Het algemeen beginsel-program R.K. Staatspartij der r WOENSDAG 12 JUNI 1935 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD. - PAG. De door het Partijbestuur ingestelde Commissie tot samenstelling van een a 1- gemeen beginselprogram der R.K. Staatspartij is 3 Juni j.l. met haar ontwerp gereed gekomen en zij heeft dit den 4den Juni bij het Partijbestuur inge diend. Gevolg gevende aan den wensch der Commissie, heeft het Partijbestuur be sloten, dit ontwerp als zoodanig en het daaraan toegevoegde schrijven van de Commissie aan het Partijbestuur, reeds thans te publiceeren. Het begeleidend schrijven der Commissie luidt als volgt: Samenstelling der Commissie De in den loop der jaren steeds dringen der gevoelde, behoefte der R.K. Staats partij om de beginselen, waarop zij haar staatkundig werk grondt, te formuleeren in een algemeen program, heeft uw Bestuur doen besluiten een Commissie in te stellen, aan welke de samenstelling van het ontwerp van een zoodanig program werd opgedragen. Deze Comm. werd samen gesteld door de navolgende leden: Prof. Mr. P. J. M. Aalberse, Dr. D. Beaufort, O.F.M., Dr. J. van Beurden O. Praem., Mr. C. M. J. F. Goeeling, Prof. Mr. P. W. Kamphuisen. Prof. Dr. J. B. Kors O.P., Prof. J. H. Niekel, Prof. Mr. W. Pompe en Prof Dr. Ir. J. Schmutzer. De Commissie heeft gewerkt onder leiding van Prof. Mr. P. J. M. Aalberse, terwijl Mr. A. L. de Block haar aanvankelijk als Secretaris heeft bijgestaan. Nadat haar voorberei dende werkzaamheden, waartoe de Com missie zich in een drietal onder-Commis sies had gesplitst, in belangrijke onder deel en voltooid waren, bereikte de Com missie het bericht van Prof. Mr. P. W. Kamphuisen, waarin deze mededeelde zich genoodzaakt te zien als lid der Commis sie te bedanken. Hoofdzakelijk de door Prof. Kamphuisen sterk gevoelde wensche- lijkheid om zijn belangstelling en werk kracht niet te zeer te verdeel en, bracht hem tot dit besluit. In hetzelfde stadium der werkzaamheden deelde eveneens Mr. A. L. de Block mede, dat gezondheids redenen hem deden besluiten zijn functie als secretaris der Commissie ter beschik king te stellen. Waar de Commissie kort daarna een aanvang kon gaan maken met de behan deling van een eerste ontwerp van het program in zjjn geheel, samengesteld - op den grondslag van den voor ar beid der on der-Commissies, heeft zij gemeend uw Be stuur in overweging te moeten geven de plaats van Prof. Kamphuisen niet meer aan te vullen. In de plaats van Mr. A. L. de Block heeft Mr. H. A. M. T. Kolfecho- ten het Secretariaat der Commissie op zich genomen- Taak en werkterrein Nadat de Commissie den 14den October 1933 door den Voorzitter van Uw Bestuur was geïnstalleerd, heeft zij aanstonds haar werkzaamheden aangevangen. Zij heeft zich daarbij gehouden binnen de grenzen, welke uw Bestuur heeft aangegeven in het schrijven, waarbij ondergeteekenden wer den uitgenoodigd in de Commissie zitting te nemen. Daarin sprak uw Bestuur van de samenstelling van een staatkundig be ginselprogram, waarin zijn neergelegd de algemeene beginselen en richtlij- n e n. naar katholieke opvatting, welke op het gebied der practise he staatkunde in al haar onderdeelen, richting- en leidingge vend behoor en te zijn. De Commissie heeft dienovereenkomstig haar taak en het gebied waarover haar opdracht zich uitstrekte, aldus opgevat, dat zij in haar onderzoek heeft betrokken een reeks van fund amen teele vraagstuk ken, welke het staatkundig leven beheer- schen en waarover de groote katholieke beginselen, ontleend aan wetenschap, wijs begeerte en openbaring, bijzonder in dezen tijd licht kunnen werpen. De Commissie biedt uw Bestuur hierbij het resultaat van dat onderzoek aan. Ter toelichting van haar proeve wenscht zij zich tot een enkele opmerking te bepalen. Karakter van het program. Terecht is ook door uw Bestuur onder scheid gemaakt tusschen een algemeen staatkundig beginselprogram, dat uit zijn aard een duurzaam karakter behoort te dragen, en een b ij z o n d e r program van actie, dat voor een bepaalde legislatieve periode opgesteld, voor periodieke aanvulling en herziening in aanmerking komt. Ook de Commissie acht dit onderscheid doelmatig. Zij is ervan uitgegaan bij de samenstelling van het door haar aangebo den beginselprogram, welks karakter der halve wordt gekenmerkt door een reeks algemeene beginselen en richtlijnen op staatkundig gebied. In overeenstemming met dit karakter heeft de Commissie bij de vervulling van de haar toegedachte taak zich welbewust onthouden van de nadere concretiseering van de door haar opgestelde begihselen en richtlijnen, terwijl zij haar werkgebied heeft beperkt tot de grenzen, waarbinnen het staatkundig leven zich voltrekt. Naast dezen arbeid en op den grondslag daarvan behoort derhalve nog nadere uit werking te volgen. De grondslagen van ons staatsbestel zullen moeten worden getoetst aan hetgeen de opgestelde beginselen en algemeene richtlijnen eischen. Toelichting van het program De Commissie heeft gemeend op dit tijd stip het resultaat van haar arbeid te moe ten en te mogen aanbieden zonder uitvoe rige toelichting op de opgestelde beginse len en richtlijnen, in den vorm van een officieel commentaar. Ongetwijfeld zal er aanleiding bestaan om ook dit werk ter gelegener tijd ter hand te nemen. De wijze waarop zulks het meest doelmatig zou kunnen geschieden, staat ter beoordeeling van uw Bestuur. De Commissie wenscht slechts op te merken, dat daarop op haar leden geen vergeefsch beroep zal worden gedaan, indien aan me dewerking in dezen behoefte zou bestaan. WEZEN EN DOEL DER R.K. STAATSPARTIJ De R.K. Staatspartij wil zijn en blijven de zuiver staatkundige vereeniging der katholieke Nederlanders. Zij stelt zich ten doel het algemeen wel zijn van het Nederlandsche volk te bevor deren door in wetgeving en bestuur haar beginselen tot gelding te brengen. Die beginselen put zij uit de Openbaring, ge lijk deze door het Kerkelijk leergezag wordt vertolkt, zoomede uit de natuurlijke eischen van het persoonlijke- en het ge meenschapsleven in zijn verschillende vor men. In overeenstemmnig met die begin selen aanvaardt zij voorts nog een aantal algemeene richtlijnen voor haar staatkundige werkzaamheid. BEGINSELEN De Staat is een maatschappij, d.w.z. een geordende eenheid van velen op één doel; in de natuurlijke orde is hij de hoogste maatschappij. In die orde noodzakelijk, is hij in ont staan en voortbestaan afhankelijk van den Schepper, tot Wiens scheppingsdoel hij moet medewerken en aan Wiens goedheid hij tallooze gaven dankt. Derhalve is ook de Staat gehouden God openlijk te erken nen, te huldigen en te dienen, vooral door in wetgeving en bestuur Gods wet tot op perste richtsnoer te nemen. Staatsdoel. 1. Zijn doel vindt de Staat niet in zich zelf, maar in het algemeen "welzijn, dat geordende samenwerking in staatsverband eischt. Behartiging van het algemeen welzijn beteekent niet verzorging van het welzijn van afzonderlijke personen of groepen, doch het voorzien in de behoeften eener zoodanige gemeenschap, als voor het be reiken der persoonlijke levensbestemming noodzakelijk is. Daarbij zal de Staat steeds moeten er kennen, dat het aardsche leven, ofschoon eigen waarde bezittend, zijn diepste be- teekenis ontleent aan het boventijdelijk levensdoel van den mensch, waarop al het aardsche moet gericht blijven. Staatstaak II. 1. De volledige taak van den Staat is te onderscheiden in een primaire, ge richt op behoud en vervolmaking van staats- en rechtsorde, en een subsidiaire, beperkt tot het aanvullen en stuwen van het eigen initiatief van individuen of groepen. Slechts het algemeen welzijn kan onder bepaalde omstandigheden ook hier rechtstreeksch ingrijpen van den Staat rechtvaardigen. 2. Tot de primaire taak van den Staat behoort: beveiliging der staatsorde zelve, handhaving der zelfstandigheid; schep ping en instandhouding eener rechtsorde, steunend op natuurrecht en positief-god- delijk recht. 3. Tot de subsidiaire taak behoort: het bevorderen van de geestelijke (verstande lijke en zedelijke) ontwikkeling der bur gers, alsmede van een voor allen bereik bare stoffelijke welvaart. m. 1. In de noodzakelijkheid van ge ordende samenwerking in staatsverband ligt de natuurlijke grond voor de onmis baarheid van het staatsgezag. Reeds hier uit volgt, dat de Overheid recht heeft te bevelen en de onderdanen verplicht zijn te gehoorzamen. Deze natuurlijke grond slag, uiting der ordening Gods, wordt be vestigd door het Apostelwoord, dat er geen gezag is, tenzij uit God. 2. Het recht om te bevelen is uit zich zelf aan geen enkelen bepaalden regee- ringsvorm noodzakelijk gebonden. Slechts de feitelijke geschiktheid, om het alge meen welzijn te verzorgen, is toetssteen voor de bruikbaarheid van eenigen be paalden vorm. Die geschiktheid wordt in belangrijke mate mede bepaald door den aard, de geschiedenis en de ontwikkeling van een volk. Bouw van den Staat. IV. In den bouw van den Staat behoort het organisch karakter der maatschappij tot uitdrukking te komen. Daarom moet niet slechts aan de individueele burgers, maar ook aan hun verschillende gemeen schappen, zoowel van territorialen als van cultureelen en sociaal-economischen aard, een eigen zelfstandige plaats en functie worden verzekerd. Staat en individu V. 1. Alles wat het boventijdelijk le vensdoel van den mensch aangaat is ont trokken aan inmenging van den Staat. In deze sfeer heeft het individu rechten, die ook voor den Staat onaantastbaar zijn. 2. Ook in de tijdelijke orde heeft het individu in zooverre voorrang boven den Staat, dat de Staatsgemeenschap juist ten doel heeft de bereiking van het tijdelijk welzijn voor de gemeenschapsleden per soonlijk mogelijk te maken en te bevor deren Derhalve mag de Staat de vrijheid der burgers niet verder inperken dan voor dit gemeenschapsdoel noodig is. In diezelfde tijdelijke orde gaat echter het algemeen welzijn als zoodanig boven ieders afzonderlijk welzijn. Daarom mag de Staat om wille van het algemeen wel zijn vorderen, dat het individu de nood zakelijke offers brengt van zijn goed, en zelfs van zijn leven. Staat en gezin. VI. 1. De eerste en voornaamste natuur lijke gemeenschap van individuen is het gezin, dat zijn oorsprong vindt in het hu welijk. Deze gemeenschap, die met haar rechten en plichten aan den Staat voor afgaat, heeft de Staat te eerbiedigen, zoo wel in haar grondslag als in haar werk zaamheid. 2. Naar zijn wezen en naar zyn eigen schappen van eenheid en onverbreekbaar heid, is het huwelijk aan elke zuiver men- schelijke macht onttrokken. Daarom is de Staat met betrekking tot het huwelijk slechts bevoegd regelingen te treffen, die het huwelijk niet in deze wezenstrekken raken. De regeling van het huwelijk als Sa crament valt uitsluitend onder de bevoegd heid van de Kerk. 3. Om het natuurlijke karakter van het gezin en zijn hooge waarde voor de ge meenschap, is de Staat verplicht het ge zin bij het vervullen van zijn taak krach tig bij te staan en de voorwaarden te scheppen, waardoor het in zedelijk, maat schappelijk en economisch opzicht tot volle ontplooiing kan komen. Staat en territoriale gemeenschappen VII. Territoriale gemeenschappen, die direct de behartiging van het algemeen welzijn binnen haar gebied nastreven, be- hooren, behoudens toezicht van den Staat, in haar zelfstandigheid te worden geëer biedigd. Slechts voorzoover zij'daartoe niet of onvoldoende in staat zijn, of om wille van het algemeen welzijn van de Staats gemeenschap in haar geheel, mag die zelf standigheid worden ingeperkt. Staat mi gemeenschappen van cultureelen of sociaal-economi schen aard VEL Evenzoo behoort aan gemeenschap pen, die cultureele of sociaal-economische belangen direct, en daardoor het alge meen welzijn indirect dienen, de eigen zelfstandige werkzaamheid, onder toezicht van den Staat, te worden gewaarborgd. Tot dit toezicht, dat mede omvat de zorg voor een geordende samenwerking dezer gemeenschappen, is de taak van den Staat beperkt, tenzij het algemeen welzijn in bepaalde omstandigheden rechtstreeksche bemoeiing eischt. Gescheiden liggende gebieds- deelen IX. Vereeniging van gescheiden liggen de gebiedsdeelen in één staatsverband vindt haar zedelijke rechtvaardiging in de mo gelijkheid om, juist door dit staatsverband, betere verzorging van het algemeen wel zijn van het geheel en van de deelen te bereiken. In doel en taak van den Staat brengt die vereeniging geen wezenlijke verandering. Slechts de inhoud van de taak wordt nader bepaald door het eigene in volksaard, in cultureel en stoffelijk levenspeil van elk der deelen. Staat en natie X. Den eigen aard, die een groep van individuen bindt en als natie kenmerkt, behoort de Staat te eerbiedigen. De goede zeden en gewoonten, die in den nationa- ien aard wortelen, en de taal, waardoor de natie gemeenlijk kenbaar is, behoort de Staat als nationale goederen te erken nen en zooveel noodig te verzorgen. Staten onderling XI. In de verhouding tot andere Staats gemeenschappen moet de op het natuur recht steunende gemeenschap der volke ren geëerbiedigd, en aan de bevestiging ervan ook in het positieve recht krachtig medegewerkt worden. Als richtsnoer gel de, dat het groot gebod der christelijke naastenliefde ook de volkerenverhouding moet beheerschen. Binnen deze grenzen heeft de Staat echter den plicht zijn eigen onafhankelijkheid te handhaven. Staat en Kerk XII. Evenals de Staat is ook de Kerk een volmaakte, d.w.z. op haar terrein hoogste en onafhankelijke maatschappij. In het nastreven harer doeleinden, die van hooger orde, van bovennatuurlijk karakter zijn, mag de Kerk derhalve niet gehin derd worden door den Staat. Veeleer moet deze aan de Kerk rechtsbescherming ver- leenen en haar werkzaamheid positief be vorderen, ook omdat het welzijn der Staatsgemeenschap krachtig bevorderd wordt door den godsdienstzin der burgers. ALGEMEENE RICHTLIJNEN I. Staatsvorm 1. In overeenstemming met de histori sche ontwikkeling der Nederlandsche Staatsgemeenschap blijve aan het hoofd van den Staat ons erfelijk nationaal ko ningschap, gebonden aan een Grondwet, waarin de rechtmatige vrijheden des volks worden beschermd. Deze bescherming houdt in, dat geestelijke stroomingen niet worden onderdrukt, tenzij deze gericht zijn tegen de natuurrechtelijke grondsla gen der samenleving of het bestaan van den Staat als zoodanig bedreigen. Op de zen grondslag worde het volk in al zijn geledingen samengebonden en de ware volkseenheid bevorderd en verzekerd. 2. Onder verwerping van iederen vorm van dictatuur worde door middel van een in vrijheid gpkozen volksvertegenwoordi ging aan het volk zijn staatkundige mede zeggenschap verzekerd. 3. Als noodzakelijk middel daartoe dient zoowel het instituut der ministerieele ver antwoordelijkheid onverzwakt te worden gehandhaafd, alsook de volksvertegen woordiging op een voor haar arbeid doel matige wijze te worden samengesteld. 4. Aan de volksvertegenwoordiging als centraal vertegenwoordigend orgaan blijve voorbehouden de medewerking aan de wetgeving en de controle op het bestuurs beleid, een en ander in het bijzonder met het oog op het opleggen van financieele lasten, en de verantwoording van uitga ven en ontvangsten van den algemeenen dienst. 5. Voor de vervulling van de eigen zelf standige taak door de gemeenschappen van cultureelen en sociaal-economischen aard en voor het van Staatswege op die werkzaamheid te oefenen toezicht, zullen door dén centralen wetgever algemeene regelen worden gesteld. Die regelen moe ten tevens bevatten de noodige waarbor gen voor samenwerking der onderscheiij dene gemeenschappen in zoodanigen vorm, dat de behartiging van het algemeen wel zijn in cultureel en sociaal-economisch op zicht duurzaam is verzekerd. II. Staatstaak 1. Binnenlandsch beleid Mede ter verzekering van ieders recht matige vrijheid, moeten orde en veiligheid krachtig worden gehandhaafd. Bijzonder aandacht worde gewijd aan de handhaving en versterking der zedelijke grondslagen van ons volksbestaan, met name ten aanzien van de onbelemmerde uitoefening van den eeredienst. de bevor dering der Zondagsheiliging, de bescher ming van het huwelijk en van het gezin, en de bestrijding der openbare onzedelijk heid. Slechts voorzoover het particulier initia tief tekort schiet in een behoorlijke ar menzorg, heeft de Staat een aanvullende taak, bij de uitvoering waarvan geen be letselen mogen worden gesteld aan de liefdadigheid. 2. Justitie In de rechtsordening moeten de natuur rechtelijke grondslagen der samenleving geëerbiedigd en beschermd worden. De Staat dient derhalve eigen gebondenheid aan de natuurlijke, en positieve rechts orde te erkennen en met name de van den Staat onafhankelijke hoogere orde en de onaantastbare rechten der burgers te eerbiedigen. Een van elke inmenging onafhankelijke rechterlijke macht beoordeele, naar alge meen geldende wettelijke regelen, zoowel handelingen en gedragingen der burgers, als die der Overheid, voor zoover bij deze laatste rechten en vrijheden der burgers betrokken zijn., 3. Financiën De heffing der middelen blijve tot het noodzakelijke beperkt. Mede daarom wor de de staatsdienst sober ingericht en met gepaste zuinigheid beheerd. In de wijze der heffing worde de ver- deelende rechtvaardigheid nauwgezet in acht genomen, in dien zin, dat de draag kracht der burgers, mede in verband met de gezinssamenstelling, de maatstaf zij bij de bepaling van den belastingdruk en bij de regeling van de verhouding tusschen directe en indirecte belastingen. Van eer ste levensbehoeften behoort geen belasting te worden geheven, tenzij en voorzoover het algemeen welzijn dit dringend vordert 4. Gebiedsdeelen buiten Europa Staatkundige zelfstandigheid binnen het staatsverband van de niet-Europeesche gebiedsdeelen onder leiding van Neder land worde verder doorgevoerd. Tusschen de verschillende deelen van het Koninkrijk worde nauwere economische samenwer king bevorderd. De belemmering van de geloofspredi- king. neergelegd in art. 177 van de Wet op de Staatsinrichtng van Ned.-Indië, wor de weggenomen. 5. Buitenlandsch beleid Het buitenlandsch beleid richte zich op de handhaving onzer zelfstandigheid, en op het behoud eener volwaardige positie van Nederland in de volkerengemeen schap. In den geest der vredesnota van Z.H. Benedictus XV worde krachtig me degewerkt aan het streven van den Vol kenbond ter oplossing van internationale geschillen en ter gelijktijdige en wed er- zijdsche vermindering van bewapening. Bijzondere aandacht worde gewijd aan de vestiging van geordende verhoudingen op economisch gebied. 6. Defensie De organisatie van leger en vloot dient beperkt te zijn tot hetgeen noodzakelijk is voor de handhaving der neutraliteit en de verdediging der onafhankelijkheid, bin nen de grenzen door internationale rege lingen te stellen. 7. Onderwijs, opvoeding, cultureele zaken Vrijheid van onderwijs, als natuurlijk recht der ouders, lende ertoe de openbare school slechts als aanvulling der bijzonde re te aanvaarden. Den Staat komt alleen het recht "toe, terwille van het algemeen welzijn, aan beide takken van onderwijs gelijke minimum-voorwaarden van deug delijkheid te stellen. Inzake steun en sub- sidieering mag van geen verschil in be handeling sprake zijn, hetgeen eveneens gelde voor de vrije jeugd vorming. De Nederlandsche cultuur behoort, ook in haar wetenschappelijke en artistieke uitingen, door de OVerheid te worden ge steund en bevorderd. 8. Ordening van het maat schappelijk leven a. Met verwerping van de vrije concur rentie en van de economsiche dictatuur als leidende beginselen in de volkshuis houding, behoort aan de sociale recht vaardigheid en de sociale liefde een alles- beheerschende plaats in het maatschappe lijk leven te worden toegekend, met name door het scheppen eener in dezen geest opgebouwde sociale en juridische ordening. De Staat bevordere, dat deze ordening tot stand komt en belette, dat zij door fi nancieel-economische machtsgroepeeringen wordt verlamd. b. Deze ordening moet er op gericht zijn om allen, die aan het economisch le ven deelnemen, in rechtvaardige verhou ding in de vruchten te doen deelen, en om in het bijzonder degenen, die door ar beid hetzij zelfstandig, hetzij in dienst betrekking daaraan deelnemen te bren gen tot bestaanszekerheid en tot voldoend eigen bezit. c. Het sociaal-economisch leven dient te worden georganiseerd in bedrijfschap pen, die de bevoegdheid hebben om, onder oppertoezicht van den Staat, hun eigen taak in de volkshuishouding zelfstandig te vervullen. d. Daarbij moet de Staat er voor waken, dat deze bedrijfschappen de uitoefening van het bedrijf* zoodanig regelen, dat eenerzijds op behoorlijke wijze wordt voorzien in de behoeften, op welker be vrediging het betrokken bedrijf uiteraard is gericht, en dat anderzijds de belangen der werkers in het bedrenf en die der ver bruikers behoorlijk worden behartigd. e.Ook in zijn niet-economische functies vinde het maatschappelijk leven op dien overeenkomstige wijze passende uiting en verzorging. 9. Overige bemoeiingen met het maatschappelijk leven a. Zoolang en voor zoover het ontbre ken eener doelmatige ordening van het maatschappelijk leven bepaalde bevolkings groepen niet in staat zijn zelf te zorgen voor de behartiging van gewichtige le vensbelangen, behoort de Staat door aan vullende en zoo noodig door rechtstreek sche bemoeienis hierin te voorzien. Als zoodanig zijn te beschouwen: de verzor ging in geval van werkloosheid, ziekte, invaliditeit en ouderdom: de beschikking over behoorlijke woningen, inzonderheid voor de kinderrijke gezinnen; het bezit eener eigen woning. b. Tot versterking en ontwikkeling van land- en tuinbouw, nijverheid, handel, scheepvaart en het overige verkeerswezen behoort de Staat al die maatregelen te ne men, welke noodig zijn om deze takken van volksbestaan, ook in de verhouding tot het buitenland, dienstbaar te maken aan het welzijn van het volksgeheel. Zoolang een doelmatige ordening van het sociaal-economisch leven ontbreekt, richt moeten zijn eenerzijds op regeling zullen die maatregelen in het bijzonder ge en coördinatie, anderzijds op bestrijding en verwijdering van de anti-sociale gevol gen der ongeordende economische vrijheid c. De Staat onthoude zich ervan, onder nemingen van economischen aard zelf te exploiteer en, tenzij en voor zoover en voor zoolang het algemeen welzijn dit klaarblijkelijk eischt. d. De Staat drage zorg, dat het beleid der Circulatiebank blijvend gericht zij op het algemeen welzijn. Voorts treffe de Staat al de maatregelen, die noodig zijn om ook de andere banken haar functie in de volkshuishouding op de voor de volks gemeenschap juiste wijze te doen uitoefe- De Commissie; AALBERSE, Voorzitter. D. BEAUFORT, O.F.M. J. VAN BEURDEN O. Praem. C. GOSELING J. B. KORS O.P. J. H. NIEKEL W. POMPE J. SCHMUTZER Leden. H. KOLFSCHOTEN, Secretaris. WIJ RADEN BELANGSTELLENDEN LEZERS AAN, DIT CONCEPT-PROGRAM TE BEWAREN. DE BESPREKINGEN IN VERSCHILLENDE INSTANTIES VAN DE R. K. STAATSPARTIJ ZULLEN AAN DE HAND VAN DIT CONCEPT BETER GE VOLGD KUNNEN WORDEN.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 6