GROOTSCHE MANIFESTATIE VAN GODSVERTROUWEN DINSDAG 2 JULI 1935 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD. - PAG. 5 Dp Katholiekendag op „Houtrust" in Den Haag SPREEKKOOR VAN JONGE VROUWEN EN MANNEN Nadat die Katholiekendagen in het Zui den zoo glanzend waren geslaagd, was ieders verwachting gespannen, hoe de Haanlemsdhe Diocesane Katholiekendag volgens den nieuwen opzet uit zou vallen. Het was ieder jaar een trede dieper in de put gegaan met den Katholiekendag en het stond te bezien, wanneer men het oude systeem van hoofd- en neven-vergaderin gen bleef volgen, dat de Katholiekendagen weldra verdronken zouden zijn. Krachtdadig werd door het hoogste Ker kelijk gezag ingegrepen en een geheel nieu we werkwijze opgesteld, waarbij de stands- organisaties werden betrokken. Het resul taat van deze bemoeiingen is geweest, dat de 13e Diocesane Katholiekendag Zon dag op Houtrust in den Haag gehouden ondanks het ongeluksgetal een zeer geluk kig verloop heeft gehad. Twintigduizend menschen waren Hout- rust op den heeten zomermiddag binnen gestroomd en twintigduizend menschen hebben, gesterkt voor den strijd en opge beurd in him beslommeringen, Houtrust weer verlaten. Des morgens had de Bisschop een ponti ficale H. Mis opgedragen in de St. Jacobus- kerk aan de Parkstraat. Mgr. werd daarbij geassisteerd door Mgr. H. J. M. Task in, president van het theologi- cum Warmond, als presbyter-assistens, de ken J. L. F. Dankelman uit Delft en regent M. W. A. Wijtenburg van het seminarie Hageveld te Heemstede als troondiakens, deken J. M. v. d. Tuyn en pastoor W. van Adxichem als diaken en subdiaken en ver der door de weleerw. heeren J. Mol, direc teur van het mannelijk Jeugdwerk in het bisdom, ad mitram, rector L. Brink, thuri- feranius, Th. v. d. Lugt ad librum, prof. A. M. A. Vollaerts, directeur van het Vrouwe lijk Jeugdwerk in het bisdom, ad cande- lam, pater de Groot S.C.J. ad gremiale, ka pelaan Stolwijk en de beide secretarissen van het bisdom, de weleerw. heeren Agte- rof en Bank in de overige functies. De meeting werd bijgewoond door zeer vele hooge autoriteiten, van wie wij slechts noemen de Bisschop, Mgr. Task in, de audi teur bij de Nuntiatuur, Mgr. Arrigoni, Mi nister van Schaik, oud-minister Kooien, oud-Minister Marchant, welke laatste met een hartelijk applaus door de menigte werd begroet. Aan den Bisschop viel bij zijn entree een geestdriftige ontvangst ten deel. Een beetje enthousiasme, zelfs ad wordt zoo'n naargeestig onderwerp als de crisis bespro ken, is het zout van dergelijke massa-bij- eenkomsten. Het bleek bij de binnenkomst van Mgr. reeds dadelijk, dat het zout niet vergeten was en deze hartige en hartelijke stemming bleef ten einde toe bewaard. Nauwelijks was de Bisschop als een paarse vlam in de eere-tribune verdwenen, of een nog heviger Bergaalsche kleuren pracht vloeide uit de vier windstreken te voorschijn. De jeugd marcheerde het veld binnen in bonte uniformen en felgekleur de vlammen, op de hu/psche, maar oi. wat •triviale melodietjes van de Paushymne. Jonge vrouwen en jonge mannen schaar den zich rond het imposante altaar, dat, overstraald door een reusachtig gouden kruis, op het midden van de arena was op gebouwd. Het welkomswoord werd gesproken door den voorzitter van het Uitvoerend Comité, den heer H. J. Borghols, die verklaarde, dat deze Katholiekendag gemaakt moest worden tot de mooiste Dioc. Katholieken dag, die ooit gehouden is. De voorzitter van de Dioc. Katholiekendagen, prof. mr. C. P. M. Romme, belichtte kort het onderwerp, dat dezen dag aller harten zou bezig hou den: „Crisis en Godsvertrouwen". De Ka tholieken van Nederland hebben een ge weldige plicht te vervuilen: mede te wer ken aan de verheffing van ons volk. Wil die verheffing niet wankel zijn, aldus spr., dan moeten wij bouwen op een sterk fun dament. Dit fundament vinden wij in het rotsvast vertrouwen in Hem, dien wij straks zullen begroeten: Heer /iie alle zon den der wereld op u genomen hebt, op Uw doorwonde schouders ontferm U over ons volk. Besloten werd onder daverende toejui chingen twee telegrammen van hulde, trouw en aanhankelijkheid te zenden, aan Z. H. den Paus en aan H.M. de Koningin en de Prinses. Door dr. J. P. Chr. de Boer werd hierna een groote rede „Crisis en Godsvertrou wen" uitgesproken, waaraan het volgende is ontleend: CRISIS EN GODSVERTROUWEN. Tegenover de betrekkelijke machteloos heid van de overheid, om het vraagstuk van de crisis op te lossen, of om de ge volgen ervan zelfs maar dragelijk te ma ken, tegenover de ontevredenheid, de te leurstelling, de verbitterdheid, de wan hoop van honderdduizenden, tegenover de kreten van verzet, van domme haat, van blinde omstandigheid, tegenover de licht zinnige beloften van enkele politieke pro feten en de openlijk beleden moedeloosheid van meerdere leiders, heeft men gewild, dat op deze katholiekendag, voor deze ver zameling van alle standen, van alle orga nisaties van het katholieke volk in duide lijke taal herinnerd zou worden aan het eeuwig blijvende bestaan van de Voorzie nigheid en de altijd levende plicht van Godsvertrouwen. Het wordt tijd. Het wordt tijd, dat deze zieke wereld zich wendt tot God in den zoogenaamden gouden tijd, die achter ons ligt, en waarvan blijkbaar be voegde mannen voorspellen, dat hij nooit terugkomt, heeft men God -vergeten, of althans verwaarloosd. Men heeft bibliotheken vol geschreven over de rechten van den mensch, eens zoo pompeus gedeclareerd door de Fransche revolutie, men heeft omwentelingen ge maakt in naam van de rechten der arbei ders. Maar heeft het volk gedacht aan zijn plichten tegenover God? Hebben de re geeringen getracht hun volkeren te bren gen tót God? De crisis, welke wij beleven, is vreese- lijk; overtreft, vooral als wij overwegen, dat het einde ervan en de laatste ellende nog niet te overzien zijn, de ergste ram pen, die ooit de beschaafde wereld hebben getroffen. Zelfs de triomfen van vernuft en orga nisatietalent schijnen veroordeeld om de ondergang van handel en bedrijf ie ver snellen. Wij hebben te veel gebouwd op het mensohelijk bunnen, en wij hebben de menschelijke zwakheid ervaren. Maar de wereld blijft verblind in nationale trots. En intusschen groeit de stoffelijke en geestelijke ellende van de meer dan vier maal honderdduizend werkloozen in ons land alléén, die nu reeds door de noodlot tige crisis weggetrapt zijn van het feest van den arbeid. De handeldrijvende middenstand ziet maandelijks zijn reeds zoo sobere omzetcij fers zakken, en spartelt met de moed der wanhoop tegen het dreigende faillissement, die afgrond, welke nu gaapt langs een eens mensch waardig bestaan, en waarin reeds zoovelen zijn omlaag getuimeld met een laatste kreet van wanhoop. Maanden lang zwoegen de noeste wer kers uit de tuinbouwstreken voor oogsten, die de trots zijn van ons land, een over winning van en v op bodem en klimaat, en die op de vei lingen nog niet opbrengen de moeite van het transport, en weggeworpen worden op de akkers als mest. Hij, wiens macht blijft als menschen falen. De handen, die niet meer zwaaien de blinkende zeisen door het ruisohende ko- EEN OVERZICHT VAN HET HOUTRUS TTERREIN TE DEN HAAG. ren, die de handle niet meer omvatten van de dreunende machine en de pen niet meer besturen over het witte papier, ballen zich tot vuisten, die vervloekend worden opge heven naar de enkelen, die nog in welvaart leven, of zoeken tastend en bevend elkander in een smartelijk en aarzelend gebod tot Hem, Wiens Macht blijft, als menschelijke machten falen. En de wereld zal gered worden, als zij zich weder zal overgeven aan Christus- Saivator, Christus Redder. Bij Hem alléén is troost te vinden. Alle lijden en nimmer zal het lijden geheel verdwijnen van deze aarde is te dragen, als bet zin heeft en vruchtdragend is, en het heeft geen zin en kan geen vruch ten dragen dan in Christus en met Chris tus. En de waarachtige blijheid is, Goddank, niet afhankelijk van welvaart en geldelijke koopkracht; haar kostprijs, soms wel zeer hoog, valt immer onder het bereik van alle beurzen, ook 'als het budget voor levenson derhoud een schromelijk tekort aanwijst. Het materialisme heeft misbruik gemaakt van de groote stoffelijke zegeningen van de laatste eeuw, maar het heeft ze nog niet vernietigd. Godsvertrouwen, christelijke nederig heid, matigheid, zuiverheid, liefde, zullen de zelfde goederen, die nu een vloek zijn geworden voor verheidenste geslachten, weer tot een zegen maken voor een volk, dat God vreest „Met Zijn vleugelen zal de Heer ons bedekken, en onder Zijn wiéken zullen wij betrouwen". En de menschen zullen m Liefde elkaar en daardoor zich zelf redden. Geen heil kan over de wereld wederkee- ren, dan door Hem, die alles gemaakt heeft. Alleen de liefde zal de wereld veranderen. De tuberculose van onze nationale kracht. De wereld, voor altijd beschaduwd door Christus' Zegenrijk Kruis, is in 1935 nog geen vervloekte chaos geworden. Laat vooreerst dit het alles overheer- schende inzicht zijn bij allen, die nog ar beiden kunnen en mogen, bij allen, die nog iets bezitten, bij allen, die nog werk kun nen verschaffen en leed verzachten, het in zicht in het feit, dat de werkloosheid, mo reel en stoffelijk, de grootste ramp is, die ons volk heeft getroffen. Het is de tubercu lose van onze nationale kracht. Aan de kruistocht tegen de gevolgen van de crisis, aan de hardnekkige strijd tegen de economische ondergang, aan de schep ping van nieuwe arbeid moet geheel het Nederlandsche volk eendrachtig medewer ken. Maar het Christelijke volk zal hierin on afwijsbaar de leiding moeten nemen. Omdat deze strijd, tegen zoo bovenmen- schelijke krachten en verschijnselen, inder daad hopeloos is, zonder een onwankelbaar Godsvertrouwen, dat alleen kan steunen op de onbreekbare, onverwoestbare, immer levende Boom des Kruises. Laat de mensch zich keeren tot den mensch. Laten de rampen, die onteibaren onzer i menschenbroeders hebben getroffen, ons waarschuwen voor de gevaren, die ook ons dreigen, ons herinneren aan de geweldige wet der Liefde, die alle menschen moet verbinden en voor allen het bestaan in dit dal van tranen dragelijk moet maken. Deze crisis is een kastijding en kan een loutering worden. Loutering door het we derkeerend inzicht, dat allereerst het Rijk des Hemels moet gezocht worden, vóór de dingen van de wereld. De schimmen der voorvaderen rijzen uit de graven. Alleen het Godsvertrouwen onzer Vade ren heeft verwonnen de driekoppige vijand: Hervorming, Liberalisme, Socialisme. Nu is gevallen over dat jonge, zelfbe wuste, strijdhartige geslacht de groote be proeving van de crisis. En aarzeling, angst, vertwijfeling doen de kruisbanier trillen m deze bevende vuisten. Maar uit de vergeten graven rijzen de schimmen der voorvade ren overeind, starend met angstige span ning in hun vrome oogen naar den laatsten feilen strijd, die de geweldige beproeving wordt van hun zoonen en dochteren. En zullen wij nu versagen? Zullen wij lafhartig de wapenen wegwerpen in het uur des gevaars? Neen! Neen! Neen! Want in onze vuisten en hoofden leeft nog de kracht van onze onoverwinnelijke vaderen. In ons hart gloeit dezelf de liefde voor Christus, onzen Ko ning. Met dreunende schreden trok ken onze legioenen door de stille Mirakelstad, ook dit voorjaar van 1935. Met dreunende schreden trek ken wij de nieuwe tijd binnen. Eens zal zich ook over onze moe de hoofden sluiten de goede, voch tige aarde van het oude Holland. Moge dan het verre nageslacht van ons getuigen, dat ook wij on wankelbaar hebben gehandhaafd het heilig erfdeel onzer Vaderen. Volk van Zeevarenden en Zee helden. 1-Iet schip van onze maatschappij dreigt te vergaan. Laten wij, bemanning en aan voerders, ons haastig op de borst slaan voor onze zonden en de zon den onzer vaderen; en dan de strijd tot het uiterste, voor ons be houd! Hoe lang deze storm zal duren weet geen mensch. Maar de schip breuk te voorspellen, is het werK van den lafaard of den levensmoe de. Verdedigen wij ons schip. Een Ander is de Heer der Gol ven. Hij alleen weet, wanneer Hij bevelen zal aan den storm, te bedaren. Hij alleen leest vooruit op de klok der eeuwen bet uur, waarop Hij aan de geteisterde bemanning terug zal geven, rust en veiligheid en welvaart in de dageraad van een beteren tijd. SPREEKKOREN EN PONTIFICAAL LOF. Door de Graal, K. J. C. en St. Joseph- Gezellen werd na deze hartversterkende redevoering het spreekkoor „De Nieuwe Menschheid" uitgevoerd een dappere oproep tot Katholieke Actie van onze jonge mannen en vrouwen, die krachtigen weer klank vond bij de duizenden toehoorders. Een korte samenspraak klonk om het altaar een aangrijpende zelfbeschuldi ging afgewisseld door het tot driemaal herhaald Paree Domine: Wij noemen ons Katholieken, doch wij leven niet als Katholieken wij nemen Christus' kruis niet blij op om Hem na te volgen, wij vereeren nog te veel den af god van het geld. Heer ontferm U daarom over ons! En wil ons slaan tot strijders met frisschen moed in het leger der katholieke actie, geschaard om onze Paus en onzen Bïschop. Zend Uw Geest uit over ons, op dat wij het aanschijn der aarde met Hem kunnen vernieuwen. Intusschen was het oogenblik aangebro ken, dat de Hooge Gast het veld zou be treden. Onder een gouden en witzijden baldakijn naderde het Allerheiligste, gedragen door een der pastoors der stad. Geen applaus werk lonk, geen toejuichingen. In diepe stilte knielde de menigte neer; de honder den banieren en vlaggen neigden zich plat ter aarde als in aanbidding voor den Heer van hemel en aarde. Toen Ons Heer op de troon onder het kruis was geplaatst, schalden de bazuinen los in een daverend juichen. Het Plechtig Lof werd gecelebreerd door Mgr. Aengenent. Midden onder dit Lof verhieven zich weer de stemmen der spreekkorende jeugd-groepen. Een massaal gebed klonk over het veld, een gebed tot den Redder der wereld, tot den Schepper der nieuwe menschheid, een gebed om sterkte in den komenden tijd, voor heel ons volk een gebed, waarin een jeugd, vol van beloften al haar idee- len instelt op de eer van den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest. Door allen gezamenlijk werden nu de Lofgezangen ingezet. Juichend, steeg het Magnificat in den blauwen hemel,, lovend en prijzend bogen de knieën zich onder het Tantum Ergo. Na den zegen met het Allerheiligste, dat weer onder het baldakijn werd weggedra gen, besteeg Mgr. Aengenent weer de eere tribune om voor de microfoon nog even het woord te riemen. TOESPRAAK VAN DEN BISSCHOP. Welk een vreugde, welk een genot, welk een weelde, riep Mgr. uit, toeschouwer te mogen zijn van deze heerlijke manifesta tie van Godsvertrouwen. Mgr. kon geen woorden vindén om zijn waardeering uit te spreken, maar wilde wel zeggen, dat hij zich dezen middag overgelukkig gevoelde en dankbaar gestemd jegens God, die Z.H. Exc. heeft willen plaatsen over een volk, dat tot zulk een manifestatie van Godsver trouwen in staat is. De Bisschop betuigde pok zijn erkente lijkheid aan den spreker van dezen mid dag en aan de jeugd, welke getoond heeft wat er bruist aan idealen in de jonge har ten. Wat zijn wij toch onschatbaar rijk! Dat moet wel de gedachte zijn, welke heden bij ieder is opgekomen. Rijk ondanks de crisis! Welk een rijkdom is toch een onbe perkt Godsvertrouwen. Hedenmiddag heb- ben we de jeugd met diepgevoelde over tuiging hun Godsvertrouwen hooren uit zeggen; de ouders kunnen met een gerust hart de toekomst tegemoet zien, nu zij weten wat er leeft in de jonge harten van hun zonen en dochters. Mgr. wekte de ouders op, niet te aarzelen alle Katholieke jongens en meisjes lid te doen worden van de Jeugdbeweging in dit bisdom. Mgr. dankte het hoofdbestuur en uit voerend comité van den Katholiekendag, dat andere wegen heeft ongeslagen, welk ondernemen met een heerlijk succes is be kroond. Moge ons gebed van God verkrij gen, besloot Mgr., dat het Godsvertrou wen onwankelbaar groeie in onszelf en de harten van honderd-duizenden niet-Katho- lieke landgenooten, opdat ook zij vreugde en troost mogen ondervinden in de bele ving van onzen heiligen godsdienst. Door den voorzitter van het Uitvoerend Comité, den heer Borghols, werd een dank woord gesproken tot Mgr. en tot alle me dewerkenden. Voordat het défilé van de jeugdvereeni- gingen een aanvang nam, werd uit twintig duizend kelen het. Wilhelmus gezongen ons krachtige en vrome Volkslied waar van het tweede couplet weerklonk als een samenvatting van dezen geheelen middag. „Mijn schilt ende betrouwen Sijt ghij, o Godt, mijn Heer". Ten slotte ontrolde zich het défilé: een kleurig leger van jonge mannen en jon ge vrouwen, die met wapperende banieren langs den Bisschop trok vol moed en vertrouwen in een schoone toekomst. Een rede van 'Minister Colijn Bij de opening van het nieuwe Gouvernementsgebouw te Maastricht Gistermiddag heeft te Maastricht de plechtige ingebruikneming plaats gehad van het nieuwe Gouvernementsgebouw. Hierbij waren o.m. tegenwoordig minister president dr. H. Colijn, de minister van De fensie, mr. dr. Deckers, de minister van Economische Zaken, prof. dr. ir. Gelissen, de minister van Financiën, mr. Oud en de minister van Binnenlandse he Zaker. mr. de Wilde. Het gezelschap nam tegen half drie plaats in de feestzaal. Het eerst werd het woord gevoerd door den Commissaris der Koningin in Limburg, mr. Baron van Hö- vell tot Westerflier. Vervolgens voerden het woord de minis ter van financiën, de heer Oud, en de mi nister van binnenlandsche zaken,de heer mr. J. A. de Wilde. Vervolgens nam de minister-president dr. H. Colijn, het woord, die verklaarde, uit zuivere belangstelling naar Maastricht te zijn gekomen. Oogenschijnlijk was daar toe weinig reden. Als ik eenig verband zou kunnen leggen tusschen mijn functie en dit gebouw, dan zou het zijn, dat in het jaar 1926 ik de gelden voor dit gebouw beschik baar stellen kon. Maar veeleer is het de be langstelling, welke ik koester voor dat gene, wat hier in deze provincie geschiedt om de economische moeilijkheden te over winnen. In de laatste weken heb ik in dat verband wel eens wat last gehad van mijn geweten. Ik moest immers vaak denken aan het Bijbelsche verhaal van den man, die anderer schapen roofde om zijn gasten te onthalen. Want uit Limburg haalde ik den man weg, die bij het economisch be leid der regeering krachtigen steun zou kunnen geven. Moest dat nu wel? Naar mijn meening zal er niemand geweest zijn, die er beter geschikt voor was. Het bewijs zal ik trachten te leveren. Dat het slecht gaat in de wereld is een gemeenplaats ge worden. Dat het ook m Nederland slecht gaat weten wij allen. Maar waarom gaat het slecht? Daar is men het niet over eens. Indien de emigratie uit Europa naar overzeesche landen in de laatste 20 jaren zoo groot was geweest als in de tien jaar, die den oorlog voorafgingen, dan zou er in ons werelddeel wel een acht millioen werkloozen minder zijn. Dat is een factor, die het vraagstuk van den dag mede op bouwt, evenals de industrialisatie rondom Europa, waardoor de Europeesche afzet vermindert. De schuldenlast van den Staat werd verveelvoudigd en daarbij maakte ons land niet eens het slechtste figuur. Dit alles zijn dingen, die men wel eens mag bezien, als men de situatie op economisch gebied bekijken wil. De kern van de moei lijkheid zit in de stremming van het inter nationale goederenverkeer. Ook nu nog is dat internationale goe derenverkeer de hoofdvoorwaarde van het herstel van de economische welvaart. De eerste taak welke de regeering zal hebben te verrichten, zoo ging spr. voort, is naar middelen grijpen om 't goederenverkeer te ondersteunen. Dat heeft de regeering ge daan en de teruggang is niet geheel ge stuit, maar wel in aanzienlijke mate. De werkloosheid in ons land is groot. Men heeft daartegen gestreden en men moet zich afvragen of er meer tegen ge daan had kunnen worden. Men doet wel eens, middelen aan de hand. Er zijn er twee, die veel worden gebruikt en van die twee is er een, zoo vervolgde dr. Colijn, dat ik haast niet durf uitspreken. Want een ver der ingaan daarop zou te veel tijd vragen. Maar toch zou ik daarover wel eenige vra gen willen stellen. Het eene middel is dat der devaluatie, maar dan vraag ik, hoe zou het toch komen, dat men in andere landen zoo verwoed er tegen gevochten heeft om niet behoeven te devalueeren. Engeland en België hebben tot^het uiterste gestreden om het te voor komen. Het tweede middel is industrialisatie en daarmede bevindt men zich op reeëler ter rein. Spr. zou er echter tegen willen waar schuwen, dat men zich niet moet voorstel len, dat de staat er toe zou kunnen over gaan industrieën te stichten en te leiden. Sprekende over het Werkfonds, zeide de minister-president, dat van de zestig mit- lioen er vijf millioen voor rijkswerken be schikbaar mogen worden gesteld. Momen teel zijn er 45 millioen van de zestig be schikbaar. Tot nu toe zijn er geen voorstel len aan de regeering gedaan, waarvoor de regeering meent de sommen beschikbaar te stellen. Waarom prof. Gelissen naar Den Haag werd gebracht, zal daaruit duidelijk blij ken. Wij moesten een man hebben, die ge loof heeft in den arbeid en in prof. Gelis sen zal ik mij niet vergist hebben. Hier blijven trouwens groote mannen over. Daar is b.v. uw Commissaris. Met prof. Gelissen gaat het E. T. I. L. niet weg. Het Fonds tot bevordering van den Indus- trieelen Eigendom blijft. De Industriebank blijft. De Stichting Samenwerking Electri- sche Bedrijven blijft. Alle instellingen, waarin de heer Van Hövell een leidende ról vervult. Het is daarom, dat ik er ge rust op hen, prof. Gelissen naar Den Haag geroepen te hebben, daar ik weet, dat de provincie in goede handen achter blijft. En het is daarom ook, dat ik met genoe gen aan de vergadering bekend maak, dat het H. M. de Koningin heeft behaogd, U mijnheer Van Hövell, te benoemen tot Grootofficier in de Orde van Oranje Nas sau. Minister Gelissen sprak vervolgens als Limburger en als directeur van de Stroom Verkoop Maatschappij. Nog voerden meerderen het woord, waarna met het Limbur-asche Volkslied I werd gesloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 5