DINSDAv. DE LETOSCHE COURANT TWEEDE BLAD. - PAG. 6 HET AFTREDEN VAN MINISTER STEENBERGHE. (De Maasbode zegt naar aanleiding "van het aftreden van Minister Steenberghe een en ander over het devaluatie-vraag stuk. Het blad zwenkt den laatsten tijd in de richting van devaluatie. „Onvermijdelijk lijkt het ons, dat de voornaamste politieke partijen, dat vooral het parlement zoo beslist mo gelijk een keuze doen uit het dilemma, waarvoor ook het kabinet door mr. Steeniberghe zoo resoluut werd gesteld: devaluatie of consequente deflatie. Bij deze hachelijke keuze zullen al lerlei factoren een woord moeten mee spreken. Dat met devaluatie de zaak met één slag gered zal zijn, gelooft geen deskundige. Dat zij ongetwijfeld groote nadeelen en voor een deel slechts tijdelijke voordeelen biedt staat ook vast, maar dat zij op bepaalde pun ten reëele verlichting kan brengen eveneens, terwijl de vraag klemt of zij te vermijden zal blijven. Louter moreel beschouwd lijkt zij ons niet volstrekt te verwerpen. Moreeile bezwaren, als tegen devaluatie worden aangevoerd, kunnen ook worden ingebracht tegen het andere deel van het onvermijdelijk dilemma: consequente deflatie". En het blad besluit: „Nog eens ten slotte: onvermijdelijk is het, dat de zaak thans ex professo door de Tweede Kamer worde behan deld ook met het oog op het bezui- nigingsontwerp en beslist, en dat in ieder geval worde gekozen voor een positieve, constructieve welvaartspoli- tiek met als onderdeel, of basis als men wil: ófwel devaluatie ófwel consequen te deflatie". De Nieuwe R o t L C r die fel tegen devaluatie is, schrijft o.m.: Het mag wel opmerkelijk heet en, dat de denkbeelden van minister Steen berghe, die allicht reeds geruimen tijd bij hem gesluimerd hebben, vasten vorm hébben aangenomen, sedert onze Zuidelijke buren zich met heel veel verontschuldigingen tegenover de bui tenwereld en onder een storm van cri- tiek, ook in België zelf, van het goud- blok hebben losgemaakt en den franc, die jaren geleden al tot een zevende van zijn goud waarde was verlaagd, nog een stuk verder naar beneden hebben gebracht. Aldus was België blijkbaar voor onzen minister van oeconomische zaken een lichtend voorbeeld gewor den en meende hij in de mogelijkheid om onzen tot dusver in den internatio nalen storm gaaf gebleven gulden te devalueeren een baken te zien om het staatsschip door de branding van de eindelooze crisis heen te helpen. Doch hiermee kwam de heer Steenberghe niet alleen in botsing met zijn eigen collega's, die met hem de regeerings- verantwoordelij kheid hebben te dragen, maar ook met de over groote meerder heid van het Nederlandsche volk, dat in zijn traditioneele nuchterheid, eer lijkheid en zakelijkheid er nog steeds wars van is om zich in een speculatief avontuur, hetwelk op den duur slechts heillooze gevolgen kan hebben, te be geven. In dat opzicht blijkt het de over tuiging te deeüen van het volk van Zwitserland, waar zoo juist bij refe rendum met groote meerderheid een serie van maatregelen werd verworpen, die door de ontwrichting van het geld wezen, welke daarvan onvermijdelijk het gevolg had moeten zijn, aan het na tionale crediet een on'nerstelbaren slag zou hebben toegebracht. Bij deze laat ste gebeurtenis voegt zich nu als tweede geruststellende factor de vast beradenheid, waarmede onze regeering de denkbeelden van den heer Steen berghe van de hand heeft gewezen". De T ij d, die bijna iederen avond een of ander langer of korter artikel plaatst tegen het Kabinet-Colijn, schrijft o.a.: „Men moet erkennen, dat de Kabi netsformateur zijnerzijds een goeden zet heeft gedaan door de vervanging van Minister Steenberghe door ir. dr. H. Gelissen. Deze veertigjarige Venlonaar, oud-student van Rolduc en de Delft- sche HoogeschooL, professor der Til- burgsche Handelshoogeschobl, bereisd in Europa en Amerika, leider van het Economisch Technologisch Instituut in Limburg, heeft vooral in 't Zuiden, waar hij de jongste jaren de stuwer was van de beweging voor industriali seer in g, een groeten roep. Ongetwijfeld imoet men den moed bewonderen, waarmee ir. Gelissen, die bij vergissing ook nog eens candidaat voor Nationaal Herstel is geweest, zich aan den ministerieelen steun van het Kabinet-Colijn begeeft. Het is echter moeilijk aan te nemen, dat de regee ring erin slagen zal, op deze wijze het schild te houden, om de dreigende sla gen af te wenden. Sedert hij zijn onge lukkige rede hield voor de liberale in- dustTieefle kapiteins in de hoofdstad, schijnt dr. Colijn tot de politiek van de sterkste partij in de Kamer wat meer genaderd te zijn. Maar het is moeilijk aan te nemen, dat hij de vooruitstre vende denkbeelden zal aanvaarden van ir. Gelissen, voor wiens bekwame plan nen van industrialiseering, industrie- banken enz. hij al bij de eerste begroo- tingsdebatten steenkoud is gebleken. Politiek is ir. Gelissen een homo novus. Maar wat de devaluatie aangaat, krijgt het Kabinet geen goud, maar lood om ijzer". Deze laatste opmerking is vanzelfspre kend, zouden we haast zeggen niet waar. 't Is duidelijk, dat de nieuwe minister wat het devaluatie-vraagstuk betreft, de mee zong zijner collega's is toegedaan. WAAROM GING MINISTER STEENGERGHE HEEN? (Ingezonden). Het komt mij voor, dat de persberich ten welke commentaar leveren omtrent het heengaan van Minister Steenberghe, hoewel alle in één bepaalde richting wij zend, alle in meerdere of mindere mate onjuist zijn. De schrijver der economische historie van ons vaderland zal de achter ons lig gende week wel als een der meest emotio- neele en belangrijkste en van beslissende beteekenis aanmerken. Immers eene herhaling der abnormaal grootere goudafvloeiing van eenige weken geleden (pl_m. 140.000.000), werd deze week noodzakelijk. De Nederlandsche Bank werd genoodzaakt nog eens een zeer belangrijk bedrag aan goud (ter beurze taxeert men 100.000.000), af te geven. De gevolgen van deze hernieuwde goud-af vloeiingen zijn, zooals ieder voldoend in theorie en practijk der economie geschool de weet, een evenredige contractie der bankbiljettencïrculatie en verhooging van het disconto met als gevolg van deze maat regelen een gedwongen of vrijwillige cre- dietcontractie, welke de prijzen aller pro ducten doet dalen. De omvang der ge noemde goudafgiften doet vreezen, dat deze prijsdaling groot zal zijn. De gevolgen dezer prijsdaling zijn, dat tienduizenden, en niet bepaald de slecht ste vaderlanders, welke zidh tot dusverre staande wisten te houden, hunne zaken hetzij fabriek of winkel, moeten sluiten, terwijl hun ontslagen personeel het leger werkloozen zal vergrooten met al de mi sère van dien. Dit voorzag Minister Steenberghe en misschien zou dit schrikbeeld hem niet hebben doen besluiten het regeeringsschip te veriaten, doch het feit, dat in de afge- loopen week voor iederen financieelen in sider duidelijk is gebleken, dat het lot van alle leden van het goudblok in handen van Frankrijk ligt en afhankelijk is van de lui men van de Fr arisch „politicastres" hebben den minister doen twijfelen of de tegen woordige monetaire politiek wel de juiste was. Indien men in Frankrijk er niet in ge slaagd zou zijn een kabinet te construeeren, zou iedere opoffering onzerzijds illusoir zijn geweest. Met een belangrijk verminderde goudvoorraad zou Nederland dan mede- gesleurd worden in den dan onvermijdelijk geworden monetaire chaos en daardoor bij een opbouw der gehavende industrie en handel zijn belemmerd. Deze feiten zullen Minister Steenberghe aanleiding hebben gegeven den Minister- President inlichtingen te verzoeken om trent de onder deze omstandigheden te volgen weg. Het antwoord hierop zal in botsing zijn gekomen met het economisch eerlijkheidsgevoel van den jongen Minis ter en hem tot zijn bekend besluit genoopt hebben. Dit besluit getuigt van karakter en juist inzichten een regeering gebaseerd op eco nomische rechtvaardigheid zal zeker plaats zijn voor mannen als Steenberghe. PROFESSOR GELISSEN EN ZIJN DENKBEELDEN. Men meldt uit Maastricht aan de „N. R. Crt.": Van de benoeming van prof. Gelissen tot minister van oeconomische zaken zal in Limburg met voldoening worden kennis genomen. Men heeft hem hier nu een reeks van jaren met een hardnekkigheid, die ook enkele van nature sceptische menschen overtuigd heeft, voor een verdere industra- lisatie zien ijveren als eenig mogelijke nieuwe bron van werkverschaffing, in een land, welks bevolking blijft toenemen. Zijn lijn is industrie en nog eens indus trie. Hij is geen politiek man, die daarbij het groote voordeel heeft van een onafhan kelijk oordeel te hebben bewaard tegen over de politiek van zijn omgeving, terwijl hij een geboren optimist is, al hebben de zeer moeilijke oeconomische omstandighe den ook op hem hun invloed niet gemist. Maar hij is een snelle werker, die zich met veel élan aan de hem opgelegde taak kan wijden, daardoor enorm veel werk in kor ten tijd verzetten kan. Zijn methode is al tijd geweest de zaak bestudeeren, in het buitenland gaan kijken, en dan de groote lijnen trekken. Het uitzoeken en regelen van de détails laat hij graag aan zijn me dewerkers over. Prof. Gelissen is diep overtuigd, dat de industrieele problemen zich geregeld wij zigen. Oude industrieën moeten zich steeds weer verjongen. Wat, voor een tijd nog, van welhaast eeuwigen duur leek, kon door totaal veranderde omstandigheden óf wel grondig gewijzigd, óf wel door geheel iets anders vervangen moeten worden. Het proces der industrieele ontwikkeling is er, zijns inziens, een van geboren worden en sterven. Toegepaste natuurwetenschap en behoeften stimuleeren nieuwe industrieën en doen oude verdwijnen. Ook zijn de in dustrieele procédé's aan voortdurende wij ziging onderhevig. De industrie moet, even als de chemie, gereed zijn nieuwe gedach ten te aanvaarden en in toepassing te bren gen. Gedurende vijf jaar heeft prof. Gelis sen gepreekt over de industrialisatiemoge lijkheden van Nederland. Zijn ideeën in deze zijn welbekend. Thans zal moeten blij ken, hoeveel medewerking er voor te vin den zal zijn, wat er dus van te verwezen lijken is. Nog onlangs, toen ir. Kessler, de direc teur van de Staafwerken te IJmuiden, voor de Vereeniging van Nederlandsche inge nieurs te Heerlen sprak over de „Wieder - ankurbelung" van onze industrieele pro ductie, hebbei verscheidene Limburgsche indusfcrieelen van hun meening laten blij ken. Prof. Gelissen heeft toen doen uitko men dat hij het niet eens was met de de- valuatieijgedachten van ir. Kessler, maar wel dankbaar was, dat men ook in het Noorden tot het inzicht gekomen is, dat een streven, dat in Limburg al enkele jaren be staat, de eenige uitweg is om uit de voor onze financiën fnuikende werkloosheid te geraken. Dr. Colijn krijgt in prof. Gelissen een medewerker, die het in oeconomisch oog punt geheel met hem eens is. Prof. Gelis sen heeft in een omgeving van meest pro te ctionisten nooit onder stoelen of banken gestoken, dat hij principieel vrijhandelaar is, en wat zijn opvattingen o.a. op mone tair gebied betreft, kunnen wij verwijzen naar zijn praeadvies voor de op 28 Juni a^. te Noord wijk te houden vergadering van de Vereeniging van Nederlandsche gemeenten, over het vraagpunt, of het ge- wensoht is, dat de overheid deelneemt aan de oprichting en bedrijfsvoering van in- dustriebanken; of hier een taak ligt voor de gemeenten; en zoo ja, welke richtlijnen bij de verwezenlijking van die taak moe ten worden gevolgd. Wij lezen daarin het volgende: „Vooral moet worden opgemerkt, dat elke poging tot verdere industrialisatie en verdere werkverruiming weinig kans op succes heeft zoolang het kosten- en lastenniveau, waarop wij ons thans in Nederland bevin den, niet verlaagd wordt, hetzij dan door hèrwaardeering, dit wil zeggen ovenneten van de waarden, hetzij door wijziging van den meter, bouwende op devaluatie. Om trent het opbouwende nationale werk, noodig voor het voeren van een actieve industrie-politiek, is een internationale ac tie noodig, gericht op werktijdregeling, sta bilisatie van de valuta, zoomede voor wat betreft het voeren van een gemeenschap pelijke oeconomische politiek. Nationaal herstel in een internationaal milieu vraagt herstel van gezonde internationale verhou dingen. Ook wat dit punt betreft is het niet aan ons hier een keuze te doen. Een feit is echter, dat óf het een óf het ander moet worden doorgevoerd." En verder: „Export is slechts mogelijk, indien men import toelaat. Wordt de on zichtbare export kleiner, dan moet de im port eveneens dalen". Met den landbouw is prof. Gelissen in aanraking gekomen doondat hij enkele ja ren directeur van de superfosfaatfabriek is geweest. Het kan overigens geen kwaad, dat onze landbouw met zijn over de be hoefte heengegroeide productiemogelijkhe den eens met industrieele oogen bekeken wordt. Prof. Gelissen 'heeft het in Limburg altijd met menschen van veel uiteenloopende po litieke richtingen uitstekend kunnen vin den. Hij heeft nooit geschroomd zijn ideeën tegenover die van anderen te plaatsen. Dit heeft niet alleen de persoonlijke betrekkin gen niet geschaad, hij heeft door zijn juis te inzichten in tal van zaken anderen voor zijn standpunt weten te winnen. In tegenstelling met deze welwillende verwelkoming in de „N. R. Crt." is, wat een ander liberaal blad het „Vaderland" schrijft: „In tegenstelling tot de vacature Mer chant blijkt de regering de vacature- Steenberghe zoo spoedig mogelijk te wil len vervullen en wel door de benoeming van prof. dr. ir. H. C. J. H. Gelissen te Maastricht, directeur van de Provinciale Limburgsche Electriciteits Maatschappij en tevens buitengewoon hoogleeraar aan de R.-K. Handels-Hoogeschool te Tilburg. Men moet dan wel aannemen, dat zijn inzich ten met betrekking tot de monetaire poli tiek geheel strooken met die van het ka binet en er thans ten deze niet de minste onzekerheid heerscht. Overigens staat de heer Gelissen be kend als een aanhanger van andere, ons verwerpelijk voorkomende denkbeelden tot activeering van de industrie als de op richting van industriebanken en zooge naamde ordening, hetgeen ons zijn benoe ming met gemengde gevoelens doet tege moet zien. Van proefnemingen op dit ge bied, die zouden leiden tot credietinflatie, verzwakking van het concurrentievermo gen der industri en prijsstijgingen, zijn ook slechts bedenkelijke gevolgen te vree zen, zij het, dat zij tot een gebied van klei ner omvang dan die van een devaluatie beperkt zouden zijn. Daarentegen schijnt in zijn credit te moeten worden geschre ven, dat hij principieel vrijhandelaar is. Uit politiek oogpunt zijn de banden, die den heer Gelissen met de R.-K. Staatspar tij verbinden zoo hij daarvan lid is in geen geval zoo sterk, dat hij niet wel eens voornemens is geweest die te verbre ken. Het is immers bekend, dat hij bij de oprichting van het Verbond voor Natio naal Herstel ernstig over toetreding tot dat Verbond heeft, gedacht." <-0X\ „«O" „oo*® DE ILK. WERKGEVERS OVER HET BEZUINIGINGS-ONTWERP. „Een mentaliteit, die ons land ten verderve dreigt te voeren"! De Algemeen e RJC. Werkgeversver. heeft aan de Tweede Kamer een adres gezonden nzake het wetsontwerp tot verlaging der openbare uitgaven. De niet malsche critiek op dit wetsontwerp komt o.a. in de volgende passages tot uitdrukking: „Het gevolg van vroegere misrekeningen, aarzelingen en niet benutte kansen en ver gissingen is geweest, dat de weg naar een betere toekomst goeddeels versperd is ge raakt en de nieuwe economische politiek moet worden opgebouwd op wel zeer smalle fundamenten". „Wij willen Uw Hoog College niet ver helen, dat wij geen vertrouwen meer heb ben, dat dit Kabinet in staat zal zijn, met behoud van den gouden standaard, dien het wensoht te handhaven, de benauwende pro blemen van dezen tijd meester te worden". „Naar veler overtuiging moet wiskundig zeker de aanpassingspolitiek der Regeering, zooals deze tot nu toe werd gevoerd, op verdere verarming en verdere inzinking der koopkracht uitloopen". „Uit de indiening van dit wetsontwerp en uit de toelichting spreekt een mentali teit, die ons land teil verderve dreigt te voeren. Reeds tien jaren lang hebben wij tegen dezen geest gestreden. Deze geest con strueert de taak van de Overheid blijk baar niet in de eerste plaats als een van positieve welvaartsbevordering volgens een vast omlijnd plan, maar als een, die voor namelijk de brand tracht te blusschen, wan neer zij is ontstaan en dan dikwijls niet meer valt te overwinnen". „In dit stadium van behandeling van het wetsontwerp zullen wij ons van detailcri- tiek onthouden". „Wij wenschen niet misverstaan te worden in onze meening, dat bezuiniging op de Overheidsuitgaven vanzelfsprekend abso luut geboden blijft. Wanneer de Regeering echter niet veel anders doet dan dat, geeft zij blijk, dat bij Haar het onmisbaar inzicht ontbreekt voor hetgeen in breed verband voor ons volk geboden is". Het adres is onderteekend door den voor zitter Guljé en den tweeden secretaris Franses. PRINSES JULIANA. Keel-aandoening nagenoeg genezen. De Apeldoornsche correspondent van de „Msbd." meldt: De Prinses is thans nagenoeg genezen van haar keelaandoening. Alle voorzichtig heid wordt echter betracht om opnieuw kouvatten te voorkomen. PRINSES JULIANA NAAR DIERDORF? j Uitnoodiging voor een doopplechtigheid. i Naar het „Hbld." verneemt, zou de Erf- prins Hermann von Wied aan HJKJL prin- I ses Juliana de uitnoodiging hebben gericht tegenwoordig te willen zijn bij de doop plechtigheid van zijn tweeden zoon te Dier- dorf, en daarna meer in het bijzonder te kennen hebben gegeven het op zeer hoogen I prijs te zullen stellen, wanneer prinses Juliana het kind ten doop zal willen hou den. STUDIEDAGEN R.K. VOLKSBOND In Augustus te Voorhout In tegenstelling met vorige berichten wordt ons medegedeeld, dat de Sociale Studiedagen van den R.K. Volksbond in Augustus gehouden zullen worden in de Bisschoppelijke Nijverheidsschool (het voormalige klein-seminarie Hageveld) te Voorhout, die bestuurd wordt door de Eerw Broeders van O. L. Vrouw van Zeven Smarten. „Tijd". JONGE KATHOLIEKE WERKLOOZEN Delegatie, o.a. uit dertig Nederlanders bestaande, naar Genève vertrokken De Brusselsche correspondent van „De Tijd" seint d.d. 3 Juni: Maandagnamiddag werd te Brussel op de Poincarélaan de reusachtige centrale ge opend voor de katholieke arbeidersjeugd, waar aan jonge werkloozen ook gastvrij verblijf zal worden aangeboden. De plechtige opening van deze centrale viel samen met het vertrek naar Genève van een delegatie van katholieke jonge werkloozen, bestaande uit vijftien Belgen, dertig Nederlanders, twintig Franschen en verschillende afgevaardigden van Spanje, Tsjecho-Slowakije en Zwitserland. Voor het vertrek der delegatie woonden de Bel gische en Nederlandsche deelnemers een Heilig Uur bij in de kapel der centrale. De delegatie zal Woensdag te Genève aankomen, om daar aan het Internationaal Arbeidsbureau petities voor te leggen van jonge werkloozen. Op deze verzoekschrif ten werden in België 25.000, in Nederland 17.000, in Frankrijk 19.000 en in de andere landen nog 19.000 handteekeningen verza meld. De delegatie zal Woensdag te vijf uur op de Internationale Arbeidsconferen- tie te Genève worden ontvangen door den heer Serrarens, algemeen secretaris van het Internationaal Christelijk Vakverbond. Het doel van deze reis van de jonge werkloozen is de heeren in Genève attent te maken op de werkloosheidsmisère on der de jeugd en op de ontzettende moreele gevolgen ervan. Voor het welslagen van deze te Genève te ondernemen stappen wordt een gebeds- triduum georganiseerd, dat Zondag te Pa rijs, Maandag ta Brussel is begonnen en waaraan te Genève door de katholieke ar beidersjeugd aldaar zal worden deelgeno- EXPORT VAN ZUTVEL-PRODUCTEN Uitkeering uit de opbrengst der extra heffingen Begin Januari j.l. werd bekend gemaakt, dat door den Minister van Economische Zaken een bedrag van 605766.31 voor uit- keering aan producenten van boter en ƒ39433.69 voor uitkeering aan producen ten van kaas ter beschikking was gesteld. Deze uitkeering heeft inmiddels onder in achtname van de volgende regelen door bemiddeling van het Crisis-Zuivelbureau plaats gehad. 1. Op grond van de bepaling der Crisis- Uitvoerwet, dat deze bedragen bestemd zijn tot het doen van uitkeeringen aan of aan te wenden ten bate van producenten van goederen, waarvan door eenig land de invoer uit Nederland boven een bepaalde hoeveelheid is verboden, of waarvan an derszins de regelmatige invoer uit Neder land door eenig land is verstoord, ge schiedde bovengenoemde uitkeering aan producenten van boter en kaas; de uitkee ring heeft dus niet aan de melkveehouders plaats gehad. De basis voor de berekening der uit tq keeren bedragen vormde de productie van boter, resp. van kaas, in de periode 4 Juni 1933 tot 3 Juni 1934. Daar het fonds, waar uit de uitkeering geschiedde, gevormd is met gelden geheven op onder controle van een onder Rijkstoezicht gestelde instelling vervaardigde producten, werd ook alleen de productie van genoemde producten met Rijksmerk als basis genomen. In verband met de moeilijkheden, ver bonden aan de verzameling van gegevens over de volledige periode, waarin de gel den werden geheven, (ruim 2Y? jaar) werd teneinde ook seizoeninvloeden uit te scha kelen, de uitkeering gebaseerd op de pro ductie in een periode van 12 maanden, waarvoor de periode 4 Juni 1933 tot 3 Juni 1934 het meest geschikt bleek te zijn. Van kaasproducenten, bij wie niet de productie, doch slechts de afgeleverde pro ductie bij de controle-stations bekend was, werd de uitkeering gebaseerd op de af geleverde productie. 2. Voor zuivelfabrieken welke óf zelf, óf in combinatie, hun producten hebben ge ëxporteerd, werd de uitkeering niet geba seerd op hun geheele productie in boven genoemde periode, doch op deze productie, verminderd met tweemaal de hoeveelheid van het product, waarvoor zij gedurende de periode 1 Januari 1932 tot 27 Augustus 1934 ingevolge de Crisis-Uitvoerwet 1931 toewijzingen voor uitvoer van de betref fende goederen hadden ontvangen. Deze bepaling werd getroffen om door middel van. deze uitkeering tegemoet te komen aan het bezwaar, dat zuivelfabrieken, die zelf of in combinatie hun producten, het zij geheel of gedeeltelijk, naar contingen- teerende landen hebben uitgevoerd, gedu rende laatstgenoemde periode in betere positie hebben verkeerd dan fabrieken, die niet zelf hebben kunnen exporteeren, tengevolge van het feit, dat het niet steeds mogelijk is gebleken de heffingen op den uitvoer geheel nauwkeurig vast te stel len. Vele zelf of in combinatie exportee- rende fabrieken hebben daardoor in het algemeen een hoogere totaalopbrengst voor hun productie kunnen behalen dan niet zelf exporteerende fabrieken. Aan de hand van de in het buitenland behaalde opbrengsten, de onkosten en de inkoopprijzen kon wel ook worden ge raamd, dat, indien men het sedert den aanvang der contigenteering (Januari 1932) tot den datum der beschikking van den minister van Economische Zaken (27 Augustus 1934) verleende exportrecht tweemaal op de productie in mindering bracht, de verhouding tusschen wel en niet exporteerende fabrieken beter aan de grondslagen der regeling zou beant woorden. Ten aanzien van de zelf-kazende boe ren, die zelf of via hun vereeniging expor teeren, bestond in verband met de andere verhoudingen, die voor boerenkaas gelden, geen aanleiding den aftrek toe te passem De algemeen markttoestand in de gebie den, waar in hoofdzaak boerenkaas wordt gemaakt, is namelijk geheel verschillend van den toestand in streken, waar de kaas fabrieksmatig wordt geproduceerd, en het verschil tusschen hetgeen de producenten met, en die zonder exportrecht voor hun product maken indien het al aanwezig is, hetgeen betwijfelt moet worden is zeker veel kleiner dan bij fabriekskaas. Er bestond dus geen aanleiding de uit keering voor de producenten van boeren kaas met exportrecht anders te berqkenen dan die voor de producenten van dit arti kel zonder exportrecht. Om redenen van administratieven aard geschiedde de uitkeering aan de bij ex- portvereenigingen aangesloten fabrieken via de exportvereenigingen, voorzoover die zich verbonden de gelden aan de bij hen aangesloten fabrieken uit te keeren. Versiering van stations met bloemen en planten Evenals het vorige jaar, zal ditmaal ook weder een wedstrijd worden geboden voor de stationschefs der Ned. Spoorwegen in het versieren van hun stations met bloe men en planten. Men kan dus verwachten dat vele stations binnenkort wederom zul len prijken met een weelde van groen en bloemen, vooral ook omdat ditmaal meer prijzen zullen worden toegekend dan voor heen. Er zullen n.l. drie prijzen per inspectie of in het geheel dertig inspectie-prijzen worden uitgeloofd, terwijl de winnaars van deze inspectie-prijzen kunnen mededingen naar de vijf ter beschikking gestelde di rectie-prijzen, die, na onderzoek door voor dat doel benoemde commissie voor sta tionsversiering, in het najaar zullen wor den toegekend.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 6