FIRMA I. ZAKDVOORT'S SLAGERIJEN
KIPPENVOER
p
ren doet veil
Regeering bescherming van
hypothecaire schuldenaren
DIRECT AF FABRIEK
KAPOKFABRIEK „KLEINE"
J. DE LA BIJE, Leiden
BUITENGEWONE RECLAMEWEEK
MET CADEAU
Als Extra Reclame3 pd. Runderrollade prima f 1.10
DONDERDAG 28 MAART 1935
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD. - PAG. 6
Tijdens den oorlog.
Toen bij het uitbreken van den wereld
oorlog in 1914 zeer velen in groote finan-
cieele moeilijkheden dreigden te geraken
door de buitengewone tijdsomstandigheden,
heeft de Regeering niet lang geaarzeld, om
voorzieningen te treffen ten bate van de
biteuren. Alras werd een ontwerp van wet
ingediend, strekkende om dén rechter de
gelegenheid te geven dadelijke uitwinning
te voorkomen naar aanleiding van gelde
lijke moeilijkheden ten gevolge van de
toenmalige abnormale toestanden, terwijl
reeds op 4 September 1914 de z.g.n. Uitstel-
wet-1914 in het Staatsblad verscheen. Op
deze wet nu, welke circa twaalf jaar heeft
gegolden, is meerdere malen een beroep
gedaan. Niemand besefte bij de afschaffing
op 30 Juli 1926, hoe spoedig dit paard weer
van stal zou worden gehaald. Immers toen
de Kamerleden Van den Bergh c.s. op 25
Februari 1932 een brief inzonden aan de
Tweede Kamer der Staten-Generaal, hou
dende een voorstel van wet, strekkende om
den rechter de gelegenheid te geven dade
lijke uitwinning te voorkomen naar aan
leiding van geldelijke moeilijkheden ten
gevolge van de heerschende economische
crisis, werden door hen in dit wetsvoorstel
voor een zeer groot deel de bepalingen van
de oude Uitstêlwet-1914 overgenomen. Na
dat dit initiatief-voorstel in de Afdeelin-
gen was onderzocht en daar niet al te gun
stig was ontvangen, werd door de voorstel
lers een Memorie van Antwoord ingezon
den op 24 November 1932, waaraan tevens
een gewijzigd wetsvoorstel was toegevoegd.
Het voorstel komt hierop neer, dat de schul
denaar van een geldsom, die voorziet, dat
hij op den vervaldag niet kan voldoen, een
verzoekschrift cf. art. 1 bij de rechtbank
zijner woonplaats kan indienen, om uitstel
te verkrijgen. Dit kan hem dan verleend
worden, indien o.a. blijkt, dat hij door de
crisis niet in staat is tot betaling. Eveneens
kan de debiteur tiitstel vragen, indien in
rechten betaling van een geldsom wordt ge
vorderd (art. 6). wanneer faillietverklaring
wordt verzocht of gevorderd (art. 7), of
wanneer hij wordt bedreigd met eenig ge
rechtelijk óf buitengerechtelijk verhaal op
zijn goederen (art. 8). Ofschoon de Commis
sie van Rapporteurs op 2 Febr. 1933 ver-
Klaarde, dat zij de openbare beraadslaging
over het voorstel genoegzaam voorbereid
achtte, werd het tot heden niet in de Ka
mer behandeld. Wel kwam inmiddels op 17
Juni 1932 de bekende Crisispachtwet tot
stand, krachtens welke bepaalde pachters
verlaging van den pachtprijs konden vor
deren. Ofschoon wij hier politieke beschou
wingen ten eenenmale achterwege willen
laten het onderwerp is door de politiek
al genoeg vertroebeld en slechts de juri
dische en feitelijke verschijnselen na willen
gaan, moeten wij wel erkennen, dat de
z.gji. „hypotheekboeren", de bezitters van
landelijk eigendom, heel erg in de knel zijn
geraakt door laatstgenoemde wet. De ver
pachters immers, vaak belast door groote
hypotheken, kregen hun pacht niet meer,
maar moesten wel hun vaak hooge hypo
theekrente voldoen, waardoor zij „of wel
een te groot deel van hun landbouwsteun
aan den hypothecairen schuldeischer moes
ten afstaan, of wel met executie van hun
landelijk eigendom werden bedreigd", ge
lijk de Minister van Economische Zaken
zich uitdrukte in zijn rede, op 16 Maart j.l.
gehouden ter gelegenheid van de installa
tie van de z.g.n. Hypotheekcommissie. Al
lang was bij den Minister aangedrongen om
maatregelen te treffen ter bescherming van
de voornoemde hypotheekboeren. Wij den
ken hier o:a. aan het adres d.d. 24 Septem
ber 1932 van den Drentschen en Groninger
Boerenbond en van den Agrarischen Bond
in Friesland aan den Raad van Ministers,
waarbij verzocht werd, de landbouwprijzen
te verbeteren, en tevens met klem werd
aangedrongen om onmiddellijk tijdelijke
maatregelen te treffen ter opschorting van
opzegging van hypotheken en executies.
Tenslotte heeft Minister Steenberghe, met
voorbijgang van het wetsontwerp Van den
Bergh ca,, maatregelen getroffen, welke wij
hierna in het kort zullen bespreken. Wij
meenden goed te doen de voorgeschiedenis
en alles, wat er direct of indirect betrekking
op heeft, even aan te stippen.
De KJB.'s van 12 Maart j.l.
Op 12 Maart 1935 dan kwamen twee Ko
ninklijke Besluiten tot stand, volgens wel
ke een hypothecaire schuldenaar, wiens lan
delijk eigendom door een schuldeischer, die
in het bezit is van een executoriale titel,
met gerechtelijke uitwinning, of door een
hypothecairen schuldeischer met verkoop
krachtens het bij art. 1223 lid 2 B.W. ver
melde beding wordt bedreigd, of die met
een faillissementsaanvrage wordt bedreigd,
zich met een verzoekschrift kan wenden tot
den Minister van Economische Zaken om te
beslissen, dat de toekomstige gebruikers
van dat landelijk eigendom als georgani
seerd en tot de Crisisorganisaties niet zul
len worden toegelaten, of dat, indien zij
reeds zijn toegelaten, hun toelating zal
worden ingetrokken. Deze uitsluiting van
de Crisisorganisaties nu is mogelijk, door
dat bij, het tweede Koninklijk Besluit van
12 Maart jJ. de artikelen 5 en 7 van het
Crisis-Organisatiebesluit 1933 dienovereen
komstig werden gewijzigd. Hier dus geen
wettelijke regeling en beslissing door den
Rechter, zooals Van den Bergh cs. willen,
doch regeling van dit zoo bij uitstek pri
vaatrechtelijk onderwerp krachtens Konink
lijke Besluiten en Ministerieele Beschikkin
gen. Voorbijgang dus van de beginselen
van den rechtsstaat, zooals Prof. van Oven
zeer terecht constateert in het NJ".B. van
23 Maart 1935. De Minister kan de executie
niet opschorten of verbieden, dat niet, doch
wel indirect, langs een omweg, een executie
van landelijk eigendom illusoir maken. Im
mers gaat de executie toch door tegen den
wil van den Minister, dan kan deze het des
betreffende landelijk eigendom met zijn
banvloek treffen, doordat hij kan bepalen,
dat de koopers er van niet zullen worden
toegelaten als georganiseerde tot de diverse
Crisisorganisaties. Dit beteekent, dat het
land nagenoeg onverkoopbaar zal zijn,
doordat daarop geen vee mag worden ge
houden, noch landbouwproducten erop ge
teeld mogen worden, terwijl gelijk mede
blijkt uit de rede van Minister Steenberghe
op 12 Maart 1935 in de Tweede Kamer ge
houden ook landbouwsteun aan dit be
drijf zal worden onthouden.
Onder deze omstandigheden spreekt het
vanzelf, dat de executeerende schuld
eischer d.w.z. meer speciaal de crediteur,
die executoriaal gaat verkoopen of krach
tens het beding van art. 1223 lid 2 B.W.
en zelfs de crediteur, met of zonder execu
toriale titel, die faillissement aanvraagt
zich wel eerst zal bedenken, alvorens
hij, ondanks des Ministers veto, toch door
gaat met zijn executieplannen!
De hypotheek commissie.
Alvorens eenige korte besprekingen te
wijden aan de procedure van het z.g.n. Hy
potheekcommissiebesluit en aan de leemten
en gebreken, die aan de nieuwe regeling
kleven, willen wij nog even vermelden, dat
deze nieuwe materie te vinden is, behalve
in de beide K.B. van 12 Maart, Stbl. 107 en
108, waarvan het eerste de procedure regelt,
terwijl het tweede de artt. 5 en 7 van het
Crisis-Organisatiebesluit 1933 wijzigt, in
een Ministerieele Beschikking van 13 Maart
1935, waarbij o.a. werd bepaald, dat de Hy
potheekcommissie, die den Minister van
Economische Zaken zal adviseeren, zitting
heeft te 's Gravenhage. Het secretariaat
wordt waargenomen döor het Landbóuw-
Crisis-Bureau van het Departement van
Economische Zaken, Lange Voorhout 1 te
's Gravenhage. Verder geeft deze Beschik
king de interne regeling weer van de Hy
potheekcommissie, die onder voorzitter
schap staat van niemand minder dan van
den oud-Minister van Justitie en tegen
woordig lid van den Hoogen Raad der Ne
derlanden, mr. dr. J. Donner, terwijl de
overige leden uit bekende juristen en land
bouwdeskundigen zijn samengesteld. Ty
peerend is een tweede Ministerieele be
schikking van 15 Maart j.l., waarbij nog als
lid aan de commissie werd toegevoegd mr.
van den Bergh, de man van het hiervoor
besproken initiatief-ontwerp Crisis-Uitstel-
wet 1932. Zeer terecht, immers zou men
Van den Bergh es., die eiken schuldenaar
willen beschermen, de voorloopers kunnen
noemen van de onderhavige bescherming
van de hypotheekboeren, al hebben Van
den Bergh c.s. zich deze bescherming anders
voorgesteld, n J. niet door regeeringsmaatre-
gelen, doch door de wet en beslissing niet
door den Minister, maar door de rechter
lijke macht. Tenslotte zij nog vermeld een
derde Ministerieele Beschikking van 13
Maart, waarbij werd bepaald, dat personen,
die opgeroepen zullen worden om voor de
Hypotheekcommissie te verschijnen, ver
goeding voor reis- en verblijfkosten zullen
kunnen genieten en wel op den voet van
het Tarief van Gerechtskosten en Strafza
ken.
De procedure.
Hoe is nu de gang van de procedure, of
anders gezegd: hoe moet de zich met execu
tie of faillissementsaanvrage bedreigd zien
de hypothecaire debiteur van landelijk
eigendom 1) handelen om te trachten aan
het gevaar te ontkomen? Hij moet daartoe
2) een request indienen bij den Minister
van Economische Zaken, met verzoek toe
komstige gebruikers, dus niet alleen eige
naren, van het desbetreffende landelijk
eigendom uit te sluiten van of te schrappen
als georganiseerde van crisisorganisaties,
waardoor het executie-object dan de facto
onverkoopbaar zal worden. Het request
moet de namen en woonplaatsen van alle
overige schuldeischers bevatten 3) en tij
dig 4) worden ingediend. Uit de ruime be
woordingen van het Hypotheekcommissie
besluit 12 Maart 1935 (hierna te noemen
M.C.B.) blijkt, dat beslag nog niet gelegd
behoeft te zijn, terwijl ook het faillissement
nog niet aangevraagd behoeft te zijn; vol
doende voor de ontvankelijkheid van re-
questrant is reeds, indien hij met een en
ander bedreigd wordt 5). Het verdient aan
beveling evenzoovele afschriften van het
request bij te sluiten als requestrant schuld
eischers heeft, althans zoovele afschriften
als er belangrijke crediteuren zijn, immers
nadat de Minister het verzoekschrift zelve
in handen van de Hypotheek-Commissie
(hierna te noemen H.C.) heeft gesteld 6),
zendt die Commissie afschriften ervan naar
alle daarvoor naar haar meening in aan
merking komende crediteuren 7).
Het zal dus zeker een vlotte gang van
zaken bevorderen, als bij het request vol
doende afschriften worden overgelegd. De
schuldeischers, die een afschrift ontvangen,
worden meteen door de H.C. uitgenoodigd
binnen 14 dagen na de verzending te ant
woorden. Geschiedt dit, dan geeft de H.C.
van dat antwoord weer kennis aan den re
questrant 8). Daarna bepaalt de commissie
ten spoedigste dag en uur, waarop het ver
zoek zal worden behandeld, hetgeen wordt
gemeld aan den requestrant en aan die
schuldeischers, die een afschrift van het re
quest kregen toegezonden 9). Lang niet alle
schuldeischers behoeven dus gehoord te
worden, alleen de belangrijke, al kan de
H.C. ook nog andere crediteuren oproe
pen 10).
Op de zitting wordt nu getracht 11) een
betalingsregeling 12) of uitstelregeling 13)
te treffen tusschen requestrant en opgeroe
pen crediteuren, dus niet alleen tusschen
requestrant en den crediteur, die hem be
dreigde. Bij die regeling moet ten eerste
vaststaan, althans Qoor den verzoeker aan
nemelijk worden gemaakt, dat hij door de
buitengewone tijdsomstandigheden 14) niet
in staat is aan zijn verplichtingen geheel te
voldoen. Secundo mag de schuldeischer,
door de totstandkoming van de regeling,
niet meer worden benadeeld, dan de schul
denaar zou worden bij niet-totstandko-
ming 15) daarvan. Deze omschrijving lijkt
mij erg vaag, dus gevaarlijk, al zal de uit
ervaren personen bestaande H.C. hier wel
naar redelijkheid en billijkheid eventueel
zich voordoende Gordiaansche knoopen
doorhakken. Tertio moeten er geen andere
omstandigheden zijn, die het voorstellen
van een regeling onredelijk maken. Van
groot belang is, dat bij de voorwaarde sub
secundo slechts worden gewaarborgd, al
thans op den voorgrond gesteld, de belan
gen van den schuldeischer, waarmede dus
is bedoeld, uit angst waarvoor de debiteur
een verzoekschrift indiende. Op de derde
voorwaarde kan evenwel een beroep wor
den gedaan door andere schuldeischers, die
onredelijk zouden worden benadeeld.
Uit een en ander blijkt dus, dat de H.C.
op alle belangen geducht zal moeten let
ten. Van groot belang is het bepaalde in lid
2 van art. 7 H.C.B., dat hoofdsommen van
hypothecaire geldsommen in geen geval
door de betalingsregeling mogen worden
aangetast.
Het treffen van een regeling.
Wordt de voorgestelde regeling aanvaard,
dan kan een Ministerieele beschikking ach
terwege blijven, zegt art. 4 lid 1 H.C.B.
Wanneer is dit het geval? Moeten allen
aanvaard hebben, of de meerderheid, of
meer dan de helft van het verschuldigd
kapitaal? M.i. moeten allen aanvaard heb
ben, immers indien eenige crediteuren niet
toetreden, kunnen deze het den debiteur
opnieuw lastig gaan maken, hetgeen weer
een nieuw request van den schuldenaar
zou uitlokken, waarop dan weer een twee
de behandeling zou volgen. Beter is het
dus, dat de Minister direct een beslissing
gééft om malcontenten den pas af te snij
den.
Wordt de regeling niet aanvaard, dan
moet de Minister dus beschikken en brengt
de H.C. advies uit in den vorm van een
ontwerp-beschikking, hetzij tot afwijzing
(art. 4 lid 3), hetzij tot toewijzing (art. 4
lid 4). In dit laatste geval kan de commis
sie voorwaarden of bepalingen in de ont-
werp-beslissing opnemen. Tenslotte beslist
de Minister bij een met redenen omkleede
beslissing, welke in ieder geval gemoti
veerd moet zijn. Alleen voor de in art. 3
lid 5 genoemde personen is die beslissing
verbindend volgens art. 5.
Ofschoon de Minister de executie of het
doorzetten van de behandeling der faillisse
mentsaanvrage niet kan beletten, doch
slechts het „landelijk eigendom" met zyn
banvloek kan treffen, zoo spreekt het van
zelf, dat executie wel achterwege zal blij
ven, indien de hypothecaire schuldenaar
zijn verzoek heeft ingediend, terwijl de no
taris, die in gebreke blijft, gegadigden in
kennis te stellen van het hem bekende ver
zoek, onder bepaalde omstandigheden tot
schadevergoeding ex art. 1401 gehouden zal
kunnen worden.
Hoe, indien de hypothecaire schuldenaar,
wiens faillissement is aangevraagd, een re
quest bij den Minister heeft ingediend? In
zoo'n geval zal dit request meestal wel ef
fect sorteeren, immers de schuldeischer, die
het faillissement heeft aangevraagd, zal zich
nog wel eens bedenken voor hij doorzet,
immers het feit, dat het hypothecair verbon
den goed onverkoopbaar wordt, zal het per
centage van de te verwachten uitkeering
voor crediteuren aanmerkelijk doen dalen,
waar de betrokken hypothecaire crediteur
als concurrent crediteur zal meedeelen, in
dien de hypotheek er in het geheel niet uit
komt. Indien evenwel de crediteur, die fail
lissement heeft aangevraagd, toch bij zijn
request persisteert, zal de Rechtbank m.i.
het faillissement moeten uitspreken. In de
practijk zal het wel steeds zoo gaan, dat de
Rechtbank de behandeling van de faillisse
mentsaanvrage aanhoudt tot de Minister
heeft beschikt, immers wordt de regeling
aanvaard, dan impliceert dit, dat het fail-
lissementsrequest wordt ingetrokken. Moet
de Minister een beschikking geven en is
deze afwijzend, dan zal het faillissement
wel automatisch volgen; wordt het verzoek
toegeweezn, dan zal het request wel wor
den ingetrokken, tenzij de schuldeischer uit
wraak zijn request doorzet. Het feit van de
Ministerieele toewijzende beschikking kan
niet beletten, dat de schuldenaar kan ver-
keeren in den toestand van hebben opge
houden te betalen, in den zin van art. 1
der Faillissementswet. Wel zullen andere
schuldeischers en belanghebbenden verzet
kunnen doen volgens art. 10 F.W. Doch in
dien zij geen ander argument hebben, dan
dat zij kunnen wijzen op de toewijzende
Ministerieele beschikking, zal hun dit ver
zet m.i. weinig baten. Tenslotte zij nog ver
meld, dat de Minister een toewijzende be
schikking kan intrekken, als de schuldenaar
de gestelde voorwaarden of beslissingen
niet opvolgt, of als de schuldeischer aan
toont, dat er zulke omstandigheden zijn in
getreden, dat de beslissing een andere zou
zijn geweest, als die omstandigheden had
den bestaan op het moment van de eerste
behandeling. Ook als de oorspronkelijke
verzoeker een verkeerde voorstelling had
gegeven zegt art. 6 lid 1 H.C.B. De Minister
kan ook steeds de voorwaarden wijzigen.
Op voormelde gronden kan de Minister een
afwijzende beslissing ook intrekken en dus
Onvermengde Kapok (prima val-
krachtig), per pond 47 cent, bij 10
pond 45 cent en bij 25 pond 43 cent
por pond.
Vermengde Kapok a>o K.pok)
per pond 37 cent, bij 10 pond 35
cent en bij 25 pond 33 cent per pond
Blanke vulling (voor b ij u 11 i n g
bedden enzper pond 27 cent, bij
10 pond 25 cent
23 cent per pond.
bij 25 pond
Prima wolvulling (goedkoope,
maar goede vulling) per pond 17 cent,
bij 10 pond 16 cent en bij 25 pond
15 cent per pond. 1511
Nimmer kocht U zoo goedkoop
(Vanaf 5 pond gratis thuisbezorgd)
Stationsweg 47a, Tel. 1748
(Ingang „ELTAX")
Figuup-Ajour
en
Plissé zijn thans mode 11
WIJ MAKEN HET IN ELKE VORM
Borduuratelier C.D0NCKER
BREESTRAAT 159 - TELEFOON 851
Filiaal „DE REGENBOOG"
NU 10% korting op «choonmaakgoed!
Mijn GEBROKEN VOER ia een
prachtkwaliteit dat voor
f 3-20 per 50 kilo franco elk
dorp wordt toegezonden. Des-
vorkiezend wordt een baaltje
doppen gegeven. 837
PLUIM VEEV0ED ERF ABRIEK
2 Pond Kalfsfpicandeau 78 cent
3 Kalfspollade 94 cent
Oude Vest 55, Telefoon 880 P.K. Koorsteeg 26, Telefoon 514,
Noordwijk, Kerkstr. 5, Tel. 327, Oegstgeest, Kempenaerstr. 87, Tel. 2411
Hoogewoerd 42, Telet. 3390.
Hoofdkantoor: Coneerventabrlek en Engros Slachteri| „De Rijnstreek",
Hazerswoude (Rijndijk). Telet. 1785 (3 lijnen).
Ossenhaas
Biefstuk, extra mals
Soepvleesch
itundergehakt
bij 4 pond
Mag. Runderlappen v.af
Ribstuk, vanaf
bij 2 pond
Riblappen
Gem. Rundvet
Contrafilet, vanaf
Staartstuk
Schenkelvleesch m. been
Rauwe Kalfslever
80 ct. p. p.
70 ct. p. p.
35 ct. p. p.
30 ct. p. p.
I.
30 ct. p. p.
50 ct. p. p.
0.90
50 ct. p. p.
35 ct. p. p.
50 ct. p. p.
50 ct. p. p.
25 ct. p. p.
35 ct. p. p.
Gekookte Lever 10 et. p. ons
Kalfsgehakt 30 ct. p. p.
Kalfslappen 30 ct. p. p.
bij 3 pond 85 ct.
Varkenspooten 0.03
Kalfstongen 20 ct. p. stuk
Gekookte Ham 22 ct. p. y, p.
Bloedworst 20 ct. p, p.
Bakbloedworst 20 ct. p. p.
Boterhamworst 18 ct. p. y, p.
Tongenworst10 ct. p. ons
Leverworst25 ct. p. p.
Rookworst 30 ct. p. p.
Procureurspek 14 ct. p. ons
3 Pond Runderlappen doorregen 90 ct.
3 Pond Klapstuk ...,.,...95 ct.
Bij aankoop van f I.— half pond Kalfsgehakt cadeau
Thuisbezorgd zonder prijsverhooging. WIJ laten dagelijks
te Leiderdorp, Voorschoten en Warmond hooren en bezorgen
alsnog een toewijzende beslissing geven.
Wat tenslotte het tweede Koninklijke Be
sluit van 12 Maart j.l. betreft: dit bevat
slechts een wijziging van de artikelen 5
en 7 van het Crisis-Organisatiebesluit 1933,
waardoor het den Minister mogelijk werd,
zijn veto uit te spreken over executie van
landelijk eigendom.
Mr. W. HUGENHOLTZ.
Leiden, 27 Maart 1935.
1) Art. 1 van het Hypotheekcommissie
besluit, hierna te noemen H.C.B., verstaat
onder „landelijk eigendom": den eigendom
van en de rechten van opstal, erf
pacht, vruchtgebruik en beklemming op
land, waarop de eigenaar, hij die
recht van opstal heeft, de erfpachter, de
vruchtgebruiker of de beklemde meier het
landbouwbedrijf uitoefent, waaronder be
grepen de op dat land gebouwde hoeve en
alle andere daarop aanwezige onroerende
zaken, benevens de daarop ter uitoefening
van het bedrijf aanwezige roerende zaken
en de geoogste vruchten.
2) Art. 2 lid 1 H.CJ3.
3) Art. 2 lid 2 H.C.B.
4) De indiening van het request moet
volgens art. 2 lid 3 H.CJB. geschieden uiter
lijk 14 dagen na het leggen van executoriaal
beslag of na aanzegging van den verkoop
krachtens het bij art. 1223 lid 2 B.W. ge
maakte beding, of, indien geen aanzegging
heeft plaats gehad, uiterlijk veertien dagen
na den dag, waarop de aangevangen tenuit
voerlegging van dat beding redelijkerwijze
geacht moet worden den schuldenaar be
kend te zijn, en binnen 8 dagen na den dag
der verzending aan den schuldenaar van de
oproeping om gehoord te worden op het
verzoek tot faillietverklaring of na dien der
faillietverklaring, indien de schuldenaar ter
zake van het verzoek tot faillietverklaring
niet is opgeroepen.
5) Men zou zelfs kunnen volhouden, dat
het request reeds ingediend kan worden
als er gegronde vrees is voor beslag of fail
lissementsaanvrage of vordering, zonder
dat nog daadwerkelijk de desbetreffende
crediteur mondeling of schriftelijk heeft
gedreigd.
6) Art. 3 Ud 1 H.C.B.
7) Art. 3 lid 2 H.C.B.
8) Art. 3 Ud 3 H.C.B.
9) Art. 3 lid 4 H.C.B.
10) Art. 3 lid 5 H.C3.
11) Art. 3 lid 7 H.C.B.
12) Art 1 sub e geeft weer, wat onder
een Betalingsregeling is te verstaan.
13) Art. 1 sub f zegt wat onder een Uit-
stelregeUng is te verstaan.
14) Dezelfde omschrijving als in art. 2 der
Crisispachtwet 1932, Stb. 301.
15) Ongeveer dezelfde omschrijving en
belangenafweging treft men aan in art. 1637
x B.W. bij het z.g.n. „Concurrentiebeding".
De daar ontstane jurisprudentie kan tot
voorbeeld strekken.
SAMENWERKING
lang* don weg. déér gaat
Het om I Niet alleen om
de eigen auto of fleta
denken, maar ook reke
ning houden me# ande
ren. - Dan ial het ver
keer vlotter worden. Dan
wordt de verkeersveilig-
he d grooter. Helpt allen rfjïM
mee: meer samenwerking N&r
LANGS DEN WEG