DINSDAG 19 FEBRUARI 1935
DE LEIDSCHE COURANT
VIERDE BLAD. - PAG. 11
STADSNIEUWS
GEMEENTERAAD.
De Gemeenteraad vergadert op Maandag
25 Februari, des nam. te twee uur in het
gebouw „Tot Nut van 't Algemeen", Steen-
schuur 21.
De vergadering zal, zoo noodig, des
avonds worden voortgezet.
Te behandelen onderwerpen:
1. Onderzoek van den geloofsbrief van
het nieuw benoemde raadslid, den heer G.
Lekkerkerker.
2. Benoeming van vijf leden van de Com
missie bedoeld bij art. 11 van de verorde
ning op het verkeer te land (Verkeers-
Commissie).
3. Voorstel tot overplaatsing van de on
derwijzeres J. Hendriks van de opleidings
school voor u. 1. o. aan de Driftstraat naar
de o. 1. school aan de Medusastraat B.
4. Voorstel tot verhuring van eenige per-
ceelen teel- en weiland.
5. Voorstel tot wijziging van den prijs
waarvoor de woning Heerenstraat no. 62
K. W. Feyen is verhuurd.
6. Voorstel toe wijziging van het Raads
besluit van 6 Augustus 1934, in zake den
verkoop van het gastoestellenlokaal met
aangebouwde fitterswoning en bergplaats
aan den Gemeeneweg te Hazerswoude
(Dorp) aan de Provincie Zuid-Holland.
7. Voorstel tot den aankoop van het per
ceel Lange Paradijssteeg no. 42 kad. bekend
gemeente Leiden, Sectie H no. 2482, en een
gedeelte van het perceel Lange Paradijs
steeg, 'kad. bekend gemeente Leiden, Sec
tie H. no. 1366.
8. Voorstel in zake het aangaan van kas-
geldleeningen gedurende het 2e kwartaal
1935.
9. Begröoting, dienst 1935, van het Heili
ge Geest- of Arme-, Wees- en Kinderhuis.
10. Begrooting, dienst 1935, van het Col
lege van Vrouwen-kraammoeders.
11. Begrooting, dienst 1935, van het Ge
reformeerde Minn$- of Arme Oude Man
nen- en Vrouwenhuis.
12. Voorstel tot het verleenen van mede
werking aan het bestuur van de Vereeni-
ging tot Stichting en Instandhouding van
Scholen met den Bijbel te Oegstgeest, tot
de aanschaffing van leermiddelen ten be
hoeve van zijn school voor j*. 1. o. aan de
Adriaan Pauwstraat en tot vaststelling van
den desbetreffenden begrootingsstaat.
13. Voorstel tot vaststelling van een ver
ordening in zake toepassing van art. 122
der Gemeentewet ten aanzien van de in
ning van schoolgeld op de openbare bewaar
scholen te Leiden.
14. Voorstel tot wijziging van de ge-
meentebegrooting, dienst 1935, in verband
met de verstrekking van schoolkindervoe
ding ook gedurende de vacanties.
15. Voorstel in zake de vaststelling en
uitkeering van de voorschotten op de ver
goeding, bedoeld bij art. 101 der L. O. wet
1920, ten behoeve van verschillende bij
zondere lagere scholen over het jaar 1935.
16. Voorstel tot vaststelling van een ver
ordening, betreffende het verleenen van
ontslag aan onderwijzers en onderwijzeres
sen, wegens het bereiken van den pensioen
gerechtigden leeftijd.
17. Voorstel inzake aanvaarding van ver
gunningen tot het leggen en exploiteeren
van hoogspanningslijnen.
18. Voorstel tot het instellen van een
rechtsvordering tegen G. Tegelaar te Oegst
geest, strekkende tot betaling van een door
hem wegens gas- en electriciteits-verbruik
verschuldigd bedrag van 36.18.
19. Voorstel:
a. tot intrekking van de verordening' van
19 Maart 1934 tot wijziging van de veror
dening op deVeemarkt;
b. tot vaststelling van een nieuwe ver
ordening tot wijziging van de verordening
op de Veemarkt.
20. Voorstel 'tot vaststelling van een nieu
we verordening op de winkelsluiting.
21. Voorstel in zakealgemeene herzie
ning van de loonen en salarissen van het
personeel in dienst der gemeente.
22. Voorstel tot beschikbaarstelling van
de in 1935 benoodigde gelden voor den
Stadhuisbouw.
23. Voorstel in zake aanleg van sport
velden bij de Leidsche Hout en doortrek
king van den Wassenaarscheweg. bij wijze
van werkverschaffing.
24. Voorstel tot beschikbaarstelling van
gelden ten behoeve van tewerkstelling van
steuntrekkende personen.
25. Voorstel tot beschikbaarstelling van
gelden ten behoeve van de verbetering van
de Kraaierbrug.
DE BOUW VAN HET STADHUIS.
HET BEGIN!
Na crediet van ƒ15.000 een crediet van
300.000.
In het voorstel van B. en W. tot het ver
leenen var» een crediet van 15.000.voor
de uitgaven voor den Stadhuisbouw in
1934 deelden B. en W. mede, dat verdere
credieten te zijner tijd zouden worden
aangevraagd.
Met het oog op de voor het jaar 1935 te
venvachten bestedingen ,van fundeerings-
werken en opbouw in gewapend beton,
dient thans op de begrooting te worden ge
regeld het crediet voor de uitvoering van
deze werken, alsmede voor verdere voor
bereiding en gedeeltelijke uitvoering van
de gevelrestauratie, de kosten voor het
bouwbureau, enz.
De voor een en ander in 1935 benoodigde
som raamt de architect op 300.000.
NIEUWE KRAAJERSBRUG.
De Kraaiersbrug, gelegen over den
Nieuwen Rijn tegenover de Kraaierstraat,
is door haar geringe breedte onvoldoende
voor het drukke verkeer ter plaatse. Zij
heeft een rijdek van 2.49 M. en twee trot
toirs, elk van 0.53 M. breedte. B. en W.
achten het dan ook noodzakelijk, in het
belang van het verkeer, dat deze brug
wordt vernieuwd, en hebben een plan
daarvoor doen opmaken.
Het plan omvat voor de nieuwe brug,
welke op dezelfde plaats is ontworpen als
de bestaande, het maken van een nieuwen
beweegbaren bovenbouw (ophaalbrug met
enkele klap) en aansluitende nieuwe vaste
gedeelten. De doorvaartwijdte van de brug
blijft, evenals thans, 5.60 M., terwijl de on
derzijde van het beweegbare gedeelte op
plm. 1.60 M. boven normalen waterstand
is ontworpen, zoodat ook de doorvaart
hoogte geen verandering zal ondergaan.
De klap zal tusschen de leuningen een
totale breedte verkrijgen van 9 M. en be
staan uit een rijdek ter breedte van 6 M.
en 2 trottoirs, elk van 1.50 M. breedte. Op
de vaste gedeelten zal de rijweg eveneens
een breedte van 6 M. hebben, terwijl de
trottoirs aldaar tot 2 M. verbreed zijn ge
dacht. Daarbij is rekening gehouden met
een ruimeren overgang van de brug naar
de aangrenzende straten dan thans het ge
val is. De brug is voorts berekend op de
zelfde belasting als de laatste jaren steeds
ten aanzien van nieuwe beweegbare brug
gen is geschied.
Dat betreft den onderbouw van de brug
kunnen zoowel de pijlers als de landhoof-
den van de bestaande brug, welke in goe
den staat verkeéren, worden gebruikt, voor
zooveel noodig versterkt.
De kosten van den bouw worden ge
raamd op 45.000.welk bedrag uit geld
leen ing zal zijn te putten.
Uitvoering van het onderhavige werk zal
In de eerste plaats zij gewezen op de te-
nog in tweeërlei opzicht van belang zijn.
genover de Watersteeg gelegen Gansoord-
brug, welke dagteekent uit 1869 en in
slechten toestand verkeert, zoodat vernieu
wing daarvan dringend noodig is. De bo
venbouw nu van de bestaande Kraaier
brug, die op zichzelf nog in goeden staat
is, zal dienst kunnen doen ter vervanging
van den bovenbouw van de Gansoordbrug,
waardoor een aanmerkelijke besparing op
de vernieuwingskosten van die brug wordt
verkregen. Te zijner tijd zullen zij een
voorstel dienaangaande indienen.
In de tweede plaats mogen wij de aan
dacht vestigen, aldus B. en W., op de Rijn
brug, gelegen tegenover de Rijnstraat, in
de onmiddellijke nabijheid van de Kraaier
brug.
Zooals bekend, is de Rijnbrug met het
oog op haar zwakken toestand sedert eeni-
gen tijd afgesloten voor het verkeer met
motorrijtuigen en met rijtuigen. Over de
vraag, of tot den bouw van een nieuwe
Rijnbrug moet worden overgegaan, hebben
B. en W. adviezen van uiteenloopende
strekking bereikt. Verbetering nu van de
Kraaierbrug op de bovenaangegeven wijze
zal de gelegenheid bieden na te gaan, of
het verkeer in de practijk naast een ver-
breede Kraaierbrug nog behoefte zal heb
ben aan een nieuwe Rijnbrug.
Met de Commissie van Fabricage zijn B.
en W. van oordeel, dat, in afwachting daar
van, de beslissing over eventueele vernieu
wing van de Rijnbrug, waarmede naar ra
ming een bedrag van pl.m. 60.000.ge
moeid zou zijn, nog eenigen tijd kan wor
den uitgesteld.
Aanvang marktuur.
Bij besluit van 19 Maart 1934 stelde de
Raad vast een verordening tot wijziging
van de verordening op de Veemarkt, waar
bij o. m. de aanvang van de veemarkt voor
enkele maanden van het jaar op een later
tijdstip gesteld werd dan bij de geldende
verordening is bepaald-
De Minister van Economische Zaken is
niet bereid de goedkeuring van vorenbe
doelde wijzigingsverordening door de
Kroon te bevorderen, indien niet ook het
aanvangsuur van de markt gedurende de
maand Maart wordt gesteld op 7 uur in
plaats van 6.30 uur.
Ofschoon dezerzijds is betoogd, aldus B.
en W., dat de marktbelangen medebrengen,
dat gedurende de maand Maart het aan
vangsuur van de markt gesteld blijft op
6.30 uur, is de Minister bij zijn zienswijze
gebleven, zoodat aan zijn verlangen moet
•srden gekomen.
B. en W. stellen nu voor:
De markt voor vette varkens wordt ge
houden des Dinsdags.
gedurende de maanden Januari, Februa
ri, November en December van des voor-
middags 8 tot des nam. 2.30 uur,
gedurende de overige maanden van des
voorm. 7 tot des nam. 2 uur.
2o. Het derde lid tot de woorden „met
dien verstande" wordt gelezen als volgt:
De markt voor het overige vee wordt ge
houden des Vrijdags en in de week vóór
Paschen des Woensdags,
gedurende de maanden Januari en Dec.
van des vooim. 8 tot des nam. 2.30 uur.
gedurende de maanden Febr. en Dec.
van des voorm. 7.30 tot des nam. 2.30 uur.
gedurende de maand April van des voor
middags 6.30 tot des nam. 3 uur.
gedurende de overige maanden van des
voorm. 7 tot des nam. 3 uur.
Schoolkindervoeding onder de vacanties.
Naar aanleiding van de door den Raad
op 25 Januari jl. met 24 tegen 10 stemmen
uitgesproken wenschelijkheid, om de
schoolkindervoeding in 1935 ook geduren
de de vacanties te verstrekken, hebben B.
en W. het bestuur van de Vereeniging voor
Schoolkindervoeding en Schoolkinderklee-
ding verzocht hun te berichten, met welk
bedrag, in verband daarmede, het over
1935 aan die Vereenigmg verleende subsi
die zal moeten worden verhoogd.
Het bestuur acht verhooging van het sub
sidie met een bedrag van f 3730.noodig.
Mitsdien geven B. en W. den Raad in
overweging, over te gaan tot vaststelling
van een overgelegden begrootingsstaat,
groot 3730.
Op den post „Onvoorziene Uitgaven",
waarvan dit bedrag moet worden afgeschre
ven, is nog 36.034.beschikbaar.
Voorschotten bijzondere scholen.
In verband met het bepaalde in art. 103,
derde lid, der Lager Onderwijswet 1920,
hebben de besturen van de in deze ge
meente gevestigde bijzondere scholen aan
vragen ingediend, om een voorschot op de
vergoeding van de kosten van instandhou
ding van hunne scholen over het jaar 1935.
Voor de berekening van het voorschot is
tot grondslag genomen hetgeen te zelfder
zake over het laatste dienstjaar, waarover
de gemeenterekening is gesloten, i. c. 1932,
voor de openbare lagere scholen in deze
gemeente is uitgegeven.
De gemiddelde kosten per leerling heb
ben met uitzondering van die voor sa-
lariëering van vakonderwijzers over dat
jaar, blijkens de ter inzage gelegde bere
kening, bedragen voor het gewoon lager
onderwijs 15.59 en voor uitgebreid lager
onderwijs 31.97.
Met betrekking tot de kosten van het
vakonderwijs zij medegedeeld, dat de ge
meente over 1934, met inbegrip van de te
haren laste gebleven pensioensbijdragen,
gemiddeld per wekelijksch lesuur heeft
uitgegeven voor het vakonderwijs aan de
scholen voor gewoon lager onderwijs
122.46 en voor dat aan de scholen voor
uitgebreid lager onderwijs 124.62.
In dat jaar werd door vakonderwijzers
les gegeven per school voor gewoon lager
onderwijs gedurende gemiddeld 5.4 uur
per week en per school voor uitgebreid la
ger, onderwijs gedurende gemiddeld 17
uren per week.
Op grond van een en ander geven B. en
W. den Raad in verwijzing naar het advies
van de Commissie voor het Onderwijs in
overweging, bedoelde voorschotten te ver
leenen.
Tewerkstelling van steuntrekkende
personen.
Herhaaldelijk komen bij de verschillen
de gemeentediensten verzoeken binnen
van steuntrekkende personen om op eeni-
gerlei wijze te werk te worden gesteld,
met de motiveering, dat zij liever hun
steun willen verdienen, dan voor niets
ontvangen, terwijl daar tevens gewoonlijk
nog aan wordt toegevoegd, dat zij de voor
keur geven aan welken arbeid dan ook bo
ven den gedwongen lediggang.
Op deze aanvragen kon niet worden in
gegaan, omdat het College van B. en W.
de bevoegdheid ontbreekt deze soort te
werkstelling te doen plaats vinden zonder
voorafgaande machtiging van den Raad en
goedkeuring van den Minister van Sociale
Zaken. Wel heeft de Gemeente soms de
gelegenheid, om hiervoor in aanmerking
komende werkjes te doen verrichten, doch
deze zijn uiteraard van z>oo geringen om
vang en ondergeschikte beteekenis, dat
het praktisch niet uitvoerbaar is, om voor
elke taak afzonderlijk een desbetreffend
besluit door den Raad en den Minister van
Sociale Zaken te doen nemen.
B. en W. denken hierbij aan ad die bezig
heden, die dienen tot verfraaiing van de
plantsoenen, het verbeteren van straten
en wegen, het extra verzorgen van gebou
wen, afscheidingen en schoeiingen, het ver
werken van statistisch en administratief
materiaal, benevens hetgeen hiermede ver
band houdt, kortom al die verrichtingen,
die bezwaarlijk nauwkeurig te voren kun
nen worden omschreven, doch die alle van
dien aard zijn, dat de gemeente die niet
doet plaats vinden, omdat zij of economisch
in dezen tijd niet verantwoord zijn of om
dat de gelden daarvoor ontbreken.
Waar B. en W. het toch als een groot so
ciaal belang aanmerken dergelijke aan
vragen, waar dat pas geeft, in te kunnen
willigen, heeft him College naar een vorm
gezocht, waarin dit administratief en
comptabel mogelijk is te maken met be
houd van den invloed en zeggingschap van
den Raad en het Departement van Sociale
Zaken.
B. en W. meenen dezen te hebben gevon
den, door op de begrooting een bescheiden
post uit te trekken met de aanduiding „te
werkstelling", welke post hun College dan
de noodige gelden verschaft voor de be-
looning van de aldus tewerk gestelde per
sonen met hun ondersteuning, verhoogd
met zekeren opslag.
Deze post stellen B. en W. voor, te be
palen op ƒ5000.
Kasgelden.
In de Raad van 12 November jl. werd be
sloten om gedurende het le kwartaal 1935,
zoo noodig, kasgeldleeningen aan te gaan
tot een maximaal bedrag van 1.000.000.
Op het oogenblik bedraagt de aan kas
geld opgenomen som 200.000.welk be
drag op 1 Mei as. moet worden afgelost.
Met het oog hierop en op de verder ge
durende het 2e kwartaai 1935 aan de ge
meentekas te stellen eischen voor de beta
ling van rente en aflossing van geldleenin-
gen, voor de ondersteuning van werkloo-
zen en eventueele andere groote betalingén,
is het zeer waarschijnlijk, dat wederom
door het sluiten van kasgeldleeningen, of
door opneming van gelden in rekening-
courant, in de kasbehoeften moet worden
voorzien.
In verband met een en ander zouden B.
en W. het maximaal bedrag, dat in het 2e
kwartaal 1935 de kasschuld zal mogen be-
loopen, evenals voor het le kwartaal, op
1.000.000.wenschen te zien vastgesteld.
Ontslag onderwijzeressen en onderwijzers.
Zooals bekend is, zijn bij verordening
van 22 Februari 1926 regelen gesteld, be
treffende het verleenen van ontslag aan
onderwijzeressen, wegens het aangaan van
een huwelijk, en aan onderwijzers en on
derwijzeressen, wegens het bereiken van
een bepaalden leeftijd.
Als gevolg van de inwerkingtreding van
de wet van 10 Januari 1935 dient deze ver
ordening te worden gewijzigd. Vooreerst is
artikel 1 der aangehaalde verordening
van rechtswege vervallen, aangezien het
nieuwe vijfde lid van artikel 38 der Lager-
Onderwijswet 1920 het ontslag aan de hu
wende onderwijzeres uitputtend regelt
Voorts kan artikel 12 dier verordening
niet zonder meer worden gehandhaafd. Dit
artikel koppelt het ontslag vast aan het
bereiken van den 65-jarigen leeftijd, ter
wijl de wet thans in dit opzicht spreekt
van het bereiken van den pensioengerech
tigden leeftijd. Ook in verband met het
aangekondigde voornemen van den Minis
ter van Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen, om binnenkort bij de Staten-
Generaal een wettelijke voorziening aan
hangig te maken, welke het mogelijk
maakt onderwijzers reeds op 60-jarigen
leeftijd te pensiónneeren, is het dus wen-
schelijk de wettelijke terminologie te vol
gen.
Ten slotte kent de bestaande verordening
ten aanzien van dit dwingend ontslag een
mitigeerende bepaling n.l. deze, dat het
ontslag telkens voor den tijd van één jaar,
doch niet langer dan tot den 70-jarigen
leeftijd, kan worden opgeschort. Deze be
paling zouden B. en W. willen beperken.
In de eerste plaats, omdat krachtens het
Ambtenarenreglement 1934 het soortgelijk
ontslag telkens voor ten hoogste één jaar,
doch voor niet langer dan twee jaren in het
geheel kan worden opgeschort, in de twee
de plaats, omdat, mocht het zooeven ge
noemde voornemen van den Minister ver
wezenlijkt worden, een ongewijzigde re
dactie de mogelijkheid zou openlaten, dat
het ontslag nog tien jaren zou kunnen
worden opgeschort. Daarom verdient het
h.i. aanbeveling, voor wat dit punt betreft,
aansluiting te zoeken aan artikel 87 van
hét Ambtenarenreglement 1934.
Leermiddelen bijzondere school.
Om prae-advies werd in handen van B.
en W. gesteld een verzoek van het bestuur
der Vereeniging tot Stichting en Instand
houding van scholen met den Bijbel te
Oegstgeest, om op grond van art. 72 der
Lager Onderwijswet 1920 medewerking te
verleenen tot de aanschaffing van leer
middelen ten behoeve van zijn school voor
gewoon lager onderwijs aan de Adriaan
Pauwstraat, zulks in verband met de toe
neming van het aantal leerlingen. B. en
W. deelen den Raad daaromtrent mede, dat
deze aanschaffing niet strekt ter vervan
ging van leermiddelen, die tengevolge van
langdurig gebruik niet meer gebruikt kun
nen worden en evenmin tot aanvulling van
den voorraad in verband met vermindering
door gebruik, zoodat de kosten van deze
leermiddelen, welke door het schoolbestuur
worden geraamd op rond 166.behoo-
ren tot de buitengewone uitgaven, bedoeld
in artikel 72 der Lager Onderwijswet 1920
en niet tot die, welke moeten worden be
streden uit de exploitatievergoeding, be
doeld in art. 101 dier wet.
B. en W. stellen voor, dit verzoek in te
willigen
Verplaatsing onderwijzeres.
Tengevolge van het aan mej. C. M. van
der Heijden verleend eervol ontslag is eene
vacature van onderwijzeres ontstaan aan de
o. 1. school aan de Medustraat B.
Met den Inspecteur van het Lager On
derwijs zijn B. en W. van meening, dat in
die vacature door overplaatsing dient te
worden voorzien.
In verband daarmede geven B. en W. den
Raad in overweging, met ingang van een
nader door B. en W. te bepalen datum, over
te plaatsen de onderwijzeres J. Hendriks
van de opleidingsschool voor u. 1. o. aan
de Driftstraat naar de o. 1. school aan de
Medusastraat B.
W inkelsluitingswet.
Art. 2 van de wet van 27 Juli 1934 tot
wijziging der Winkelsluitingswet 1930 be
paalt, dat van kracht zijnde verordeningen,
als bedoeld in art. 6 en 9, eerste lid, der
Winkelsluitingswet ophouden te gelden
uiterlijk na verloop van zes maanden na
de in-werking-treding yan eerstgenoemde
wet. Aangezien die wet in werking is ge
treden op 15 October 1934, vervalt de
Leidsche verordening op de winkelsluiting
derhalve uiterlijk met ingang van 15
April 1935. Voor dien tijd dient een nieu
we verordening, voorzooveel noodig, te
worden vastgesteld.
B. en W. bieden aan het ontwerp van een
nieuwe verordening. Daarbij is overwogen,
of en, zoo ja, in hoeverre de geldende ver
ordening moet worden gewijzigd. Naar de
meening van B. en W. is dit laatste slechts
in één opzicht het geval. Art. 1 der verorde
ning toch bepaalt, dat B. en W. bevoegd
zijn, aan den houder van een fruitwinkel,
gelegen in de onmiddellijke nabijheid van
een ziekeninrichting, vergunning te 'ver
leenen, om zijn winkel des Zondags, uit
sluitend voor den verkoop van fruit, voor
het publiek geopend te hebben van een half
uur vóór den aanvang van den bezoektijd
van de ziekeninrichting tot aan het einde
daarvan.
In de practijk is geleken, dat aan deze
bepaling geen ernstige behoefte bestaat:
er is in het geheel slechts één verzoek om
vergunning bij B. en W. ingekomen, op
welk verzoek, in verband met de ligging
van den winkel, afwijzend moest worden
beschikt. Bovendien is de regeling der wet
ten aanzien van het geopend zijp van
fruitwinkels op Zondag gewijzigd in dier
voege, dat thans deze winkels geopend mo
gen zijn gedurende vier achtereenvolgende
uren tusschen 8 uur des voormiddags en 8
uur des nam. ter keuze van den winkelier
(vroeger: tot 12 uur des middags), zoodat
ook uit dezen hoofde voor de bepaling van
art. 1 der verordening o.i. geen voldoende
aanleiding meer bestaat. B. en W. zouden
derhalve tot schrapping van dit artikel
willen zien overgegaan.
Verkeerscommissïe.
Zooals bekend is, moet ingevolge artikel
11 van de verordening op het Verkeer te
land samengesteld worden een commissie,
welke over de toepassing van verschillende
artikelen der genoemde verordening ad
vies zal moeten uitbrengen. Bij besluit van
18 Juni 1934 heeft de Raad vastgesteld een
verordening, regelende de samenstelling
en den werkkring van bedoelde commissie.
Op grond van deze verordening zal de com
missie, welke den naam Verkeerscommissie
zal dragen, bestaan uit vijf leden, te be
noemen door den Raad na ontvangst van
een aanbeveling van B. en W. van twee
personen voor elke te vervullen plaats.
Drie der leden moeten uit den Raad wor
den aangewezen.
Aangezien de Verkeersverordening op 1
Maart 1935 in werking zal treden, dient
thans tot benoeming van'de leden der Ver
keerscommissie te worden overgegaan, waar
toe B. en W. de volgende aanbevelingen
aanbieden:
A.: 1. T. Groeneveld, 2. C. Koole;
B.: 1. Jac. Wilbrink, 2. A. v. Rosmalen.
C.: 1. J. H. A. Manders, 2. H. L. J. Tobé.
D.: 1. Mr. G. H. E. Nord Thomson, 2. Mr.
F. F. van der Tas.
E.: 1. D. Parmentier, 2. P. Jasperse.
Verpachting land.
Bij raadsbesluit van 26 Januari 1934 wer
den aan J. Bol voor het jaar 1934 verpacht
perceelen teelland aan den Wassenaarschen
weg, groot 0.85.00 HA, voor de som van
85.in totaal per jaar. De heer Bol ver
zoekt dit land ook voor 1935 tegen 85.
te mogen huren, waartegen bij B. en W.
geen bezwaar bestaat.
Verder is van N. Glasbergen te Rijnsburg
een verzoek ingekomen, om het perceel
weiland aan den Rhijnzichtweg te Oegst
geest, groot 0.56.63 H.A. te mogen huren
voor den tijd van één jaar tegen een pacht
som van 60.in totaal per jaar. Het be
treft het land, dat bij raadsbesluit von 14
Mei 1934 aangekocht werd van de N. V.
„Gemeenschappelijk Eigendom" en waar
van Glasbergen tot nu toe pachter was.
Ook tegen inwilliging van dit verzoek be
staat bij B. en W. geen bezwaar.
Verhuring perceel.
Van K. W. Feyen, huurder van de wo
ning aan de Heerensraat no. 62, is een ver
zoek om huurvermindering ingekomen.
Dit perceel is aan hem verhuurd bij raads
besluit van 5 September 1932 voor 500.
per jaar. De straatbelasting is voor reke
ning van den huurder. De huur eindigt op
30 April 1943.
Met de Commissie van Fabricage zijn B.
en W. van oordeel, dat er in dit geval aan
leiding is den huurprijs te verlagen tot
430.per jaar. Overeenkomstig het te
genwoordig gevolgd systeem is de straat
belasting ad 16.50 in den huurprijs be
grepen.
Fitterswoning enz. te Hazerswoude.
In de raadsvergadering van 6 Augustus
1934 werd besloten, het gastoestellenlokaal
met aangebouwde fitterswoning en berg
plaats aan den Gemeeneweg te Hazerswou
de (Dorp) aan de provincie Zuid-Holland
te verkoopen tegen den prijs van 7500.
De Provincie zou bovendien voor den nieuw
bouw van deze inrichting kosteloos een
terrein ter beschikking stellen, omdat de
gemeente Hazerswoude, die daartoe inge
volge de overeenkomst van 18 September
1933, betreffende de levering van electri-
citeit, verplicht is, aanvankelijk geen voor
dit doel geschikt terrein had.
Inmiddels heeft die gemeente echter nog
een goed gelegen perceel grond kunnen
verkrijgen, zoodat niet de Provincie, maar
de gemeente Hazerswoude voor den nieuw
bouw grond in gebruik zal afstaan. Het ge
noemde raadsbesluit dient derhalve-te-wor
den gewijzigd.
Aankoop perceelen Lange Paradijssteeg.
De rechtsgeleerde raadsman der gemeen
te heeft wederom overeenstemming bereikt
'met twee eigenaren van perceelen, begre
pen in het saneeringsplan Lange Bouwe-
louwensteegLange Paradijssteeg, tegen
wie bereids ingevolge de besluiten van den
raad van 19 Maart16 April 1934 en van
12 November 1934 de eerste rechtsmaatre
gelen waren genomen.
De eigenaar van het terrein, groot 130
M2., met pakhuisjes aan de Lange Para
dijssteeg, is bereid dit te verkoopen voor
1500.terwijl de eigenaar van het per
ceel aan de Lange Paradijssteeg zich bereid
heeft verklaard een gedeelte, groot 35 M2.
over te dragen voor 1400.De rechtsge
leerde raadsman adviseert met deze bedra
gen, waaronder begrepen is vergoeding voor
bedrijfsschade, genoegen te nemen.
B. en W. kunnen zich, evenals de Com
missie van Fabricage, met dit advies ver
eenigen.
Besluit tot invordering.
Blijkens de ter inzage liggende missives
is G. Tegelaar te Oegstgeest aan de Stede
lijke Fabrieken van Gas en Electriciteil
alhier een bedrag van 36.18 verschuldigd
wegens gas- en electriciteitsverbruik ten
behoeve van perceel -Heerenweg 120 te
Warmond over de maanden Juli tot en met
September 1933. Aangezien Tegelaar, on
danks herhaalde aanmaning, tot dusverre
in gebreke is gebleven gemeld bedrag te
voldoen, zal de invordering daarvan langs
gerechtelijken weg moeten geschieden.