VRIJDAG 1 MAART 1935
DE LEIDSCHE COURANT
VIERDE BLAD. - PAG. 15
CORRESPONDENTIE
SuzevanZyp, Hoorn. Daar komt
ze zoowaar onze goeie Suze, u allen bekend
als de schrijfster van kleine, mooie stukjes
van uit Hoorn nog eens bij me op bezoek
en brengt me niet minder dan drie verhaal
tjes mee, die er zijn mogen en die alle drie
door jullie met genoegen zullen gelezen
worden. Ik dank je wel Suze! Zoo zie je
weer: oude liefde roest niet. Groet je
ouders van me en blijf ons maar goed steu
nen en helpen! Met hand en groet.
Annie v. Velzen, Z'woude.
„Beter laat dan nooit" zegt Annie en dat
is ook zoo! Ik vond het al vreemd, dat ik
over dat fototoestel niets hoorde en toen.,
kwam Annie opdagen en bracht haar groe
ten en dank en nog wel in een alleraardigst
versje, dat ik eens wil laten hooren:
MIJN DANKWOORD,
door Annie van Velzen.
Beste Oom, het eerste briefje,
Dat ik U thans schrijven ga
Zal beginnen met een vreugdkreet;
Luidende aldus: „hoera".
Hoera, ik heb gewonnen
En wel den allereersten prijs.
Ik ben kalm 't begin begonnen
Maar nu raakte ik van de wijs.
't Is zoo fijn eens iets te winnen,
Want dat kost dan niemendal;
En is 't dan naar je zinnen:
Blijdschap grooter wezen zal!
Zoo is 't mij ook met het toestel,
ben danig in mijn schik.
Niet mijn broertje, zusjes, moe wèl,
Ook mijn vader, 't meeste ik!
Ik dank U, ook de directie
Van de mooie Leidsche krant.
En komt eenmaal een collectie
Mooie fotootjes tot stand.
Dan zal 'k U de mooiste sturen
En uit pre dankbaarheid
Zal ik iedereen aanvuren,
Dat men ,'t kinderhoekje aandacht weidt.
Mijn groet brengt ik U tot besluit,
Naar 't antwoord zie ik dan wel uit.
Zoo zingt Annie! En wat dunkt U? Is dat
niet mooi gezongen. Daag! Veel groeten
aan vader en moeder, de broers en zusjes!
Nico Reizevoort, Leiden. Ook
Nico brengt ons zijn dank voor de prijs en
vindt het boek buitengewoon mooi. Dat is
voor ons een aangenaam gehoor! Ik was
blij jou tot de gelukkigen te zien behooren.
Dag Nico!
Dora Kniest, Oegstgeest! Ze
ker worden de raadsels geplaatst. Zie van
daag eens! Dag Dora! Jammer, dat deze
keer een prijs jouw neus voorbijging! Ik
had jou graag een prijs gegund! Groeten
aan alie huisgenooten!
Sientje Pouw, R'veen. Dat op
stelletje is niet slecht. Het is gauw verteld
en er zit ook wat in. Maar er is een stapel
tje voor, en dan.'... dit opstel is wat kort!
Toch bedankt voor goeie wil. Dag Sientje!
Veel groetjes aan moeder, broertjes en
zusjes!
JohandeGrijs, Leiden. Als het
eenigszins kan, laat ik jou opstel de vol
gende week plaatsen. De padvinders vin
den dit zeker erg mooi. Groet alle huisge
nooten van me! Dag Johan!
Mien v. d. Salm, Zoeterwoude!
Dat stelletje raadsels hebben we al eens
gehad! Maak er zelf eens eenige, zooals
Dora Kniest en anderen dat doen! Wil je?
Cor de Haas, Leiden. Tot slot
van deze correspondentie, wil ik nog zeg
gen, dat Cor de Haas geweldig in zijn sas
is met het gekregen horloge en beloofd
heeft voortaan weer mee te doen, wat ik nu
heel graag geloof. Dag Cor!
RECTIFICATIE.
In de lijst der goede „Inzenders van tee-
keningen voor den Wedstrijd" stond abusie
velijk „Quirinus Kortekaas te Warmond",
dit moet zijn: te Oude Wetering.
Oom Wim.
DE OPLOSSINGEN DER RAADSELS
ingestuurd door Ali Luijken, Bodegraven
van verleden week waren:
Opl, I: Eerste Vrijdag.
Opl. H: Leeuw.
Opl.: III: Omdat er de Melk-weg is.
Opl. IV: Neushoorn.
Opl. V: Helmond.
Opl. VI: Op het vuur.
Opl. VTT: Een mensch.
Opl. VIII: De letter r.
VERHUIZING
door 'n Onde Bekende.
Bij ons in de buurt zijn ze aan het ver
huizen. 'n Heerlijke, gezellige rommel en
zoo interessant, nee geweldig. Ik woon er
overdag vlak naast en kan er mijn oogen
bijna niet afhouden. Nog een voordeel, dat
de menschen niet verhuizen in een groote
verhuisauto. Alles gaat nu heerlijk vrij en
vrank op handwagens. Heb je er een veel
beter gezicht op. Nou, het begon Maandag
morgen met de stoelen, een kast en ik ge
loof nog een kastje. Toen was de wagen
vol. Pa spande zich ervoor en de dochters
draafden er eensgezind achteraan. Leuk
Toen had ik een half uur rust en werkte
verder. Maar na een poos kwam de hand
wagen leeg terug en het leek, alsof de film
„Bleeke Bet" zoo maar op ons studo-terrein
werd gedraaid, want nu zaten de dochters
erop en het was een gekrijs van belang. De
volgende vracht was de kachel, het for
nuis, beddegoed, terwijl boven op een ma
tras de koekeroe heel poëtisch in zijn kooi
prijkte. Ik kromde me van plezier. De uit
tocht was hetzelfde, alleen moest de koe
keroe natuurlijk vastgehouden worden,
want de matrassen bolderden erg. Weer een
half uur pauze, om deze nieuwe indrukken
te verwerken.
Zalig, daar waren ze alweer terug. Nu
genoot ik, alsof ik bij Mack of zooiets voor
de etalage „sting". De japonnetn werden
naar buiten gebracht. Een regenboog van
kleuren. Beelderig. Neeltjes zomerjurk
werd lichtelijk door de modder gesleept en
Mientjes vestje bleef aan de deur haken.
nou, ja, daar kun je mee sukkelen. Volgde
nog een tafel, drie stoelen, een broodbak
twee tafelkleedjes, plus de loper uit de
gang en de vazen van de schoorsteen. Ik
had alleen oog voor de japonnendroo-
hen waren hetze lagen in bevallige
wanorde voor op de wagen. Vertrek
pauze
Toen kwam „das Ende vom Lied"
de laatste kar. Ik weende bijna. Heel idyl-
lies werden er twee bloemhangers met
plantjes voor aan de kar gebonden, het
leek opeens op een trouwpartij met ver
sierde karossen, toen volgde de lamp, een
droom in geelnog al een tafelen
de bedden. Bovenop de bedden-pyramide
kwam alweer een tafel, die hulpbehoevend
zijn poten in de lucht stak en toen nog de
stoof plus de gordijnen. Het kan zijn, dat
ik, overweldigd door indrukken, niet alles
meer heb opgenoemd, maar als je zooveel
schoons bij elkaar ziet, vergeet je allicht
wat.
Toch is het een leuke dag geworden. Spij
tig, dat het voorbij is. Waarschuw me
eens als er bij jullie in de buurt een ver
huizing op handwagens is
WAARHEDEN
door Gretha Haverkorn.
Als men je een raad wil geven
Zeg dan nooit: „Ik weet het al",
Want de tyd kan wel eens komen,
Dat hij noodig wezen zal.
Als men gaat een reisje maken
Met een auto, met den trein;
Let op alles, wees voorzichtig,
Rijd nooit door onveilig sein.
Als men gaat naar Scheveningen
En in zee daar neemt een bad;
Waag dan nooit uw kostbaar leven,
Dit is onze grootste schat.
Als men gaat een wand'ling maken,
Doe dit slechts by prachtig weer;
Want, als dreigen donk're wolken,
Valt de regen weldra neer.
Als men zich op ys wil wagen,
Heet dit dapper, men is held!?
Maar bedenk dat ook op gladijs
Uwe uren zijn geteld.
Als men doet als gróóte menschen,
Maar men heeft niet het verstand;
Zal succes steeds verre blijven,
En U strekken slechts tot schand'.
Als men in zijn gansche leven
Plicht en waarheid steeds betracht,
Dan zal waarheid waarheid blijven:
„Dat een leugen wordt veracht!"
Meneer, dat mooie
loontje van nwes heeft
me een wit oog ge
slagen.
(Dublin Opinion).
WIE
GAAT MEE NAAR LOURDES?
door Oom Wim.
VI.
DE TWEEDE VERSCHIJNING AAN
BERNADETTE.
De twee vriendinnetjes wisten de moe
der van Bernadette over te halen dat ze
samen mochten gaan, maar namen uit voor
zichtigheid oh, heilige eenvoud! een
flesch gewijd water mee om als de Dame
verscheen dit op Haar te werpen en dan ce
zeggen: „Komt gij van God, treed dan na
der; komt gij van den duivel, ga dan heen!"
Zoo spraken ze af en gingen op stap en ze
kwamen bij de grot op de plaats waar Ber
nadette de Dame voor het eerst gezien had.
„Laat ons bidden, laat ons den rozenkrans
bidden", zei de kleine en de drie kinderen
vielen neer en baden, en nauwelijks heeft
Bernadette haar eerste Onze Vader vol
eindigd of daar straalt haar gezicht, 'n he-
melsche glans verspreidt zich over haar ge
laat en ze gelijkt nu meer op een engel des
hemels, dan op het eenvoudige boerenkind
van» zoo even.
„Daar is ze! Daar is ze! Zie daar in de
nis!"
Doch de twee kinderen zien niets, dan de
verandering op het gelaat van Bernadette.
En nu nam de kleine „zienster" volgens af
spraak het gewijde water op, om de Dame,
die dicht bij haar stond, ermee te bespren
kelen en ze zegt <*an niet een bevende stem:
„Indien Ge van Godswegen komt. kom dan
nader". En zie! De schoone verschijning
glimlachte, boog naar haar toe en trad
nader.
Nu wist Bernadette, dat de Verschijning
een bode Gods was en als ze naar Haar
opblikte, die zoo schoon, zoo wonderbaar
schoon was en wier blikken straalden van
liefde en goedheid, dan durfde ze niet ver
der te spreken, maar bad in stilte voort,
tot de rozenkrans uit was en.het visioen
verdween voor den tweeden keer.
Het drietal ging naar huis en besprak
samen de wonderbare gebeurtenis. Berna
dette kon niet uitgepraat raken over de
schoone Dame. die nader kwam en tegen
haar glimlachte en van haar schoonheid,
mooier dan alles, wat zij ooit gezien had.
En thuis?
Och, het kon niet anders, of de vriendin
nen vertelden thuis, wat er voor wonder
baarlijks geschied was met de kleins Ber
nadette en ook deze vertelde thuis in haar
eenvoud alles zoo gewoonweg, alsof het
too hoorde. En zoo ging het van mond tot
mond. En het kon niet anders, of die ver
schijningen waren te bijzondere feiten an
te wonderbaar, om, niet in te werken op
den geest van het volk en zoo kwam óns
klein herderinnetje te staan in het middel
punt van de belangstelling.
En men kwam om haar te zien en te hoo
ren uit haar mond, wat zooal verteld werd
en waarheid bleek te zijn en men ging heen
naar huis met de vaste overtuiging, dat sr
een wonderbaar feit was voorgevallen aan
de Massabielerots.
(Wordt vervolgd).
WIE ZIJN JARIG?
Van 1 Maart tot en met 7 Maart.
I Maart: Johanna Otto v. d. Duijnstr. 12.
1 Maart: Joseph Soupart, H. Rijndijk 45.
2 Maart: Pop van Noort, Hoogewoerd 122.
2 Maart: Jimmy Barge, Oegstgeesterlaan 6.
3 Maart: Bertha Jansen, Langegr. 115.
3 Maart: Joseph Staats, Hoogl. Kerkgr. 3.
3 Maart: Gerard Zwetsloot, Ketelb.st. 3.
3 Maart: Theo Fles, Hooigracht 24
3 Maart: Reindert Pollmann, W. Singel 74
3 Maart: Adriaan van Tongeren, Heeren-
weg 46a, Warmond.
3 Maart: Cornelia v. d. Ploeg, Hoogmade
B 315.
3 Maart: Bram v. d. Soest, St. Jacobsgr. 1.
4 Maart: Sisca Teleng, Alexanderst. 35.
4 Maart: Nico v. d. Akker, Oostereinde 232,
Stompwijk.
4 Maart: Sisca en Lida Hilgersom, Voor
straat 45, Voorschoten.
5 Maart: Jannie v. d. Bosch, Meerlaan 5.
Stompwijk.
5 Maart: Marietje de Jong, A 89, Hazers-
woude Groenendijk.
5 Maart: Jo van Kampen, 's Gravendam-
scheweg 7, Voorhout.
6 Maart: Gretha Haverkorn, Verl. Bloe
mistenlaan 45.
6 Maart: Leen Bakker, Groenedijk 55, Ha-
zerswoude.
6 Maart: Floortje Koelewijn, Kerkstraat 40,
Noordwïjk (Binnen).
6 Maart: Toosje Dekkers, Dorpsstraat 84,
Zoeterwoude.
7 Maart: Hanny v. d. Heijden, P. de la
Courtstraat 6.
7 Maart: Willy Berk, Kolfmakerst. 24.
7 Maart: Sientje Pouw, B 187, R'veen.
Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar
naam in deze lijsten wil opgenomen zien,
schrijve me minstens 14 dagen vóór den
verjaardag. Ik bedoel namen van school
gaande kinderen.
Oom Wim.
REMBRANDT
door Th. R. van Gelder.
Onder de namen van de zeventiende
eeuwsche schilders is wel het meest be
kend de naam Rembrandt van Rijn, de al»
lergrootste der kunstenaars van het pen
seel. Heel de wereld door is zijn kunst be
roemd. In Duitschland, Frankrijk, Enge
land en Rusland nemen zijn schilderstuk
ken in de musea's een eereplaats in. Het is
wel een eigenaardig gebeuren, dat Rem
brandt in zijn geboorteland niet door zijn
tijdgenooten geëerd was en dat buitenlan
ders zijn scheppingen beter wisten te waar-
deeren, hetgeen blijkt uit het feit dat van
de ongeveer 350 schildersukken maar een
twintigtal voor ons land behouden bleef.
Het is een verheugende verschijning dat,
wat tijdgenooten verloren deden gaan,4door
aankoopingen in den vreemde deze waar
devolle kunst zooveel mogelijk weer in
Hollandsch bezit te doen komen.
Op 15 Juli 1607 werd Rembrandt Har-
mensz. van Rijn in de Weddesteeg te Lei
den geboren. Zijn ouders waren in staat
hem te laten studeeren aan de Academie.
Op 15-jarigen leeftijd werd Rembrandt in
geschreven als student in de letteren. Hij
moet meer uitgemunt hebben in het uittee-
kenen van de professoren, dan in de studie,
hettgeen tot gevolg had dat Rembrandt,
in plaats van een geleerde te worden, als
schilder in de leer ging bij den Leidenaar
Jacob van Swanenburch. Na een 3-tal ja
ren was Rembrandt zijn meester voorbijge
streefd. Nu volgde een leertijd te Amster
dam bij den begaafden schilder Pieter
Lastman. Niet lang daarna keerde hij weer
tot zijn geboortestad terug. Vanaf dien tijd
1631, begon zijn naam als schilder bekend
heid te krijgen. Weer vestigde hij zich te
Amsterdam. Door de vele opdrachten was
hij in staat te huwen met Saskia van Ulen-
burgh, de dochter van Leeuwarden's bur
gemeester en pensionaris. De schutters van
de Kloveniersdoelen lieten zich eens geza
menlijk portretteeren, welk schilderstuk
beroemd werd als „De Nachtwacht". Het
bevindt zich in het Rijks-Museum te Am
sterdam.
Al schilderde Rembrandt de Amsterdam-
sche schutterscompagnie met stalen hals
kragen, borstharnassen, beenstukken, spe
ren en donderbussen, toch gevoelde hij zich
niet aangetrokken tot het schilderen von
onderwerpen der vaderlandsche historie.
Levende kort na het heldentijdperk van
den opstand tegen den Koning van Spanje
en diens landvoogden, het beleg van Alk
maar. Haarlem en Leiden, had hij daar
toe wel geinspireerd kunnen worden, doch
door een blijkbaar vreedzamen aard had
hij meer voorliefde tot het schilderen van
Bijbelsche tafereelen.
In 1642 stierf de vrouw van Rembrandt.
Zijn smart hierover kende geen grenzen.
Hij vond slechts troost in zijn kunst. Zijn
schilderstukken behield hij nu meeren-
deels voor een eigen verzameling, waarvan
de waarde geschat werd op 40.000. Bij een
gedwongen verkooping bleef de opbrengst
bedroevend- ver beneden de schatting. Hij
verhuisde nu naar de Rozengracht, waar hij
woonde tot 1669. In laatstgenoemd jaar
stierf hij en vond op 8 October zijn begra
fenis plaats in de Westerkerk te Amster
dam.
Van de meest beroemde schilderyen die
men van Rembrandt hier te lande bezit
noemen wij de Anatomische les van Dr.
Johan Deyman, de Staalmeester. Het Jood-
sche Bruidje en Portret van Elisabeth Ja
cobs Bas, welken zich, evenals de Nacht
wacht, in het Rijks-Museum te Amsterdam
bevinden.
In het Mauritshuis te 's-Gravenhage vindt
men o.a. de Anatomische les van Dr. Tulp
en Simeon in den Tempel.
Dit is het 200ste stuk van onzen vasten
en flinken medewerke.r, die reeds jaren on
der den naam van Cadier, ons vergastte
op verzen, verhalen en sprookjes en teeke-
ningen niet te vergeten. Ik feliciteer hem
van harte en ik hoop ook in de toekomst op
hem te kunnen rekenen in 't belang van
„Ons Hoekje" en tot genoegen van onze
groote lezersschaar en breng hem bij deze
dank voor zijn hulp, steun en medewer
king. Oom Wim.
Nou en toen zee ik
tegen haar, ik hep
niks legen u
maar wel tegen
serpent van een ju..K
van nwes enne de
appel valt niet ver
van den boom, o soo.
(Dublin Opinion).
:n dat
i jong
WALEWEIN
Een verhaal uit den riddertijd
door Ant. Olde Kal ter.
LXXVI.
Waleweins hand tastte naar het zwaard.
Het volgende oogenblik sprak hij:
„Ik zweer op mijn zwaard dat Amoraen
u, edele jonkvrouw, nimmer zal beschou
wen als zijn vrouw!"
„Ge zijt een held!" sprak het meisje.
Walewein lette niet op deze woorden
doch vervolgde: „Drie maanden heb ik op
dezen burcht doorgebracht; drie maanden
hebt gij mij verpleegd. Waarlijk, drie maan
den lang hebben wij, u en ik, met elkander
geleefd als broeder en zuster".
„En", hervatte hij, „begrijpt ge nu waar
om Boude wijn u trachtte te ontvoeren?"
„Ja", antwoordde zij zacht.
Hij trad op haar toe en wierp zich naast
haar op de rustbank. Zy liet hem begaan.
Wederom hervatte hij: „Gij, Isabele, hebt
my m'n leven teruggegeven. Wat moet mijn
dank hiervoor zijn?"
„Gijzelf hebt het reeds gezegd. De was
uw zuster".
Zwijgend staarde de ridder even voor
zich uit. Daarna vatte hij Isabele's hand,
en deed haar opstaan. Hij leidde haar naar
het raam, en wees met zijn hand over de
bosschen. Bewogen sprak hij nu: „Isabele,
ziet ge de wolken, welke zich vormen ach
ter uw vaders wouden?"
„Ja", antwoordde het meisje.
„Daar ongeveer bsvindt zich de burcht
van Koning Arthur."
Zij zag hem vragend aan.
Hij vervolgde: „Ge zeidet mijn zuster te
zijn. Wilt ge het blijven?"
„Voor immer, Walewein", sprak zij ook
nu.
„Neen", zeide de ridder. Gij zult het niet
blijven. Meer zult ge zijn."
En weer wees hij naar de plaats waar Ar
thurs burcht lag. Bijna jubelend riep hij uit:
„Daarheen zal ik u voeren, en ge zult er
blijven voor geheel uw leven.
Hij stak zijn zwaard weg en strekte zijn
armen naar haar uit. Slechts vroeg hij:
„Wilt ge?"
„Ja", antwoordde zij, nauwelijks hoor
baar.
Langzaam sprak ze: Wat is dit alles toen
wonderlijk. Ware het niet dat Koning Ar
thur u had opgedragen het schaakbord op
te sporen, nimmer waart ge hier gekomen.
„Isabele", fluisterde hij, „reeds den eer
sten dag dat ik hier aankwam, kreeg ik U
vurig lief."
„Ik wist het Walewein, doch my beziel
den dezelfde gedachten als U."
„Nu ook Isabele, is de tijd gekomen, dat
ik de terugreis zal aanvaarden, in uw ge
zelschap."
„Maar", sprak hij plotseling somber",
zal uw vader het toestaan, dat ik u van
hem wegneem?"
„Het is mijn vaders plicht aldus te han
delen", antwoordde de jonkvrouw, Beiden
namen weer plaats op de rustbank. De
ridder legde zijn hand op Isabele's schouder
en zeide: „Dezen avond vermaakt uw va
der zich met het boogrichten, zoodat het
zeer bezwaarlijk is nu naar hem toe te gaan
Doch morgen voor den noen zullen we hem
samen alles mededeelen."
„Ja", sprak het meisje, „zoo zal geschie
den, mijn held."
Het was de volgende dag reeds laat in
den morgen, toen ridder Walewein den
breeden gang doorliep naar de ridderzaal
van Assentijn, om den Koning het in het
vorig hoofdstuk besproken bezoek te bren
gen. Hij was gekleed in een zeer langen
groen fïuweelen mantel, waar alleen zijn
geschoende voeten en de punt van zijn
blinkende zwaardschede onder uitstaken.
De vergulde helm, welke hy droeg met
open vizier, was voorzien van een witte
pluim en aan weerszijden beslagen met den
zwarten leeuw, Koning Arthurs wapen. Een
der vele schildknapen wachtte reeds bi.i
de deur om hem aan te dienen. Weinige
oogenblikken later trad hij de zaal bin
nen. De eenigste die zich hier bevond was
Koning Assentijn; men had hem van Wa
leweins bezoek verwittigd. De Koning ver
zocht den ridder onmiddellijk om plaats te
nemen tegenover zyn zetel en sprak daar
na: „Mijn dienaren zeiden mij, heer Wale
wein, dat gy mij wenschte te spreken. Ik
stel een onderhoud met u ten zeerste op
prijs. Zeg me dus wat uw wensch is en mag
het in mijn vermogen liggen dezen te ver
vullen, dan zal zulks zekerlijk geschieden".
,,Ik dank u, heer Koning", antwoordde
de ridder. „Luister nu naar mijn woorden,
want ze vragen uw volle aandacht."
„Spreek vrijuit vriend Walewein!"
(Wordt vervolgd).