GROOTSCHE MANIFESTATIE VAN
GODSVERTROUWEN
DINSDAG 2 JULI 1935
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD. - PAG. 5
Dp Katholiekendag op „Houtrust" in Den Haag
SPREEKKOOR VAN JONGE
VROUWEN EN MANNEN
Nadat die Katholiekendagen in het Zui
den zoo glanzend waren geslaagd, was
ieders verwachting gespannen, hoe de
Haanlemsdhe Diocesane Katholiekendag
volgens den nieuwen opzet uit zou vallen.
Het was ieder jaar een trede dieper in de
put gegaan met den Katholiekendag en het
stond te bezien, wanneer men het oude
systeem van hoofd- en neven-vergaderin
gen bleef volgen, dat de Katholiekendagen
weldra verdronken zouden zijn.
Krachtdadig werd door het hoogste Ker
kelijk gezag ingegrepen en een geheel nieu
we werkwijze opgesteld, waarbij de stands-
organisaties werden betrokken. Het resul
taat van deze bemoeiingen is geweest, dat
de 13e Diocesane Katholiekendag Zon
dag op Houtrust in den Haag gehouden
ondanks het ongeluksgetal een zeer geluk
kig verloop heeft gehad.
Twintigduizend menschen waren Hout-
rust op den heeten zomermiddag binnen
gestroomd en twintigduizend menschen
hebben, gesterkt voor den strijd en opge
beurd in him beslommeringen, Houtrust
weer verlaten.
Des morgens had de Bisschop een ponti
ficale H. Mis opgedragen in de St. Jacobus-
kerk aan de Parkstraat.
Mgr. werd daarbij geassisteerd door Mgr.
H. J. M. Task in, president van het theologi-
cum Warmond, als presbyter-assistens, de
ken J. L. F. Dankelman uit Delft en regent
M. W. A. Wijtenburg van het seminarie
Hageveld te Heemstede als troondiakens,
deken J. M. v. d. Tuyn en pastoor W. van
Adxichem als diaken en subdiaken en ver
der door de weleerw. heeren J. Mol, direc
teur van het mannelijk Jeugdwerk in het
bisdom, ad mitram, rector L. Brink, thuri-
feranius, Th. v. d. Lugt ad librum, prof. A.
M. A. Vollaerts, directeur van het Vrouwe
lijk Jeugdwerk in het bisdom, ad cande-
lam, pater de Groot S.C.J. ad gremiale, ka
pelaan Stolwijk en de beide secretarissen
van het bisdom, de weleerw. heeren Agte-
rof en Bank in de overige functies.
De meeting werd bijgewoond door zeer
vele hooge autoriteiten, van wie wij slechts
noemen de Bisschop, Mgr. Task in, de audi
teur bij de Nuntiatuur, Mgr. Arrigoni, Mi
nister van Schaik, oud-minister Kooien,
oud-Minister Marchant, welke laatste met
een hartelijk applaus door de menigte werd
begroet.
Aan den Bisschop viel bij zijn entree
een geestdriftige ontvangst ten deel. Een
beetje enthousiasme, zelfs ad wordt zoo'n
naargeestig onderwerp als de crisis bespro
ken, is het zout van dergelijke massa-bij-
eenkomsten. Het bleek bij de binnenkomst
van Mgr. reeds dadelijk, dat het zout niet
vergeten was en deze hartige en hartelijke
stemming bleef ten einde toe bewaard.
Nauwelijks was de Bisschop als een
paarse vlam in de eere-tribune verdwenen,
of een nog heviger Bergaalsche kleuren
pracht vloeide uit de vier windstreken te
voorschijn. De jeugd marcheerde het veld
binnen in bonte uniformen en felgekleur
de vlammen, op de hu/psche, maar oi. wat
•triviale melodietjes van de Paushymne.
Jonge vrouwen en jonge mannen schaar
den zich rond het imposante altaar, dat,
overstraald door een reusachtig gouden
kruis, op het midden van de arena was op
gebouwd.
Het welkomswoord werd gesproken door
den voorzitter van het Uitvoerend Comité,
den heer H. J. Borghols, die verklaarde,
dat deze Katholiekendag gemaakt moest
worden tot de mooiste Dioc. Katholieken
dag, die ooit gehouden is. De voorzitter van
de Dioc. Katholiekendagen, prof. mr. C. P.
M. Romme, belichtte kort het onderwerp,
dat dezen dag aller harten zou bezig hou
den: „Crisis en Godsvertrouwen". De Ka
tholieken van Nederland hebben een ge
weldige plicht te vervuilen: mede te wer
ken aan de verheffing van ons volk. Wil
die verheffing niet wankel zijn, aldus spr.,
dan moeten wij bouwen op een sterk fun
dament. Dit fundament vinden wij in het
rotsvast vertrouwen in Hem, dien wij
straks zullen begroeten: Heer /iie alle zon
den der wereld op u genomen hebt, op Uw
doorwonde schouders ontferm U over
ons volk.
Besloten werd onder daverende toejui
chingen twee telegrammen van hulde,
trouw en aanhankelijkheid te zenden, aan
Z. H. den Paus en aan H.M. de Koningin en
de Prinses.
Door dr. J. P. Chr. de Boer werd hierna
een groote rede „Crisis en Godsvertrou
wen" uitgesproken, waaraan het volgende
is ontleend:
CRISIS EN GODSVERTROUWEN.
Tegenover de betrekkelijke machteloos
heid van de overheid, om het vraagstuk
van de crisis op te lossen, of om de ge
volgen ervan zelfs maar dragelijk te ma
ken, tegenover de ontevredenheid, de te
leurstelling, de verbitterdheid, de wan
hoop van honderdduizenden, tegenover de
kreten van verzet, van domme haat, van
blinde omstandigheid, tegenover de licht
zinnige beloften van enkele politieke pro
feten en de openlijk beleden moedeloosheid
van meerdere leiders, heeft men gewild,
dat op deze katholiekendag, voor deze ver
zameling van alle standen, van alle orga
nisaties van het katholieke volk in duide
lijke taal herinnerd zou worden aan het
eeuwig blijvende bestaan van de Voorzie
nigheid en de altijd levende plicht van
Godsvertrouwen.
Het wordt tijd.
Het wordt tijd, dat deze zieke wereld zich
wendt tot God
in den zoogenaamden gouden tijd, die
achter ons ligt, en waarvan blijkbaar be
voegde mannen voorspellen, dat hij nooit
terugkomt, heeft men God -vergeten, of
althans verwaarloosd.
Men heeft bibliotheken vol geschreven
over de rechten van den mensch, eens zoo
pompeus gedeclareerd door de Fransche
revolutie, men heeft omwentelingen ge
maakt in naam van de rechten der arbei
ders.
Maar heeft het volk gedacht aan zijn
plichten tegenover God? Hebben de re
geeringen getracht hun volkeren te bren
gen tót God?
De crisis, welke wij beleven, is vreese-
lijk; overtreft, vooral als wij overwegen,
dat het einde ervan en de laatste ellende
nog niet te overzien zijn, de ergste ram
pen, die ooit de beschaafde wereld hebben
getroffen.
Zelfs de triomfen van vernuft en orga
nisatietalent schijnen veroordeeld om de
ondergang van handel en bedrijf ie ver
snellen.
Wij hebben te veel gebouwd op het
mensohelijk bunnen, en wij hebben de
menschelijke zwakheid ervaren. Maar de
wereld blijft verblind in nationale trots.
En intusschen groeit de stoffelijke en
geestelijke ellende van de meer dan vier
maal honderdduizend werkloozen in ons
land alléén, die nu reeds door de noodlot
tige crisis weggetrapt zijn van het feest
van den arbeid.
De handeldrijvende middenstand ziet
maandelijks zijn reeds zoo sobere omzetcij
fers zakken, en spartelt met de moed der
wanhoop tegen het dreigende faillissement,
die afgrond, welke nu gaapt langs een eens
mensch waardig bestaan, en waarin reeds
zoovelen zijn omlaag getuimeld met een
laatste kreet van wanhoop.
Maanden lang zwoegen de noeste wer
kers uit de tuinbouwstreken voor oogsten,
die de trots zijn van ons land, een over
winning van en v
op bodem en klimaat, en die op de vei
lingen nog niet opbrengen de moeite van
het transport, en weggeworpen worden op
de akkers als mest.
Hij, wiens macht blijft als
menschen falen.
De handen, die niet meer zwaaien de
blinkende zeisen door het ruisohende ko-
EEN OVERZICHT VAN HET HOUTRUS TTERREIN TE DEN HAAG.
ren, die de handle niet meer omvatten van
de dreunende machine en de pen niet meer
besturen over het witte papier, ballen zich
tot vuisten, die vervloekend worden opge
heven naar de enkelen, die nog in welvaart
leven, of zoeken tastend en bevend
elkander in een smartelijk en aarzelend
gebod tot Hem, Wiens Macht blijft, als
menschelijke machten falen.
En de wereld zal gered worden, als zij
zich weder zal overgeven aan Christus-
Saivator, Christus Redder. Bij Hem alléén
is troost te vinden.
Alle lijden en nimmer zal het lijden
geheel verdwijnen van deze aarde is te
dragen, als bet zin heeft en vruchtdragend
is, en het heeft geen zin en kan geen vruch
ten dragen dan in Christus en met Chris
tus.
En de waarachtige blijheid is, Goddank,
niet afhankelijk van welvaart en geldelijke
koopkracht; haar kostprijs, soms wel zeer
hoog, valt immer onder het bereik van alle
beurzen, ook 'als het budget voor levenson
derhoud een schromelijk tekort aanwijst.
Het materialisme heeft misbruik gemaakt
van de groote stoffelijke zegeningen van
de laatste eeuw, maar het heeft ze nog niet
vernietigd.
Godsvertrouwen, christelijke nederig
heid, matigheid, zuiverheid, liefde, zullen
de zelfde goederen, die nu een vloek zijn
geworden voor verheidenste geslachten,
weer tot een zegen maken voor een volk,
dat God vreest „Met Zijn vleugelen zal de
Heer ons bedekken, en onder Zijn wiéken
zullen wij betrouwen".
En de menschen zullen m Liefde elkaar
en daardoor zich zelf redden.
Geen heil kan over de wereld wederkee-
ren, dan door Hem, die alles gemaakt heeft.
Alleen de liefde zal de wereld veranderen.
De tuberculose van onze
nationale kracht.
De wereld, voor altijd beschaduwd door
Christus' Zegenrijk Kruis, is in 1935 nog
geen vervloekte chaos geworden.
Laat vooreerst dit het alles overheer-
schende inzicht zijn bij allen, die nog ar
beiden kunnen en mogen, bij allen, die nog
iets bezitten, bij allen, die nog werk kun
nen verschaffen en leed verzachten, het in
zicht in het feit, dat de werkloosheid, mo
reel en stoffelijk, de grootste ramp is, die
ons volk heeft getroffen. Het is de tubercu
lose van onze nationale kracht.
Aan de kruistocht tegen de gevolgen van
de crisis, aan de hardnekkige strijd tegen
de economische ondergang, aan de schep
ping van nieuwe arbeid moet geheel het
Nederlandsche volk eendrachtig medewer
ken.
Maar het Christelijke volk zal hierin on
afwijsbaar de leiding moeten nemen.
Omdat deze strijd, tegen zoo bovenmen-
schelijke krachten en verschijnselen, inder
daad hopeloos is, zonder een onwankelbaar
Godsvertrouwen, dat alleen kan steunen
op de onbreekbare, onverwoestbare, immer
levende Boom des Kruises.
Laat de mensch zich keeren tot den
mensch.
Laten de rampen, die onteibaren onzer
i menschenbroeders hebben getroffen, ons
waarschuwen voor de gevaren, die ook ons
dreigen, ons herinneren aan de geweldige
wet der Liefde, die alle menschen moet
verbinden en voor allen het bestaan in dit
dal van tranen dragelijk moet maken.
Deze crisis is een kastijding en kan een
loutering worden. Loutering door het we
derkeerend inzicht, dat allereerst het Rijk
des Hemels moet gezocht worden, vóór de
dingen van de wereld.
De schimmen der voorvaderen
rijzen uit de graven.
Alleen het Godsvertrouwen onzer Vade
ren heeft verwonnen de driekoppige vijand:
Hervorming, Liberalisme, Socialisme.
Nu is gevallen over dat jonge, zelfbe
wuste, strijdhartige geslacht de groote be
proeving van de crisis. En aarzeling, angst,
vertwijfeling doen de kruisbanier trillen m
deze bevende vuisten. Maar uit de vergeten
graven rijzen de schimmen der voorvade
ren overeind, starend met angstige span
ning in hun vrome oogen naar den laatsten
feilen strijd, die de geweldige beproeving
wordt van hun zoonen en dochteren.
En zullen wij nu versagen? Zullen wij
lafhartig de wapenen wegwerpen in het
uur des gevaars?
Neen! Neen! Neen!
Want in onze vuisten en hoofden leeft
nog de kracht van onze onoverwinnelijke
vaderen. In ons hart gloeit dezelf
de liefde voor Christus, onzen Ko
ning. Met dreunende schreden trok
ken onze legioenen door de stille
Mirakelstad, ook dit voorjaar van
1935. Met dreunende schreden trek
ken wij de nieuwe tijd binnen.
Eens zal zich ook over onze moe
de hoofden sluiten de goede, voch
tige aarde van het oude Holland.
Moge dan het verre nageslacht
van ons getuigen, dat ook wij on
wankelbaar hebben gehandhaafd
het heilig erfdeel onzer Vaderen.
Volk van Zeevarenden en Zee
helden.
1-Iet schip van onze maatschappij
dreigt te vergaan.
Laten wij, bemanning en aan
voerders, ons haastig op de borst
slaan voor onze zonden en de zon
den onzer vaderen; en dan de
strijd tot het uiterste, voor ons be
houd!
Hoe lang deze storm zal duren
weet geen mensch. Maar de schip
breuk te voorspellen, is het werK
van den lafaard of den levensmoe
de. Verdedigen wij ons schip.
Een Ander is de Heer der Gol
ven. Hij alleen weet, wanneer
Hij bevelen zal aan den storm,
te bedaren. Hij alleen leest
vooruit op de klok der eeuwen bet uur,
waarop Hij aan de geteisterde bemanning
terug zal geven, rust en veiligheid
en welvaart in de dageraad van een
beteren tijd.
SPREEKKOREN EN PONTIFICAAL LOF.
Door de Graal, K. J. C. en St. Joseph-
Gezellen werd na deze hartversterkende
redevoering het spreekkoor „De Nieuwe
Menschheid" uitgevoerd een dappere
oproep tot Katholieke Actie van onze jonge
mannen en vrouwen, die krachtigen weer
klank vond bij de duizenden toehoorders.
Een korte samenspraak klonk om het
altaar een aangrijpende zelfbeschuldi
ging afgewisseld door het tot driemaal
herhaald Paree Domine:
Wij noemen ons Katholieken, doch wij
leven niet als Katholieken wij nemen
Christus' kruis niet blij op om Hem na te
volgen, wij vereeren nog te veel den af
god van het geld. Heer ontferm U daarom
over ons! En wil ons slaan tot strijders met
frisschen moed in het leger der katholieke
actie, geschaard om onze Paus en onzen
Bïschop. Zend Uw Geest uit over ons, op
dat wij het aanschijn der aarde met Hem
kunnen vernieuwen.
Intusschen was het oogenblik aangebro
ken, dat de Hooge Gast het veld zou be
treden.
Onder een gouden en witzijden baldakijn
naderde het Allerheiligste, gedragen door
een der pastoors der stad. Geen applaus
werk lonk, geen toejuichingen. In diepe
stilte knielde de menigte neer; de honder
den banieren en vlaggen neigden zich plat
ter aarde als in aanbidding voor den Heer
van hemel en aarde.
Toen Ons Heer op de troon onder het
kruis was geplaatst, schalden de bazuinen
los in een daverend juichen.
Het Plechtig Lof werd gecelebreerd
door Mgr. Aengenent.
Midden onder dit Lof verhieven zich
weer de stemmen der spreekkorende
jeugd-groepen.
Een massaal gebed klonk over het veld,
een gebed tot den Redder der wereld, tot
den Schepper der nieuwe menschheid, een
gebed om sterkte in den komenden tijd,
voor heel ons volk een gebed, waarin
een jeugd, vol van beloften al haar idee-
len instelt op de eer van den Vader, den
Zoon en den Heiligen Geest.
Door allen gezamenlijk werden nu de
Lofgezangen ingezet.
Juichend, steeg het Magnificat in den
blauwen hemel,, lovend en prijzend bogen
de knieën zich onder het Tantum Ergo.
Na den zegen met het Allerheiligste, dat
weer onder het baldakijn werd weggedra
gen, besteeg Mgr. Aengenent weer de eere
tribune om voor de microfoon nog even
het woord te riemen.
TOESPRAAK VAN DEN BISSCHOP.
Welk een vreugde, welk een genot, welk
een weelde, riep Mgr. uit, toeschouwer te
mogen zijn van deze heerlijke manifesta
tie van Godsvertrouwen. Mgr. kon geen
woorden vindén om zijn waardeering uit
te spreken, maar wilde wel zeggen, dat hij
zich dezen middag overgelukkig gevoelde
en dankbaar gestemd jegens God, die Z.H.
Exc. heeft willen plaatsen over een volk,
dat tot zulk een manifestatie van Godsver
trouwen in staat is.
De Bisschop betuigde pok zijn erkente
lijkheid aan den spreker van dezen mid
dag en aan de jeugd, welke getoond heeft
wat er bruist aan idealen in de jonge har
ten.
Wat zijn wij toch onschatbaar rijk! Dat
moet wel de gedachte zijn, welke heden bij
ieder is opgekomen. Rijk ondanks de
crisis! Welk een rijkdom is toch een onbe
perkt Godsvertrouwen. Hedenmiddag heb-
ben we de jeugd met diepgevoelde over
tuiging hun Godsvertrouwen hooren uit
zeggen; de ouders kunnen met een gerust
hart de toekomst tegemoet zien, nu zij
weten wat er leeft in de jonge harten van
hun zonen en dochters. Mgr. wekte de
ouders op, niet te aarzelen alle Katholieke
jongens en meisjes lid te doen worden van
de Jeugdbeweging in dit bisdom.
Mgr. dankte het hoofdbestuur en uit
voerend comité van den Katholiekendag,
dat andere wegen heeft ongeslagen, welk
ondernemen met een heerlijk succes is be
kroond. Moge ons gebed van God verkrij
gen, besloot Mgr., dat het Godsvertrou
wen onwankelbaar groeie in onszelf en de
harten van honderd-duizenden niet-Katho-
lieke landgenooten, opdat ook zij vreugde
en troost mogen ondervinden in de bele
ving van onzen heiligen godsdienst.
Door den voorzitter van het Uitvoerend
Comité, den heer Borghols, werd een dank
woord gesproken tot Mgr. en tot alle me
dewerkenden.
Voordat het défilé van de jeugdvereeni-
gingen een aanvang nam, werd uit twintig
duizend kelen het. Wilhelmus gezongen
ons krachtige en vrome Volkslied waar
van het tweede couplet weerklonk als een
samenvatting van dezen geheelen middag.
„Mijn schilt ende betrouwen
Sijt ghij, o Godt, mijn Heer".
Ten slotte ontrolde zich het défilé: een
kleurig leger van jonge mannen en jon
ge vrouwen, die met wapperende banieren
langs den Bisschop trok vol moed en
vertrouwen in een schoone toekomst.
Een rede van
'Minister Colijn
Bij de opening van het nieuwe
Gouvernementsgebouw te Maastricht
Gistermiddag heeft te Maastricht de
plechtige ingebruikneming plaats gehad
van het nieuwe Gouvernementsgebouw.
Hierbij waren o.m. tegenwoordig minister
president dr. H. Colijn, de minister van De
fensie, mr. dr. Deckers, de minister van
Economische Zaken, prof. dr. ir. Gelissen,
de minister van Financiën, mr. Oud en de
minister van Binnenlandse he Zaker. mr. de
Wilde.
Het gezelschap nam tegen half drie
plaats in de feestzaal. Het eerst werd het
woord gevoerd door den Commissaris der
Koningin in Limburg, mr. Baron van Hö-
vell tot Westerflier.
Vervolgens voerden het woord de minis
ter van financiën, de heer Oud, en de mi
nister van binnenlandsche zaken,de heer
mr. J. A. de Wilde.
Vervolgens nam de minister-president
dr. H. Colijn, het woord, die verklaarde,
uit zuivere belangstelling naar Maastricht
te zijn gekomen. Oogenschijnlijk was daar
toe weinig reden. Als ik eenig verband zou
kunnen leggen tusschen mijn functie en dit
gebouw, dan zou het zijn, dat in het jaar
1926 ik de gelden voor dit gebouw beschik
baar stellen kon. Maar veeleer is het de be
langstelling, welke ik koester voor dat
gene, wat hier in deze provincie geschiedt
om de economische moeilijkheden te over
winnen. In de laatste weken heb ik in dat
verband wel eens wat last gehad van mijn
geweten. Ik moest immers vaak denken
aan het Bijbelsche verhaal van den man,
die anderer schapen roofde om zijn gasten
te onthalen. Want uit Limburg haalde ik
den man weg, die bij het economisch be
leid der regeering krachtigen steun zou
kunnen geven. Moest dat nu wel? Naar
mijn meening zal er niemand geweest zijn,
die er beter geschikt voor was. Het bewijs
zal ik trachten te leveren. Dat het slecht
gaat in de wereld is een gemeenplaats ge
worden. Dat het ook m Nederland slecht
gaat weten wij allen. Maar waarom gaat
het slecht? Daar is men het niet over eens.
Indien de emigratie uit Europa naar
overzeesche landen in de laatste 20 jaren
zoo groot was geweest als in de tien jaar,
die den oorlog voorafgingen, dan zou er
in ons werelddeel wel een acht millioen
werkloozen minder zijn. Dat is een factor,
die het vraagstuk van den dag mede op
bouwt, evenals de industrialisatie rondom
Europa, waardoor de Europeesche afzet
vermindert. De schuldenlast van den Staat
werd verveelvoudigd en daarbij maakte
ons land niet eens het slechtste figuur. Dit
alles zijn dingen, die men wel eens mag
bezien, als men de situatie op economisch
gebied bekijken wil. De kern van de moei
lijkheid zit in de stremming van het inter
nationale goederenverkeer.
Ook nu nog is dat internationale goe
derenverkeer de hoofdvoorwaarde van het
herstel van de economische welvaart. De
eerste taak welke de regeering zal hebben
te verrichten, zoo ging spr. voort, is naar
middelen grijpen om 't goederenverkeer te
ondersteunen. Dat heeft de regeering ge
daan en de teruggang is niet geheel ge
stuit, maar wel in aanzienlijke mate.
De werkloosheid in ons land is groot.
Men heeft daartegen gestreden en men
moet zich afvragen of er meer tegen ge
daan had kunnen worden. Men doet wel
eens, middelen aan de hand. Er zijn er twee,
die veel worden gebruikt en van die twee
is er een, zoo vervolgde dr. Colijn, dat ik
haast niet durf uitspreken. Want een ver
der ingaan daarop zou te veel tijd vragen.
Maar toch zou ik daarover wel eenige vra
gen willen stellen.
Het eene middel is dat der devaluatie,
maar dan vraag ik, hoe zou het toch komen,
dat men in andere landen zoo verwoed er
tegen gevochten heeft om niet behoeven te
devalueeren. Engeland en België hebben
tot^het uiterste gestreden om het te voor
komen.
Het tweede middel is industrialisatie en
daarmede bevindt men zich op reeëler ter
rein. Spr. zou er echter tegen willen waar
schuwen, dat men zich niet moet voorstel
len, dat de staat er toe zou kunnen over
gaan industrieën te stichten en te leiden.
Sprekende over het Werkfonds, zeide de
minister-president, dat van de zestig mit-
lioen er vijf millioen voor rijkswerken be
schikbaar mogen worden gesteld. Momen
teel zijn er 45 millioen van de zestig be
schikbaar. Tot nu toe zijn er geen voorstel
len aan de regeering gedaan, waarvoor de
regeering meent de sommen beschikbaar te
stellen.
Waarom prof. Gelissen naar Den Haag
werd gebracht, zal daaruit duidelijk blij
ken. Wij moesten een man hebben, die ge
loof heeft in den arbeid en in prof. Gelis
sen zal ik mij niet vergist hebben.
Hier blijven trouwens groote mannen
over. Daar is b.v. uw Commissaris. Met
prof. Gelissen gaat het E. T. I. L. niet weg.
Het Fonds tot bevordering van den Indus-
trieelen Eigendom blijft. De Industriebank
blijft. De Stichting Samenwerking Electri-
sche Bedrijven blijft. Alle instellingen,
waarin de heer Van Hövell een leidende
ról vervult. Het is daarom, dat ik er ge
rust op hen, prof. Gelissen naar Den Haag
geroepen te hebben, daar ik weet, dat de
provincie in goede handen achter blijft.
En het is daarom ook, dat ik met genoe
gen aan de vergadering bekend maak, dat
het H. M. de Koningin heeft behaogd, U
mijnheer Van Hövell, te benoemen tot
Grootofficier in de Orde van Oranje Nas
sau.
Minister Gelissen sprak vervolgens als
Limburger en als directeur van de Stroom
Verkoop Maatschappij.
Nog voerden meerderen het woord,
waarna met het Limbur-asche Volkslied
I werd gesloten.