de uitvoering van dit werk bij wijze van werkverschaffing. Spr. had ech ter gaarne nog een aantal inlichtingen. Hoe zijn de loonen? Hoe is het gesteld met het rouleermgssysteemSpr. vindt het ver keerd, dat bij de werkverschaffing een aan nemer wordt ingeschakeld. Het is verkeerd, dat bij zulk werk een aannemer in de ge legenheid wordt gesteld zijn normale winst te maken. Bovendien is het niet uitgesloten, dat bij inschakeling van een aannemer uit buiting en drijverij plaats vindt. De aan nemer moet aan zijn winst komen. Ook komt het element van werkverschaffing veel beter tot zijn recht als het werk door de gemeente in eigen beheer wordt uitge voerd. Voorts spreekt spr. nog over het ad vies van de sub-commissie voor de werk verschaffing, dat op eigenaardige wijze is uitgebracht. Er waren drie leden aanwezig plus de voorzitter. Twee leden, die aanne mers waren, stemden voor de inschakeling van een aannemer. Spr. stemde daartegen. De voorzitter onthield zich van stemming. Dit acht spr. niet in den haak. Er zijn nog heel veel dingen in deze zaak onzeker en spr. zou wel gaarne willen, dat het voor stel werd uitgesteld, totdat men omtrent bepaalde dingen zekerheid had. Vrienden der middenstanders. De heer Wilbrink (CJL) zegt, dat de heer van Stralen blijkbaar staat buiten het maatschappelijk leven. Van normale winst voor aannemers is tegenwoordig geen spra ke meer. De S.DAJP. heeft bij de laatste verkiezingen geschermd met de belangen der middenstanders, die bij haar veilig wa ren en nu ziet men gebeuren, dat de heer v. Stralen ten scherpste bestrijdt de wijze van uitvoering van 'n werk, omdat de mid denstanders daar ook nog wel eens wat aan zouden kunnen verdienen. Dat er twee aannemers in de commissie voor Sociale Zaken zitting hebben is een onwaarheid. Er hebben er nog nooit twee in gezeten. Er kunnen er dus ook moeilijk twee voor hun eigen belangen zijn opgekomen, zooaJs de heer v. Stralen wil suggereeren. De inscha keling van den aannemer brengt voor de gemeente groote voordeelen mee. Het werk aan de Houtlaan was in handen van de Heidemaatschappij. Toen waren er tal van klachten. (Een stem op de tribune: Laten ze mijn centen van de Houtlaan maar eens betalen, waar ik voor gezwoegd heb. De voorzitter gelast dezen persoon te verwijderen, hetgeen geschiedt). De heer Wilbrink wijst er op, dat de Heidemaatschappij vroeger geen genade kon vinden in de oogen van den heer v. Stralen. En nu plotseling is deze maat schappij weer goed. En dat alleen omdat de aannemers niet tot de maatschappelijke groep van de heeren esdeapeeërs behooren. Alleen met de verkiezingen komt men de middenstanders in het gevlei De heer van Weizen (Comm.) is mèt den heer v. Stralen van meening, dat de Raad niet genoeg inlichtingen over het werk heeft Spr. is er tegen om een aanne mer bij het werk in te schakelen. Daarbij bereikt men, dat het aantal arbeiders, dat werk vindt, wordt verminderd. Spr. hekelt in de SDAP. de tweeslachtige houding ten opzichte van de werkverschaffing. Nu is men plotseling voor de uitvoering van een werk in werkverschaffing, terwijl dit werk toch als een normaal werk moet worden be schouwd. Spr. dient een motie in, waarin de Raad als zijn meening uitspreekt, dat het werk als normaal werk moet warden uitgevoerd. De heer Schoneveld (AJt.) wijst er op, dat indertijd bij het voorstel inzake Le vendaal-demping de commissie van arbei ders en werkgevers unaniem voor de in schakeling van den aannemer was. Ideaal is voor een werkverschaffing uitvoering door de Overheid, maar in dezen tijd, nu alle groepen onder de crisis te lijden heb ben, is voor de inschakeling der aanne mers alles te zeggen. De heer v. E c k wijst er tegenover den heer van Weizen op, dat de S.D.A.P. ten opzichte van de werkverschaffing niet van standpunt is veranderd. Het onderhavige werk leent zich echter heel goed voor werkverschaffing. De heer Verwey (S.D.) licht dat nog nader toe. Als het werk gewoon wordt uit gevoerd werken er met machines 10 men- schen 6 weken aan en thans 80 a 90 men- schen 9 maanden. De heer de Reede (C.H.) zegt, dat de Duinwatermij. de leiding van de Heide maatschappij wenschte, omdat het werk dan vlugger zou kunnen plaats vinden. Als dit niet juist is, dan is spr. er geheel voor, dat een aannemer het uitvoert. Tegenstrijdigheden. Wethouder R o m ij n zegt, dat B. en W. een sobere toelichting hebben gegeven, om dat het werk vandaag of morgen aanbesteed moet worden. De heer v. Stralen weet geen cijfers. En toch souffleerde hij den heer Verwey toen deze zich in de cijfers vergis te. De heer van Stralen wil uitstel voor nadere inlichtingen, maar de heer van Stralen weet heel goed, dat men aan die inlichtingen niets heeft. Laten we zoo gauw mogelijk dit werk uitvoeren, omdat het loon nu nog 40 ct. is. Tegenover de roulee ring staan B. en W. niet sympathiek, maar men zal zich neer hebben te leggen bij het Regeerin gsvoorschrift. In de sub-commis sie voor Sociale Zaken heeft spr. blanco gestemd. Daar heeft hij toch het recht toe. De heer v. Stralen deed dat ook eenige malen. Het inschakelen van den aannemer is een kwestie van de praotijk. In dit geval is voor deze inschakeling veel te zeggen. De heer v. Stralen heeft bij de demping van het Levendaal tegen het inschakelen van een aannemer geen bezwaar gehad. En niemand van de S.D.-fractie had er toen bezwaar tegen. En nu is men er plotseling tegen. In besteik en voorwaarden is ge waarborgd, dat een aannemer de arbeiders niet uitbuiten kan, als hij dat zou willen probeeren. Vroeger was de Heidemaat schappij de demon van de S.D.A.P. en nu zweert men er weer bij. De heer van Stralen repliceert uit voerig, terwijl ook de heer Wilbrink nog enkele opmerkingen maakt. De beti teling van de liefde van de S.D.A.P. voor de middenstanders zal spr. niet uitspreken, omdat de voorzitter die betiteling waar schijnlijk niet toe zou laten. De heer van Weizen acht het S.D.- standpunt niet houdbaar. Waarom wil de SJD.A.P. het werk niet laten uitvoeren met paplepels. Dan komen er nog meer arbei ders aan het werk. Het voorstel-v. Weizen (normaal werk) wordt verworpen met 19 tegen 14 stemmen. Voor de S.DA.P. en de heeren v. Weizen, Vos en Mander-s. De SJD.AJ*. stemt tegen. De heer v. Stralen verklaart, dat de SJD.AJP., nu over de loonen geen zekerheid bestaat en den particulieren aannemer niet wordt uitgeschakeld, tegen het voorstel van B. en W. zal stemmen. Het voorstel van B. en W. wordt aange nomen met de stemmen van de S.DA.P. en den communist tegen. Aan de orde wordt gesteld de supple toire agenda. Voorstel tot wijziging van de begrooting, dienst 1934 met betrekking tot eenige pos ten van den Kapitaaldienst. Aangenomen z. h. st. Voorstel om de levering van betonpalen voor de fundeering van het nieuwe Stad huis ondershands op te dragen aan de N.V. Schokindustrie, te Zwijndrecht. Op een desbetreffende vraag van den heer Sch11 er, die deze stelt om het publiek in te lichten, deelt Wethouder Splinter mede, dat de betonpalen niet in Leiden kunnen worden gemaakt, omdat niemand in Leiden de daarvoor benoodig- de machinerieën bezat. DE POLITIE-BRANDWEER, Raadselen omtrent hoofd agenten. Voorstel inzake het aanstellen van een drietal hoofdagenten van politie voor de politie-brandweer. De heer Schüller (S.D.) vraagt of de hoofdagenten zullen worden benoemd uit het corps of van buiten af? Hoe gaat het met het huidige brandweercorps? De heer Eikerbout (AJR.) stelt de zelfde vraag. Spr. heeft gehoord, dat de drie hoofdagenten een timmerman, een chauffeur en een monteur zullen zijn. De heer Wilbrink: Wordt het poli tiecorps nu toch uitgebreid? Dat zou toch niet noodig zijn? Spr. zou het beter vinden als de brandweerlieden uit het politiecorps zelf gerequireerd werden. Dat zou ook be vorderingskansen geven. Worden er nu brandweerlieden bij de politie of politie agenten bij de brandweer aangesteld? De heer Wilmer (R.K.) merkt op, dat, wanneer het waar is, dat het politiecorps wordt aangevuld met personen die be noemd worden vanwege hun kwaliteiten, niet als politieman, maar als brandweer man, hij het wenschelijk acht, dat in dat geval die personen gerequireerd worden uit de huidige brandweer. De voorzitter zegt, dat de hoofd agenten noodig zijn om den politie-inspec- teur-brandweercommandant bij te staan en met hen de vaste brandweerkern te vormen. Hiervoor zijn noodig personen met kennis en ervaring wat betreft materiaal en op leiding der agenten, bouwkundige voor schriften enz. Het moeten technisch goed onderlegde menschen zijn. Men zal kunnen volstaan met drie hoofdagenten en deze menschen zullen misschien in Leiden ge vonden kunnen worden, misschien ook elders, als men ze niet in Leiden kan vin den. Van het huidige corps zullen de meeste aan het politiecorps worden toege voegd of speciaal als brandweerman, of speciaal als politieagent. Drie vaste brand weerlieden komen noch bij de politie, noch bij de brandweer. Zij zullen in andere ge meentedienst worden ondergebracht of op wachtgeld komen. De vergadering wordt daarna geschorst tot 's avonds 8 uur. In de avondzitting werd de behandeling van het voorstel inzake de benoeming van drie hoofdagenten van politie voor de brandweer voortgezet. De heer Wilbrink (CU.) is door het antwoord van den voorzitter niet bevre digd. Het wordt nu zoo, dat er drie onder commandanten worden benoemd. Dat is toch niet noodig in Leiden. De comman dant kan toch zelf de leiding hebben. Zoo- als de reorganisatie van de brandweer nu plaats heeft, is de zaak aan den Raad niet voorgesteld. De Raad heeft altijd in de meening verkeerd, dat er een commandant zou worden benoemd en dat het personeel uit brandweer en politie zou worden sa mengesteld. Spr. vreest, dat het praatje, dat de drie hoofdagenten ook uit Amster dam moeten komen, nu ook waarheid be vat. De heer Wilmer (R.K.) zegt, dat hij indertijd, evenals andere raadsleden, den in druk heeft gekregen, dat de reorganisatie van de brandweer op een andere wijze zou plaats hebben, als nu het geval blijkt te zijn. De edschen, aan de hoofdagenten te stellen, vindt spr. wel wat hoog. En dat is onnoodig. De aanwezigheid van den inspec teur waarborgt voldoende, dat de poldtie- brandweer deskundig in Leiden zal optre den. Spr. vraagt voorts of de brand weerlieden, die bij de politie geen emplooi kunnen krijgen, daarvan reeds op de hoog te gesteld zijn. De heer Groeneveld (S.D.) vreest, dat in Leiden wel weer niemand gevonden zal kunnen worden, die aan de eischen, die worden gesteld, zal kunnen voldoen. Spr. ziet niet in, dat deze brandweerkern niet uit het Leidsche personeel kan worden ge vormd. Leiden krijgt op deze manier in het land een naam van achterlijkheid. De heer Manders (R.K.) vindt het noodig, dat bij deze reorganisatie in de eer ste plaats het oude personeel geborgen wordt. Men moet den reorganisator vol doende de vrije hand laten, maar eerst moet aan deze voorwaarde worden vol daan. De voorzitter is verwonderd over het misverstand, dat over deze zaak in dpn Raad bestaat. Het reorganisatie-rapport was in dit opzicht toch duidelijk genoeg. In plaats van de geheele vrijwillige brand weer is gekomen het politiecorps. Het po litiecorps moet daartoe geschoold worden. De commandant kan niet alleen dat corps dagelijks oefenen. Men heeft daarvoor noo dig personen, die instructie kunnen geven en het noodige gezag hébben. Onder de brandwachts, die in dienst waren, waren zulke personen niet. Dat spreekt vanzelf. De aan te stellen hoofdagenten moeten na tuurlijk in de eerste plaats op de hoogte zijn van brand blusschen en daarbij lei ding kunnen geven. De rang van hoofd agent is noodig, omdat deze personen het noodige gezag moeten hebben. Van de acht vaste brandwachts is er on langs een ontslagen wegens ongeschiktheid, vijf gaan over naar de politie, terwijl twee, als er geen andere gemeentebetrekking voor hen is, op wachtgeld komen. Als er geschikte personen zijn in Leiden voor de hoofd-agent-funotie, zullen deze aangesteld worden, maar men moet, wat dit betreft, geen invloed op de benoeming uitoefenen. De Raad heeft in dit opzicht ook geen be voegdheid. De heer Schüller stelt voor het punt van de agenda af te voeren en B. en «W. uit te noodigen een voorstel in te dienen inza ke de afvloeiing van het overcomplete per soneel. De voorzitter raadt dit voorstel af. Het gaat hier niet over de afvloeiing van het personeel. De aanstelling der hoofd agenten is in elk geval noodig. De belangen van het huidige brandweerpersoneel. De heer Wilmer (RN.) zegt, dat twee dat de brandweerlieden uit het politie corps zelf kunnen worden gerequireerd, daartoe opgeleid door den politie-inspec teur. De heer Schüller wenscht overleg ging van een rapport van den nieuwen In specteur voor de brandweer inzake de per soneelszaken enz. De heer Wilmer R.K.) zegt, dat twee dingen verward worden, namelijk de aan stelling van de drie hoofdagenten en de behartiging van de belangen van het in dienst zijnde personeel. Spr. heeft den in druk, dat er wel een meerderheid in den Raad is voor de aanstelling van de hoofd agenten, niet omdat men er de noodzake lijkheid van inziet, doch de verantwoorde lijkheid voor de weigering niet op zich wil nemen. Maar daarnaast oefent de raad sterke aandrang uit op B. en W. inzake de belangen van het huidige brandweerper soneel. Spr. zou gaarne, wat dit betreft, de toezegging hebben, dat B. en W. een rapport er over uit brengen, wat er met dit personeel gebeurt. De voorzitter: Deze toezegging wil ik u graag doen. De heer van Weizen (Comm.) ver- eenigt zich met het voorstel van B. en W., omdat ook hij de verantwoording voor de verwerping niet op zich wil nemen. Het voorstel-Schüller (uitstel) wordt verworpen met 21 tegen 12 stemmen. Voor stemden de S.D.A.P. en de heer Wilbrink. Het voorstel van B. en W. wordt z. h. st. aangenomen. Het schoonhouden van scholen. 26o. Praeadvies op het voorstel van Mevr. de Cl erde Bruin inzake verhoo ging van volgn. 398 „Verlichting, verwar ming en schoonhouden van de schoolge bouwen" der begrooting, dienst 1935. Mevr. de Cler-de Bruytn (S.D.) ver dedigt haar voorstel voor een extra-vergoe ding voor de groote schoonmaak der scho len tijdens de vacantie. De hoofden van de scholen, die deze extra-vergoeding niet noodig achten, zullen zich er wel niet van op de hoogte hebben gesteld wat dat extra- werk beteekend. Wethouder T e p e zegt, dat reeds eenige jaren geleden voorstellen van hoofden van scholen B. en W. hebben bereikt om de extra-vergoeding te laten vervallen, omdat de arbeid der schoonhoudsters heel goed binnen den gewonen arbeidstijd kan wor den verricht. Thans heeft een groote meer derheid van hoofden datzelfde advies gege ven. Na deze adviezen willen B. en W. deze vrijgevigheid niet langer voortzetten. De tijd is daar niet naar. De hoofden hebben wel degelijk de moeite genomen om zioh voldoende op de hoogte te stellen. De heer Koole (SJD.) vreest, dat het gevolg van deze maatregel zal zijn, dat de scholen minder schoon worden gehouden. De heer Vos (V.D.) sluit zich hierbij aan. Wethouder Gosllnga (A.R.) is meer malen in de schalen geweest tijdens de va cantie en heeft kunnen constateeren, dat een extra vergoeding volmaakt overbo dig is. Het voorstel-Mevr. de Cler-de Bruyn wordt verworpen met 19 tegen 13 stem men. Vóór: de S.DA.P. en de heeren Vos en v. Weizen. 27o. Voorstel tot wijziging en opnieuw vaststelling van: a. de verordening, regelende de heffing van schoolgeld voor het gewoon lager- en uitgebreid lager onderwijs te Leiden; b. de verordening, regelende de invor dering van dat schoolgeld; c. de verordening, regelende de hef fing van schoolgeld voor het buitengewoon lager onderwijs te Leiden; d. de verordening, regelende de hef fing van schoolgelden aan het Gymnasium de Hoogere. Burgerschool met vijfjarigen cursus en de Hoogere Burgerschool voor Meisjes te Leiden; f. de verordening, regelende de invor dering van dat schoolgeld. Aangenomen z. h. st GYMNASIUM EN H. B. S. 28o. Voorstel tot wijziging: a. van de verordening betreffende de inrichting en het bestuur van het Gym nasium der Gemeente Leiden; b. van de verordening op de Hoogere Burgerschool met 5-jarigen cursus en de Hoogere Burgerschool voor Meisjes te Lei den. De heer M a n d e r s (R.K.) vindt het fu nest dat aan curatoren wordt overgelaten om te bepalen of een leerling, na gunstig toelatings-examen, de school al of niet zal volgen. Daar kan men zich gemakkelijk in vergissen. Spr. voelt niets voor deze „con- tingenteering", die in het nadeel is van on derwijs en leerling. De heer Vos (V.D.) vindt het begrij pelijk, dat men zoekt naar middelen om klasse-splitsing te voorkomen. Het middel, dat voorgesteld wordt, vond spr. aanvan kelijk niet juist. De gronden voor het oor deel van curatoren om leerlingen te weige ren kon spr. niet vinden. Curatoren werden echter later verplicht althans het oordeel van het betrokken schoolhoofd in te win nen. Spr. zal thans voor dit voorstel stem men in de hoop, dat curatoren zich hun verantwoordelijkheid ten volle bewust zul len zijn. Het verwijderen van leerlingen op grond van het feit, dat in de plaats waar de leerling bij verhuizing naar toe gaat, ook een gymnasium is, vindt spr. onjuist. Daardoor raakt de leerling achterop. De heer Groeneveld (SJD.) vindt de drang om steeds meerdere personen naar hooger onderwijs-inrichtingen te zenden, zeer begrijpelijk. Het zijn de economische omstandigheden. De ouders zijn hierin ook niet te veroordeelen. Wat moeten de ouders anders met de kinderen doen. Spr. kan niet met het voorstel meegaan. Of het bezuini ging zal geven is een loterij. Het zou nog wel eens meer kunnen kosten. De heer v. Weizen (Comm.) vraagt wat er zal moeten gebeuren met de leer lingen die geweigerd worden. Ze zullen op andere onderwijs-inrichtingen terecht ko men. Dit acht spr. funest voor ons volks onderwijs. De heer Wilmer (R.K.) sluit zich aan bij hetgeen gezegd is door den heer Vos. Het is praotisch uitgesloten, dat curatoren van de gymnasia een leerling den toegang zullen weigeren, als dit niet is in overeen stemming met het advies van het betrok ken schoolhoofd. Het is niet in het belang van den leerling, wanneer na eenige jaren blijkt, dat hij het onderwijs niet met vrucht kan volgen. Het artikel moet in tusschen voorzichtig worden gehanteerd. Ook wat betreft het verwijderen van leerlingen, wier ouders verhuisd zijn, sluit zich spr. bij den heer Vos aan. De leerlingen die naar een andere plaats verhuizen moeten in de gelegenheid blijven op de school te blijven. De heer de Reede sluit zich hier even eens bij aan. Spr. voegt er aan toe, dat beperkende maatregelen voor de toela ting tot de hoogere en middelbare onder wijsinrichtingen zeer gewenscht zijn. Ook met het oog op de openbare kas. Wethouder T e p e zegt, dat de oude koers niet meer deugde. De financieele toe stand der gemeente is mede aanleiding ge weest om deze maatregel te nemen. Er was echter een zoo groote toevloed van leerlingen naar gymnasium en H. B.-scho- len, dat het noodig was in te grijpen, Dik wijls was klassensplitsing noodig. veroor zaakt door leerlingen, die eigenlijk op de school niet thuis hoorden. De maatregelen die thans genomen zijn, zijn in het belang van het onderwijs en van den leerling. Het kan niet in het belang van het onderwijs zijn om rijp en groen maar op deze scho len toe te laten. Dit is ook funest voor de leerlingen zelf? Spr. is er van overtuigd, dat de maatregel met voorzichtigheid zal worden toegepast. Ze zal tot gevolg heb ben een verhooging van het peil van ons onderwijs. Het verwijderen van kinderen, die naar elders vertrekken, zal spr. be handelen als de heer Groeneveld daar over heeft gesproken. Er wordt gerepliceerd door de heeren Manders, Vos en Groeneveld, die hun standpunt handhaven. Bij de behandeling der artikelen zegt de heer Groeneveld (S.D.), dat hij niet mee wil doen met de onzin, dat curato ren het recht krijgen een leerling te wei geren, ondanks voldoende toelatings examen. Spr. ziet er alleen in dat men kinderen uit een bepaald milieu wil we ren. Spr. stelt voor het onderhavige lid van het desbetreffend artikel te schrappen. Nadat wethouder Tepe het bestreden heeft en daarbij de opmerking dat het er om zou gaan kinderen van een bepaald milieu te weren, heeft gelaakt, wordtt het voorstel van den heer Groeneveld verwor pen met 1913 stemmen. Tegen: de S. S. A. P. en de heeren Manders en v. Weizen. 'Wethouder Tepe betreurt bij het des betreffend artikel; dat het een leerling altijd moet schaden, wanneer hij door ver huizing een andere school moet gaan be zoeken. Bovendien dragen de ouders de verantwoordelijkheid voor deze verhui zing. Vele'menschen vertrekken naar Den Haag maar laten hun kinderen hier op school en daar moet iets tegen gedaan kunnen worden. Spr. zegt toe, dat de maatregel met de grootste omzichtigheid zal worden toege past. B. en W. meenen haar echter wel te moeten handhaven. De heer Groeneveld is tegen deze maatregel. De heer Manders kan het artikel wel goed vinden. Alleen moet voor komen worden, dat een leerling geduren de den loop van een cursus wordt verwij derd. De heer Vos blijft de maatregel onjuist vinden, terwijl wethouder Tepe nogmaals de noodige omzichtigheid toezegt, terwijl hij voorts nog eens zal overwegen of er aanleiding bestaat om een speciale regeling te treffen voor ouders die reeds thans buiten de gemeente wonen en kin deren op Gymnasium of H. B. S. in Leiden hebben. Het artikel wordt aangenomen met 17 tegen 15 stemmen. Tegen de S. D. A. P. en de heeren Vos, de Reede, v. Weizen en Wilmer. De geheele verordening wordt daarna goedgekeurd. INTERPELLATIE OVER WERKEN VOOR STEUN. De heer Schoneveld (A.-R.) krijgt daarna gelegenheid tot het stellen van de volgende vragen: 1. Is door of namens het College van B. en W. aan den directeur van den Gem. dienst voor Sociale Zaken opdracht gege ven, om verschillende steuntrekkende ge organiseerde arbeiders aan te schrijven, om zich op een speciaal aangewezen uur te vervoegen bij de Gem. Arbeidsbeurs, waar aan hen dan gevraagd wordt namens den directeur of zij bereid zijn te arbeiden voor het steunbedrag plus een zekere toe slag? 2. Indien bovenstaande vraag bevesti gend wordt beantwoord, is deze wijze van handelen dan in overeenstemming met het besluit door den gemeenteraad genomen in zijn vergadering van 25 Februari 1935, waarin uitdrukkelijk vermeld staat, dat de steuntrekkende arbeiders volkomen vrij worden gelaten? 3. Zijn B. en W. bereid aan den Ge meenteraad mede te deelen of reeds uit voering is gegeven aan het besluit van den Raad van 25 Februari j.l.; zoo ja welke werken zijn uitgevoerd; hoeveel ar beiders daaraan hebben gewerkt en welk bedrag aan toeslag op de steun is ver strekt geworden? Spr. licht zijn vragen toe en wijst er op dat het desbetreffende voorstel inder tijd is aangenomen op grond van het feit, dat er zooveel menschen waren, die zich voor vrijwillig werk voor steun hadden aangemeld. Het moet dan toch niet noodig zijn, dat de werkloozen speciaal worden aangeschreven met de vraag of zij bereid zijn voor steun te werken. Dat is niet in den geest van het besluit. Wethouder R o m ij n antwoordt beves tigend op de beide eerste vragen. De werk loozen blijken niet op de hoogte te zijn van het desbetreffend raadsbesluit. Door deze interpellatie wordt daar weer de aan dacht op gevestigd. Laten de organisaties dat ook eens doen. De heer v. Stralen: Kun je net den ken. Wethouder R o m ij n laakt deze opmer king. Spr. deelt verder mede, dat practisch aan het besluit nog geen uitvoering is ge geven. Twee personen zijn op 'toogen- blik aan 't werk. Dertien zijn onder eenige reserve bereid te werken. Tien willen er niet op ingaan. De heer Schooneveld kan zich niet ontworstelen aan de gedachte, dat er aandrang op de arbeiders wordit uitge oefend en spr. vindt dit niet juist. Dege nen die van deze gelegenheid geen ge- brufk willen maken, behoeven nog aller minst arbeidsschuw te zijn. Spr. meent, dat volstaan kan worden met de publicatie van het besluit in de stempellokalen. De heer Wilmer (R.K.) heeft medege werkt aan de totstandkoming van 't desbe treffend besluit. Maar daarbij stond voorop, dat het werk geheel vrijwillig moest zijn. Dit schijnt in de practijk niet zoo te zijn en dat betreurt spr. Hij is van meening, dat het vrijwillig karakter moet gehand haafd blijven. De heer v. Stralen (S.D.) is van meening, dat het voorstel indertijd heel anders luidde als het besluit thans wordt uitgevoerd. Het aanschrijven van de werk-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 6