EEN DRIJVEND VLIEGVELD Van lampen en van UIT ALLE TIJDEN. IN DEN OCEAAN De „Furious11 van de Britsche Marine Engeland is het land, dat in die laatste jaren het buitenland vooruit loopt, wat be treft uitvindingen op lucht- en zeevaartge- bied. De Britsche Marine vooral legt een groote activiteit aan den dag en is er steeds op uit zijn uitrusting met een of andere nieuwste vinding te verrijken. Zoo heeft zij één van haar acht moederschepen voor vliegtuigen onlangs doen ombouwen in het grootste drijvend vliegveld ter we reld Het moederschip, dat den naam kreeg van „Furious", diende vroeger als gevechts kruiser, maar werd in den tijd van tien jaren niet minder dan driemaal omge bouwd. Dit enorme schip heeft een water verplaatsing van 22.450 ton, hetgeen heel wat meer is dan het grootste Amerikaan- sche luchtvaart-moederschip kan verplaat sen. Het schip is 786 voet lang en de grootste breedte, n.l. in het middendeel, van waar uit de vliegtuigen door middel van een ca tapult opstijgen, bedraagt 89 voet. De „Furious" herbergt tezamen 60 groo te gevechtsvliegtuigen en bommenwerpers, juist voldoende om een luchtleger van het buitenland te verpletteren. De bemanning van de „Furious" bestaat uit 1375 officie ren en manschappen, die tezamen per dag ongeveer 400 pond verdienen. Deze cijfers geven ons ongeveer een idee er van, hoe de Britten met hun luchtleger omsprin gen! Niet minder dan 50 ton water wordt op de „Furious" voor uitsluitend huishoudelijke doeleinden gebruikt. De enorme machines, welke zich in den romp van het machtige vaartuig bevinden, ontwikkelen een kracht van 9000 PTC. en drijven het schip met een snelheid van 34 mijlen per uur; bij deze topsnelheid ver bruikt men 50 ton olie-brandstof per uur. 100 Ton extra-belasting doen het schip slechts 21/2 c.M. dieper zakken. De catapult voor de vliegtuigen heeft een gewicht van 6000 pond. Bovendien is dit geweldig en imposant moederschip uitge rust met tientallen kanonnen van zwaar kaliber, n.L ieder van 13.75 c.M. Deze ka nonnen zijn evenwel alle onder het dek aangebracht, omdat het moederschip hoofd zakelijk als landingsplaats voor de Oceaan vliegtuigen moet dienen. De laatste uitvindingen op het gebied van oorlogstechniek zijn op het luchtvaart- moederschip, het drijvend vliegveld, aan gebracht, zoodat dit schip zoo veilig is als een mailstoomer! Bijgaande foto's geven den lezer slechts een vaag idee van den enormen omvang van het vliegveld, hetgeen bij de vliegma chines, welke van gewoon formaat zijn, des te duidelijker uitkomt. De eerste foto geeft weer, hoe een vlieg tuig bij landing op het moederschip door enkele Britsche mariniers wordt verwel komd. Donker en dreigend steekt het toe stel af tegen de lichtende wolken. Nog en kele meters en het toestel heeft grond on der de wielen. De tweede foto (ernaast) is een lucht opname. Duidelijk ziet men den vorm van het machtige zeekasteel. Onder het dek liggen de kanonnen opgesteld, doch zoo, dat men ze, in tijden van nood, dadelijk zou kunnen gebruiken. Op den voorgrond van het dek ziet men de 6000 pond zware catapult, welke de vliegtuigen gebruiken bij de opstijging. De mariniers, die men op het dek ziet wandelen, gelijken insec ten en geven ons een idee van de grootte van het vaartuig. Op den achtergrond van de foto ziet men een oorlogskruiser. De derde foto toont ons een oorlogsvlieg tuig, dat zoo juist het luchtvaart-moeder schip verliet. Onderaan de foto ziet men nog den achtersteven van het schip. De vierde en laatste foto toont ons de landing van een vliegmachine. Alle man schappen springen opzij om het vliegtuig een vlotte landing te verzekeren. Links op den voorgrond ziet men, hoewel niet dui delijk, een der stuitblokken, welken de wie len tot stilstand brengen. H.P.B. Bij de ouden bepaalde de verlichting zich tot de olielamp. Grillig en vreemd van vorm bij de Egyptenaren, was ze sierlijk in Griekenland en in Rome. Deze olielamp gaf echter slecht licht en roette bovendien zeer sterk. Gedurende de middeleeuwen was aan deze lamp geen verbetering gebracht; het gebruik van kaarsen werd toen alge meen. Deze werden van schapenvet ge maakt met van binnen een pit van katoen. Deze wijze van verlichting paste men voor namelijk in de noordelijke landen toe. In Frankrijk, Italië en Spanje gebruikte men nog steeds de olielamp, vanwege dén lagen prijs van de olie. De lantaarn werd om streeks de eerste tijden der middeleeuwen uitgevonden. Zij bestond uit een metalen omhulsel met een doorschijnende hoornen plaat. In de steden was het nog altijd ge vaarlijk om 's nachts over straat te gaan. In de 17de eeuw kwamen in Parijs de fak keldragers, die tegen een bepaalde beloo ning personen, die 's nachts nog uit moesten, begeleiden en bijlichten. De abt Laudati was de eerste, die een dergelijke onderne ming stichtte, nadat hij in Maart 1662 pa tentbrieven van Lodewijk XIV had gekre gen. Voor bijlichten van een rijtuig betaalde men 5 stuiver per kwartier, voetgangers slechts 3 stuivers. De goede uitslag van deze onderneming gaf aanleiding tot de instelling van een openbare straatverlichting, in Pa rijs in 1667. Het eerst werden kaarslantaarns gebruikt. In 1769 werd een olielamp met metalen re flector gebruikt. In 1780 verbeterde Ar- gand de olielamp belangrijk door betere luchtcirculatie in de lamp en het gebruik van een cylindervormige katoenpit. In het begin van de vorige eeuw heeft men onder den naam van studeerlamp een lamp met zijdelings aangebracht oliereservoir en on veranderlijk olievlak gemaakt, welke lamp vele voordeelen bood. In Zuid-Frankrijk gebruikte men de pomplamp. In deze lamp voert een zuig- en perspompje de olie uit den voet in een cilindervormige buis nabij den brander. Carcel, een Parijsch horloge maker bracht het pompje met een uurwerk in beweging. Was de waskaars een weelde artikel, waarvan de lagere klassen zich niet konden bedienen, zelfs de vetkaars werd langen tijd nogal kostbaar geacht. In het begin van de negentiende eeuw gebruikte men in Engeland en Amerika veelal paraf fine- en walschotkaarsen als weelde-ariikel. In Europa paste men het smelten van vetten met zuren toe„ volgens het procédé van d'Arcet. Later kwam de stearinekaars in gebruik. Deze behoeft niet gesnoten te wor den. De toepassing van de stearinekaars is te danken aan Chevreul, die met Gay Lus- sac in 1834* te Parijs de eerste stearine- kaarsenfabriek oprichtte. In den aanvang der vorige eeuw kwam een concurrente op zetten van de tot dan toe gebruikelijke ver lichtingsmethoden, nl. de gasverlicting. We willen dan eerst iets vertellen van de natuurlijke gas- en vuurbronnen in Azië, Amerika en Europa. Op 4 K.M. van Atesohjah (aan de Kas pische Zee) waren prachtige gasbronnen. De aangestoken gasbronnen waren duizen den jaren geleden de heilige vuren. De Per zen, die tot de sekte der vuur-aarubidders behoorden, dreven handel met dit gas, dat zij naar de afgelegen provincies van het land verstuurden. Ook in Qhina bestonden dergelijke natuurlijke vuren. Het gas steeg uit de zoutwaterputten in de districten Young-Hiam en Wer-Yuan-Hian. De Chi- neezen leidden dit natuurlijkegas door bamboebuizen en gebruikten het tot ver lichting en verwarming in hun fabrieken, daarmede Europa ver vooruit zijnde. De Romeinsche geschiedschrijver Plinius sprak met bewondering van de natuurlijke vuren van den berg Chimera op de kust van Klein-Azië. In 1664 ondekte Dr. Clayton aardgas bij een steenkolenmijn. Daar hij dacht, dat dit uit de steenkool ontstond, ging hij steenkool destilleeren en verkreeg een gas, dat hij steenkolengeest noemde. In 769 herhaalde Dr. Watson, Bisschop van Landaff de proeven. In 1786 bouwde Lord Dundonald verscheidene ovens voor de des tillatie van kolen ter. bereiding van teer; hjj voerde het gas af, dat voor verlichting ge bruikt werd. In 1791 destilleerde Philippe Lebon hout en verkreeg eveneens brand bare gassen. In 1801 verlichtte hij een ho tel met behulp van dit gas. Het publiek kreeg toegang tegen betaling van 3 fr. He- laas werd Lebon het slachtoffer van sluip moordenaars. In Engeland deed William Murdoch proeven met lichtgas. In 1796 bracht hij gasverlichting aan in de fabriek van James Watt, in 1806 in eenige katoen spinnerijen. In 1807 richtte Samuel Clegg gasverlichting aan in het Roomsch College te Honghurst in Crancashire en bedacht een reinigingstoestel van het gas met kalk melk. De Engelschman Winsor richtte na tegen stand van het Lagerhuis te hebben over wonnen, een groote gasmaatschappij op. Den 31sten December 1813 werd de West- minsterbrug met gas verlicht. In datzelfde jaar had een groote gasontploffing plaats, welke groote opwinding had veroorzaakt Echter werd toch in 1815 het stadhuis ver licht. In 1816 werd de Royal-Gas-Company opgericht met steun van Koning George HI en werd de aanbrenging van gasverlichting meer met kracht ter hand genomen. Ook voerde Winsor toen de gasverlichting in Frankrijk in. In Duitschland werd de gas verlichting ingevoerd door de Engelsche Maatschappij de „Imperial Continental Gas Association", welke in 1826 de steden Berlijn en Hannover gaslicht gaf. In 1837 en 1838 kreeg Leipzig haar gasverlichting door Blockmann. Ook Aken, Keulen en Weenen kregen spoedig haar gasverlich ting. Sedert 1850 vond de ontwikkeling der gasverlichting in Duitschland geheel plaats zonder de hulp van Fransche of Engelsche ingenieurs. In Nederland en België werden de eerste gasfabrieken door Engelschen aangelegd. Het gebruik van gas bleek veel economi scher te zjjn dan de tot de invoering hier van gebruikte andere verlichtingsmetho den. Dat men het gevaar van gasexplosies niet te hoog aansloeg moge blijken uit het feit, dat de Engelsche brandverzekering- maatschappijen de huizen, welke met gas waren verlicht, op dezelfde voorwaarden verzekerden als de andere en zelfs nog la ger. De ontdekking van de vele petroleum- bronnen in de helft van de vorige eeuw deed aanvankelijk de verlichting met be hulp van petroleumlampen weer meer op den voorgrond treden. Tenzelifdertijd kwam echter een nieuwe verlichtingswijze op, na melijk de electrisohe booglamp. Een Fran sche instrumentmaker heeft het eerst de booglamp van Davy beproefd als middel tot straatverlichting. In het jaar 1844 nam hij bij dikken mist deze proef op de Place de la Concorde te Parijs en had hiermede zeei; veel succes. In Juli 1848 werd de proef her haald door Archereau. De afstand van de koolspitsen moest evenwel steeds bijgere- geld worden en hiertoe construeerden Fou- cault en Duboscq een regulateur in 1849. In het jaar 1862 verlichten twintig regula teurs van Serrin gedurende bijna 10.000 uur de aardwerken in het Guardaramagebergte voor den spoorweg in het noorden van Spanje. Vanzelf sprekend verving het elec- trisch licht meer en meer het olielicht voor bakens en vuurtorens. H. P. B.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 5