DINSDAv.
DE LETOSCHE COURANT
TWEEDE BLAD. - PAG. 6
HET AFTREDEN VAN
MINISTER STEENBERGHE.
(De Maasbode zegt naar aanleiding
"van het aftreden van Minister Steenberghe
een en ander over het devaluatie-vraag
stuk. Het blad zwenkt den laatsten tijd in
de richting van devaluatie.
„Onvermijdelijk lijkt het ons, dat de
voornaamste politieke partijen, dat
vooral het parlement zoo beslist mo
gelijk een keuze doen uit het dilemma,
waarvoor ook het kabinet door mr.
Steeniberghe zoo resoluut werd gesteld:
devaluatie of consequente deflatie.
Bij deze hachelijke keuze zullen al
lerlei factoren een woord moeten mee
spreken. Dat met devaluatie de zaak
met één slag gered zal zijn, gelooft
geen deskundige. Dat zij ongetwijfeld
groote nadeelen en voor een deel
slechts tijdelijke voordeelen biedt staat
ook vast, maar dat zij op bepaalde pun
ten reëele verlichting kan brengen
eveneens, terwijl de vraag klemt of zij
te vermijden zal blijven. Louter moreel
beschouwd lijkt zij ons niet volstrekt te
verwerpen. Moreeile bezwaren, als
tegen devaluatie worden aangevoerd,
kunnen ook worden ingebracht tegen
het andere deel van het onvermijdelijk
dilemma: consequente deflatie".
En het blad besluit:
„Nog eens ten slotte: onvermijdelijk
is het, dat de zaak thans ex professo
door de Tweede Kamer worde behan
deld ook met het oog op het bezui-
nigingsontwerp en beslist, en dat in
ieder geval worde gekozen voor een
positieve, constructieve welvaartspoli-
tiek met als onderdeel, of basis als men
wil: ófwel devaluatie ófwel consequen
te deflatie".
De Nieuwe R o t L C r die fel tegen
devaluatie is, schrijft o.m.:
Het mag wel opmerkelijk heet en, dat
de denkbeelden van minister Steen
berghe, die allicht reeds geruimen tijd
bij hem gesluimerd hebben, vasten
vorm hébben aangenomen, sedert onze
Zuidelijke buren zich met heel veel
verontschuldigingen tegenover de bui
tenwereld en onder een storm van cri-
tiek, ook in België zelf, van het goud-
blok hebben losgemaakt en den franc,
die jaren geleden al tot een zevende
van zijn goud waarde was verlaagd, nog
een stuk verder naar beneden hebben
gebracht. Aldus was België blijkbaar
voor onzen minister van oeconomische
zaken een lichtend voorbeeld gewor
den en meende hij in de mogelijkheid
om onzen tot dusver in den internatio
nalen storm gaaf gebleven gulden te
devalueeren een baken te zien om het
staatsschip door de branding van de
eindelooze crisis heen te helpen. Doch
hiermee kwam de heer Steenberghe
niet alleen in botsing met zijn eigen
collega's, die met hem de regeerings-
verantwoordelij kheid hebben te dragen,
maar ook met de over groote meerder
heid van het Nederlandsche volk, dat
in zijn traditioneele nuchterheid, eer
lijkheid en zakelijkheid er nog steeds
wars van is om zich in een speculatief
avontuur, hetwelk op den duur slechts
heillooze gevolgen kan hebben, te be
geven. In dat opzicht blijkt het de over
tuiging te deeüen van het volk van
Zwitserland, waar zoo juist bij refe
rendum met groote meerderheid een
serie van maatregelen werd verworpen,
die door de ontwrichting van het geld
wezen, welke daarvan onvermijdelijk
het gevolg had moeten zijn, aan het na
tionale crediet een on'nerstelbaren slag
zou hebben toegebracht. Bij deze laat
ste gebeurtenis voegt zich nu als
tweede geruststellende factor de vast
beradenheid, waarmede onze regeering
de denkbeelden van den heer Steen
berghe van de hand heeft gewezen".
De T ij d, die bijna iederen avond een
of ander langer of korter artikel plaatst
tegen het Kabinet-Colijn, schrijft o.a.:
„Men moet erkennen, dat de Kabi
netsformateur zijnerzijds een goeden
zet heeft gedaan door de vervanging
van Minister Steenberghe door ir. dr. H.
Gelissen. Deze veertigjarige Venlonaar,
oud-student van Rolduc en de Delft-
sche HoogeschooL, professor der Til-
burgsche Handelshoogeschobl, bereisd
in Europa en Amerika, leider van het
Economisch Technologisch Instituut in
Limburg, heeft vooral in 't Zuiden,
waar hij de jongste jaren de stuwer
was van de beweging voor industriali
seer in g, een groeten roep.
Ongetwijfeld imoet men den moed
bewonderen, waarmee ir. Gelissen, die
bij vergissing ook nog eens candidaat
voor Nationaal Herstel is geweest, zich
aan den ministerieelen steun van het
Kabinet-Colijn begeeft. Het is echter
moeilijk aan te nemen, dat de regee
ring erin slagen zal, op deze wijze het
schild te houden, om de dreigende sla
gen af te wenden. Sedert hij zijn onge
lukkige rede hield voor de liberale in-
dustTieefle kapiteins in de hoofdstad,
schijnt dr. Colijn tot de politiek van de
sterkste partij in de Kamer wat meer
genaderd te zijn. Maar het is moeilijk
aan te nemen, dat hij de vooruitstre
vende denkbeelden zal aanvaarden van
ir. Gelissen, voor wiens bekwame plan
nen van industrialiseering, industrie-
banken enz. hij al bij de eerste begroo-
tingsdebatten steenkoud is gebleken.
Politiek is ir. Gelissen een homo
novus. Maar wat de devaluatie aangaat,
krijgt het Kabinet geen goud, maar lood
om ijzer".
Deze laatste opmerking is vanzelfspre
kend, zouden we haast zeggen niet waar.
't Is duidelijk, dat de nieuwe minister wat
het devaluatie-vraagstuk betreft, de mee
zong zijner collega's is toegedaan.
WAAROM GING MINISTER
STEENGERGHE HEEN?
(Ingezonden).
Het komt mij voor, dat de persberich
ten welke commentaar leveren omtrent
het heengaan van Minister Steenberghe,
hoewel alle in één bepaalde richting wij
zend, alle in meerdere of mindere mate
onjuist zijn.
De schrijver der economische historie
van ons vaderland zal de achter ons lig
gende week wel als een der meest emotio-
neele en belangrijkste en van beslissende
beteekenis aanmerken.
Immers eene herhaling der abnormaal
grootere goudafvloeiing van eenige weken
geleden (pl_m. 140.000.000), werd deze
week noodzakelijk. De Nederlandsche
Bank werd genoodzaakt nog eens een zeer
belangrijk bedrag aan goud (ter beurze
taxeert men 100.000.000), af te geven. De
gevolgen van deze hernieuwde goud-af
vloeiingen zijn, zooals ieder voldoend in
theorie en practijk der economie geschool
de weet, een evenredige contractie der
bankbiljettencïrculatie en verhooging van
het disconto met als gevolg van deze maat
regelen een gedwongen of vrijwillige cre-
dietcontractie, welke de prijzen aller pro
ducten doet dalen. De omvang der ge
noemde goudafgiften doet vreezen, dat
deze prijsdaling groot zal zijn.
De gevolgen dezer prijsdaling zijn, dat
tienduizenden, en niet bepaald de slecht
ste vaderlanders, welke zidh tot dusverre
staande wisten te houden, hunne zaken
hetzij fabriek of winkel, moeten sluiten,
terwijl hun ontslagen personeel het leger
werkloozen zal vergrooten met al de mi
sère van dien.
Dit voorzag Minister Steenberghe en
misschien zou dit schrikbeeld hem niet
hebben doen besluiten het regeeringsschip
te veriaten, doch het feit, dat in de afge-
loopen week voor iederen financieelen in
sider duidelijk is gebleken, dat het lot van
alle leden van het goudblok in handen van
Frankrijk ligt en afhankelijk is van de lui
men van de Fr arisch „politicastres" hebben
den minister doen twijfelen of de tegen
woordige monetaire politiek wel de juiste
was.
Indien men in Frankrijk er niet in ge
slaagd zou zijn een kabinet te construeeren,
zou iedere opoffering onzerzijds illusoir zijn
geweest. Met een belangrijk verminderde
goudvoorraad zou Nederland dan mede-
gesleurd worden in den dan onvermijdelijk
geworden monetaire chaos en daardoor bij
een opbouw der gehavende industrie en
handel zijn belemmerd.
Deze feiten zullen Minister Steenberghe
aanleiding hebben gegeven den Minister-
President inlichtingen te verzoeken om
trent de onder deze omstandigheden te
volgen weg. Het antwoord hierop zal in
botsing zijn gekomen met het economisch
eerlijkheidsgevoel van den jongen Minis
ter en hem tot zijn bekend besluit genoopt
hebben.
Dit besluit getuigt van karakter en juist
inzichten een regeering gebaseerd op eco
nomische rechtvaardigheid zal zeker plaats
zijn voor mannen als Steenberghe.
PROFESSOR GELISSEN EN ZIJN
DENKBEELDEN.
Men meldt uit Maastricht aan de „N. R.
Crt.":
Van de benoeming van prof. Gelissen
tot minister van oeconomische zaken zal
in Limburg met voldoening worden kennis
genomen. Men heeft hem hier nu een reeks
van jaren met een hardnekkigheid, die ook
enkele van nature sceptische menschen
overtuigd heeft, voor een verdere industra-
lisatie zien ijveren als eenig mogelijke
nieuwe bron van werkverschaffing, in een
land, welks bevolking blijft toenemen.
Zijn lijn is industrie en nog eens indus
trie. Hij is geen politiek man, die daarbij
het groote voordeel heeft van een onafhan
kelijk oordeel te hebben bewaard tegen
over de politiek van zijn omgeving, terwijl
hij een geboren optimist is, al hebben de
zeer moeilijke oeconomische omstandighe
den ook op hem hun invloed niet gemist.
Maar hij is een snelle werker, die zich met
veel élan aan de hem opgelegde taak kan
wijden, daardoor enorm veel werk in kor
ten tijd verzetten kan. Zijn methode is al
tijd geweest de zaak bestudeeren, in het
buitenland gaan kijken, en dan de groote
lijnen trekken. Het uitzoeken en regelen
van de détails laat hij graag aan zijn me
dewerkers over.
Prof. Gelissen is diep overtuigd, dat de
industrieele problemen zich geregeld wij
zigen. Oude industrieën moeten zich steeds
weer verjongen. Wat, voor een tijd nog,
van welhaast eeuwigen duur leek, kon
door totaal veranderde omstandigheden óf
wel grondig gewijzigd, óf wel door geheel
iets anders vervangen moeten worden. Het
proces der industrieele ontwikkeling is er,
zijns inziens, een van geboren worden en
sterven. Toegepaste natuurwetenschap en
behoeften stimuleeren nieuwe industrieën
en doen oude verdwijnen. Ook zijn de in
dustrieele procédé's aan voortdurende wij
ziging onderhevig. De industrie moet, even
als de chemie, gereed zijn nieuwe gedach
ten te aanvaarden en in toepassing te bren
gen.
Gedurende vijf jaar heeft prof. Gelis
sen gepreekt over de industrialisatiemoge
lijkheden van Nederland. Zijn ideeën in
deze zijn welbekend. Thans zal moeten blij
ken, hoeveel medewerking er voor te vin
den zal zijn, wat er dus van te verwezen
lijken is.
Nog onlangs, toen ir. Kessler, de direc
teur van de Staafwerken te IJmuiden, voor
de Vereeniging van Nederlandsche inge
nieurs te Heerlen sprak over de „Wieder -
ankurbelung" van onze industrieele pro
ductie, hebbei verscheidene Limburgsche
indusfcrieelen van hun meening laten blij
ken. Prof. Gelissen heeft toen doen uitko
men dat hij het niet eens was met de de-
valuatieijgedachten van ir. Kessler, maar
wel dankbaar was, dat men ook in het
Noorden tot het inzicht gekomen is, dat een
streven, dat in Limburg al enkele jaren be
staat, de eenige uitweg is om uit de voor
onze financiën fnuikende werkloosheid te
geraken.
Dr. Colijn krijgt in prof. Gelissen een
medewerker, die het in oeconomisch oog
punt geheel met hem eens is. Prof. Gelis
sen heeft in een omgeving van meest pro
te ctionisten nooit onder stoelen of banken
gestoken, dat hij principieel vrijhandelaar
is, en wat zijn opvattingen o.a. op mone
tair gebied betreft, kunnen wij verwijzen
naar zijn praeadvies voor de op 28 Juni
a^. te Noord wijk te houden vergadering
van de Vereeniging van Nederlandsche
gemeenten, over het vraagpunt, of het ge-
wensoht is, dat de overheid deelneemt aan
de oprichting en bedrijfsvoering van in-
dustriebanken; of hier een taak ligt voor
de gemeenten; en zoo ja, welke richtlijnen
bij de verwezenlijking van die taak moe
ten worden gevolgd.
Wij lezen daarin het volgende: „Vooral
moet worden opgemerkt, dat elke poging
tot verdere industrialisatie en verdere
werkverruiming weinig kans op succes
heeft zoolang het kosten- en lastenniveau,
waarop wij ons thans in Nederland bevin
den, niet verlaagd wordt, hetzij dan door
hèrwaardeering, dit wil zeggen ovenneten
van de waarden, hetzij door wijziging van
den meter, bouwende op devaluatie. Om
trent het opbouwende nationale werk,
noodig voor het voeren van een actieve
industrie-politiek, is een internationale ac
tie noodig, gericht op werktijdregeling, sta
bilisatie van de valuta, zoomede voor wat
betreft het voeren van een gemeenschap
pelijke oeconomische politiek. Nationaal
herstel in een internationaal milieu vraagt
herstel van gezonde internationale verhou
dingen. Ook wat dit punt betreft is het
niet aan ons hier een keuze te doen. Een
feit is echter, dat óf het een óf het ander
moet worden doorgevoerd."
En verder: „Export is slechts mogelijk,
indien men import toelaat. Wordt de on
zichtbare export kleiner, dan moet de im
port eveneens dalen".
Met den landbouw is prof. Gelissen in
aanraking gekomen doondat hij enkele ja
ren directeur van de superfosfaatfabriek is
geweest. Het kan overigens geen kwaad,
dat onze landbouw met zijn over de be
hoefte heengegroeide productiemogelijkhe
den eens met industrieele oogen bekeken
wordt.
Prof. Gelissen 'heeft het in Limburg altijd
met menschen van veel uiteenloopende po
litieke richtingen uitstekend kunnen vin
den. Hij heeft nooit geschroomd zijn ideeën
tegenover die van anderen te plaatsen. Dit
heeft niet alleen de persoonlijke betrekkin
gen niet geschaad, hij heeft door zijn juis
te inzichten in tal van zaken anderen voor
zijn standpunt weten te winnen.
In tegenstelling met deze welwillende
verwelkoming in de „N. R. Crt." is, wat
een ander liberaal blad het „Vaderland"
schrijft:
„In tegenstelling tot de vacature Mer
chant blijkt de regering de vacature-
Steenberghe zoo spoedig mogelijk te wil
len vervullen en wel door de benoeming
van prof. dr. ir. H. C. J. H. Gelissen te
Maastricht, directeur van de Provinciale
Limburgsche Electriciteits Maatschappij en
tevens buitengewoon hoogleeraar aan de
R.-K. Handels-Hoogeschool te Tilburg. Men
moet dan wel aannemen, dat zijn inzich
ten met betrekking tot de monetaire poli
tiek geheel strooken met die van het ka
binet en er thans ten deze niet de minste
onzekerheid heerscht.
Overigens staat de heer Gelissen be
kend als een aanhanger van andere, ons
verwerpelijk voorkomende denkbeelden
tot activeering van de industrie als de op
richting van industriebanken en zooge
naamde ordening, hetgeen ons zijn benoe
ming met gemengde gevoelens doet tege
moet zien. Van proefnemingen op dit ge
bied, die zouden leiden tot credietinflatie,
verzwakking van het concurrentievermo
gen der industri en prijsstijgingen, zijn
ook slechts bedenkelijke gevolgen te vree
zen, zij het, dat zij tot een gebied van klei
ner omvang dan die van een devaluatie
beperkt zouden zijn. Daarentegen schijnt
in zijn credit te moeten worden geschre
ven, dat hij principieel vrijhandelaar is.
Uit politiek oogpunt zijn de banden, die
den heer Gelissen met de R.-K. Staatspar
tij verbinden zoo hij daarvan lid is
in geen geval zoo sterk, dat hij niet wel
eens voornemens is geweest die te verbre
ken. Het is immers bekend, dat hij bij de
oprichting van het Verbond voor Natio
naal Herstel ernstig over toetreding tot dat
Verbond heeft, gedacht."
<-0X\ „«O"
„oo*®
DE ILK. WERKGEVERS OVER HET
BEZUINIGINGS-ONTWERP.
„Een mentaliteit, die ons land ten verderve
dreigt te voeren"!
De Algemeen e RJC. Werkgeversver. heeft
aan de Tweede Kamer een adres gezonden
nzake het wetsontwerp tot verlaging der
openbare uitgaven. De niet malsche
critiek op dit wetsontwerp komt o.a. in de
volgende passages tot uitdrukking:
„Het gevolg van vroegere misrekeningen,
aarzelingen en niet benutte kansen en ver
gissingen is geweest, dat de weg naar een
betere toekomst goeddeels versperd is ge
raakt en de nieuwe economische politiek
moet worden opgebouwd op wel zeer
smalle fundamenten".
„Wij willen Uw Hoog College niet ver
helen, dat wij geen vertrouwen meer heb
ben, dat dit Kabinet in staat zal zijn, met
behoud van den gouden standaard, dien het
wensoht te handhaven, de benauwende pro
blemen van dezen tijd meester te worden".
„Naar veler overtuiging moet wiskundig
zeker de aanpassingspolitiek der Regeering,
zooals deze tot nu toe werd gevoerd, op
verdere verarming en verdere inzinking der
koopkracht uitloopen".
„Uit de indiening van dit wetsontwerp
en uit de toelichting spreekt een mentali
teit, die ons land teil verderve dreigt te
voeren. Reeds tien jaren lang hebben wij
tegen dezen geest gestreden. Deze geest con
strueert de taak van de Overheid blijk
baar niet in de eerste plaats als een van
positieve welvaartsbevordering volgens een
vast omlijnd plan, maar als een, die voor
namelijk de brand tracht te blusschen, wan
neer zij is ontstaan en dan dikwijls niet
meer valt te overwinnen".
„In dit stadium van behandeling van het
wetsontwerp zullen wij ons van detailcri-
tiek onthouden".
„Wij wenschen niet misverstaan te worden
in onze meening, dat bezuiniging op de
Overheidsuitgaven vanzelfsprekend abso
luut geboden blijft. Wanneer de Regeering
echter niet veel anders doet dan dat, geeft
zij blijk, dat bij Haar het onmisbaar inzicht
ontbreekt voor hetgeen in breed verband
voor ons volk geboden is".
Het adres is onderteekend door den voor
zitter Guljé en den tweeden secretaris
Franses.
PRINSES JULIANA.
Keel-aandoening nagenoeg genezen.
De Apeldoornsche correspondent van de
„Msbd." meldt:
De Prinses is thans nagenoeg genezen
van haar keelaandoening. Alle voorzichtig
heid wordt echter betracht om opnieuw
kouvatten te voorkomen.
PRINSES JULIANA NAAR DIERDORF?
j Uitnoodiging voor een doopplechtigheid.
i Naar het „Hbld." verneemt, zou de Erf-
prins Hermann von Wied aan HJKJL prin-
I ses Juliana de uitnoodiging hebben gericht
tegenwoordig te willen zijn bij de doop
plechtigheid van zijn tweeden zoon te Dier-
dorf, en daarna meer in het bijzonder te
kennen hebben gegeven het op zeer hoogen
I prijs te zullen stellen, wanneer prinses
Juliana het kind ten doop zal willen hou
den.
STUDIEDAGEN R.K. VOLKSBOND
In Augustus te Voorhout
In tegenstelling met vorige berichten
wordt ons medegedeeld, dat de Sociale
Studiedagen van den R.K. Volksbond in
Augustus gehouden zullen worden in de
Bisschoppelijke Nijverheidsschool (het
voormalige klein-seminarie Hageveld) te
Voorhout, die bestuurd wordt door de Eerw
Broeders van O. L. Vrouw van Zeven
Smarten.
„Tijd".
JONGE KATHOLIEKE WERKLOOZEN
Delegatie, o.a. uit dertig Nederlanders
bestaande, naar Genève vertrokken
De Brusselsche correspondent van „De
Tijd" seint d.d. 3 Juni:
Maandagnamiddag werd te Brussel op de
Poincarélaan de reusachtige centrale ge
opend voor de katholieke arbeidersjeugd,
waar aan jonge werkloozen ook gastvrij
verblijf zal worden aangeboden.
De plechtige opening van deze centrale
viel samen met het vertrek naar Genève
van een delegatie van katholieke jonge
werkloozen, bestaande uit vijftien Belgen,
dertig Nederlanders, twintig Franschen en
verschillende afgevaardigden van Spanje,
Tsjecho-Slowakije en Zwitserland. Voor
het vertrek der delegatie woonden de Bel
gische en Nederlandsche deelnemers een
Heilig Uur bij in de kapel der centrale.
De delegatie zal Woensdag te Genève
aankomen, om daar aan het Internationaal
Arbeidsbureau petities voor te leggen van
jonge werkloozen. Op deze verzoekschrif
ten werden in België 25.000, in Nederland
17.000, in Frankrijk 19.000 en in de andere
landen nog 19.000 handteekeningen verza
meld. De delegatie zal Woensdag te vijf
uur op de Internationale Arbeidsconferen-
tie te Genève worden ontvangen door den
heer Serrarens, algemeen secretaris van
het Internationaal Christelijk Vakverbond.
Het doel van deze reis van de jonge
werkloozen is de heeren in Genève attent
te maken op de werkloosheidsmisère on
der de jeugd en op de ontzettende moreele
gevolgen ervan.
Voor het welslagen van deze te Genève
te ondernemen stappen wordt een gebeds-
triduum georganiseerd, dat Zondag te Pa
rijs, Maandag ta Brussel is begonnen en
waaraan te Genève door de katholieke ar
beidersjeugd aldaar zal worden deelgeno-
EXPORT VAN ZUTVEL-PRODUCTEN
Uitkeering uit de opbrengst der extra
heffingen
Begin Januari j.l. werd bekend gemaakt,
dat door den Minister van Economische
Zaken een bedrag van 605766.31 voor uit-
keering aan producenten van boter en
ƒ39433.69 voor uitkeering aan producen
ten van kaas ter beschikking was gesteld.
Deze uitkeering heeft inmiddels onder in
achtname van de volgende regelen door
bemiddeling van het Crisis-Zuivelbureau
plaats gehad.
1. Op grond van de bepaling der Crisis-
Uitvoerwet, dat deze bedragen bestemd
zijn tot het doen van uitkeeringen aan of
aan te wenden ten bate van producenten
van goederen, waarvan door eenig land de
invoer uit Nederland boven een bepaalde
hoeveelheid is verboden, of waarvan an
derszins de regelmatige invoer uit Neder
land door eenig land is verstoord, ge
schiedde bovengenoemde uitkeering aan
producenten van boter en kaas; de uitkee
ring heeft dus niet aan de melkveehouders
plaats gehad.
De basis voor de berekening der uit tq
keeren bedragen vormde de productie van
boter, resp. van kaas, in de periode 4 Juni
1933 tot 3 Juni 1934. Daar het fonds, waar
uit de uitkeering geschiedde, gevormd is
met gelden geheven op onder controle van
een onder Rijkstoezicht gestelde instelling
vervaardigde producten, werd ook alleen
de productie van genoemde producten met
Rijksmerk als basis genomen.
In verband met de moeilijkheden, ver
bonden aan de verzameling van gegevens
over de volledige periode, waarin de gel
den werden geheven, (ruim 2Y? jaar) werd
teneinde ook seizoeninvloeden uit te scha
kelen, de uitkeering gebaseerd op de pro
ductie in een periode van 12 maanden,
waarvoor de periode 4 Juni 1933 tot 3
Juni 1934 het meest geschikt bleek te zijn.
Van kaasproducenten, bij wie niet de
productie, doch slechts de afgeleverde pro
ductie bij de controle-stations bekend was,
werd de uitkeering gebaseerd op de af
geleverde productie.
2. Voor zuivelfabrieken welke óf zelf, óf
in combinatie, hun producten hebben ge
ëxporteerd, werd de uitkeering niet geba
seerd op hun geheele productie in boven
genoemde periode, doch op deze productie,
verminderd met tweemaal de hoeveelheid
van het product, waarvoor zij gedurende
de periode 1 Januari 1932 tot 27 Augustus
1934 ingevolge de Crisis-Uitvoerwet 1931
toewijzingen voor uitvoer van de betref
fende goederen hadden ontvangen. Deze
bepaling werd getroffen om door middel
van. deze uitkeering tegemoet te komen
aan het bezwaar, dat zuivelfabrieken, die
zelf of in combinatie hun producten, het
zij geheel of gedeeltelijk, naar contingen-
teerende landen hebben uitgevoerd, gedu
rende laatstgenoemde periode in betere
positie hebben verkeerd dan fabrieken,
die niet zelf hebben kunnen exporteeren,
tengevolge van het feit, dat het niet steeds
mogelijk is gebleken de heffingen op den
uitvoer geheel nauwkeurig vast te stel
len. Vele zelf of in combinatie exportee-
rende fabrieken hebben daardoor in het
algemeen een hoogere totaalopbrengst voor
hun productie kunnen behalen dan niet
zelf exporteerende fabrieken.
Aan de hand van de in het buitenland
behaalde opbrengsten, de onkosten en de
inkoopprijzen kon wel ook worden ge
raamd, dat, indien men het sedert den
aanvang der contigenteering (Januari
1932) tot den datum der beschikking van
den minister van Economische Zaken (27
Augustus 1934) verleende exportrecht
tweemaal op de productie in mindering
bracht, de verhouding tusschen wel en
niet exporteerende fabrieken beter aan
de grondslagen der regeling zou beant
woorden.
Ten aanzien van de zelf-kazende boe
ren, die zelf of via hun vereeniging expor
teeren, bestond in verband met de andere
verhoudingen, die voor boerenkaas gelden,
geen aanleiding den aftrek toe te passem
De algemeen markttoestand in de gebie
den, waar in hoofdzaak boerenkaas wordt
gemaakt, is namelijk geheel verschillend
van den toestand in streken, waar de kaas
fabrieksmatig wordt geproduceerd, en het
verschil tusschen hetgeen de producenten
met, en die zonder exportrecht voor hun
product maken indien het al aanwezig
is, hetgeen betwijfelt moet worden is
zeker veel kleiner dan bij fabriekskaas.
Er bestond dus geen aanleiding de uit
keering voor de producenten van boeren
kaas met exportrecht anders te berqkenen
dan die voor de producenten van dit arti
kel zonder exportrecht.
Om redenen van administratieven aard
geschiedde de uitkeering aan de bij ex-
portvereenigingen aangesloten fabrieken
via de exportvereenigingen, voorzoover die
zich verbonden de gelden aan de bij hen
aangesloten fabrieken uit te keeren.
Versiering van stations met bloemen
en planten
Evenals het vorige jaar, zal ditmaal ook
weder een wedstrijd worden geboden voor
de stationschefs der Ned. Spoorwegen in
het versieren van hun stations met bloe
men en planten. Men kan dus verwachten
dat vele stations binnenkort wederom zul
len prijken met een weelde van groen en
bloemen, vooral ook omdat ditmaal meer
prijzen zullen worden toegekend dan voor
heen.
Er zullen n.l. drie prijzen per inspectie
of in het geheel dertig inspectie-prijzen
worden uitgeloofd, terwijl de winnaars van
deze inspectie-prijzen kunnen mededingen
naar de vijf ter beschikking gestelde di
rectie-prijzen, die, na onderzoek door voor
dat doel benoemde commissie voor sta
tionsversiering, in het najaar zullen wor
den toegekend.