GEMEENTERAAD VAN LEIDEN Zakenleiders! DINSDAG 28 MEI 1935 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD. - PAG. 6 EEN MIDDAG VAN INTERPE LLATIES. EEN INTERPELLATIE, DIE NIET WERD TOEGESTAAN EN TOCH DOORGING. OVER EEN MOTIE INZAKE AANVULLE NDEN STEUN AAN GEORGANISEERDE WERKLOOZEN STAAKTEN DE STEMMEN. TWEE INTERPELLA TIES OMTRENT DE ARBEIDSVOORWAARDEN BIJ DE LEIDSCHE WERKVERSCHAFFING. 18o. Voorstel tot vaststelling van een ver ordening, houdende Instructie voor de Ad junct-Directeuren der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit te Leiden. Goedgekeurd. 19o. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor eenige noodzakelijke verbete ringen van het Archief gebouw Goedgekeurd. Een nieuwe Rljnbnrg. 20o. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de vernieuwing van de Rijnbrug. Goedgekeurd. 21o. Voorstel tot vaststelling van een ver ordening, regelende de gelijkstelling voor de heffing van Personeele Belasting van perceelen of gedeelten van perceelen, uit sluitend dienende tot uitoefening van het bedrijf van houder van een koffiehuis, restaurant of andere inrichting tot het ge bruik van spijzen en dranken tegen beta ling, met perceelen of gedeelten van per ceelen vallende onder artikel 11, 3, eerste lid, letter a, van de wet op de Personeele Belasting 1896. De heer Coster (R.-K.) licht de wen- schelijkheid van verlaging der vaste lasten voor het hotel-, café- en restaurantbedrijf nader toe en dankt B. en W. voor de tege moetkoming. Daarna z.hs. aangenomen. 22o. Beantwoording van de interpellatie van Mevr. Braggaar-de Does, inzake de uitvoering van het raadsbesluit betreffen de het aangaan van een regeling met de te Leiden werkende ziekenfondsen ten aan zien van het verleenen van een reductie op de ziekenfondspremie aan ondersteunden. Wethouder Romijn (V. B.) antwoordt thans dat het de bedoeling van den Raad is geweest om het den ondersteunden mo gelijk te maken lid te blijven van hun zie kenfonds. Maatschappelijk Hulpbetoon heeft dientengevolge geen steunverlaging toegepast. M. H. heeft besloten thans weer voort te gaan met de vergoeding van het volledige fondsgeld in afwachting van een andere regeling van de geneeskundige hulp aan ondersteunden van M. H. Mevr. Braggaar-de Does (S. D. A. P.) kan zich met dit antwoord vereenigen, ofschoon zij meent, dat er wel degelijk van steunaftrek sprake is geweest. Heeft nu de verogeding in bons of in geld plaats? Wethouder Romijn (V. B.): Tweeder de in bons en één derde in geld. Het schoonmaken van gemeente gebouwen. 23o. Voortzetting van de interpellatie van Mevr. de Cler-de Bruijn, inzake het doen verrichten van het schoonmaken van diverse gemeentegebouwen bij wijze van aanbesteding- Mevr. de Cl erde Bruijn (S. D. A. P.) heeft een motie ingediend, om niet over te gaan tot aanbesteding, doch eerst een onderzoek in te stellen of aanbesteding goedkooper is dan eigen beheer door de zaak in verschillende commissie aanhan gig te maken en de resultaten van dat on derzoek aan den raad voor te leggen. Zij licht deze motie nog nader toe. Waar eigen beheer is, moet dat behouden blijven. Wethouder Splinter (C. H.) geeft den raad in overweging om de motie niet aan te nemen. Spr. stelt voor, om de kwestie van het schoonmaken bij de Lichtfabrie ken in handen te stellen van de desbetref fende commissie in verband met de behan deling van personeelsaangelegenheden. Het denkbeeld van uitbesteding is ingegeven omwille van de bezuiniging. De heer K o o 1 e (S. D. A. P.) zegt, dat de bestaande schoonmaakdienst, vooral in de scholen, niet werken kan zooals spr. dat wenschen zou. Zal dat bij aanbesteding beter worden? Spr. betwijfelt dat ten sterk ste, omdat hij vreest, dat met bijtende middelen gewerkt zal worden, zoodat het de gemeente geld zal kosten aan verf. De gemeente zal goed toezicht moeten hou den. De interpellatie wordt daarna gesloten. De motie van mevr. de Cler wordt ver worpen met 21 tegen 11 stemmen. Vóór: de S. D. A. P. en de heeren Vos en v. Weizen. Vervolgens wordt besproken de wyze van behandeling van een adres inzake de levering van consumptie aan de stembu- reaux. De voorzitter stelt voor, het in han den van B. en W. te stellen ter afdoening. De heer Coster (R.-K.) vraagt of alle in aanmerking komende middenstanders zijn uitgenoodigd. Wethouder G os ling a (A.-R.) ant woordt bevestigend. De heer Wilbrink (C.-H.) is niet te vreden over de consupmtie-levering zooals deze de laatste keer geschied is. De heer S c h 11 e r (S. D. A. P.) klaagt eveneens over de bediening in de stembu- reaux. Welke verbeteringen zullen B. en W aanbrengen? Wethouder Goslinga (A.-R): Een definitief besluit hebben B. en W. nog niet kunnen nemen. Het adres wordt daarna in handen van B. en W. gesteld ter afdoening. Een kruisbeeld uit een stem bureau verwijderd. Thans komt aan de orde de in het begin van de agenda uitgestelde kwestie van het toestaan der interpellatie-Lombert (R. K.). De voorz. stelt voor, om.deze in terpellatie niet toe te staan. De heer Wilmer (R.-K.) vraagt de re den daarvan. De voorz. antwoordt, dat B. en W. in deze zaak niet interpellabel zijn, daar het hier betreft de uitvoering van een Rijks wet. De heer Wilmer (R.-K.) erkent dat, maar vestigt er de aandacht op, dat het de raad is, die de voorzitters en leden van de stembureaux benoemt en dat houdt in, dat de Raad verlangen moet, dat deze personen handelen volgens de wet. Mag de raad dan niet aan B. en W. vragen, of zij van oordeel zijn, dat het optreden van een voorzitter in een bepaald geval verkeerd is? Interpelleeren beteek ent: het vragen van inlichtingen, en behoeft zeker niet al tijd te beteekenen, dat aan B. en W. een verwijt wordt gedaan. De voorz.: B. en W. zijn geen verant woording schuldig in deze kwestie. De heer Lo m bert (R.-K.): Ik vraag geen verantwoording. Ik stel alleen vra gen. De heer v. Eek (S. D. A. P.) deelt in het algemeen het standpunt van B. en W. niet. Laten B. en W. den raad inlichten, hoe zij daarover denken. Dan kunnen de voorzitters van stembureaux daarmee in den vervolge rekening houden. De voorz.: Bij de rondvraag ben ik be reid, om te antwoorden op dergelijke vTa- gen. Voorstel (later aan de agenda toege voegd) in zake het verleenen van me dewerking aan de alhier te houden ten toonstelling van vee en zuivel. Goedgekeurd. Voorstel tot verhooging van verschil lende posten der begrooting, dienst 1934, waarvan de raming te laag is gebleken en tot toevoeging van eenige nieuwe posten aan die begrooting, alsmede tot overbren ging van eenige posten van den dienst 1934 op dien van 1935. Goedgekeurd. Een kermis-debat. Voorstel tot wijziging van de verorde ning op de heffing van een belasting op tooneelvertooningen en andere vermake lijkheden. De heer Wilbrink (C.-H.) vraagt, waarom B. en W. deze verordening zoo op eens willen wijzigen, nu eenige particulie ren bezwaren maken. Wat betaalt de Lustrumcommissie voor het Schuttersveld in zijn geheel en welke bedragen worden door de Lustrumcommis sie gevraagd aan de exploitanten, die even tueel him bedrijven op het Schuttersveld zullen oprichten. Van de beantwoording van deze vragen hangt voor spr. de beslis sing over het voorstel van B. en W. af. De heer Lombert (R.-K.) heeft tot nu toe altijd gemeend, dat een kermis thans geen passend middel van vermaak meer werd geacht. De Lustrumcommissie is even wel van een andere meening. Ligt het nu op den weg van de gemeente om zoo'n ker mis in dezen tijd t<- bevorderen tot stij ving van de schatkist? In dezen tijd wordt op een kermis op to taal onnutte wijze geld weggesmeten. De heer Bergers (R.-K.) is niet zoo'n tegenstander van de kermis. Het is een staaltje van durf om in dezen tijd een Lus trum te vieren en spr. begrijpt het, dat de Lustrumcommissie tracht de financiën in orde te houden. De gewone uitgaven zyn niet onnut, want geheel Leiden wordt er beter van. Hoe meer leven in de brouwe rij, hoe beter het is. Spr. juicht het voor stel dan ook toe. De heer Coster (R.-K.) zegt, dat ver laging gemotiveerd is, omdat de verorde ning geheel gebaseerd is op de ééndaag- sche kermis van 3 October. De heer de Re ede (C.-H.) is het met B. en W. eens om technische redenen. De heer M anders (R.-K.) is eveneens voorstander van het laten rollen van het geld. Wat de techniek van de verordening betreft, zegt spr. dat deze in het gedane voorstel zoo slecht is als het meer zijn kan. Met het voorstel van B. en W. zal spr. niet meegaan. Wethouder Goslinga (A.-R.) zegt, per soonlijk een tegenstander te zijn van de bedoelde kermis, maar, nu het college een maal toestemming heeft verleend, moet men daarmee rekening houden. Bij de jongste wijziging is de belasting voor de 3-October-kermis aanzienlijk ver zwaard. Daarbij is echter geen rekening ge houden met de mogelijkheid van een meer- daagsche kermis. Naar de ervaring van vorige jaren zal het Schuttersveld tijdens de Lustrum-kermis per dag bezocht wor den door minder personen dan op 3 Octo ber. Het is onbillijk om dan dezelfde belas ting te heffen. De Lustrumcommissie, (die toch al geen winst maakt, integendeel!) ziet gevaar dreigen. De voorgestelde verla ging op zich geeft aan de commissie niet meer geld in het laadje, maar als de ex ploitanten van attracties niet komen, gaat de kermis niet door en derven zoowel de commissie als de gemeente groote inkom sten. De heer Wilbrink (C. H.) vindt de bestaande tarieven der vermakelijkheids belasting heelemaal niet te hoog. Z.i. is het de bedoeling dezer belastingverlaging om de inkomsten der Lustrumcommissie groo- ter te doen zijn: Om deze reden meent hij, dat het niet verantwoord is, om daarvoor een belastingverlaging toe te staan. Twin tig jaar geleden hebben wij de kermis af geschaft omwille van de banaliteit en den zedenverwilderenden invloed. Thans wordt de kermis weer ingevoerd en verdedigd met de bewering, dat de studenten toena dering zouden zoeken tot de burgerij. Zaak is, dat de winst van de Lustrumcommissie te laag dreigt te worden en daarom moet de belasting verlaagd worden. Voor een ontwikkelend vermaak zou spr. het col lege gaarne tegemoet komen, maar niet voor een vermaak, dat aan de lagere in stincten van de menschen tegemoet komt. De heer Bergers (R.K.) meent, dat datgene wat in het openbaar gebeurt niet zoo erg is als wat in het geheim gebeurt. De zedenverwildering is thans veel erger, dan vroeger, toen er nog een kermis was. Wij moeten niet te 'veel kijken naar het voordeel van de Lustrumcommissie, maar moeten vooral letten op het voordeel voor de geheele gemeente. De heer Lombert (RJC.) vindt het voor geen tegenspraak vatbaar, dat een kermis geen verheffend verschijnsel moet worden geacht. De bedoeling is om uit dat minderwaardig genot financieel voordeel te trekken. Het geld, dat hier wordt uitgege ven, komt in de zakken van kermis-exploi tanten en komt de gemeentenaren slechts voor een klein gedeelte ten goede. De heer V e r w e ij (S.D.AP.) meent, dat sterk wondt overdreven. Het gaat niet om weder-invoering van de kermis, maar of wij het den Leidschen studenten mogelijk zullen maken om maskerade te vieren. Hierbij is een lacune ontdekt iin de veror dening, die ongedaan moet worden ge maakt. Dat is alles. Spr. is ook geen voor stander van kermis, maar men moet niet overdrijven. De heer Manders (R.K.) gelooft niet, dat de maskerade onmogelijk zal worden gemaakt door belastingverlaging te weige ren. Geen enkele caroussel-houder zal de inschrijving weigeren alleen omwille van de belasting. De voorgestelde wijziging is niets meer dan gelegenheidswetgeving, waaraan technische fouten kleven. Wethouder Goslinga (A.R.) bevestigt, dat de belasting in vele gevallen inderdaad een struikelblok is gebleken. De heer Wilmer (R.K.) interrumpeert: Wat bedoelt u nu? Gaan de Lustrumvie ringen niet door als het voorstel verworpen wordt of alleen de kermis niet? Wethouder Goslinga (A.R.): De Lustrumfeesten zullen wel doorgaan, maar in verminderde mate. De heer Wilbrink (C.H.) merkt nog op, dat hij de heele lustrumfeesten cadeau wil geven, als deze onafscheidelijk verbon den moeten zijn met een minderwaardige kermisviering. Na stemming wondt het voorstel van B. en W. aangenomen met 23 tegen 11 stern- Tegen: de heeren Wilmer, v. Es, v. Ros malen, SahaneveLd, Lombert, Manders, Wil brink, Lekkerkerker, Eikerbout, Beek en- kamp en v. d. Reijden. Werkverschaffingsloonen. Vervolgens komt aan de orde een inter- pellatie-v. Weizen (C.P.), die vraagt, of het juist is, dat minder loon wordt uitge keerd bij de werkverschaffing aan arbei ders, die geen rou/tine hebben. Welke loo- nen worden uitgekeerd? Wanneer het bovenstaande juist is, willen B. en W. aan deze arbeiders dan een toe slag geven? En ten slotte: Willen B. en W. aan de arbeiders die vanwege Soc. Zaken of M. H. zijn aangewezen vakkleeding en sohoeisel op ev. aanvraag verschaffen? Tegelijk met deze interpellatie wordt aan de orde gesteld de vragen van den heer v. Stralen (S.DA..P.) die als. volgt luiden: Is het juist, dat een aantal bij de werk verschaffing aan het Levendaal en de Oegstgeesterlaan geplaatste arbeiders aan zegging heeft gekregen, dat zij na twee of drie weken telkens een week van het werk worden uitgesloten, terwijl zij over die week ook geen steun mogen ontvangen? Is het B. en W. bekend, dat deze maat regel tot gevolg heeft, dat voor de betrok ken arbeiders de verruiming van hun in komsten, die zij door hun tewerkstelling zouden kunnen hebben, vrijwel geheel ver loren gaat? Indien het bovenstaande juist is, zijn B. en W. dan niet van oordeel, dat hiermede een groote onbillijkheid wordt begaan en willen zij den Raad toezeggen, alles in het werk te zullen stellen, om bedoelde maat regel te doen intrekken? De heer v. Stralen (S.D.A.P.) licht deze vragen nader toe. Al deze dingen zijn zeer geschikt om de impopulaire werkver schaffing nog meer impopulair te maken. Het is spr. bekend, dat deze maatregelen van boven af worden opgelegd, maar daar om kunnen zij onze instemming tooh niet hebben. Wethouder Romijn (V.B.) antwoordt, dat het Loon der arbeiders afhangt van de arbeidsprestatie. Een trainingstoeslag kan worden gegeven. Het is het college niet be kend, dat uitsluitend wegens gebrek aan routine minder loon is uitbetaald. Een over zicht van de loonen kan het college van B. en W. nog niet geven. Volgens dc laatste loonstaat is het laagste uurloon verleden week 0.39.6 geweest. Het college is niet bereid om vakkleeding en schoeisel te ver strekken: de gemeente mag dat ook niet doen. Het Crisiscomité B. evenwel zorgt daarvoor. Wat het z.g. rouleeringssysteem betreft, zegt spr., dat deze kwestie door den heer v. Stralen wel zeer is opgeschroefd. Het gaat hier om slechts 5 personen, voor wie de rijksinspecteur deze toerbeurt heeft in gesteld, met het oog op hun gezinsinkoms ten. Het is volgens spr. uitgesloten, dat de arbeiders in werkverschaffing minder ver dienen dan hun steun. B. en W. doen hun best, om zoo weinig mogelijk personen te doen opnemen in bet rouleeringssysteem. Na repliek van den heer v. W e 1 z e n en v. Stralen spreekt ook de heer Wilmer (RJC.) zich uit tegen het rouleeringssys teem, waardoor deze tewerkgestelden ge dwongen worden om om de twee of drie weken een week lang zonder eenige in komsten te leven. Gelukkig wordt dit sys teem slechts toegepast op 5 van de 90 te- werkgestelden. Spr. hoopt, dat dit getal tot 0 kan worden teruggebracht. In verband met de klachten van den heer v. Weizen vraagt spr. of deze opmerkingen niet voort vloeien uit onbekendheid van de arbeiders met de geldende tarieven. Ook de heer Wilbrink (CU.) betreurt het rouleeringssysteem. Hij ziet daarin geen verschil met de zoozeer verworpen contra-prestatie. De heer Schoneveld (A.R.) merkt op, dat het rouleeringssysteem alleen wordt toegepast, wanneer er gezinsin komsten zijn. Dat maakt de maatregel min der scherp. Overigens zou ook spr. de rou leering zoo min mogelijk willen zien toege past. De heer Bergers (RJC.) vraagt of er geen mouw aan te passen is, door deze men schen op een andere wijze bij de gemeente te werk te stellen, als zij geen inkomsten hebben. Wethouder Romijn (V.B.) antwoordt op dit laatste, dat zulks onmogelijk is, daar de gemeente aan de rijksregeling is gebon den. De gemeente is eveneens tegen het rouleeringssysteem, maar heeft geen suc ces. De interpellatie wordt daarna gesloten. Trouwen in „Maison Bruyns". Vervolgens dient devoorz. een voorstel in om, voor den tijd, dat de Lakenhal we gens de a-s. zdlvertentoonstelling niet ge bruikt kan worden voor huwelijksvoltrek kingen 1ste en 2de klas, het perceel Rapen burg 8 voor dit doel te huren, n.l. Maison Bruyns. Gerekend wordt 10 gld. per huwe lijk. Z. h. sL aangenomen. RONDVRAAG. De heer Lombert (R.K.) krijgt thans gelegenheid om zijn vragen te stellen over het doen verwijderen van een kruisbeeld uit een schoollokaal, dat als stemlokaal werd gebruikt. Spr. vermeldt het feit, dat op 17 April jl. in het stemlocaal, geves tigd in de gymnastiekzaal van de R.K. School aan de Hasebroekstraat, een kiezer alvorens zijn stemplicht te vervullen, eisch- te, dat een daar hangend kruisbeeld zou worden verwijderd. De voorzitter van het stembureau, het raadslid de heer Bosman, liet daarop het kruisbeeld wegnemen. Spr. protesteert ten scherpste tegen het totaal ongemotiveerde optreden van dezen kiezer en uit zijn spijt erover, dat de voorzitter aan dezen onredelijken eisch heeft toege geven. Als deze feiten juist zijn, vraagt spr. B. en W. of zij niet mede van oordeel zijn, dat de kiezers ten eenenmale het recht missen aanmerkingen te maken op de zich in de stembureaux bevindende beelden, platen of voorwerpen, van welken aard ook. Van daag is het een kruisbeeld, morgen is het een portret van de koningin. Spr. kan dan ook wel mededeelen, dat het schoolbestuur niet meer bereid zal zijn om z"n schoollo- calen af te staan, wanneer er aan zulke dingen geen paal en perk wordt gesteld. In verband daarmede vraagt spr. dan ook, of B. en W. bereid zijn aan de voorzitters en leden van de stembureaux instructies te geven, dat in het vervolg soortgelijke eisohen van kiezers onvoorwaardelijk be- hooren te worden afgewezen. De voorz. antwoordt op deze vragen, dat de feiten juist zijn. Volgens de mee ning van het college zijn de voorzitters en leden van dé stembureaux inderdaad niet bevoegd om eenige verandering te doen aanbrengen in de inrichting der stemloca- len. Het is evenwel niet mogelijk om den voorzitters adviezen te geven, hoe zij moe ten reageeren op eventueele verschillende vragen; men kan niet alle mogelijkheden voorzien. De heer Coster (R.K.) vraagt waarom B. en W. de slooping van de stadhuisresten niet gegund hebben aan den laagsten in schrijver. Deze was door het gemeentebe stuur van Leiden indertijd aanbevolen voor een groot werk in den Haag. Hij was zeker bekwaam, om het werk te verrichten. Wethouder Splinter (C.H.) antwoordt, dat die gunning niet is geschied, omdat be doelde inschrijver niet geschikt was voor dien arbeid. De heer Bosman (V.B.) komt nog eens op de kwestie van het verwijderde kruis beeld terug. Spr. was door den eisch over rompeld en heeft in zooverre toegegeven, dat hij gezegd heeft, er geen bezwaar te gen te hebben, als de bediende het kruis beeld wegnam en in een ander lokaal neer legde. Hij heeft dus niet actief ingegrepen. De heer Wilmer (R.K.) wil den heer Bosman geen verwijt maken, maar hij wenscht niet dat de indruk gewekt wordt, alsof het voorgevallene niet ernstig zou worden geacht. Spr. vindt het zeer ernstig, dat een kiezer zóó kleinzielig is of bezield met haat tegen den Godsdienst, dat hij de beeltenis van den Christus niet kan verdra gen. Hij spreekt daarom in het openbaar zijn afkeur uit over een dergelijk optreden. De heer v. E c k (S.D.A.P.) komt daar tegen op. Z.i. hoort een kruisbeeld niet thuis in een voor den openbaren dienst bestemd locaal. Een dergelijk locaal moet zóó zijn, dat niemand daaraan aan stoot behoeft te nemen. Spr. is het geheel eens met dien kiezer, die z.i. niet gehan deld heeft uit haat tegen den godsdienst. Hierna sluiting. houdt 31 Mei m vrij voor het 4E NEDERLANDSCHE R EC LAM E CONGRES te Gouda. ONDERWERPEN, 1. Dagbladen en hun redamewaarde door Ir. A. HELDRING, Dir. Algem. Handelsblad, Amsterdam. 2. Reclame-effect en onderbewustzijn door HAN G. D.COPPENS, Dir. Coppens' Advies-Burv Amsterdam. Nadere inlichtingen - ook niet-leden kunnen deelnemen - GENOOTSCHAP VOOR KECLAME Keizersgracht 28-34 Amsterdam-C - Tel. 42428 R.-K. HANDELSHOOGESCHOOL, HOOGESCHOOL VOOR ECONOMISCHE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN. Onder voorzitterschap van mr. A. baron van Wijnbergen kwam dezer dagen. de Raad van Toezicht der R.-K. Handelshoo geschool in jaarlijksche vergadering bij een. Van de curatoren waren aanwezig, naast den reeds genoemden voorzitter, de hee ren H. M. J. Blomjous, ir. M. C. E. Bon- gaerts, Mgr. P. J. M. van Gils, mr. dr. W. G. A. van Sonsbeek en drs. J. Verhoeven, alsmede de secretaris van curatoren mr. B. J. M. van Spaendonck. Van de leden van den Raad van Toe zicht waren er velen aanwezig. In zijn openingswoord wees de voorzit ter er op, dat wij er ons bijzonder over mogen verheugen, dat, niettegènstaande de slechte tijdsomstandigheden, de Til- burgsche Handelshoogeschool is uitge groeid tot een bloeiende instelling met een sterk stijgend aantal studenten. De bijzon dere moeilijkheden, waarvoor het bedrijfs leven staat, doen dubbel de behoefte ge voelen aan een hoogeschool, waar een op groeiend geslacht in de sociale en econo mische wetenschappen wordt opgeleid. Dank zij de bijzondere toewijding der hoogleeraren, hebben reeds verschillende der afgestudeerden van de Tilburgsche Hoogeschool belangrijke posities weten te veroveren. Vervolgens werd aan de orde gesteld het verslag der oommissie uit den Raad van Toezicht voor de inzameling van gelden ten behoeve van de Hoogeschool. In deze comimissie hadden zitting de heer mr. dr. D. Beaufort O.F.M. te Utrecht, mr. N. Beckers te Sittard, ir. L. Feber te 's-Gra- venhage, A. J. M. van Iersel te Breda en K. L. H. v. d. Putt te Eindhoven. Het resultaat der gedachten wisseling was, dat besloten werd tot oprichting eener stichting „Katholieke Handelshoogeschool- Fonds". In verschillende plaatsen van ons land, waarbij de indeeling van het gebied der Kamer van Koophandel als grondslag zal worden genomen, zullen comité's worden opgericht voor het bijeenbrengen van gel den ten behoeve van dit fonds, hetwelk op verschillende wijzen de belangen der R.-K. Handelshoogeschool zal qunnen dienen, zoo o.a. door aanzuivering van eventueele exploitatie-tekorten der R.-K. Handelshoo geschool, door het verstrekken van studie beurzen, door het subsidieeren van we tenschappelijke onderzoekingen, enz. Vervolgens werd van gedachten gewis seld over het onlangs verschenen Jaarboek der Hoogeschool over het studiejaar 1933- 1934. Met bijzondere instemming werd kennis genomen van de mededeeling, dat het aantal studenten tot circa 180 is ge stegen. De wenschel ij kheid werd bepleit, dat ook in de noordelijke provincies gaandeweg meer belangstelling voor studie aan de R.K. Handelshoogeschool zou mogen groeien. Met grooten aandrang werd de wensche- lijkheid naar voren gebracht van een ka tholiek tijdschrift voor sociale en economi sche wetenschappen, uitgaande van de R. K. Handelshoogeschool. Eenige hoogleera ren verklaarden zich bereid op korten ter mijn de exploitatie-mogelijkheid van een dergelijk tijdschrift te onderzoeken. Voor al voor de afgestudeerden der Hoogeschool werd in het bestaan van een dergelijk eco nomisch tijdschrift op katholieken grond slag een groot belang gezien. Voorts werden mededeelirvgen gedaan over het Economisch Technologisch Insti tuut, dat zich in een reeds toenemende be langstelling van de zijde van het particu liere bedrijfsleven mag verheugen. Op zeer uiteenloopend terrein zijn onderzoekingen gaande, terwijl in het afgeloopen jaar we derom eenige publicaties konden ver schijnen. Bovendien werden door het In stituut voor zijn leden eenige praat-avon den georganiseerd, waarop o.a. besproken werden het vraagstuk der winstdeeling in industrieele ondernemingen, het handels- en clearingsverdrag met Duitschland, enz. De belangstelling van curatorium en Raad van Toezicht werd gevraagd voor de industrialisatie in Nederlandsch-Indië, ter wijl financieele steun werd toegezegd aan een commissie, die dit onderwerp meer van nabij onderzoek in verband ook met de katholike belangen, die hierbij betrok ken zijn. De vruchtbare gedachtenwisseling werd met een gezamenlijken maaltijd besloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 6