Wie gaat er met ons naar de
W ereldtentoonstelling
te Brussel?
VRIJDAG 17 MEI 1935
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD. - PAG. 9
Op 25-26 MEI en 1-2 JUNI a.s.
Een prachtige reis met eerste klas bediening
tegen den laagsten prijs
Officieel is de Brusselsche wereldtentoonstelling geopend. Nog wordt
er door vele handen gearbeid aan de laatste afwerking en wanneer
ons reisgezelschap naar Brussel zal vertrekken zal de prachtige
expositie in .volle glorie te zien zijn.
Wij hebben de reis reeds uitgestippeld, wij hebben de tentoonstelling
bezocht en kunnen U dus in deze wereldstad-op-zich een goede ge
leide meegeven, opdat U van het meest interessante het best en het
langst zult kunnen genieten zonder uw tijd te verliezen met zoeken.
Wij stellen ons voor des Zaterdags 25 Mei en 1 Juni om 1 uur van
onze bureaux te vertrekken en Zondagavond laat terug te keeren.
De kosten van deze mooie reis zijn 12.50 (verhoogd met ƒ1.
voor administratieve onkosten).
Deze week nog zullen wij het geheele programma bekend maken.
Inschrijvingen voor de eerste reis kunnen slechts geschieden tot en
met Dinsdag 21 Mei en voor de tweede reis tot en met Maandag
27 Mei a.s.
De reizen gaan door bij deelname van minstens 20 personen.
Bij inschrijving moet het volledige bedrag worden voldaan. Men kan
zich mondeling of schriftelijk voor een der beide reizen opgeven bij:
Adm. „DE LEIDSCHE COURANT", Papengracht 32 Leiden. Giro
103003. Schrijft tijdig in en stelt niet uit. Doe het nu J
Het - koninklijk
bezoek aan Brussel
Voor de tweede maal op
de Wereldtentoonstelling
Omtrent het bezoek van H.M. de ko
ningin en H.K.H. de prinses op de Congo-
afdeeling der Brusselsche tentoonstelling,
gistermorgen, «meldt de oorr. van de
„Msbd.' nog o.m.:
„Het bezoek begon met de zeer uitge
breide en bijzonder indrukwekkende af-
deeling van de R.K. missie. Hier werden
de vorstinnen rondgeleid door mgr. Roe
lens, een indrukwekkende missionarisfiguur
in den witten bisschopsmantel der Paters
van Afrika. Mgr. Roelens is niet alleen
een der oudste missionarissen van Congo,
maar hij is ook de oudste bisschop van de
kolonie waar hij in 1891 als missionaris
aankwam en vijf jaar later tot de bis
schoppelijke waardigheid werd verheven.
Hier bevonden zich verder, benevens en
kele zusters, andere religieuse personen
om den hoogen bezoeksters uitleg te ver
schaffen, n.l. Pater Verhoosel, procurator
der Jezuietenmissie in Congo, en de Neder-
landsche Pater Vullings-uit Venray, Congo-
Biissionaris van de Congregatie van het H.
Hart te Tilburg, die 'den collectieven mis
siestand in dit paviljoen heeft ingericht.
Alle drie deze geestelijken hadden her
haaldelijk belangstellende vragen van
Hare Majesteit en H.K.K. prinses Juliana
te beantwoorden, die een bijzondere inte
resse voor deze afdeeling aan den dag leg
den. De koningin liet zich voortdurend
over het beschavingswerk der missie voor
lichten, terwijl de prinses zelf op de knop
pen drukte om de lichtkaarten te verlich
ten, die tal van wetenswaardige gegevens
op missiegebied laten zien.
Hare Majesteit bleef eveneens aandach
tig stil staan bij een magnifieke maquette
der Jezuietenmissie. Wat de missie op hy
giënisch en ander mogelijk gebied verricht
te, hield niet minder haar aandacht gaande
Na deze afdeeling werden ook de andere
secties bezocht, die meer in het bijzonder
het geopraphisch artistiek, administratief
en economisch alsmede militair aspect der
kolonie laten zien".
KONINGIN EN PRINSES TERUG
Donderdagmiddag zijn H. M. de Konin
gin en H. K. H. Prinses Juliana weer in
Nederland teruggekeerd.
Met groote vaart passeerden de auto's
de grens. Er werd zoo hard gereden, dat
de ordonnans der Tilburgsche politie, die
te Tilburg-grens de aankomst zou melden,
voorbij gereden werd!
Met een 90 K.M. per uur gangetje was
men aldra in Goirle.
Ook hier werd met flinke snelheid ge
reden. Alleen bij de woning Van den bur
gemeester aan den Tilburgschen weg werd
even stil gehouden om het dochtertje van
burgemeester van Ginneken in de gelegen
heid te stellen om Koningin en Prinses
bloemen aan te bieden.
Reeds lang voor den aangekondigden tijd
twee uur, hadden zich de nieuwsgoerigen
opgesteld aan de grens tusschen de ge
meenten Goirle en Tilburg.
De wachtenden kregen voorloopig niets
anders te verwerken dan een ontzettende
stortbui, die tegen half twee losbrak.
Daarna verscheen weer nu en dan de
zon, en zoo werd het half drie voor de ko
ninklijke stoet nadérde.
In snelle vaart schoten de wagens voor
bij en maar nauwelijks was er gelegenheid
een behoorlijk politie-escorte te vormen.
Te Tilburg.
Twee motor-zijspannen hielden den weg
ter weerszijden ruim.
Op het Korvel, in de Zomerstraat, in de
Willem Il-straat en op de Spoorlaan wer
den aan H. M. de Koningin en aan Prinses
Juliana bloemen aangeboden.
Langs heel den weg was het druk van
kijkers. Voorop stonden overal schoolkin
deren want spontaan was de oproep van
het Comité van Hulde gevolgd langs het
trottoir met oranje en vlaggetjes. Daarbo
ven wapperden vroolijk de vlaggen aan de
huizen. En over alles goot de welwillende
zon, buiten verwachting, een blij licht.
Keurig werd alles in goede banen geleid,
ondanks het enthousiasme van het volk.
Een aardige attentie.
Aan het station aangekomen wachtte er
een verrassing.
Eenige leerlingen van de R.K. Huishoud
school van de Zusters aan den Ouden Dijk
hadden n.l. iets lekkers klaar gemaakt voor
de lunch der vorstinnen, en dankbaar en
verrast accepteerde H. M. de versnapering
uit cake bestaande.
Dan reden de auto's door het hek links
van het stationsgebouw het perron op. De
ploeg manschappen van de Tilburgsche af
deeling van het Roode Kruis vormde een
eerewacht voor deze poort.
Nauwelijks was H. M. de Koningin uit
den auto gestapt, die vlak naast het salon
rijtuig op het eerste perron gereden was, of"
zij liet den mannen van het Roode Kruis
verzoeken even nader te treden, daar zij
zich gaarne met hen onderhouden wilde.
Ploegcommandant, de heer Commandeur,
deed daarop zijn mannen aantreden, en de
beide vorstinnen informeerden bij hen
naar den toestand en de sterkte van het
Roode Kruis te Tilburg.
H. M. bemerkte de zilveren medaille op
de borst van den commandant en vroeg
lachend hoe hij er aan kwam, waarop de
Prinses haar Moeder inlichtte omtrent de
bij Haar jongsten verjaardag aan den Com
mandeur verleende onderscheiding.
Nadat de beide vorstinnen hierna het op
eenigen afstand staande publiek op het
DANKBETUIGING VAN DE KONINGIN.
H. M. de koningin heeft na terugkeer in
Nederland het volgende telegram gericht
aan Z. M. den koning der Belgen:
„In mijn land teruggekeerd, zie ik met
levendig genoegen terug op de onvergete
lijke dagen, met u en Astrid doorgebracht.
De hartelijke ontvangst, aan mij en Ju
liana door beiden bereid, blijft bij ons in
voortdurende herinnering. Het is ons een
vreugde geweest tevens uwe lieve kinderen
te hebben leer en kennen. Wil voor uzelven
en voor Astrid nogmaals de uitdrukking
van onzen warmen dank aanvaarden. Het
verheugt mij oprecht, dat deze hernieuwde
persoonlijke aanraking onze banden weder
om nauwer heeft aangehaald. Gij weet op
welken bijzonderen prijs ik deze banden
stel, niet alleen wegens de voldoening wel
ke zij mij en Juliana persoonlijk geven,
maar ook wegens de beteekenis, welke zij
kunnen hebben voor de verdere ontwikke
ling van de vriendschappelijke gevoelens,
welke reeds op zoo gelukkige wijze tus
schen de wederzijdsche volken bestaan.
Sta mij toe, deze gelegenheid te baat te
nemen, u nogmaals geluk te wenschen met
de grootsche tentoonstelling, die een wel
sprekend blijk is van den durf en den
ondernemingsgeest van België en deszelfs
hoofdstad".
perron, dat geestdriftig juichte, zeer min
zaam hadden gegroet, bestegen zij den
trein.
Slechts enkele minuten duurde het nog
vóór deze naar Utrecht vertrok om 3.06
uur.
Het oponthoud te Den Bosch.
Donderdagmiddag te 3.19 uur arriveerde
H. M. de Koningin met H. K. H. Prinses
Juliana per koninklijken trein aan het sla
tion 's-Hertogenbosch.
De rijtuigen stopten aan de buitenzijde
van het tweede perron Zuid, teneinde vier
minuten te wachten op den sneltrein naar
Utrecht, waarachter de koninklijke trein
zou worden gekoppeld.
Honderden en honderden belangstellen
den hadden zich naar het perron begeven
om H. M. te begroeten.
De politie was zeer coulant in haar op
treden, zoodat velen uit de menigte H. M.
en de Prinses van nabij konden gadeslaan.
Het publiek, dat niet genoeg kreeg van
het juichen, zette ten slotte spontaan het
Wilhelmus in, dat met grooten ernst werd
gezongen. Toen de trein zich in beweging
zette, om .gekoppeld te worden aan den
Utrechtschen sneltrein, wuifde H. M. dan
kend voor de hulde het volk toe en de
Prinses knikte vriendelijk. Een nieuwe
ovatie volgde.
Het publiek was opgetogen.
Precies op tijd -vertrok de trein met
bestemming naar Utrecht.
Een woord van speciale hulde zij hier ge
wijd aan het prettige optreden van den
stationschef, den heer Houtman en de Bos
sche politie onder leiding van inspecteur
Oor, die zonder te kort te doen aan de
eischen van orde, het publiek gelegenheid
gaven aan zijn gevoelens van aanhanke
lijkheid en belangstelling uiting te geven.
„Tijd".
Op het Loo terug.
Met den trein, welke te 17.15 uur te
Apeldoorn arriveerde en waaraan de ko
ninklijke wagens waren aangehaakt, kwa
men gisteren H. M. de Koningin en Prinses
Juliana van hun Belgisch bezoek terug.
Vele honderden verdrongen zich om het
stationsgebouw en toen Koningin en Prin
ses Juliana het perron verlieten klonken
de toejuichingen luide op.
De vorstelijke personen, die vergezeld
waren van jkvr. Van Tets en jkvr. De
Brauw benevens adjudant Rost van Ton
ningen werden verwelkomd in de Konink
lijke wachtkamer door den burgemeester
van Apeldoorn, jhr. C. G. C. Quarles van
Ufford, en den hoofdcommissaris van po
litie, mr. H. J. C. van Barrelo.
Voor het station hadden zich honderden
menschen opgesteld, en toen de vorstin
nen naar buiten traden brak een enthou
siast gejubel uit. Via de Stationsstraat reed
het gezelschap naar het Koninklijk Paleis.
Ook daar bevond zich een groote menigte,
die de Koningin en de Prinses hartelijk
toejuichten.
Regeling van
de uitverkoopen
DE MEMORIE VAN ANTWOORD AAN
DE TWEEDE KAMER.
Aan de memorie van antwoord aan de
Tweede Kamer inzake het wetsontwerp,
houdende regeling betreffende het uitver
koopen en opruimen in het winkelbedrijf,
wordit het volgende ontleend:
Het ontwerp dient te worden gezien als
een geheel complex van maatregelen in het
belang van den middenstand genomen of
alsnog te nemen. In dit verband wijst de
minister inzonderheid op de wenschelijk-
heid van
het stellen van z.g. vestigings-
eischen;
in zake het voorontwerp eener desbetref
fende regeling, welke bepaaldelijk voor den
detailhandel, het ambacht en de kleine nij
verheid bedoeld is, is het advies van den
Middenstanderaad en den Oeconomischen
Raad verzocht.
Inderdaad zou aan een regeling ter be
strijding van oneerlijke concurrentie op het
gebied van uitverkoopen en opruimen geen
behoefte bestaan, indien artikel 328bis Wet
boek van Strafrecht daartegen een afdoend
geneesmiddel was gebleken. Intusschen mag
voor dit doel de waarde van genoemd
wetsartikel niet te hoog worden aangesla
gen, hetgeen verklaarbaar is in verband
met de moeilijkheid der bewijsconstructie.
Dat de beoogde regeling een ruimen strek
king heeft dan het tegengaan van bedrieg
lijke concurrentie, is inderdaad juist; de
minister kan daarin intusschen principieel
geen bezwaar zien. Het beginsel, dat men
zich gelijk in het onderhavige geval bedoeld
wordt, in en ten behoeve van het maat
schappelijk verkeer ten aanzien van een
anders goed zekere beperkingen ziet op
gelegd, is in onze rechtspraak en wetge
ving geenszins nieuw. Dit beginsel vraagt
ook toepassing in het geval, dat winkeliers,
lang voordat het van nature daartoe aan
gewezen oogenblik is aangebroken, seizoen
opruimingen beginnen en aldus de finan-
cieele belangen van de overgroote meer
derheid hunner vakgenooten, wier voorra
den op dat tijdstip redelijkerwijze nog niet
genoegzaam gedund kunnen zijn, in gevaar
brengen.
Zal de regeling effect kunnen sorteeren
een mogelijkheid, die voor den minister
met het voorbeeld van het buitenland voor
oog en vaststaat dan behooren te dien
einde aan de organen met de uitvoering be
last, ook de noodige bevoegdheden te wor
den toegekend. Met minder dan hetgeen
in het ontwerp is voorzien, kan, naar het
oordeel van den minister niet worden vol
staan; tot dat noodzakelijk minimum be
hoort ook de mogelijkheid van boekenon
derzoek, hetwelk intusschen geen regel be
hoeft te worden, doch veeleer tot uitzonde
ringsgevallen beperkt zal blijven.
Tegen het instellen van
een beroepsinstantie
heeft de minister geen bezwaar, nu blijkt,
dat men daar vrij algemeen prijs op stelt;
van de aan de hand gedane oplossingen zou
hij aan die, waarbij beroep wordt openge
steld op den minister van oeconomische
zaken, de voorkeur geven. Een nieuw op te
nemen artikel voorziet hierin.
Tegen invoering van de
verplichting (tot geheimhouding
voor hen, die in him functie bij de uitvoe
ring van deze wet betrokken zijn, heeft
de minister geen bezwaar. Een nieuw op
te nemen artikel voorziet hierin.
Naar de meening van den minister zal
het niet mogelijk zijn met behulp van arti
kel 2 zonder meer een einde te maken aan
de z.g.
„vliegende winkels".
Wèl is hij daarentegen van meening, dat
de onderhavige wet ten aanzien van de bij
deze soort winkels gevolgde practijken be
lemmerend zal werken.
Tegen het opnemen van een
Omschrijving van het begrip:
„winkelnering"
heeft de minister bezwaar. Hij deelt in
dezen het inzicht van de leden, die in een
dergelijke omschrijving een beletsel voor
een zoo ruim mogelijke toepassing van de
wet zien. Overigens acht hij het juister, de
afbakening van beide begrippen aan den
rechter over te laten.
Het opnemen van een bepaling, krach
tens welke de aanvrager verplicht zou zijn,
eventueele
kosten, voortvloeiende uit
boekenonderzoek.
voor zijn rekening te nemen zou wellicht
in de hand kunnen werken, dat tot een
dergelijk onderzoek al te gemakkelijk zou
worden overgegaan, terwijl het, zooals ge
zegd, veeleer voor de hand ligt, dat het
houden van een zoodanig onderzoek uitzon
dering blijft. Overigens moet niet uit het
oog worden verloren, dat bij de indiening
van iedere aanvrage een zekere vergoeding
kan worden geheven, ook wanneer van
een boekenonderzoek nog geen sprake be
hoeft te zijn.
Het verleènen aan de Kamers van Koop
handel en Fabrieken van de bevoegdheid,
een eenmaal verleende vergunning bij ge
bleken misbruik in te trekken, ontmoet bij
den minister bezwaar, in hoofdzaak om re
denen van practischen aard.
Naar de meening van den minister zal
tegen ontduiking van de wet door
schijnvestiging van zaken,
die na korten tijd weer een opheffingsuit
verkoop houden, in het algemeen wel met
behulp van het derde lid van artikel 6 kun
nen worden opgetreden, zij het dan wel
licht ook niet steeds de eerste maal; ook
de bepaling van het vierde lid van artikel
6 zal met succes kunnen worden toegepast.
De minister acht geen aanleiding aanwe
zig, een
uitzonderingsbepaling voor
faillissementsij uitverkoopen
in de wet op te nemen; het schijnt toch
niet onmogelijk, vergunning ot het aankon
digen van den verkoop zóó tijdig aan te
vragen, dat vertraging wordt vermeden
en daarmede nadeel voor den boedel en
voor crediteuren. Overigens mag worden
aangenomen, dat de Kamers van Koophan
del en Fabrieken er steeds gaarne toe zul
len medewerken, de vergunning voor het
aankondigen van de hierbedoelde verkno
pen zoo spoedig mogelijk te verleenen.
Het belang, den uitverkoop of de oprui
ming hun juiste karakter te doen behou
den, brengt mede, dat geen uitzondering
wordt gemaakt ten aanzien van
de seizoenopruimingen,
terwijl het ook juister is, geen onderscheid
te maken tusschen deze opruimingen en
die, welker aankondiging van een vergun
ning afhankelijk is. Fabrikanten en im
porteurs zullen trouwens niet worden ver
hinderd, uit de mode geraakte of incou
rant geworden artikelen nog via de winke
liers van de hand te doen; in verband met
een bij nota van wijziging aangebrachte
wijziging, zal slechts moeten worden zorg
gedragen, dat deze artikelen vóór den aan
vang van het voor de periodieke opruimin
gen vastgestelde tijdvak tot den handels
voorraad van de betreffende winkelnering
behooren.
Aan de memorie is toegevoegd een nota
van wijzigingen, waarbij in verscheidene
artikelen veranderingen van practischen
aard worden aangebracht.
Wetenschappelijke Berichten
KON. AKADEMIE VAN WETEN
SCHAPPEN.
Benoeming van nieuwe leden.
Door de Koningin zijn bekrachtigd de
volgende benoemingen bij de Koninklijke
Akademie van Wetenschappen:
Tot gewoon lid: prof. dr. L. G. M. Baas
Becking, hoogleeraar aan de Rijks Univer
siteit te Leiden; prof. dr. G. G. J. Rade-
maker, hoogleeraar aan de Rijks Univer
siteit te Leiden;
tot buitenlandsch lid: prof. dr. T. Levi-
Civita te Rome; prof. dr. H. Cushing te
New Haven; prof. dr. H. Weyl te Prince
ton (N.J.) en tot correspondent: dir. H. P.
Berlage Jr., wetenschappelijk medewerker
van het Kon. Magnetisch en Meteorologisch
Observatorium te Batavia, dr. A. G. van
Veen te Batavia.
LEIDEN.
DE MOLEN „DE STIER".
Met de afbraak begonnen.
Het lot van den molen „De Stier" is be
slecht: vandaag is met de gedeeltelijke
slooping begonnen en binnen enkele dagen
zal er niets meer overblijven dan een
klomp steen, een peperbus, die nog slechts
vaag zal herinneren aan het mooie stukje
schoon, dat het stadsbeeld hier jarenlang
beheerscht heeft
i
RECHTZAKEN
HAAGSCHE RECHTBANK.
De los werkman J. van E., uit Leiden,
thans ged. heeft terecht gestaan wegens
diefstal van een rijwiel, dat op 1 April jl.
onbeheerd stond op den hoek Schoolsteeg
Langebrug.
Verd., die reeds herhaaldelijk is veroor
deeld, werd door het O.M. als een zwakke
ling gekenschetst, die, zoodra hij uit de ge
vangenis is ontslagen, zich telkens opnieuw
aan diefstal schuldig maakt. Ditmaal luidde
de eisch 1 y> jaar gevangenisstraf.
Mr. van Herk, wees op de huiselijke om
standigheden, van zijn cliënt, die blijk
baar niet geholpen kan worden. Soodra
hij kans krijgt om aan werk te komen, zal
hij zijn misdadigen aanleg weten te be-
heerschen. Pleiter verzocht clementie.
Uitspraak 28 .Mei as.
De niet verschenen reiziger L. D. A.,
uit Leiden, thans verblijf houdend in
de Rekkensche Inrichtingen was gedag
vaard. ter zake van oplichting.
Uit het getuigenverhoor bleek, dat A.
als vertegenwoordiger der Leidsche Uit
gevers Maatschappij eenige orders had
ingeleverd, welke hij onderteekend. had
met den naam van een boekhandelaar uit
Zwolle en waarop hij de provisie had ge
ïncasseerd.
Het O.M., dat A. een beroepsoplichter
noemde, die ter zake reeds herhaaldelijk
is gestraft, eischte thans 8 maanden ge
vangenisstraf.
Uitspraak 28 Mei as.