Onze mooie molens.
Ontstaan en geschiedenis.
Onderwerp van
schrijvers en
dichters.
Het begrip molen is ongeveer zoo oud als
de mensch'heid. Niet dat de eerste men
sehen het als vanzelfsprekend, vonden,
groote, stompe gebouwtjes op te richten,
met groote wieken, integendeel, het zou
tientallen eeuwen duren, alvorens men
deze zou uitvinden. Het begrip molen sloeg
dan ook niet op deze bouwwerkjes, maar
op de houten of steenen bak, waarin men
met behulp van een stamper het moeizaam
verzamelde koren fijnimaalde, hetgeen erg
tijdroovend en een zeer vermoeiend karwei
was.
De menschen zijn er altijd op bedacht
geweest, het werk te verlichten en de hulp
middelen daartoe waren de wind en het
•water, waarvan men wist, dat zij kracht
konden ontwikkelen en dus arbeid verrich
ten. Zoo ontstonden de eerste water- en
windmolens, welke tot nauwelijks een eeuw
geleden de menschheid trouw hébben ge
diend. Natuurlijk waren de eerste molens
zeer gebrekkig van constructie en in de
dertiende eeuw was het nog niet mogelijk,
de wieken naar alle windrichtingen te
draaien, zoodat men deze plaatste in de
richting, waaruit de wind het meest woei,
dus naar het Westen. Een groot gedeelte
van het jaar stonden de molens dus stil, als
de wind uit een anderen hoek blies en
daarom zocht men naar middelen, om dit
euvel te verhelpen. Zoo kwam men tot het
draaibaar bovenstuk en later tot het groote
roer, dat de wieken automatisch met den
wind doet meedraaien.
Ook de watermolens zijn al heel oud, wij
bedoelen dan niet de watermolens, die
door waterkracht gedreven worden, maar
die het overtollige water uit de polders
wegmalen. Toen men eenmaal den koren-
mólen had uitgevonden was er niet veel
vernuft meer voor noodig om te begrijpen,
dat een scheprad door dezelfde kracht ge
dreven kon worden als de molensteen. Voor
to Japan worden nog op vele velden de ouderwetsche
tredmolens gebruikt.
de lage landen, welke veel last van het wa
ter hadden, was de watermolen een uit
komst. Door bedijking van groote stukken
grond, welke vroeger moeras waren, kon
men vruchtbaar land winnen met behulp
van de onvermoeide molens en de winden,
welke nimmer zullen ophouden te waaien.
Zoo werden de molens een zegen voor de
onenschheid en zijn dit tot op heden ge
bleven, ofschoon zij door de toepassing van
stoom en electriciteit niet meer onmisbaar
zijn geworden, integendeel, door de moder
ne techniek worden de windmolens met uit
roeiing bedreigd en vandaar dat men ver
schillende vereenigingen oprichtte, om de
molen voor het landschap te bewaren, en
niet alleen voor de schoonheid van dit land
schap. Want de windmolens zijn zeer zui
nig; zij eisohen geen groote zorg, kosten niet
veel aan onderhoud en gaan eeuwen mee
en het voornaamste is wel, dat zij zonder
kolen of olie in beweging worden gebracht,
hetgeen vooral in dezen benarden tijd voor
vele molenaars een uitkomst mag heeten.
Maar om op de geschiedenis van den
molen terug te komen. Reeds vroeger was
ook het gebruik van waterkracht voor het
malen van koren bekend, maar de toepas
sing in ons land is zeer gering gebleven,
pmdat de riviertjes ten. eerste zeer
schaarsch te vinden zijn terwijl deze
bovendien vaak te weinig verval over
korten afstand hébben. Slechts in
Limburg treft men enkele van deze
watermolens aan.
Ook voor de besproeiing van lan
den werden nóg altijd molens ge
bruikt. Een typische getuigenis hier
van is het plaatje uit Japan in deze
pagina. Duidelijk ziet men, dat de land
bouwer zelf het schoepenrad in bewe
ging brengt, dat het water op zijn hoo-
ger gelegen akker moet brengen. Dit
soort watermolens is in Japan al zeer
oud. Ook gebruikte men paarden en
ezels, om in dit soort molens, tredmo
lens genaamd te loopen, en vaak wer
den hiervoor ook gevangenen en sla
ven gébruikt. De tredmolens dienden
niet alleen voor het besproeien van
landen, maar ook voor het malen van
koren. Het liefst gebruikt men blinde
paarden voor dezen eentonigen en zwa-
ren arbeid. Behalve voor het malen
van koren het het omhoogbrengen van
water gebruikte men de molens vroe
ger ook voor het persen van olie
uit zaden en heit zagen van
koren. Het liefst gébruikt imen blinde paar
den voor dezen eentonigen,-en zwaren ar
beid. Behalve voor het malen van koren
en het omhoogbrengen van water gebruik
te men de molenS vroeger ook voor het per
sen van olie uit zaden en het zagen van
hout, doch vooral in de laatste gevallen is
een groote bedrijfszekerheid een eerste ver-
eischte en zoodoende kwam men er toe, de
houtzaagmolens af te breken en op dezelf
de plaatsen fabrieken op te richten, of de
oliemolens te ontden van de wieken en er
motoren in te bouwen.
De windmolen wordt thans nog alleen
gebruikt voor het malen van graan en het
opvoeren van het polderwater. Er zijn ver
schillende constructies; in de eerste plaats
wijkt de bouw van den watermolen af van
dien der graanmolens, rriaar ook in het
uiterlijk is een groot verschil te bespeuren.
De achtkantige bovenbouw van hout op een
gemetseld onderstuk van 1 a 3 Meter hoog
te is typeer end
voor den water
molen. De op dit
onderstuk rus
tende boven
bouw loopt met
rechte of gebo
gen vlakken
spits toe en
wordt van bo
ven afgesloten
door een cirkel
vormige balk,
waarop de rol-
ring ligt, een
ring, waarop de
kap van den mo
len draait, naar
gelang de wind
richting. In deze
kap bevindt zich
een zware as,
waaraan scums
twee, meestal
vier wieken zijn
bevestigd, ter
wijl aan den an
deren kant de
staart zit, welke
naar beneden
loopt en waar
mede men den
wiekenstand kan
regelen en den
draaienden kap
kan vastzetten.
Als men een mo
len goed bekijkt
dan ziet men,
dat het draai
vlak der wieken
eenigszins hel
lend is, zoodat
ook de as eenigs
zins schuin ligt.
Aan de wind-
zijde steekt deze
as circa een me
ter naar buiiten
en in dezen
kop zijtn de vier wieken bevestigd. Vroeger
werden voor de molenassen de zwaarste
eiken genomen maar tegenwoordig worden
zij veel vervangen door ijzeren assen. Daar
waar de as aan beide zijden op de muren
van den molen steunt, is zij rond gemaakt
en rust in lagers en het spreekt welhaast
vanzelf, dat deze lagers voortdurend ge
smeerd moeten worden in verband met den
grooten druk en de wrijving welke daaruit
ontstaat, hetgeen maar al te vaak brand
ten gevolge heeft gehad. In het midden is
om deze as een groot kamwiel gebouwd,
waardoor de ronddraaiende beweging wordt
overgebracht op een verticale spil, welke
bij korenmolens den bovensten steen doet
draaien. Bij watenmolens loopt de spil door
tot op den grond.
Behalve deze molens heeft men er ook,
waarvan het geheele bovenhuis met den
wind meedraait, om een lagen, spitstoeloo-
penden onderbouw, terwijl men ook vaak
cirkelvormige, naar boven spits toeloopende
molens ziet, welke van steen zijn opgetrok
ken en met witkalk zijn bepleisterd. Het
draaibare bovenstuk is soms met riet be
dekt en soms met leien of zink.
De gerestaureerde „Dijkmolen" te Maasland
De wieken.
De wieken vormen den motor van den
molen. Zij vangen den wind op en brengen
de kracht over op de molensteenen, welke
het koren fijnmalen. Meestal is aan de wie
ken een latwerk bevestigd van een eigen-
aardigen, hollen vorm, welke in den loop
der tijden de beste is gebleken. Op dit lat
werk kunnen zeilen worden gesuannen,
welke al naar gelang de kracht van den
wind kunnen worden opgerold. Later heeft
men ook jaloezieën aangebracht op het lat
werk, welke al naar gelang de windsterkte
open of gesloten worden.
Het latendraaien van de wieken was nim
mer bepaald moeilijk maar het stoppen van
den molen wel en daarom heeft men op
de molenas een rem aangebracht, welke op
het tandrad loopt en vang wordt genoemd.
Dreigt er nu storm, dan zet men den vang
vast en ten overvloede aan den buitenkant
nog de wieken met een ketting, opdat de
molen niet door den vang zal loopen, het
geen een groot gevaar is, omdat dan van
stoppen geen sprake meer kan zijn en door
de groote wrijving de as in brand kan ge
raken, ofwel de spil en de kamraderen
kunnen worden vernield.
Het molenrecht.
In verschillende plaatsen kan men zien, dat
de molens hoog boven den grond zijn ge
bouwd en dat de eigenlijke molen is opge
richt op een hoog onderstuk. Daar waar
de toppen der wieken het dichtst bij den
grond komen is een houten steiger ge
bouwd, welke om den geheelen molen heen
loopt en vanwaar de molenaar de wieken
kan bedienen. Dit onderstuk is noodig, om
dat de molen, welke tusschen de huizen
staat anders te weinig wind zou vangen. Op
het land geldt voor vele molens nog het
z.g. molenrecht. Volgens dit rechit mag op
zekeren afstand van den molen geen ge
bouw worden opgetrokken of boom en wor
den geplant, welke den wind zouden weg
vangen.
Molensteenen en kwaliteit
van het graan.
In de windmolens wordt het graan tus
schen twee molensteenen gemalen. De on
derste ligt stil terwijl de bovenste door den
spil in draaiende 'beweging wordt gebracht.
Weinigen zullen weten, dat van het mate
riaal der steenen voor een groot deel de
kwaliteit van het gefabriceerde meel af
hangt. Zij moeten hard zijn en liefst toch
eenigszins poreus en bovendien zeer ge
lijkmatig van structuur. Fransche molen
steenen, welke uit kwarts bestaan, zijn het
meest gezocht, vooral welke uit zoetwater-
kwarts bestaan, maar die erg duur zijn.
In Nederland gebruikt men ook veel de
Andernachsohe of Niedermendiger steenen
uit de Eifel, welke uit poreuze augiietlava
bestaan. Niet altijd zijn de molensteenen
uit één stuk gemaakt. Zij kunnen ook uit
verschillende deelen bestaan welke met
gips en lijm aan elkaar worden gezet,
waarna het geheel door een ring van band
ijzer wordt versterkt.
De maal vlakken der steenen moeten
zorgvuldig worden bewerkt; met beitels
worden er groeven van bepaalde geometri
sche vormen in gemaakt, waardoor bij het
malen het grootste effect wordt bereikt,
terwijl tevens de regelmaat der uitwerping
van het meel wordt verzekerd. Na bepaal
den tijd moeten de molensteenen opnieuw
worden bewerkt.
De steenen zelf waren al zeer vroeg be
kend, al werden zij toen nog slechts in
handmolens gebruikt. Ook in den Bijbel
wordt het woord molensteen gebruikt.
O Molen.
De molen is altijd het onderwerp voor
talrijke dichters en prozaschrijvers ge
weest. Het groote, eigenaardige bouwwerk
in de velden trok hen aan en vooral de
levendigheid, welke de molen in het land
schap bracht heeft velen geïnspireerd. On
willekeurig kamt men ander den indruk
van het machtige maaien der wieken, wel
ke niet tot rust komen, alvorens de wind
gaat liggen, of de molenaar zijn taak als
geëindigd beschouwt. Het vrouwelijke na
geslacht van den molenaar is altijd, ten
minste in de oogen der dichters en ope
retteschrijvers, begiftigd geweest met vrou
welijk schoon en hoeveel prinsen zijn er
niet geweest, die in de verbeelding van
schrijvers met molenaarsdochters zijn ge
huwd, of om in meer dichterlijke taal te
spreken haar uit het huis van den mole
naar hebben ontvoerd, omdat deze zijn
dochter aan een of anderen boerenzoon had
beloofd.
En is het niet heel begrijpelijk, dat een
schrijver den journalist van de dorpskrant
aanspoorde kamers te huren op den molen
op enkele honderden meters van het stadje
gelegen, ten eerste omdat men vanuit dit
hooge bouwwerk den geheelen omtrek kan
overzien en dus geen brand voor hem ver
leren kan gaan en ten tweede, omdat op
den molen regelmatig de dorpsbewoners
komen, die niet alleen verhalen over het
weer, maar ook over de dorpspolitiek mee
brengen? Als de boer het koren naar den
molen rijdt bet eekent dit voor hem een
soort uitstapje en vaak blijft hij er uren
aanwezig, kijkend naar het meel, dat uit
zijn karen wordt gemalen en ondertusschen
pratend met den molenaar of diens knecht.
En als deze boer weer vertrekt is de mo
lenaar heel wat wijzer geworden en de vol
gende boer zal hetzelfde uithalen, zoodat
men op den molen van de geheele situatie
in het dorp op de hoogte blijft, kennis
neemt van de te sluiten huwelijken en van
alle andere zaken, waarin men in een dorp
belang stelt.
Door het regelmatige bezoek op den mo
len komt natuurlijk ook het gezin van den
molenaar in het volle licht der belangstel
ling te staan en heeft de molenaar dan een
aardige nakomelinge, dan zullen de jonge
mannen uit het dorp gaarne him vrachtje
naar den molen rijden, hetgeen alleszins be
grijpelijk is en vandaar waarschijnlijk dan
ook de verhalen over de schoone molenaars
dochters, die door toeval meer in aanraking
met de buitenwereld komen dan menig
meisje uit het dorp.
Verdwijnende dienaren.
Zooals reeds in den aanhef gezegd zijn
vele molens door stoomkracht of electrici
teit tot den ondergang gedoemd. Vrijwel
alle houtzaagmolens zijn uitgeroeid en dat
zijn er vele, wanneer men oude prenten
ziet van Amsterdam en Zaandam. Ook de
korenmolens worden met den ondergang
bedreigd en met 'honderden zijn zij met de
watermolens uit het Nederlandsche land
schap verdwenen. En vaak ten onrechte.
5 -.VV -f 'J
Een der mooiste watermolens van ons land,
n.l. die te Lins, zal uit het Friesohe land
schap gaan verdwijnen. De zooveelste.
Men brak den molen af als de bemaling
verbeterd moest worden en toch zou het
in vele gevallen mogelijk zijn geweest om,
gébruik makend van de moderne techniek
het monument uit vervlogen tijden zich
volkomen aan het heden te doen aanpassen.
Gelukkig is in dit opzicht heden ten dage
heel wat verbeterd. De wetenschap be
schikt over middelen om in vele gevallen
de gebreken, welke den molen aankleven,
op weinig kostbare wijze te ondervangen
en wel zoodanig, dat de eigenaar met min
der wind kan werken dan te voren het ge
val was.
Dank zij de onvermoeide werkkracht van
den deskundige A. J. Dekker werden vele
molens, welke met den ondergang werden
bedreigd, gespaard, omdat men tijdig de
noodige verbeteringen kon aangeven. Dank
zij ook het onvermoeide werken van de
vereenigingen tot behoud van den Holland-
schen molen, is er veel schoons behouden
gebleven, dat anders onherroepelijk ver
dwenen was. In Napoleons tijd draaiden er
in ons land achtduizend molens, thans nog
„slechts" vijfentwintighonderd en men mag
slechts de hoop uitspreken, dat van dit aan
tal nog slechts weinige zullen vallen.
H. P. B.
De oudste windmolen van Europa. Te Mauvinage, in Belgisch Henegouwen, staat
de oudste windmolen van Europa, welke uit het jaar 1180 dateert.