ZATERDAG 15 JUNI 1935 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD. - PAG. 9 DE AFGELOOPEN WEEK EEN ONTPLOFFING EN SPREEKT LUIDE TAAL, DOEN. JAPAN GAAT DERNISSEN VAN DEN G Ontploffing. Kruit is gevaarlijk goedje. De staten willen het alle bezitten, om elkaar ermee naar de andere wereld te helpen. Maar van tijd tot tijd ontploft het goedje zeer ontijdig en veroorzaakt de grootste ongelukken juist voor hen, die het voor een ander bestemd hadden. Zoo is te Reinsdorf bij Wittenberg Don derdagmiddag een springstoffabriek de lucht in gevlogen, waarbij waarschijnlijk een 50-tal dooden te betreuren zijn. Som mige berichten spreken van 500 a 1500 slachtoffers, maar deze cijfers zullen wel ingegeven zijn door een zekere zucht om den omvang van de Duitsche springstof- fabricage grooter voor te stellen dan zij in werkelijkheid is; terwijl aan den anderen kant de Duitsche berichtgeving alles doet om de proporties van den ramp zooveel mogelijk tot een minimum terug te bren gen. Zoo schuilt er politiek zelfs in de be richtgeving over een ongeluk. Omgekeerd weet de propaganda dit ongeluk te benut ten, want aan de slachtoffers zal een plech tige begrafenis worden bereid, waarbij partij- en rijksvertegenwoordigers aanwe zig zullen zijn. Zij worden zoo gemaakt tot de eerste martelaren van den algemee- nen dienstplicht, om wier hoofd de aureool straalt van de heroverde Duitsche eer. Mussolinidondert. De massa kan zich zelf heel wat wijs maken en laat zich vaak nog veel meer wijs maken door haar leiders. Vooral op het gebied van de nationale eer wordt heel wat onbekookte taal gesproken. Zoo heeft Mussolini dezer dagen weer eens een ouderwetsche donderrede gehou den te Cagliari op Sardinië, toen hij tot de zwarthemden sprak over de troepenver schepingen naar Oost-Afrika. Hij had het over het vereffenen van oude en nieuwe rekeningen met Abessy- nië en over het navolgen van de methodes van hen, die thans over Italië willen zede- meesteren. Dat laatste sloeg op Engeland, dat in de vorige eeuw ook z'n koloniën met geweld heeft veroverd. De Duce vergat echter daarbij, dat de tijden sindsdien wel eenigszins veranderd zijn; dat er althans een beweging bezig is baan te breken teneinde een principieele verandering in de opvattingen te brengen en het besef te doen doordringen, dat de aanpassing van de behoeften en belangen der volken voortaan behoort te geschieden in vriendschappelijke samenwerking en overleg, en volgens beginselen van recht en billijkheid. Sedert andere mogendheden wereldrij ken stichtten, heeft de Volkenbondsge dachte vasten vorm aangenomen en heeft zich gekristalliseerd in het vredesinstituut te Genève. Maar Mussolini stoort zich blijkbaar weinig aan Genève, als hem dat zoo in zijn kraam te pas komt. Intusschen is in den loop der jaren wel komen vast te staan, dat Mussolini metter daad niet zoo hard van stapel loopt als men zou denken als men hem hoort praten. Volgens berichten uit Engelsche bron is in overleg met de Engelsche en Fran- sche regeering een regeling voorgesteld van IN HET BUITENLAND EEN POLITIEK TINTJE. MUSSOLINI MAAR ER IS NOG WEL WAT AAN TE? KIJN EIGEN WEG. VREDE IN DE WEL- RAN CHACO. het Italiaansch-Abessynisch conflict, waar Italië wel ooren naar heeft. Volgens dit plan zou Italië zich definitief verbinden, geen militaire actie te onderne men en de grenskwestie door arbitrage te regelen. Abessynië zou Italië dan machtigen, een spoorweg aan te leggen dwars door Ethio pië van Massaoea, de Italiaansche haven aan de Roode Zee, tot Mogadiscio, de Ita liaansche haven in Somaliland. De Italianen stellen zich voor, dat de veiligheid van den spoorweg wordt gega randeerd als in Noord-China, d.w.z. dat aan beide zijden een gedemilitariseerde zone wordt geschapen, waar Italianen de admi nistratieve en politiediensten uitoefenen. De meening van Abessynië is nog niet bekend, zoodat men niet weet, of het plan eenige kans van slagen heeft. Het heeft veel weg van den toestand in Noord-China, zooals trouwens de geheele houding van Italië tegenover Abessynië veel weg heeft van de houding van Japan tegenover China. Voorwaarts Japan. Japan heeft de laatste weken weer eens een staaltje van zijn tactiek laten zien. Het stelt de wereld telkens voor een voldongen feit. Zoo ook thans weer door een uitge strekt Chineesch gebied te annexeeren. Want daarop komt neer wat in de Chi- neesche provincie Hoepei, waarin de oude hoofdstad Peking en de belangrijke han delsstad Tientsjin gelegen zijn, thans ge beurt. Na Korea, Mandsjoerije en Jehol, volgen thans Hoepei en Tsjahar als voorbereiding tot een uitbreiding van het door Japan „gecontroleerde" gebied tot de Gele Rivier en Mongolië. Welken vorm deze Japansche beheer- sching tenslotte zal aannemen, is nog niet duidelijk (wellicht een schijn-keizerrijk onder den „keizer van Mandsjoekwo" Kang-Teh). Doet er ook minder toe: het feit, waarop het aankomt is, dat Japan, als onderdeel van den grooten politieken op zet: Azië voor de Aziaten of liever gezegd, voor Japan, de hand heeft gelegd op vrij wel geheel Noord-China. Vrede in den Chaco. Terwijl in Noord-China deze „vreedzame" oorlog, die officieel geen oorlog heet, voortgaat, wordt in Zuid-Amerika een oorlog geli quideerd. Ook daar vochten aanvankelijk Bolivia en Paraguay zonder dat ooit de oorlog verklaard was; later gaf men open lijk toe, dat het meen ens was. Over dezen strijd, die jaren geduurd heeft, geeft het „Hbld." het volgende overzicht. Na een jarenlange niet-officieele gueril la om het bezit van het „Chaco"-gebied, waarvan de grens niet bepaald is, brak in Mei '33 eindelijk de officieele oorlog uit, hetgeen Genève aanleiding gaf, om tus- schen de twee bondsstaten te bemiddelen. Men herinnert zich met hoe weinig succes. Genève immers was ver verwijderd en de in conflict liggende bondsbroeders trokken zich niets aan van al die goedbedoelde po gingen van het hun in wezen geheel vreemd zijnde vredesinstituut. De Raad liet het daarom gaarne over aan eenige Zuid-Amerikaansche Staten en Washing ton om op hun beurt hun krachten te be proeven. Intusschen met hetzelfde negatie ve resultaat. Bolivia, dat oorspronkelijk den strijd be gonnen was, teneinde via het Chacogebied een uitweg voor zijn handelsproducten naar zee te vinden (nadat dit land als ge volg van den oorlog met Chili in 1879 van de Pacifichavens was afgesneden), wilde aanvankelijk, toen het dank zij zijn mo dern uitgerust en goed geoefend leger aan de winnende hand was, niet weten van bemiddeling. Toen het krijgsgeluk keerde en de Paragyanen, militair weliswaar zwakker, maar beter gewend aan het kli maat in het oorlogsgebied, de Bolivianen telkens verder terugwierpen, -was het de beurt aan Paraguay om bemiddeling te weigeren en succes slechts van wapenge weld te verwachten. De strijd, ingezet door Bolivia om een uitweg van zijn pro ducten naar zee, veranderde in een ver woeden oorlog om het bezit van de Boli- viaansche olievelden, waarbij de twee par tijen, zoolang zij nog iets konden praestee- ren, niet wilden toegeven en elke inmen ging, van welke zijde ook, afwezen. Hierin is thans verandering gekomen. Men krijgt n.l. sterk den indruk, dat de strijd eindigde wegens gebrek aan strijders. De oorlogvoerenden zijn nu bei den voldoende murw geslagen, om het oor te kunnen leenen aan de bemiddelaars, wier voorstellen de wederzijdsche gedele geerden ter wapenstilstandsconferentie te Buenos Aires reeds hebben aanvaard. Deze wapenstilstand volgt in hoofdlijnen de regeling, in November voorgesteld door de adviseerende commissie van den Vol kenbond welke echter, door (het terrein- verliezende) Bolivia toentertijd aanvaard, door Paraguay werd afgewezen. Men zal zich herinneren hoe in Maart daarop te Genève de noodzaak werd besproken van toepassing van sancties tegen het obstinate Paraguay, dat de „aanbevelingen" van den Raad negeerde. Een uitweg werd toen ech ter gevonden door aanvaarding van het voorstel van Brazilië, Argentinië, Chili, Peru, Uruguay en de Vereenigde Staten, om alsnog een bemiddelingspoging te be proeven. Worden de wapenstilstandsvoorwaarden thans geratificeerd door Bolivia en Para guay, dan worden de vijandelijkheden ge staakt voor twaalf dagen, gedurende wel ken termijn een militaire missie uit de be middelende staten de door de twee legers in te nemen stellingen zal vaststellen. Hierop moeten dan rechtstreeksche onder handelingen volgen, als inleiding tot een definitieve vredesconferentie. Mislukken deze, dan zou het conflict voor het Haag- sche Hof worden gebracht. Duurzame beëindiging van den strijd kan echter alleen verkregen worden door oplossing van het probleem der, sinds een einde kwam aan de Spaansche overheer- sching nimmer vastgestelde grenzen tus- sching, nimmer vastgestelde grenzen tus- oorsprong van alle kwaad en hier zal een principieele beslissing moeten worden ge troffen, wil men een herhaling voorkomen van den waarschijnlijk meest bloedigen strijd, welken Zuid-Amerika ooit gekend heeft. LEEST DE ADVERTENTIES IN UW DAGBLAD. De sluizen kort en Het deel van Leidschendam dat ligt op Stompwijks grond, Bij 't welk ter Go u d e, als D o r t, besten dig voordeel vond, Is door gansch Nederland beroemd, En wordt, een hoofd juweel in Leiden's kroon genoemd. Afgezien van de afgezaagde juweel-ver gelijking, geeft dit gedicht van de „Stads en Dorpsbeschrijver" in enkele regels een juiste kijk op de kwestie, die ons reeds in een vorig artikel bezig hield: de oorsprong en de groei van de Leidschendam. Wanneer de dam in de gracht van Cor- bulo is gelegd, is onbekend. In 1434 reeds werd een overeenkomst gesloten tusschen de regeering van de stad Leiden en den Heer van Naaldwijk en Capelle, waaruit blijkt wat aan deze dam voor overtocht van goederen moest worden betaald. Alles wat draagbaar was en onder den arm kon gehouden worden, was van betaling vrij. De aanleg van den Leidschendam schijnt op de eerste plaats te zijn geschied om aan Gouda en Dordrecht (en daarop zinspeelt bovengenoemd gedicht) een voordeeltje te bezorgen. Door met een dam de vrije vaart en de Vliet af te sluiten, werden het stapelrecht van Dordrecht en de tollen van Gouda begunstigd. Kleine schepen konden worden „over gehaald" (vandaar ook de oude benaming „Overtogt"), maar groote schepen moes ten een omweg maken via de Gouwe enz. Het lag dus voor de hand, dat Gouda en Dordt telkens in het geweer kwamen, wanneer er sprake was in de Leidschen dam een sluis of verlaat te maken. In 1491 waagde men het voor de eerste maal een sluis aan te leggen. In broederlijke eensgezindheid dienden Gouda en Dordt een klacht in bij de Rekenkamer te den Haag, maar de heeren kregen nul op re quest. Toen papieren aandrang niet ge lukte, grepen de Goudsche heeren naar doeltreffender middelen om hun zin door te drijven: het varen door de nieuwe sluis werd met geweld gestuit en het - geheele werk kort en klein geslagen. Het ..Gerechte der Stede van der G o u d e" had namelijk de geheele vroed schap van de stad bijeengeroepen, waarbij een resolutie in dien geest was aangeno men. Bovendien werd iedereen, die aan de vernieling van de sluis deelnam door de stad in haar hooge bescherming genomen. Ter uitvoering van deze resolutie verza melde zich in de maand Januari 1492 ,een seker getal van persoonen, die by consent als vooren uytreysden ende sloegen alle de voorz. Spoeyen en de verlaten aan stucken, ende deedense of ende te niet". Maar al gebeurde deze rechtspleging met consent van Gouda en Dordrecht, Keizer Karei V nam er toch geen genoe gen mede. Bij ordonnantie Van het Hof van Holland van den 4 November 1514 werd besloten, ten gerieve van de waterloozing van Rijnland door den Leidschendam een duiker of sluis te mogen leggen. In het jaar 1578 werden, volgens een octrooi van Keizer Karei, door de stad Delft twee verlaten in de dam gestoken. Bij beschikking van 8 November 1675 werd door de Regeering van Leiden ver gund, om eene brug te leggen over de Vliet aan den Leidschendam, „om met canonnen te kunnen bereden worden". (Door aan koop waren in 1610 Stompwijk, Zoeter- woude, Wilsveen en Tedingerbroek am bachtsheerlijkheid geworden van Leiden). De oude sluizen hadden geen deuren, doch bestonden uit zware schuiven, die in den grond werden neergelaten. Op de bruggen, die bij ieder der sluizen behoor den, stond een houten gebouwtje, waarin de knechts door middel van windassen de sluizen omhoog en omlaag draaiden. Buitengewoon actief waren in dien tijd UIT DE GESCHIEDENIS VAN LEIDSCHENDAM. n. geslagfcnl detrekschuiten. Daar de haastige trek schuit-reizigers niet konden wachten, tot hun boot aan de beurt was om geschut te worden, hadden de reeders in de Leid schendam twee schuiten gemeerd, zoodat de passagiers van Leiden naar den Haag, vice versa, konden overloopen en met be kwame spoed hun reis konden vervolgen. Na het kabaal, dat de Gouwenaars er gemaakt hebben, bleef de Leidschendam voor verdere wederwaardigheden gespaard. Rond de sluizen vestigden zich jaar op jaar meer personen, die bij handel en scheepvaart geïnteresseerd waren. Leid schendam werd een welvarend dorp en begon langzamerhand, ofschoon uit twee gemeenten samengesteld, tot 'n éénheid te versmelten. W. B. Op welke lijst? De a.s. Gemeenteraadsver kiezingen In de maand Juni worden in alle ge meenten van dit gewest de gemeente raadsverkiezingen gehouden. Hieronder volgen de data, waarop in de verschillende gemeenten de verkiezing wordt gehouden, met daarnaast het nümmer van de lijst der R. K. Staatspartij in ieder dier ge meenten: 17 Juni: NIEUWVEEN lijst no. 2 19 Juni: HAZERSWOUDE lijst no. 1 ALPHEN a. d. RIJN lijst no. 1 WASSENAAR lijst no. 7 ZEVENHOVEN lijst no. 2 BODEGRAVEN lijst no. 9 ZWAMMERDAM lijst no. 3 KOUDEKERK lijst no. 1 NOOTDORP lijst no. 2 LEIDERDORP lijst no. 1 WOUBRUGGE lijst no. 1 20 Juni: ZOETERWOUDE lijst no. 2 21 Juni: WOERDEN lijst no. 3 25 Juni: VOORSCHOTEN lijst no. 1 26 Juni: LEIDEN lijst no. 1 BOSKOOP lijst no. 2 KATWIJK lijst no. 5 HELLEGOM lijst no. 8 FEUILLETON. DE DIEF, DIE EEN DIEF VING WYNDHAM MARTYN. Naar het Engelsch van (Nadruk verboden). 38) Ze bracht hen naar de bibliotheek. „Dit is de eenige kamer, waar gestookt wordt", legde ze uit. „Morgen komt er per soneel, en de werkvrouw is net wegge gaan." Zooals Trent al verondersteld had, was Garland op den avond van den dag, dat hij kapitein Hammond had ontmoet, ver dwenen. Maar zijn manier van doen was ongewoon geweest. Hij was zonder drei- gemeenten of beschuldigingen weggegaan. Hij had heelemaal niet over Hammond ge sproken. Lora gaf toe, dat ze voor de een of andere uitbarsting van woede had ge vreesd, toen ze alleen met hem was. Hij had zelfs het menu van het diner bespro ken, dat hij zijn ongewonen gast wou aan bieden, ofschoon hij Hammond's naam niet genoemd had. Maar door zijn vriendelijke woorden schemerde een beheerschte, maar ontzaggelijke woede. Om 4 uur had hij haar gevraagd iets voor hem te doen, dat volgens zijn bewering van het grootste belang was. Het was een bezoek aan Hampstead. Zij moest ergens een briefje afgeven en op antwoord wach ten. Ze zou met de auto gaan, maar op het laaste oogenblik haperde er iets aan het stuur. Achteraf beschouwd geloofde het meisje, dat hij dat met opzet had gedaan. Zij ging toen per trein en gedeeltelijk met de bus. Het adres was moeilijk te vin den en toen bleek, dat er niemand van dien naam woonde. Zij begreep nu, dat hij haar expres had weggezonden om voor bereidselen voor zijn vlucht te kunnen tref fen. „En de bedienden?" vroeg Trent. „Om zes uur waren ze allemaal vertrok ken. Zoodra ik weg was, ontsloeg hij hen allen en gaf hun twee maanden loon. Na tuurlijk maakten ze geen bezwaren. Ik zou het nooit geweten -hebben, als de keuken meid haar parapluie niet had vergeten. Zij zei, dat hij hun verteld had, dat hij we gens het overlijden van een familielid op reis moest." „Heeft hij alles meegenomen?" vroeg Wadham. „Alles, wat hij heeft meegebracht", gaf ze ten antwoord. „En sommige trommels waren zoo zwaar, dat twee man ze nauwe lijks konden dragen." „Hij kon ze wel tillen", zei Trent. „Dat deed hij ook. Maar hij kon niet zonder arg waan te wekken met die dingen op zijn sterke schouders door Hampton Wick wan delen. Hij moet langs de rivier zijn ont snapt." „De boot is weg", deelde Lora mede, „ik kon zijn voetstappen naar het bootenhuis volgen." „Was er een groote boot?" vroeg Wad ham. „Ja, maar daar kon hij die zware trom mels niet mee vervoeren." „Is de auto er nog?" vroeg Trent. „Ja", klonk het. „maar geen chauffeur. Hij werd ontslagen net als de anderen." „Was het mistig toen hij wegging?" „Er hing een dikke mist, toen ik thuis kwam." „Hoe laat was dat?" „Mijn trein kwam om half elf aan. Ik liep uren door Hampstead". „Ik kan het me precies voorstellen", sprak Trent langzaam. „Hij had het heele huis voor zich, en trof dus kalm zijn voorbereidselen. Hij had zonder twijfel al vastgesteld, dat zijn ba gage in de kleine boot kon, dus laadde hij die vol en droef toen langzaam de stroom af naar een van te voren reeds uitgeko zen landingsplaats. We weten, dat het mis tig was, dus bleef hij onopgemerkt. Mis schien ging hij in den eenen of anderen tuin aan wal en wurgde den trouwen waakhond. De tuinlui lagen in bed en de geheele wereld lag voor hem open." Trent zuchtte. „Als ik maar bijtijds ge waarschuwd was. Kun je je niet de span ning voorstellen, waarin hij verkeerd heeft? Hij moest al die zware dingen zon der hulp versjouwen, terwijl hij wist, dat het veel tijd zou vergen en toch was hij vastbesloten niets achter te laten. Ieder takje, dat kraakte, kon wel een politie-sig- naal zijn. Toch was het een van zijn „groo te nachten", want hij verdween spoor loos". Hammond zweeg. Zijn geluk, dat hij met Lora samen was, werd getemperd door het feit, dat Garland door zijn ongeduld ont komen was. Hij herinnerde zich, dat Trent hem had aangeraden in de stad te wachten, tot de komst van het telegram. „Het is allemaal mijn schuld", zei hij somber. „Ik geef -juffrouw Craig de schuld", praatte Trent vroolijk. „Zij oefende die aantrekkingskracht op je uit." Het meisje keek hem verwijtend aan. „Het was mijn schuld", erkende ze. „Ik had niet moeten gaan. Ik ging, omdat ik graag uit zijn buurt wilde zijn om hem niet de gelegenheid te geven me over ka pitein Hammond uit te hooren". Het scheen haar toe, dat ze nooit de gedachte zou kunnen afschudden, dat geeA van die mannen, die haar zoo graag wilden hel pen, tegen Charles Garland opgewassen „Komaan, houdt goeden moed", beval Trent. Deze algeheele begrafenisstemming is een te groote eer, zelfs voor dien aarts oom. Kijk eens naar Hamond. Hij zet een lang gezicht, terwijl hij dol blij moest zijn, dat je voor goed van Garland bevrijd bent. Hij heeft in het geheel geen reden om te zuchten." „Ben ik", vroeg ze, „werkelijk vrij?" „Ja. Ik ben de eenige, die een echte so lide grief heeft. Ik ben degeen, die voor de gek is gehouden. Ik ben niet zoo beschei den als jullie. Ik heb wel degelijk een hoo ge dunk van mezelf. Ik dacht o.a., dat ik tegen Garland was opgewassen. Ik was niet alleen van plan hem zelf te pakken te krij gen, maar ook die schatten, en hier sta ik nu schaakmat gezet door een nachtelij ken tocht in een bootje! Mijn eenige onmiddellijke wraak zal zijn, wat van zijn wijn op te drinken. Ik hoop, dat hij de wijnkelder niet leeg heeft ge haald." „Dat heeft hij wel gedaan", zei het meis je onverwachts, „hij heeft niet alleen den wijn, maar ook alle blikjes, drie pond thee en een heele Edammer kaas meegenomen." „Hij denkt ook overal aan", merkte Trent op. „Hij weet, dat het verstandiger is niet direct te gaan winkelen, dus neemt hij zijn voorraad mee. Ik hoop, dat hij nog iets heeft overgelaten. We zijn van plan hier te dineeren, juffrouw Craig". „Ik heb boter, eieren en spek, en wat an dere kaas". „Schitterend!" zei Trent. „Nu zal ik Wadham eens de loef afsteken. Hij heeft me eens heel statig medegedeeld, dat het maken van lekkere hapjes een van zijn kleinere begaafdheden uitmaakte. Ik ben een specialiteit in ommelettes, vooral met rum, waarin blink jij uit?" „Nergens in", antwoordde Hammond, nog steeds somber gestemd. „Zij, die den kok helpen, zijn ook nuttig. Ga jij de kachels aanleggen en het oude huis vroolijk en gezellig maken. Op naar de kolen-bergplaats! Lora, wil jij hem den weg wijzen? Jij niet, Wadham", voegde hij er aan toe, toen Wadham aanstalten maak te hen te volgen. „Laat die lieve kinderen in 's hemels naam een paar seconden alleen. Bezit een conservator dan geen greintje romantisch gevoel?" „Daar dacht ik geen oogenblik aan", gaf Wadham toe. Buiten de deur nam Hammond het meisje in zijn armen „Lieveling", fluisterde hij. „Trent zegt, dat alles in orde komt. O, Lora, wat zie je er lief uit!" „Juist niet", lachte ze, „door al die emo ties lijk ik wel vijftig." „Dat is nu allemaal voorbij. Laten we alles vergeten, behalve dat we elkaar lief hebben." In de biblotheek wilde Wadham zich niet laten opvroolijken. Trent lachte, toen Wadham opsprong, bij het rinkelen van een kopje, dat op den grond viel. „Dat beteekent een zoen", verklaarde hij. ..Als ze nu eens al het gehuurde porcelein van Woodlawn breken? Begrijp je dan niet, dat deze aardige jongelui verliefd zijn en vol hoop en droomen voor de toekomst?" „Daar kan wel eens iets tuschen beide ko men", antwoordde Wadham. „Hun toe komst. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 9