FIRMA I. ZAKDVOORT'S SLAGERIJEN KIPPENVOER p ren doet veil Regeering bescherming van hypothecaire schuldenaren DIRECT AF FABRIEK KAPOKFABRIEK „KLEINE" J. DE LA BIJE, Leiden BUITENGEWONE RECLAMEWEEK MET CADEAU Als Extra Reclame3 pd. Runderrollade prima f 1.10 DONDERDAG 28 MAART 1935 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD. - PAG. 6 Tijdens den oorlog. Toen bij het uitbreken van den wereld oorlog in 1914 zeer velen in groote finan- cieele moeilijkheden dreigden te geraken door de buitengewone tijdsomstandigheden, heeft de Regeering niet lang geaarzeld, om voorzieningen te treffen ten bate van de biteuren. Alras werd een ontwerp van wet ingediend, strekkende om dén rechter de gelegenheid te geven dadelijke uitwinning te voorkomen naar aanleiding van gelde lijke moeilijkheden ten gevolge van de toenmalige abnormale toestanden, terwijl reeds op 4 September 1914 de z.g.n. Uitstel- wet-1914 in het Staatsblad verscheen. Op deze wet nu, welke circa twaalf jaar heeft gegolden, is meerdere malen een beroep gedaan. Niemand besefte bij de afschaffing op 30 Juli 1926, hoe spoedig dit paard weer van stal zou worden gehaald. Immers toen de Kamerleden Van den Bergh c.s. op 25 Februari 1932 een brief inzonden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, hou dende een voorstel van wet, strekkende om den rechter de gelegenheid te geven dade lijke uitwinning te voorkomen naar aan leiding van geldelijke moeilijkheden ten gevolge van de heerschende economische crisis, werden door hen in dit wetsvoorstel voor een zeer groot deel de bepalingen van de oude Uitstêlwet-1914 overgenomen. Na dat dit initiatief-voorstel in de Afdeelin- gen was onderzocht en daar niet al te gun stig was ontvangen, werd door de voorstel lers een Memorie van Antwoord ingezon den op 24 November 1932, waaraan tevens een gewijzigd wetsvoorstel was toegevoegd. Het voorstel komt hierop neer, dat de schul denaar van een geldsom, die voorziet, dat hij op den vervaldag niet kan voldoen, een verzoekschrift cf. art. 1 bij de rechtbank zijner woonplaats kan indienen, om uitstel te verkrijgen. Dit kan hem dan verleend worden, indien o.a. blijkt, dat hij door de crisis niet in staat is tot betaling. Eveneens kan de debiteur tiitstel vragen, indien in rechten betaling van een geldsom wordt ge vorderd (art. 6). wanneer faillietverklaring wordt verzocht of gevorderd (art. 7), of wanneer hij wordt bedreigd met eenig ge rechtelijk óf buitengerechtelijk verhaal op zijn goederen (art. 8). Ofschoon de Commis sie van Rapporteurs op 2 Febr. 1933 ver- Klaarde, dat zij de openbare beraadslaging over het voorstel genoegzaam voorbereid achtte, werd het tot heden niet in de Ka mer behandeld. Wel kwam inmiddels op 17 Juni 1932 de bekende Crisispachtwet tot stand, krachtens welke bepaalde pachters verlaging van den pachtprijs konden vor deren. Ofschoon wij hier politieke beschou wingen ten eenenmale achterwege willen laten het onderwerp is door de politiek al genoeg vertroebeld en slechts de juri dische en feitelijke verschijnselen na willen gaan, moeten wij wel erkennen, dat de z.gji. „hypotheekboeren", de bezitters van landelijk eigendom, heel erg in de knel zijn geraakt door laatstgenoemde wet. De ver pachters immers, vaak belast door groote hypotheken, kregen hun pacht niet meer, maar moesten wel hun vaak hooge hypo theekrente voldoen, waardoor zij „of wel een te groot deel van hun landbouwsteun aan den hypothecairen schuldeischer moes ten afstaan, of wel met executie van hun landelijk eigendom werden bedreigd", ge lijk de Minister van Economische Zaken zich uitdrukte in zijn rede, op 16 Maart j.l. gehouden ter gelegenheid van de installa tie van de z.g.n. Hypotheekcommissie. Al lang was bij den Minister aangedrongen om maatregelen te treffen ter bescherming van de voornoemde hypotheekboeren. Wij den ken hier o:a. aan het adres d.d. 24 Septem ber 1932 van den Drentschen en Groninger Boerenbond en van den Agrarischen Bond in Friesland aan den Raad van Ministers, waarbij verzocht werd, de landbouwprijzen te verbeteren, en tevens met klem werd aangedrongen om onmiddellijk tijdelijke maatregelen te treffen ter opschorting van opzegging van hypotheken en executies. Tenslotte heeft Minister Steenberghe, met voorbijgang van het wetsontwerp Van den Bergh ca,, maatregelen getroffen, welke wij hierna in het kort zullen bespreken. Wij meenden goed te doen de voorgeschiedenis en alles, wat er direct of indirect betrekking op heeft, even aan te stippen. De KJB.'s van 12 Maart j.l. Op 12 Maart 1935 dan kwamen twee Ko ninklijke Besluiten tot stand, volgens wel ke een hypothecaire schuldenaar, wiens lan delijk eigendom door een schuldeischer, die in het bezit is van een executoriale titel, met gerechtelijke uitwinning, of door een hypothecairen schuldeischer met verkoop krachtens het bij art. 1223 lid 2 B.W. ver melde beding wordt bedreigd, of die met een faillissementsaanvrage wordt bedreigd, zich met een verzoekschrift kan wenden tot den Minister van Economische Zaken om te beslissen, dat de toekomstige gebruikers van dat landelijk eigendom als georgani seerd en tot de Crisisorganisaties niet zul len worden toegelaten, of dat, indien zij reeds zijn toegelaten, hun toelating zal worden ingetrokken. Deze uitsluiting van de Crisisorganisaties nu is mogelijk, door dat bij, het tweede Koninklijk Besluit van 12 Maart jJ. de artikelen 5 en 7 van het Crisis-Organisatiebesluit 1933 dienovereen komstig werden gewijzigd. Hier dus geen wettelijke regeling en beslissing door den Rechter, zooals Van den Bergh cs. willen, doch regeling van dit zoo bij uitstek pri vaatrechtelijk onderwerp krachtens Konink lijke Besluiten en Ministerieele Beschikkin gen. Voorbijgang dus van de beginselen van den rechtsstaat, zooals Prof. van Oven zeer terecht constateert in het NJ".B. van 23 Maart 1935. De Minister kan de executie niet opschorten of verbieden, dat niet, doch wel indirect, langs een omweg, een executie van landelijk eigendom illusoir maken. Im mers gaat de executie toch door tegen den wil van den Minister, dan kan deze het des betreffende landelijk eigendom met zijn banvloek treffen, doordat hij kan bepalen, dat de koopers er van niet zullen worden toegelaten als georganiseerde tot de diverse Crisisorganisaties. Dit beteekent, dat het land nagenoeg onverkoopbaar zal zijn, doordat daarop geen vee mag worden ge houden, noch landbouwproducten erop ge teeld mogen worden, terwijl gelijk mede blijkt uit de rede van Minister Steenberghe op 12 Maart 1935 in de Tweede Kamer ge houden ook landbouwsteun aan dit be drijf zal worden onthouden. Onder deze omstandigheden spreekt het vanzelf, dat de executeerende schuld eischer d.w.z. meer speciaal de crediteur, die executoriaal gaat verkoopen of krach tens het beding van art. 1223 lid 2 B.W. en zelfs de crediteur, met of zonder execu toriale titel, die faillissement aanvraagt zich wel eerst zal bedenken, alvorens hij, ondanks des Ministers veto, toch door gaat met zijn executieplannen! De hypotheek commissie. Alvorens eenige korte besprekingen te wijden aan de procedure van het z.g.n. Hy potheekcommissiebesluit en aan de leemten en gebreken, die aan de nieuwe regeling kleven, willen wij nog even vermelden, dat deze nieuwe materie te vinden is, behalve in de beide K.B. van 12 Maart, Stbl. 107 en 108, waarvan het eerste de procedure regelt, terwijl het tweede de artt. 5 en 7 van het Crisis-Organisatiebesluit 1933 wijzigt, in een Ministerieele Beschikking van 13 Maart 1935, waarbij o.a. werd bepaald, dat de Hy potheekcommissie, die den Minister van Economische Zaken zal adviseeren, zitting heeft te 's Gravenhage. Het secretariaat wordt waargenomen döor het Landbóuw- Crisis-Bureau van het Departement van Economische Zaken, Lange Voorhout 1 te 's Gravenhage. Verder geeft deze Beschik king de interne regeling weer van de Hy potheekcommissie, die onder voorzitter schap staat van niemand minder dan van den oud-Minister van Justitie en tegen woordig lid van den Hoogen Raad der Ne derlanden, mr. dr. J. Donner, terwijl de overige leden uit bekende juristen en land bouwdeskundigen zijn samengesteld. Ty peerend is een tweede Ministerieele be schikking van 15 Maart j.l., waarbij nog als lid aan de commissie werd toegevoegd mr. van den Bergh, de man van het hiervoor besproken initiatief-ontwerp Crisis-Uitstel- wet 1932. Zeer terecht, immers zou men Van den Bergh es., die eiken schuldenaar willen beschermen, de voorloopers kunnen noemen van de onderhavige bescherming van de hypotheekboeren, al hebben Van den Bergh c.s. zich deze bescherming anders voorgesteld, n J. niet door regeeringsmaatre- gelen, doch door de wet en beslissing niet door den Minister, maar door de rechter lijke macht. Tenslotte zij nog vermeld een derde Ministerieele Beschikking van 13 Maart, waarbij werd bepaald, dat personen, die opgeroepen zullen worden om voor de Hypotheekcommissie te verschijnen, ver goeding voor reis- en verblijfkosten zullen kunnen genieten en wel op den voet van het Tarief van Gerechtskosten en Strafza ken. De procedure. Hoe is nu de gang van de procedure, of anders gezegd: hoe moet de zich met execu tie of faillissementsaanvrage bedreigd zien de hypothecaire debiteur van landelijk eigendom 1) handelen om te trachten aan het gevaar te ontkomen? Hij moet daartoe 2) een request indienen bij den Minister van Economische Zaken, met verzoek toe komstige gebruikers, dus niet alleen eige naren, van het desbetreffende landelijk eigendom uit te sluiten van of te schrappen als georganiseerde van crisisorganisaties, waardoor het executie-object dan de facto onverkoopbaar zal worden. Het request moet de namen en woonplaatsen van alle overige schuldeischers bevatten 3) en tij dig 4) worden ingediend. Uit de ruime be woordingen van het Hypotheekcommissie besluit 12 Maart 1935 (hierna te noemen M.C.B.) blijkt, dat beslag nog niet gelegd behoeft te zijn, terwijl ook het faillissement nog niet aangevraagd behoeft te zijn; vol doende voor de ontvankelijkheid van re- questrant is reeds, indien hij met een en ander bedreigd wordt 5). Het verdient aan beveling evenzoovele afschriften van het request bij te sluiten als requestrant schuld eischers heeft, althans zoovele afschriften als er belangrijke crediteuren zijn, immers nadat de Minister het verzoekschrift zelve in handen van de Hypotheek-Commissie (hierna te noemen H.C.) heeft gesteld 6), zendt die Commissie afschriften ervan naar alle daarvoor naar haar meening in aan merking komende crediteuren 7). Het zal dus zeker een vlotte gang van zaken bevorderen, als bij het request vol doende afschriften worden overgelegd. De schuldeischers, die een afschrift ontvangen, worden meteen door de H.C. uitgenoodigd binnen 14 dagen na de verzending te ant woorden. Geschiedt dit, dan geeft de H.C. van dat antwoord weer kennis aan den re questrant 8). Daarna bepaalt de commissie ten spoedigste dag en uur, waarop het ver zoek zal worden behandeld, hetgeen wordt gemeld aan den requestrant en aan die schuldeischers, die een afschrift van het re quest kregen toegezonden 9). Lang niet alle schuldeischers behoeven dus gehoord te worden, alleen de belangrijke, al kan de H.C. ook nog andere crediteuren oproe pen 10). Op de zitting wordt nu getracht 11) een betalingsregeling 12) of uitstelregeling 13) te treffen tusschen requestrant en opgeroe pen crediteuren, dus niet alleen tusschen requestrant en den crediteur, die hem be dreigde. Bij die regeling moet ten eerste vaststaan, althans Qoor den verzoeker aan nemelijk worden gemaakt, dat hij door de buitengewone tijdsomstandigheden 14) niet in staat is aan zijn verplichtingen geheel te voldoen. Secundo mag de schuldeischer, door de totstandkoming van de regeling, niet meer worden benadeeld, dan de schul denaar zou worden bij niet-totstandko- ming 15) daarvan. Deze omschrijving lijkt mij erg vaag, dus gevaarlijk, al zal de uit ervaren personen bestaande H.C. hier wel naar redelijkheid en billijkheid eventueel zich voordoende Gordiaansche knoopen doorhakken. Tertio moeten er geen andere omstandigheden zijn, die het voorstellen van een regeling onredelijk maken. Van groot belang is, dat bij de voorwaarde sub secundo slechts worden gewaarborgd, al thans op den voorgrond gesteld, de belan gen van den schuldeischer, waarmede dus is bedoeld, uit angst waarvoor de debiteur een verzoekschrift indiende. Op de derde voorwaarde kan evenwel een beroep wor den gedaan door andere schuldeischers, die onredelijk zouden worden benadeeld. Uit een en ander blijkt dus, dat de H.C. op alle belangen geducht zal moeten let ten. Van groot belang is het bepaalde in lid 2 van art. 7 H.C.B., dat hoofdsommen van hypothecaire geldsommen in geen geval door de betalingsregeling mogen worden aangetast. Het treffen van een regeling. Wordt de voorgestelde regeling aanvaard, dan kan een Ministerieele beschikking ach terwege blijven, zegt art. 4 lid 1 H.C.B. Wanneer is dit het geval? Moeten allen aanvaard hebben, of de meerderheid, of meer dan de helft van het verschuldigd kapitaal? M.i. moeten allen aanvaard heb ben, immers indien eenige crediteuren niet toetreden, kunnen deze het den debiteur opnieuw lastig gaan maken, hetgeen weer een nieuw request van den schuldenaar zou uitlokken, waarop dan weer een twee de behandeling zou volgen. Beter is het dus, dat de Minister direct een beslissing gééft om malcontenten den pas af te snij den. Wordt de regeling niet aanvaard, dan moet de Minister dus beschikken en brengt de H.C. advies uit in den vorm van een ontwerp-beschikking, hetzij tot afwijzing (art. 4 lid 3), hetzij tot toewijzing (art. 4 lid 4). In dit laatste geval kan de commis sie voorwaarden of bepalingen in de ont- werp-beslissing opnemen. Tenslotte beslist de Minister bij een met redenen omkleede beslissing, welke in ieder geval gemoti veerd moet zijn. Alleen voor de in art. 3 lid 5 genoemde personen is die beslissing verbindend volgens art. 5. Ofschoon de Minister de executie of het doorzetten van de behandeling der faillisse mentsaanvrage niet kan beletten, doch slechts het „landelijk eigendom" met zyn banvloek kan treffen, zoo spreekt het van zelf, dat executie wel achterwege zal blij ven, indien de hypothecaire schuldenaar zijn verzoek heeft ingediend, terwijl de no taris, die in gebreke blijft, gegadigden in kennis te stellen van het hem bekende ver zoek, onder bepaalde omstandigheden tot schadevergoeding ex art. 1401 gehouden zal kunnen worden. Hoe, indien de hypothecaire schuldenaar, wiens faillissement is aangevraagd, een re quest bij den Minister heeft ingediend? In zoo'n geval zal dit request meestal wel ef fect sorteeren, immers de schuldeischer, die het faillissement heeft aangevraagd, zal zich nog wel eens bedenken voor hij doorzet, immers het feit, dat het hypothecair verbon den goed onverkoopbaar wordt, zal het per centage van de te verwachten uitkeering voor crediteuren aanmerkelijk doen dalen, waar de betrokken hypothecaire crediteur als concurrent crediteur zal meedeelen, in dien de hypotheek er in het geheel niet uit komt. Indien evenwel de crediteur, die fail lissement heeft aangevraagd, toch bij zijn request persisteert, zal de Rechtbank m.i. het faillissement moeten uitspreken. In de practijk zal het wel steeds zoo gaan, dat de Rechtbank de behandeling van de faillisse mentsaanvrage aanhoudt tot de Minister heeft beschikt, immers wordt de regeling aanvaard, dan impliceert dit, dat het fail- lissementsrequest wordt ingetrokken. Moet de Minister een beschikking geven en is deze afwijzend, dan zal het faillissement wel automatisch volgen; wordt het verzoek toegeweezn, dan zal het request wel wor den ingetrokken, tenzij de schuldeischer uit wraak zijn request doorzet. Het feit van de Ministerieele toewijzende beschikking kan niet beletten, dat de schuldenaar kan ver- keeren in den toestand van hebben opge houden te betalen, in den zin van art. 1 der Faillissementswet. Wel zullen andere schuldeischers en belanghebbenden verzet kunnen doen volgens art. 10 F.W. Doch in dien zij geen ander argument hebben, dan dat zij kunnen wijzen op de toewijzende Ministerieele beschikking, zal hun dit ver zet m.i. weinig baten. Tenslotte zij nog ver meld, dat de Minister een toewijzende be schikking kan intrekken, als de schuldenaar de gestelde voorwaarden of beslissingen niet opvolgt, of als de schuldeischer aan toont, dat er zulke omstandigheden zijn in getreden, dat de beslissing een andere zou zijn geweest, als die omstandigheden had den bestaan op het moment van de eerste behandeling. Ook als de oorspronkelijke verzoeker een verkeerde voorstelling had gegeven zegt art. 6 lid 1 H.C.B. De Minister kan ook steeds de voorwaarden wijzigen. Op voormelde gronden kan de Minister een afwijzende beslissing ook intrekken en dus Onvermengde Kapok (prima val- krachtig), per pond 47 cent, bij 10 pond 45 cent en bij 25 pond 43 cent por pond. Vermengde Kapok a>o K.pok) per pond 37 cent, bij 10 pond 35 cent en bij 25 pond 33 cent per pond Blanke vulling (voor b ij u 11 i n g bedden enzper pond 27 cent, bij 10 pond 25 cent 23 cent per pond. bij 25 pond Prima wolvulling (goedkoope, maar goede vulling) per pond 17 cent, bij 10 pond 16 cent en bij 25 pond 15 cent per pond. 1511 Nimmer kocht U zoo goedkoop (Vanaf 5 pond gratis thuisbezorgd) Stationsweg 47a, Tel. 1748 (Ingang „ELTAX") Figuup-Ajour en Plissé zijn thans mode 11 WIJ MAKEN HET IN ELKE VORM Borduuratelier C.D0NCKER BREESTRAAT 159 - TELEFOON 851 Filiaal „DE REGENBOOG" NU 10% korting op «choonmaakgoed! Mijn GEBROKEN VOER ia een prachtkwaliteit dat voor f 3-20 per 50 kilo franco elk dorp wordt toegezonden. Des- vorkiezend wordt een baaltje doppen gegeven. 837 PLUIM VEEV0ED ERF ABRIEK 2 Pond Kalfsfpicandeau 78 cent 3 Kalfspollade 94 cent Oude Vest 55, Telefoon 880 P.K. Koorsteeg 26, Telefoon 514, Noordwijk, Kerkstr. 5, Tel. 327, Oegstgeest, Kempenaerstr. 87, Tel. 2411 Hoogewoerd 42, Telet. 3390. Hoofdkantoor: Coneerventabrlek en Engros Slachteri| „De Rijnstreek", Hazerswoude (Rijndijk). Telet. 1785 (3 lijnen). Ossenhaas Biefstuk, extra mals Soepvleesch itundergehakt bij 4 pond Mag. Runderlappen v.af Ribstuk, vanaf bij 2 pond Riblappen Gem. Rundvet Contrafilet, vanaf Staartstuk Schenkelvleesch m. been Rauwe Kalfslever 80 ct. p. p. 70 ct. p. p. 35 ct. p. p. 30 ct. p. p. I. 30 ct. p. p. 50 ct. p. p. 0.90 50 ct. p. p. 35 ct. p. p. 50 ct. p. p. 50 ct. p. p. 25 ct. p. p. 35 ct. p. p. Gekookte Lever 10 et. p. ons Kalfsgehakt 30 ct. p. p. Kalfslappen 30 ct. p. p. bij 3 pond 85 ct. Varkenspooten 0.03 Kalfstongen 20 ct. p. stuk Gekookte Ham 22 ct. p. y, p. Bloedworst 20 ct. p, p. Bakbloedworst 20 ct. p. p. Boterhamworst 18 ct. p. y, p. Tongenworst10 ct. p. ons Leverworst25 ct. p. p. Rookworst 30 ct. p. p. Procureurspek 14 ct. p. ons 3 Pond Runderlappen doorregen 90 ct. 3 Pond Klapstuk ...,.,...95 ct. Bij aankoop van f I.— half pond Kalfsgehakt cadeau Thuisbezorgd zonder prijsverhooging. WIJ laten dagelijks te Leiderdorp, Voorschoten en Warmond hooren en bezorgen alsnog een toewijzende beslissing geven. Wat tenslotte het tweede Koninklijke Be sluit van 12 Maart j.l. betreft: dit bevat slechts een wijziging van de artikelen 5 en 7 van het Crisis-Organisatiebesluit 1933, waardoor het den Minister mogelijk werd, zijn veto uit te spreken over executie van landelijk eigendom. Mr. W. HUGENHOLTZ. Leiden, 27 Maart 1935. 1) Art. 1 van het Hypotheekcommissie besluit, hierna te noemen H.C.B., verstaat onder „landelijk eigendom": den eigendom van en de rechten van opstal, erf pacht, vruchtgebruik en beklemming op land, waarop de eigenaar, hij die recht van opstal heeft, de erfpachter, de vruchtgebruiker of de beklemde meier het landbouwbedrijf uitoefent, waaronder be grepen de op dat land gebouwde hoeve en alle andere daarop aanwezige onroerende zaken, benevens de daarop ter uitoefening van het bedrijf aanwezige roerende zaken en de geoogste vruchten. 2) Art. 2 lid 1 H.CJ3. 3) Art. 2 lid 2 H.C.B. 4) De indiening van het request moet volgens art. 2 lid 3 H.CJB. geschieden uiter lijk 14 dagen na het leggen van executoriaal beslag of na aanzegging van den verkoop krachtens het bij art. 1223 lid 2 B.W. ge maakte beding, of, indien geen aanzegging heeft plaats gehad, uiterlijk veertien dagen na den dag, waarop de aangevangen tenuit voerlegging van dat beding redelijkerwijze geacht moet worden den schuldenaar be kend te zijn, en binnen 8 dagen na den dag der verzending aan den schuldenaar van de oproeping om gehoord te worden op het verzoek tot faillietverklaring of na dien der faillietverklaring, indien de schuldenaar ter zake van het verzoek tot faillietverklaring niet is opgeroepen. 5) Men zou zelfs kunnen volhouden, dat het request reeds ingediend kan worden als er gegronde vrees is voor beslag of fail lissementsaanvrage of vordering, zonder dat nog daadwerkelijk de desbetreffende crediteur mondeling of schriftelijk heeft gedreigd. 6) Art. 3 Ud 1 H.C.B. 7) Art. 3 lid 2 H.C.B. 8) Art. 3 Ud 3 H.C.B. 9) Art. 3 lid 4 H.C.B. 10) Art. 3 lid 5 H.C3. 11) Art. 3 lid 7 H.C.B. 12) Art 1 sub e geeft weer, wat onder een Betalingsregeling is te verstaan. 13) Art. 1 sub f zegt wat onder een Uit- stelregeUng is te verstaan. 14) Dezelfde omschrijving als in art. 2 der Crisispachtwet 1932, Stb. 301. 15) Ongeveer dezelfde omschrijving en belangenafweging treft men aan in art. 1637 x B.W. bij het z.g.n. „Concurrentiebeding". De daar ontstane jurisprudentie kan tot voorbeeld strekken. SAMENWERKING lang* don weg. déér gaat Het om I Niet alleen om de eigen auto of fleta denken, maar ook reke ning houden me# ande ren. - Dan ial het ver keer vlotter worden. Dan wordt de verkeersveilig- he d grooter. Helpt allen rfjïM mee: meer samenwerking N&r LANGS DEN WEG

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 6