Het algemeen beginsel-program
R.K. Staatspartij
der
r
WOENSDAG 12 JUNI 1935
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD. - PAG.
De door het Partijbestuur ingestelde
Commissie tot samenstelling van een a 1-
gemeen beginselprogram der
R.K. Staatspartij is 3 Juni j.l. met haar
ontwerp gereed gekomen en zij heeft dit
den 4den Juni bij het Partijbestuur inge
diend. Gevolg gevende aan den wensch
der Commissie, heeft het Partijbestuur be
sloten, dit ontwerp als zoodanig en
het daaraan toegevoegde schrijven van de
Commissie aan het Partijbestuur, reeds
thans te publiceeren. Het begeleidend
schrijven der Commissie luidt als volgt:
Samenstelling der Commissie
De in den loop der jaren steeds dringen
der gevoelde, behoefte der R.K. Staats
partij om de beginselen, waarop zij haar
staatkundig werk grondt, te formuleeren
in een algemeen program, heeft uw
Bestuur doen besluiten een Commissie in
te stellen, aan welke de samenstelling van
het ontwerp van een zoodanig program
werd opgedragen. Deze Comm. werd samen
gesteld door de navolgende leden: Prof.
Mr. P. J. M. Aalberse, Dr. D. Beaufort,
O.F.M., Dr. J. van Beurden O. Praem., Mr.
C. M. J. F. Goeeling, Prof. Mr. P. W.
Kamphuisen. Prof. Dr. J. B. Kors O.P.,
Prof. J. H. Niekel, Prof. Mr. W. Pompe en
Prof Dr. Ir. J. Schmutzer. De Commissie
heeft gewerkt onder leiding van Prof. Mr.
P. J. M. Aalberse, terwijl Mr. A. L. de
Block haar aanvankelijk als Secretaris
heeft bijgestaan. Nadat haar voorberei
dende werkzaamheden, waartoe de Com
missie zich in een drietal onder-Commis
sies had gesplitst, in belangrijke onder
deel en voltooid waren, bereikte de Com
missie het bericht van Prof. Mr. P. W.
Kamphuisen, waarin deze mededeelde zich
genoodzaakt te zien als lid der Commis
sie te bedanken. Hoofdzakelijk de door
Prof. Kamphuisen sterk gevoelde wensche-
lijkheid om zijn belangstelling en werk
kracht niet te zeer te verdeel en, bracht
hem tot dit besluit. In hetzelfde stadium
der werkzaamheden deelde eveneens Mr.
A. L. de Block mede, dat gezondheids
redenen hem deden besluiten zijn functie
als secretaris der Commissie ter beschik
king te stellen.
Waar de Commissie kort daarna een
aanvang kon gaan maken met de behan
deling van een eerste ontwerp van het
program in zjjn geheel, samengesteld - op
den grondslag van den voor ar beid der on
der-Commissies, heeft zij gemeend uw Be
stuur in overweging te moeten geven de
plaats van Prof. Kamphuisen niet meer
aan te vullen. In de plaats van Mr. A. L.
de Block heeft Mr. H. A. M. T. Kolfecho-
ten het Secretariaat der Commissie op
zich genomen-
Taak en werkterrein
Nadat de Commissie den 14den October
1933 door den Voorzitter van Uw Bestuur
was geïnstalleerd, heeft zij aanstonds haar
werkzaamheden aangevangen. Zij heeft
zich daarbij gehouden binnen de grenzen,
welke uw Bestuur heeft aangegeven in het
schrijven, waarbij ondergeteekenden wer
den uitgenoodigd in de Commissie zitting
te nemen. Daarin sprak uw Bestuur van
de samenstelling van een staatkundig be
ginselprogram, waarin zijn neergelegd de
algemeene beginselen en richtlij-
n e n. naar katholieke opvatting, welke op
het gebied der practise he staatkunde in al
haar onderdeelen, richting- en leidingge
vend behoor en te zijn.
De Commissie heeft dienovereenkomstig
haar taak en het gebied waarover haar
opdracht zich uitstrekte, aldus opgevat,
dat zij in haar onderzoek heeft betrokken
een reeks van fund amen teele vraagstuk
ken, welke het staatkundig leven beheer-
schen en waarover de groote katholieke
beginselen, ontleend aan wetenschap, wijs
begeerte en openbaring, bijzonder in dezen
tijd licht kunnen werpen.
De Commissie biedt uw Bestuur hierbij
het resultaat van dat onderzoek aan. Ter
toelichting van haar proeve wenscht zij
zich tot een enkele opmerking te bepalen.
Karakter van het program.
Terecht is ook door uw Bestuur onder
scheid gemaakt tusschen een algemeen
staatkundig beginselprogram,
dat uit zijn aard een duurzaam karakter
behoort te dragen, en een b ij z o n d e r
program van actie, dat voor een
bepaalde legislatieve periode opgesteld,
voor periodieke aanvulling en herziening
in aanmerking komt.
Ook de Commissie acht dit onderscheid
doelmatig. Zij is ervan uitgegaan bij de
samenstelling van het door haar aangebo
den beginselprogram, welks karakter der
halve wordt gekenmerkt door een reeks
algemeene beginselen en richtlijnen
op staatkundig gebied.
In overeenstemming met dit karakter
heeft de Commissie bij de vervulling van
de haar toegedachte taak zich welbewust
onthouden van de nadere concretiseering
van de door haar opgestelde begihselen en
richtlijnen, terwijl zij haar werkgebied
heeft beperkt tot de grenzen, waarbinnen
het staatkundig leven zich voltrekt.
Naast dezen arbeid en op den grondslag
daarvan behoort derhalve nog nadere uit
werking te volgen. De grondslagen van ons
staatsbestel zullen moeten worden getoetst
aan hetgeen de opgestelde beginselen en
algemeene richtlijnen eischen.
Toelichting van het program
De Commissie heeft gemeend op dit tijd
stip het resultaat van haar arbeid te moe
ten en te mogen aanbieden zonder uitvoe
rige toelichting op de opgestelde beginse
len en richtlijnen, in den vorm van een
officieel commentaar.
Ongetwijfeld zal er aanleiding bestaan
om ook dit werk ter gelegener tijd ter
hand te nemen. De wijze waarop zulks het
meest doelmatig zou kunnen geschieden,
staat ter beoordeeling van uw Bestuur. De
Commissie wenscht slechts op te merken,
dat daarop op haar leden geen vergeefsch
beroep zal worden gedaan, indien aan me
dewerking in dezen behoefte zou bestaan.
WEZEN EN DOEL DER
R.K. STAATSPARTIJ
De R.K. Staatspartij wil zijn en blijven
de zuiver staatkundige vereeniging der
katholieke Nederlanders.
Zij stelt zich ten doel het algemeen wel
zijn van het Nederlandsche volk te bevor
deren door in wetgeving en bestuur haar
beginselen tot gelding te brengen. Die
beginselen put zij uit de Openbaring, ge
lijk deze door het Kerkelijk leergezag
wordt vertolkt, zoomede uit de natuurlijke
eischen van het persoonlijke- en het ge
meenschapsleven in zijn verschillende vor
men. In overeenstemmnig met die begin
selen aanvaardt zij voorts nog een aantal
algemeene richtlijnen voor haar
staatkundige werkzaamheid.
BEGINSELEN
De Staat is een maatschappij, d.w.z. een
geordende eenheid van velen op één doel;
in de natuurlijke orde is hij de hoogste
maatschappij.
In die orde noodzakelijk, is hij in ont
staan en voortbestaan afhankelijk van den
Schepper, tot Wiens scheppingsdoel hij
moet medewerken en aan Wiens goedheid
hij tallooze gaven dankt. Derhalve is ook
de Staat gehouden God openlijk te erken
nen, te huldigen en te dienen, vooral door
in wetgeving en bestuur Gods wet tot op
perste richtsnoer te nemen.
Staatsdoel.
1. Zijn doel vindt de Staat niet in zich
zelf, maar in het algemeen "welzijn, dat
geordende samenwerking in staatsverband
eischt.
Behartiging van het algemeen welzijn
beteekent niet verzorging van het welzijn
van afzonderlijke personen of groepen,
doch het voorzien in de behoeften eener
zoodanige gemeenschap, als voor het be
reiken der persoonlijke levensbestemming
noodzakelijk is.
Daarbij zal de Staat steeds moeten er
kennen, dat het aardsche leven, ofschoon
eigen waarde bezittend, zijn diepste be-
teekenis ontleent aan het boventijdelijk
levensdoel van den mensch, waarop al het
aardsche moet gericht blijven.
Staatstaak
II. 1. De volledige taak van den Staat
is te onderscheiden in een primaire, ge
richt op behoud en vervolmaking van
staats- en rechtsorde, en een subsidiaire,
beperkt tot het aanvullen en stuwen van
het eigen initiatief van individuen of
groepen. Slechts het algemeen welzijn kan
onder bepaalde omstandigheden ook hier
rechtstreeksch ingrijpen van den Staat
rechtvaardigen.
2. Tot de primaire taak van den Staat
behoort: beveiliging der staatsorde zelve,
handhaving der zelfstandigheid; schep
ping en instandhouding eener rechtsorde,
steunend op natuurrecht en positief-god-
delijk recht.
3. Tot de subsidiaire taak behoort: het
bevorderen van de geestelijke (verstande
lijke en zedelijke) ontwikkeling der bur
gers, alsmede van een voor allen bereik
bare stoffelijke welvaart.
m. 1. In de noodzakelijkheid van ge
ordende samenwerking in staatsverband
ligt de natuurlijke grond voor de onmis
baarheid van het staatsgezag. Reeds hier
uit volgt, dat de Overheid recht heeft te
bevelen en de onderdanen verplicht zijn
te gehoorzamen. Deze natuurlijke grond
slag, uiting der ordening Gods, wordt be
vestigd door het Apostelwoord, dat er
geen gezag is, tenzij uit God.
2. Het recht om te bevelen is uit zich
zelf aan geen enkelen bepaalden regee-
ringsvorm noodzakelijk gebonden. Slechts
de feitelijke geschiktheid, om het alge
meen welzijn te verzorgen, is toetssteen
voor de bruikbaarheid van eenigen be
paalden vorm. Die geschiktheid wordt in
belangrijke mate mede bepaald door den
aard, de geschiedenis en de ontwikkeling
van een volk.
Bouw van den Staat.
IV. In den bouw van den Staat behoort
het organisch karakter der maatschappij
tot uitdrukking te komen. Daarom moet
niet slechts aan de individueele burgers,
maar ook aan hun verschillende gemeen
schappen, zoowel van territorialen als van
cultureelen en sociaal-economischen aard,
een eigen zelfstandige plaats en functie
worden verzekerd.
Staat en individu
V. 1. Alles wat het boventijdelijk le
vensdoel van den mensch aangaat is ont
trokken aan inmenging van den Staat. In
deze sfeer heeft het individu rechten, die
ook voor den Staat onaantastbaar zijn.
2. Ook in de tijdelijke orde heeft het
individu in zooverre voorrang boven den
Staat, dat de Staatsgemeenschap juist ten
doel heeft de bereiking van het tijdelijk
welzijn voor de gemeenschapsleden per
soonlijk mogelijk te maken en te bevor
deren Derhalve mag de Staat de vrijheid
der burgers niet verder inperken dan voor
dit gemeenschapsdoel noodig is.
In diezelfde tijdelijke orde gaat echter
het algemeen welzijn als zoodanig boven
ieders afzonderlijk welzijn. Daarom mag
de Staat om wille van het algemeen wel
zijn vorderen, dat het individu de nood
zakelijke offers brengt van zijn goed, en
zelfs van zijn leven.
Staat en gezin.
VI. 1. De eerste en voornaamste natuur
lijke gemeenschap van individuen is het
gezin, dat zijn oorsprong vindt in het hu
welijk. Deze gemeenschap, die met haar
rechten en plichten aan den Staat voor
afgaat, heeft de Staat te eerbiedigen, zoo
wel in haar grondslag als in haar werk
zaamheid.
2. Naar zijn wezen en naar zyn eigen
schappen van eenheid en onverbreekbaar
heid, is het huwelijk aan elke zuiver men-
schelijke macht onttrokken. Daarom is de
Staat met betrekking tot het huwelijk
slechts bevoegd regelingen te treffen, die
het huwelijk niet in deze wezenstrekken
raken.
De regeling van het huwelijk als Sa
crament valt uitsluitend onder de bevoegd
heid van de Kerk.
3. Om het natuurlijke karakter van het
gezin en zijn hooge waarde voor de ge
meenschap, is de Staat verplicht het ge
zin bij het vervullen van zijn taak krach
tig bij te staan en de voorwaarden te
scheppen, waardoor het in zedelijk, maat
schappelijk en economisch opzicht tot
volle ontplooiing kan komen.
Staat en territoriale
gemeenschappen
VII. Territoriale gemeenschappen, die
direct de behartiging van het algemeen
welzijn binnen haar gebied nastreven, be-
hooren, behoudens toezicht van den Staat,
in haar zelfstandigheid te worden geëer
biedigd. Slechts voorzoover zij'daartoe niet
of onvoldoende in staat zijn, of om wille
van het algemeen welzijn van de Staats
gemeenschap in haar geheel, mag die zelf
standigheid worden ingeperkt.
Staat mi gemeenschappen van
cultureelen of sociaal-economi
schen aard
VEL Evenzoo behoort aan gemeenschap
pen, die cultureele of sociaal-economische
belangen direct, en daardoor het alge
meen welzijn indirect dienen, de eigen
zelfstandige werkzaamheid, onder toezicht
van den Staat, te worden gewaarborgd.
Tot dit toezicht, dat mede omvat de zorg
voor een geordende samenwerking dezer
gemeenschappen, is de taak van den Staat
beperkt, tenzij het algemeen welzijn in
bepaalde omstandigheden rechtstreeksche
bemoeiing eischt.
Gescheiden liggende gebieds-
deelen
IX. Vereeniging van gescheiden liggen
de gebiedsdeelen in één staatsverband vindt
haar zedelijke rechtvaardiging in de mo
gelijkheid om, juist door dit staatsverband,
betere verzorging van het algemeen wel
zijn van het geheel en van de deelen te
bereiken. In doel en taak van den Staat
brengt die vereeniging geen wezenlijke
verandering. Slechts de inhoud van de
taak wordt nader bepaald door het eigene
in volksaard, in cultureel en stoffelijk
levenspeil van elk der deelen.
Staat en natie
X. Den eigen aard, die een groep van
individuen bindt en als natie kenmerkt,
behoort de Staat te eerbiedigen. De goede
zeden en gewoonten, die in den nationa-
ien aard wortelen, en de taal, waardoor
de natie gemeenlijk kenbaar is, behoort
de Staat als nationale goederen te erken
nen en zooveel noodig te verzorgen.
Staten onderling
XI. In de verhouding tot andere Staats
gemeenschappen moet de op het natuur
recht steunende gemeenschap der volke
ren geëerbiedigd, en aan de bevestiging
ervan ook in het positieve recht krachtig
medegewerkt worden. Als richtsnoer gel
de, dat het groot gebod der christelijke
naastenliefde ook de volkerenverhouding
moet beheerschen. Binnen deze grenzen
heeft de Staat echter den plicht zijn eigen
onafhankelijkheid te handhaven.
Staat en Kerk
XII. Evenals de Staat is ook de Kerk
een volmaakte, d.w.z. op haar terrein
hoogste en onafhankelijke maatschappij. In
het nastreven harer doeleinden, die van
hooger orde, van bovennatuurlijk karakter
zijn, mag de Kerk derhalve niet gehin
derd worden door den Staat. Veeleer moet
deze aan de Kerk rechtsbescherming ver-
leenen en haar werkzaamheid positief be
vorderen, ook omdat het welzijn der
Staatsgemeenschap krachtig bevorderd
wordt door den godsdienstzin der burgers.
ALGEMEENE RICHTLIJNEN
I. Staatsvorm
1. In overeenstemming met de histori
sche ontwikkeling der Nederlandsche
Staatsgemeenschap blijve aan het hoofd
van den Staat ons erfelijk nationaal ko
ningschap, gebonden aan een Grondwet,
waarin de rechtmatige vrijheden des volks
worden beschermd. Deze bescherming
houdt in, dat geestelijke stroomingen niet
worden onderdrukt, tenzij deze gericht
zijn tegen de natuurrechtelijke grondsla
gen der samenleving of het bestaan van
den Staat als zoodanig bedreigen. Op de
zen grondslag worde het volk in al zijn
geledingen samengebonden en de ware
volkseenheid bevorderd en verzekerd.
2. Onder verwerping van iederen vorm
van dictatuur worde door middel van een
in vrijheid gpkozen volksvertegenwoordi
ging aan het volk zijn staatkundige mede
zeggenschap verzekerd.
3. Als noodzakelijk middel daartoe dient
zoowel het instituut der ministerieele ver
antwoordelijkheid onverzwakt te worden
gehandhaafd, alsook de volksvertegen
woordiging op een voor haar arbeid doel
matige wijze te worden samengesteld.
4. Aan de volksvertegenwoordiging als
centraal vertegenwoordigend orgaan blijve
voorbehouden de medewerking aan de
wetgeving en de controle op het bestuurs
beleid, een en ander in het bijzonder met
het oog op het opleggen van financieele
lasten, en de verantwoording van uitga
ven en ontvangsten van den algemeenen
dienst.
5. Voor de vervulling van de eigen zelf
standige taak door de gemeenschappen
van cultureelen en sociaal-economischen
aard en voor het van Staatswege op die
werkzaamheid te oefenen toezicht, zullen
door dén centralen wetgever algemeene
regelen worden gesteld. Die regelen moe
ten tevens bevatten de noodige waarbor
gen voor samenwerking der onderscheiij
dene gemeenschappen in zoodanigen vorm,
dat de behartiging van het algemeen wel
zijn in cultureel en sociaal-economisch op
zicht duurzaam is verzekerd.
II. Staatstaak
1. Binnenlandsch beleid
Mede ter verzekering van ieders recht
matige vrijheid, moeten orde en veiligheid
krachtig worden gehandhaafd.
Bijzonder aandacht worde gewijd aan de
handhaving en versterking der zedelijke
grondslagen van ons volksbestaan, met
name ten aanzien van de onbelemmerde
uitoefening van den eeredienst. de bevor
dering der Zondagsheiliging, de bescher
ming van het huwelijk en van het gezin,
en de bestrijding der openbare onzedelijk
heid.
Slechts voorzoover het particulier initia
tief tekort schiet in een behoorlijke ar
menzorg, heeft de Staat een aanvullende
taak, bij de uitvoering waarvan geen be
letselen mogen worden gesteld aan de
liefdadigheid.
2. Justitie
In de rechtsordening moeten de natuur
rechtelijke grondslagen der samenleving
geëerbiedigd en beschermd worden. De
Staat dient derhalve eigen gebondenheid
aan de natuurlijke, en positieve rechts
orde te erkennen en met name de van
den Staat onafhankelijke hoogere orde en
de onaantastbare rechten der burgers te
eerbiedigen.
Een van elke inmenging onafhankelijke
rechterlijke macht beoordeele, naar alge
meen geldende wettelijke regelen, zoowel
handelingen en gedragingen der burgers,
als die der Overheid, voor zoover bij deze
laatste rechten en vrijheden der burgers
betrokken zijn.,
3. Financiën
De heffing der middelen blijve tot het
noodzakelijke beperkt. Mede daarom wor
de de staatsdienst sober ingericht en met
gepaste zuinigheid beheerd.
In de wijze der heffing worde de ver-
deelende rechtvaardigheid nauwgezet in
acht genomen, in dien zin, dat de draag
kracht der burgers, mede in verband met
de gezinssamenstelling, de maatstaf zij
bij de bepaling van den belastingdruk en
bij de regeling van de verhouding tusschen
directe en indirecte belastingen. Van eer
ste levensbehoeften behoort geen belasting
te worden geheven, tenzij en voorzoover
het algemeen welzijn dit dringend vordert
4. Gebiedsdeelen buiten Europa
Staatkundige zelfstandigheid binnen het
staatsverband van de niet-Europeesche
gebiedsdeelen onder leiding van Neder
land worde verder doorgevoerd. Tusschen
de verschillende deelen van het Koninkrijk
worde nauwere economische samenwer
king bevorderd.
De belemmering van de geloofspredi-
king. neergelegd in art. 177 van de Wet
op de Staatsinrichtng van Ned.-Indië, wor
de weggenomen.
5. Buitenlandsch beleid
Het buitenlandsch beleid richte zich op
de handhaving onzer zelfstandigheid, en
op het behoud eener volwaardige positie
van Nederland in de volkerengemeen
schap. In den geest der vredesnota van
Z.H. Benedictus XV worde krachtig me
degewerkt aan het streven van den Vol
kenbond ter oplossing van internationale
geschillen en ter gelijktijdige en wed er-
zijdsche vermindering van bewapening.
Bijzondere aandacht worde gewijd aan de
vestiging van geordende verhoudingen op
economisch gebied.
6. Defensie
De organisatie van leger en vloot dient
beperkt te zijn tot hetgeen noodzakelijk
is voor de handhaving der neutraliteit en
de verdediging der onafhankelijkheid, bin
nen de grenzen door internationale rege
lingen te stellen.
7. Onderwijs, opvoeding,
cultureele zaken
Vrijheid van onderwijs, als natuurlijk
recht der ouders, lende ertoe de openbare
school slechts als aanvulling der bijzonde
re te aanvaarden. Den Staat komt alleen
het recht "toe, terwille van het algemeen
welzijn, aan beide takken van onderwijs
gelijke minimum-voorwaarden van deug
delijkheid te stellen. Inzake steun en sub-
sidieering mag van geen verschil in be
handeling sprake zijn, hetgeen eveneens
gelde voor de vrije jeugd vorming.
De Nederlandsche cultuur behoort, ook
in haar wetenschappelijke en artistieke
uitingen, door de OVerheid te worden ge
steund en bevorderd.
8. Ordening van het maat
schappelijk leven
a. Met verwerping van de vrije concur
rentie en van de economsiche dictatuur
als leidende beginselen in de volkshuis
houding, behoort aan de sociale recht
vaardigheid en de sociale liefde een alles-
beheerschende plaats in het maatschappe
lijk leven te worden toegekend, met name
door het scheppen eener in dezen geest
opgebouwde sociale en juridische ordening.
De Staat bevordere, dat deze ordening
tot stand komt en belette, dat zij door fi
nancieel-economische machtsgroepeeringen
wordt verlamd.
b. Deze ordening moet er op gericht
zijn om allen, die aan het economisch le
ven deelnemen, in rechtvaardige verhou
ding in de vruchten te doen deelen, en
om in het bijzonder degenen, die door ar
beid hetzij zelfstandig, hetzij in dienst
betrekking daaraan deelnemen te bren
gen tot bestaanszekerheid en tot voldoend
eigen bezit.
c. Het sociaal-economisch leven dient te
worden georganiseerd in bedrijfschap
pen, die de bevoegdheid hebben om, onder
oppertoezicht van den Staat, hun eigen
taak in de volkshuishouding zelfstandig te
vervullen.
d. Daarbij moet de Staat er voor waken,
dat deze bedrijfschappen de uitoefening
van het bedrijf* zoodanig regelen, dat
eenerzijds op behoorlijke wijze wordt
voorzien in de behoeften, op welker be
vrediging het betrokken bedrijf uiteraard
is gericht, en dat anderzijds de belangen
der werkers in het bedrenf en die der ver
bruikers behoorlijk worden behartigd.
e.Ook in zijn niet-economische functies
vinde het maatschappelijk leven op dien
overeenkomstige wijze passende uiting en
verzorging.
9. Overige bemoeiingen met het
maatschappelijk leven
a. Zoolang en voor zoover het ontbre
ken eener doelmatige ordening van het
maatschappelijk leven bepaalde bevolkings
groepen niet in staat zijn zelf te zorgen
voor de behartiging van gewichtige le
vensbelangen, behoort de Staat door aan
vullende en zoo noodig door rechtstreek
sche bemoeienis hierin te voorzien. Als
zoodanig zijn te beschouwen: de verzor
ging in geval van werkloosheid, ziekte,
invaliditeit en ouderdom: de beschikking
over behoorlijke woningen, inzonderheid
voor de kinderrijke gezinnen; het bezit
eener eigen woning.
b. Tot versterking en ontwikkeling van
land- en tuinbouw, nijverheid, handel,
scheepvaart en het overige verkeerswezen
behoort de Staat al die maatregelen te ne
men, welke noodig zijn om deze takken
van volksbestaan, ook in de verhouding
tot het buitenland, dienstbaar te maken
aan het welzijn van het volksgeheel.
Zoolang een doelmatige ordening van
het sociaal-economisch leven ontbreekt,
richt moeten zijn eenerzijds op regeling
zullen die maatregelen in het bijzonder ge
en coördinatie, anderzijds op bestrijding
en verwijdering van de anti-sociale gevol
gen der ongeordende economische vrijheid
c. De Staat onthoude zich ervan, onder
nemingen van economischen aard zelf te
exploiteer en, tenzij en voor zoover en
voor zoolang het algemeen welzijn dit
klaarblijkelijk eischt.
d. De Staat drage zorg, dat het beleid
der Circulatiebank blijvend gericht zij
op het algemeen welzijn. Voorts treffe de
Staat al de maatregelen, die noodig zijn
om ook de andere banken haar functie in
de volkshuishouding op de voor de volks
gemeenschap juiste wijze te doen uitoefe-
De Commissie;
AALBERSE, Voorzitter.
D. BEAUFORT, O.F.M.
J. VAN BEURDEN O. Praem.
C. GOSELING
J. B. KORS O.P.
J. H. NIEKEL
W. POMPE
J. SCHMUTZER
Leden.
H. KOLFSCHOTEN, Secretaris.
WIJ RADEN BELANGSTELLENDEN
LEZERS AAN, DIT CONCEPT-PROGRAM
TE BEWAREN. DE BESPREKINGEN IN
VERSCHILLENDE INSTANTIES VAN DE
R. K. STAATSPARTIJ ZULLEN AAN DE
HAND VAN DIT CONCEPT BETER GE
VOLGD KUNNEN WORDEN.