'AME5 RUBRIEK T r? UIT VERVLOGEN TIJDEN. VOOR DE KINDEREN. «r/i7 Tl/ r DE WISSELING DEK JAARGETIJDEN... brengt den menschen arbeid. Arbeid, wel ke, misschien niet direct noodzakelijk voor het levensonderhoud, onontbeerlijk is voor de levensvreugde. Hoe intens kan het ge not zijn, als U Uw eigen kleeding zelf heeft gemaakt. Dan zegt U: „Dat is m ij n werk!" U bent er trotsch op en terecht. Wij hel pen U deze arbeidsvreugde te verwerven door onze patronen op goedkoope wijze be schikbaar te stellen voor onze lezeressen. U doet slechts dit: Zend 36 ct. 6 ct. (voor port) aan de Redactrice Damesrubriek, L. v. Meerdervoort 45a, Den Haag. De bestel- linig kan ook per giro (125025), of per post wissel geschieden. Wij, moderne vrouwen, weten over het algemeen maar weinig van onze zusters uit de vorige eeuwen. Daarom willen wij nu het een en ander schrijven over de vrouw uit de 12e eeuw, de burgvrouw, die in een soort 'van arendsnest, gebouwd op den top van ongenaakbare rotsen, of op den bodem van diepe, holle wegen, haar leven sleet. Het leven van een burgvrouw uit de 12e eeuw vloot niet minder kalm, niet minder vreedzaam voort dan de kab belende fontein van het kasteel, niet min der eentonig dan het gezang van den kre kel op de uitgedroogde boomen der vlakte, niet minder somber en naargeestig dan het gekrijsch van den kerkuil en den raaf, die in de spleten der daktorens huisden. De eentonige leefwijze werd door slechts weinig verstrooiing afgewisseld. Even op gewekt en levendig als de blonde gezellin van Tithon, riep de edele vrouw van het kasteel, reeds des morgens vroeg haar op perhofmeester bij zich, sloot met hem de uitgaven van den vorigen dag af, en stelde hem de noodige gelden voor de behoeften van den nieuwen dag ter hand; steeds werkzaam, ijverig en onvermoeid, deelde zy haar bevelen uit, bezocht de zalen, de duistere gaanderijen, nam alles in oogen- schouw, vanaf de kelders tot den zolder, zag alles met eigen oogen en gaf alles met eigen hand. Omstreeks het middaguur werd de burg- Trouw door een zwerm van jonge meisjes omringd, het waren de jonkvrouwen van haar gevolg, eenvoudige onschuldige kin deren, wier kleine moedwillige schertsen een genoeglijk contrast opleverde tegen de strenge ernst en fierheid van haar meeste- Meestal werd dan een wandeling over de groene heuvels gemaakt, om te „herbori- seren", want de burgvrouwen en haar volgjuffers, prinsessen, konings- en kei zersdochters, leerden destijds de kunst om door middel van geneeskundige kruiden de kwetsuren te heelen van ridders, die in de gevechten met wonden overladen of in de steekspelen uit den zadel waren ge worpen. Zelden besloot de burgvrouw tot eenigszins verwijderde uitstapjes. Toch was het vermaak van de jacht haar niet on verschillig. Een van de voornaamste bezig heden van de burgvrouw was het bordu ren, zij borduurde tapijten en behangsels, stoelbekleeding en beddedekens. Op de DE LEVENSWIJZE VAN EEN 12e-EEUWSCHE BURGVROUW muurkleeden werden vaak heele helden gedichten geborduurd. Ook schilderen was over het algemeen een geliefde bezigheid voor een burgvrouw. De burgvrouw doschte zich uit in fraaie kleederen, in vorstelijke mantels met her melijnen kragen en hooge pronkende mus sen, waarmee zij naar de tournOoien ging om de prijzen aan de dapperste kamprid ders te overhandigen. EENVOUDIGE ZOMER JURK. Bijgaand model (no. 915) is een mo del voor een een voudige zomerjurk, vervaardigd van zo- merlinnen, dat zon-, licht- en kleurecht dient te zijn. De japon zelf wordt vrij eenvou dig gemaakt. Op het eerste gezicht gelijkt zij door een apart lijfje en aparte rok ge scheiden, doch dit is niet zoo. Om het middel komt een smal ceintuurtje van de japonstof en de hals wordt hoog gesloten. De mou wen zijn kort en nog enkele centi meters boven den elleboog. Het is de smalle plissée, welke de hoofdgarneering uitmaakt, daarom kieze men het pa troon van de japon- stof niet te druk, anders geraakt de plissée-garneering op den achtergrond en men krijgt een „opgeprikte" japon. Indien gewenscht kan de jurk van voren, nl. licht opzij, worden gesloten. Anders zette men de met de japonstof overtrok ken knoopen er „loos" aan. DE DAMESMODE ROND 1860. Dat de 'mode altijd de grootste belang stelling van de vrouw heeft genoten, blijkt wel uit het ontelbaar aantal modebladen en -tijdschriften, welke er reeds langs ver schenen, vóór dat men het gemak van een dagelijksch verschijnenil nieuwsblad kende. In dit artikeltje willen wij het echter spe ciaal hebben over de damesmode rond 1860. Het nieuwste model onder de hoeden in het voorjaar van 1858 was de z.g. Victoria hoed, welke wel een groot verschil was met de tot dan toe in gebruik geweest zijnde Lil- lipuftsche hoofdbedekking, zooals wij die nog op oude modeprenten aantreffen. Een nauwkeurige beschrijving van den Victoria- hoed zal feitelijk wel overbodig zijn. Van boven was de rand van den hoed hartvor mig gebogen; hij sloot onder aan de kin met een sierlijken strik in de meest helle kleuren. Langs de beide zijden van dit lint was een z.g. barbe van kant aangebracht. De hoed werd meestal met veer en versierd, terwijl het verdere garnituur uit Schotsch lint bestond. „De Victoriahoed, zoo schre ven de mode-ontwerpers, is meer speciaal voor rijtuigen bestemd, doch kan, en dit maakt de waarde daarvan uit voor die genen onzer schoon en, die niet in een dili gence kunnen of wensohen te zitten, ook te voet worden gedragen". Voor het geval, dat er onverhoopt een vredebreuk tusschen Engeland en Frank rijk mocht ontstaan en de Victoriahoed in Frankrijk in onbruik zou geraken, werd enkele weken na de invoering van den Vic toriahoed een „Chapeau-rupture" uitge dacht. De japonnen in 1859 bevatten ontstellend veel zijden strooken en bloemen. Boven op den rok werden nog afzonderlijke drappe- rieën aangebracht, eveneens van zijde. Het is te begrijpen, dat alleen de dames, dïie over een dikke beurs beschikten, met een dergelijke japonnenmode konden meedoen. In een oud modeblad van 1859 lazen wij, dat de japonnenmode in dat jaar zooveel zijde voorschreven, om de nood in de zijde- industrie, welke toen heerschte, eenigszins te lenigen. Begrijpelijkerwijze begroetten de zijdefabrikanten deze mode met gejuich, want nauwelijks was bekend geworden, dat zijde „de" hoofdschotel van het mode menu zou uitmaken, of de zijdeindustrie onderging een opleving zooals de fabrikan ten in jaren niet hadden gekend. Zoo breed als de rokken in de jaren 1860 1870 waren, zoo smal waren de lijfjes, waarin de dames zich wrongen. De lijfjes werden gesloten met twintig, dertig knoop jes. De mouwen waren daarentegen wijd, zeer wijd en liepen in de manchetten nóg wijder uit. Deze manchetten bestonden meestal uit een breeden strook ecrukant of echte kant, wanneer de draagster het kon betalen. De bef op het lijfje moest dan in dezelfde tint en kwaliteit zijn als van de manchetten. Zwarte moiré-zijde werd in die jaren hoofdzakelijk gebx*uikt voor de zomerman tels en omslagdoeken. De rouches speelden bij de mantelgarneering een voorname rol. Het was in het operaseizoen 1858'59, dat een beroemde zangeres, die in de Fransche Opera te Parijs de hoofdrol moest zingen in „Magicienne" op den premiere-avond schitterde met een avondmantel, welke ge heet bedekt was met kleine, met de hand gemaakte stoffen roosjes. Dit nieuwigheid- je werd door de Fransche dames zoo beel dig gevonden, dat het al spoedig door velen werd nagemaakt. Het kwam trouwens in die jaren vaak vootr, dat Fransche actrices of zangeressen een nieuwe mode invoerden. De crinolines werd rond 1860 nog druk gedragen. Iedere dame, die ook maar iets om haar uiterlijk gaf, schafte zich een der gelijk kleedingstuk, of juister gezegd, een dergelijk geraamte, waarom het kleeding stuk moest komen te liggen, aan. De cri nolines waren, zoolang zij in de mode zijn geweest, de spot van de boosaardige las teraars en talrijk zijn de anecdoten, welke er rond de crinolines in die dagen gingen. Zoo verhaalde het thans nog zeer bekend Engelsch tijdschrift „Punch" in een zijner nummers van 1860, dat een dame, die de koninklijke academie van schilderijen te Londen bezocht, in zwijm viel by het zien van een schilderstuk, waarop de te Cawn- pore begane wreedheden waren afgebeeld. Door den grooten omvang van haar crino line was het echter niet mogelijk haar te naderen en men kon haar dus de noodige hulpmiddelen, zooals eau de cologne, eau de carmes, enz. niet toedienen. De omstan ders waren niet by maohte de bewustelooze dame weer bij te brengen, totdat een der bezoekers een kloek besluit nam en een deel der crinolinefo arrikade met zijn zak mes opensneed. „Een minuut later, en de gevolgen zouden vreeselijk zijn geweest!" voegde „Punch" er aan toe HET KOMT TE PAS. Het opstrijken van heerenkleeding is iets, dat voor vele vrouwen van belang is. Want nietwaar, het kan toch gebeuren, dat men plotseling tot de ontdekking komt, dat de plooien in den goeden pantalon van den heer des huizes allesbehalve onberispelijk zitten, of dat het colbertje er, wat de snit betreft, door het in de kast hangen, niet mooier op geworden is. Welnu, geeft het kleedingstuk even een warm ijzer, en wij zijn gered. Jas, broek en vest worden op de strijkplank gelegd en bedekt met een voch- tigen, schoonen, katoenen of linnen doek, maar in ieder geval geen wollen, halfwol len of flanellen doek, want dat geeft haar tjes af, welke er haast met geen mogelijk heid af' te krijgen zijn. Welnu, heeft men dus een schoonen linnen of katoenen doek op het kleedingstuk gelegd, dan wordt er met heete bouten overheen gestreken, tot dat de natte bedekking droog is geworden, maar wacht dan ook niet te lang, want zoo dra de doek geheel droog is, kan zij gaan schroeien. Wanneer de plooi of de vouw na de natte-doek-behandeling nóg niet keurig zitten, ga er dan niet over met het bloote yzer, want dat maakt glimplekken. Als men door onvoorzichtigheid toch een glimmende plek heeft gekregen, dan kan deze worden verwijderd door de glimmen de plek boven de stoom te houden. Glim mende plekken, ontstaan door het zitten of geregeld schuren op een bepaalde plaats van het kleedingstuk, kunnen eveneens door stoom worden verholpen. Voor de kleine meisjes vindt U deze week ook enkele patroontjes. Het eerste model (no 916) is geschikt voor meisjes van 711 jaar. De jurk is vervaardigd van voile of dunne zijde en dient meer om bij bepaalde gelegenheden te worden gedra gen. Het model is zeer gemakkelijk. De jurk loopt zoowel van voren als van ach teren gewoon recht en glad. Zij wordt ge sloten op de schoyders met enkele knoop jes, overtrokken van de stof van de jurk. De kraag van deze kinderjurk is wijd en lang, valt dus gemakkelijk over de armen heen," zoodat het kind voldoende vrijheid van bewegen heeft. Om het middel komt een ceintuurtje, gemaakt van enkele lin ten en gestrikt op den rug op of zijde. Als afwerking dient gemouchd lint, dat zoowel aan den kraag als onder aan den zoom wordt bevestigd. Het tweede modelletje, no. 917 is een kinderjurk, geschikt voor meisjes van 5 10 jaar. Het jurkje heeft een korte bolero, daarom dient de jurk zelf geen garneering te hebben. Men kieze als materieel zijde-linnen of halflinnen. Het jurkje loopt gewoon recht, zoowel van voren als van achteren. Op het lijfje van voren krijgt het enkele knoopen als versiering. De sluiting geschiedt weer op den schouder. De bolero, welke er over heen valt, is heel kort en heeft een geschulpten rand. Het jasje vloeit inéén met de korte, klok kende mouwtjes, welke ook een geschulp ten rand bezitten. Het jurkje kan aan één stuk worden ge knipt. Het derde jurkje is voor kinderen van 3 tot 7 jaar. Het is gemaakt van dik linnen materiaal, dat gemakkelijk is te bewerken bij het ajouren van het lijfje en den zoom. De mouwen hebben bovendien nog een paar klokmouwtjes, welke men natuurlijk ook achterwege kan laten. De sluiting ge schiedt weer op de schouders, door middel van knoopjes en stofhaakjes. Het lijfje is bewerkt door een ajoursteek, ZOMERSCHE JURKJES. v ;•/- 4. - evenals de zoom. Lijfje en rok worden aan elkaar gezet; aanééngeknipt lijfje en rokje zou, omdat de rok klokkend moet worden geknipt, veel stof in beslag nemen. De hals is vierkant geknipt. De boord jes van de pofmouwtjes mogen niet te strak zitten. Zij ipogen niet om de armen knellen. De zoom van het jurkje is geschulpt en afgewerkt met een festonsteek. Hoe de vrouwen werden „opgevoed" In den tijd van Maria Stuart. Omtrent de voormalige vrouwelijke op voeding in Engeland (n.l. onder de laatste Stuants), in vergelijking met de tegenwoor dige, verhaalt men het volgende: Wat de gemalinnen der aanzienlijke grondeigena ren en hun dochters betreft, zoo bestond haar letterkundige voorraad gewoonlijk in een gebedenboek en een verzameling van geneeskundige recepten. In elk geval ver loren zij er weinig door, dat zij in landelijke afzondering leefden. Want zelfs in de hoog ste standen en betrekkingen, welke de voor naamste hulpmiddellen tot verstandsont wikkeling bieden, waren de Engelsche vrou wen van die eeuw (onder Karei II en Ja cobus n) veel slechter opgevoed dan in ieder ander tijdvak sedert de herleving van de wetenschappen. In vroeger tijden hadden zij de meester stukken der oudheid beoefend. Gedurende de laatste helft der 17e eeuw schijnt de vor ming van den geest bij het vrouwelijk ge slacht bijna geheel veronachtzaamd te zijn geworden. E>e geringste oppervlakkige kennis van de natuur, die men bij een vrouw bespeurde, deed haar voor een won der doorgaan! Hooggeborene, volgens haar hoogenstand opgevoede en van nature zeer vatbare vrouwen, waren niet in staat een enkelen regel in haar eigen taal te schrij ven, zonder fouten tegen de taalregels te begaan. Dit laat zich echter gemakkelijk verklaren: «Onbeperkte buitensporigheid, het natuurlijk gevolg van onbeperkte ge strengheid, was in de mode en de buiten sporigheid had haar natuurlijke werking teweeg gebracht: de zedelijke vernedering der vrouwen. Wel behoorde het tot den toon om aan haar verzinnelijkte schoon heid ruwe en drieste hulde toe te brengen, maar de bewondering en begeerte, welke zij inboezemden, waren slechts zelden met achting, met genegenheid of eenige ander ridderlijk gevoel verbonden. De eigenschappen, welke haar geschikt maakten om levensgezellinnen en ver trouwde vriendinenen te zijn, schrikten de woestaards van Whitehall (Londens ko ninklijke residentie) meer af, dan dat die hoedanigheden iets aantrekkelijks voor hen hadden. Aan het hof eener freule, die zich weel derig kleedde, die de taal der oogen sprak, die zich niet geneerde met-haar kamerjon kers en wacht-offieren te stoeien, weel derige, hartstochtelijke verzen te zingen of zichzelf voor geestig te laten doorgaan door de kleeren van een page aan te trekken en zoo op een diner te verschijnen, had eer der kans een rijken, hoogstaanden, adel lijken gemaal te krijgen, dan Johanna Grey of Lucie Hutschinson zouden hebben ge had. MODERN ZOMERCOMPLET. No. 914 laat U zien. een modern zomer- complet, echter niet bepaald geschikt voor het heel jonge meisje, omdat zich daarvoor de snit van den mantel niet leent. De japon behoeft nau welijks een omschrijving, omdat het mo del vrij een voudig is. De japon wordt feitelijk woon recht 'geknipt, ter wijl groote pofmouwen wel aardig zullen staan, waartoe het model van den mantel zich zeer goed leent. Aan den zoom, of beter gezegd twintig centi meter bóven den zoom, worden twee strooken ge maakt, ter versiering van den rok. Verder be hoeft de jurk weinig of geen garnee ring. Bijzonder geestig kan het zijn, wan neer men bij dit ensemble eenzelfde paar gebloemde handschoenen draagt. Maar daar het maken van handschoenen niet bepaald een werkje is, dat iederen dag voorkomt, zullen vele dames, hoe aardig zij deze com binatie ook zullen vinden, van het maken van een paar handschoenen wel afzien. De mantel van dit ensemble is tamelijk ingewikkeld, hoe eenvoudig hij ook ge lijkt. Het is juist de coupe, die het „doet" en deze coupe is niet gemakkelijk te knip pen, omdat de kraag van den mantel heel klokkend en precies gelijk dient te vallen. Men zou daarom de kraag er wel apart op kunnen zetten, maar dan dient zij toch wijd klokkend te vallen, evenals de dub bele strook aan den zoom. Beide voorpan den van den mantel zijn natuurlijk een der; zij behoeven geen sluiting, daar de mantel open wordt gedragen, hoogstens bevestigt men aan de voorpanden, onge veer ter hoogte van de taille een gesp, die met een haakje of metalen knoop wordt gesloten. Japon en mantel van dit model zijn apart verkrijgbaar. Voor beide mo dellen wordt afzonderlijk betaald. Modem kristal. Het kristal heeft in de laatste jaren wél een groote verandering ondergaan. Zag men het kristal vroeger bijna alleen in de hui zen, waar men zich sierlijke en kostbare imeubelien kon veroorloven, thmas is er haast geen huiskamer meer te vinden, waar zich niet een groote kristallen vaas, schoorsteen- beeld of vensterversiering bevindt. Kristal is voor de fijna tafel onmisbaar. In de meest sierlijke uitvoeringen vindt men het tafel- kristal. In de laatste jaren zijn in den han del gekomen sierlijke, langwerpige kristal len wijnglazen, waarvan 'het decor in over eenstemming is met het tafelzilver, ja zelfs met het laken en de servetten. boekenkast en 'theekast. Een gemakkelijk meubelstuk ,dat bijzon der geschikt is voor de moderne, kleine kamers, is bijgaand model. Het kastje eischt echter niet veel plaats en kan zoo wel voor theetafeltje, boekenkastje als rooktafeltje worden benut. Het kastje heeft zes tbanen, welke door een eiken schotje van elkaar zijn geschei den. Ook van binnen is het kastje in zes sen verdeeld, zoodat het een ruime berg plaats biedt. Het tafeldek behoeft geen kleed of kant, wanneer het hout gladge- schuurd wordt en met boenwas goed onder houden. Wanneer men van dit model een muurkastje zou willen maken, dan neme men de tafel halfrond, zoodat het vlak tegen den muur kan worden geplaatst. Neemt men als materiaal voor deze tafel ruw hout, dat alleen gladgeschaafd is, dan kan het worden gebeitst met wasbeits, dat zoo'n prachtige glans 'geeft, wanneer men er, nadat het goed is opgedroogd, met een har den borstel overheen wrijft. Deze glans wordt steeds dieper, als men het hout ge regeld boent.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 16