DINSDAG 19 FEBRUARI 1935 DE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD. - PAG. 11 STADSNIEUWS GEMEENTERAAD. De Gemeenteraad vergadert op Maandag 25 Februari, des nam. te twee uur in het gebouw „Tot Nut van 't Algemeen", Steen- schuur 21. De vergadering zal, zoo noodig, des avonds worden voortgezet. Te behandelen onderwerpen: 1. Onderzoek van den geloofsbrief van het nieuw benoemde raadslid, den heer G. Lekkerkerker. 2. Benoeming van vijf leden van de Com missie bedoeld bij art. 11 van de verorde ning op het verkeer te land (Verkeers- Commissie). 3. Voorstel tot overplaatsing van de on derwijzeres J. Hendriks van de opleidings school voor u. 1. o. aan de Driftstraat naar de o. 1. school aan de Medusastraat B. 4. Voorstel tot verhuring van eenige per- ceelen teel- en weiland. 5. Voorstel tot wijziging van den prijs waarvoor de woning Heerenstraat no. 62 K. W. Feyen is verhuurd. 6. Voorstel toe wijziging van het Raads besluit van 6 Augustus 1934, in zake den verkoop van het gastoestellenlokaal met aangebouwde fitterswoning en bergplaats aan den Gemeeneweg te Hazerswoude (Dorp) aan de Provincie Zuid-Holland. 7. Voorstel tot den aankoop van het per ceel Lange Paradijssteeg no. 42 kad. bekend gemeente Leiden, Sectie H no. 2482, en een gedeelte van het perceel Lange Paradijs steeg, 'kad. bekend gemeente Leiden, Sec tie H. no. 1366. 8. Voorstel in zake het aangaan van kas- geldleeningen gedurende het 2e kwartaal 1935. 9. Begröoting, dienst 1935, van het Heili ge Geest- of Arme-, Wees- en Kinderhuis. 10. Begrooting, dienst 1935, van het Col lege van Vrouwen-kraammoeders. 11. Begrooting, dienst 1935, van het Ge reformeerde Minn$- of Arme Oude Man nen- en Vrouwenhuis. 12. Voorstel tot het verleenen van mede werking aan het bestuur van de Vereeni- ging tot Stichting en Instandhouding van Scholen met den Bijbel te Oegstgeest, tot de aanschaffing van leermiddelen ten be hoeve van zijn school voor j*. 1. o. aan de Adriaan Pauwstraat en tot vaststelling van den desbetreffenden begrootingsstaat. 13. Voorstel tot vaststelling van een ver ordening in zake toepassing van art. 122 der Gemeentewet ten aanzien van de in ning van schoolgeld op de openbare bewaar scholen te Leiden. 14. Voorstel tot wijziging van de ge- meentebegrooting, dienst 1935, in verband met de verstrekking van schoolkindervoe ding ook gedurende de vacanties. 15. Voorstel in zake de vaststelling en uitkeering van de voorschotten op de ver goeding, bedoeld bij art. 101 der L. O. wet 1920, ten behoeve van verschillende bij zondere lagere scholen over het jaar 1935. 16. Voorstel tot vaststelling van een ver ordening, betreffende het verleenen van ontslag aan onderwijzers en onderwijzeres sen, wegens het bereiken van den pensioen gerechtigden leeftijd. 17. Voorstel inzake aanvaarding van ver gunningen tot het leggen en exploiteeren van hoogspanningslijnen. 18. Voorstel tot het instellen van een rechtsvordering tegen G. Tegelaar te Oegst geest, strekkende tot betaling van een door hem wegens gas- en electriciteits-verbruik verschuldigd bedrag van 36.18. 19. Voorstel: a. tot intrekking van de verordening' van 19 Maart 1934 tot wijziging van de veror dening op deVeemarkt; b. tot vaststelling van een nieuwe ver ordening tot wijziging van de verordening op de Veemarkt. 20. Voorstel 'tot vaststelling van een nieu we verordening op de winkelsluiting. 21. Voorstel in zakealgemeene herzie ning van de loonen en salarissen van het personeel in dienst der gemeente. 22. Voorstel tot beschikbaarstelling van de in 1935 benoodigde gelden voor den Stadhuisbouw. 23. Voorstel in zake aanleg van sport velden bij de Leidsche Hout en doortrek king van den Wassenaarscheweg. bij wijze van werkverschaffing. 24. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van tewerkstelling van steuntrekkende personen. 25. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de verbetering van de Kraaierbrug. DE BOUW VAN HET STADHUIS. HET BEGIN! Na crediet van ƒ15.000 een crediet van 300.000. In het voorstel van B. en W. tot het ver leenen var» een crediet van 15.000.voor de uitgaven voor den Stadhuisbouw in 1934 deelden B. en W. mede, dat verdere credieten te zijner tijd zouden worden aangevraagd. Met het oog op de voor het jaar 1935 te venvachten bestedingen ,van fundeerings- werken en opbouw in gewapend beton, dient thans op de begrooting te worden ge regeld het crediet voor de uitvoering van deze werken, alsmede voor verdere voor bereiding en gedeeltelijke uitvoering van de gevelrestauratie, de kosten voor het bouwbureau, enz. De voor een en ander in 1935 benoodigde som raamt de architect op 300.000. NIEUWE KRAAJERSBRUG. De Kraaiersbrug, gelegen over den Nieuwen Rijn tegenover de Kraaierstraat, is door haar geringe breedte onvoldoende voor het drukke verkeer ter plaatse. Zij heeft een rijdek van 2.49 M. en twee trot toirs, elk van 0.53 M. breedte. B. en W. achten het dan ook noodzakelijk, in het belang van het verkeer, dat deze brug wordt vernieuwd, en hebben een plan daarvoor doen opmaken. Het plan omvat voor de nieuwe brug, welke op dezelfde plaats is ontworpen als de bestaande, het maken van een nieuwen beweegbaren bovenbouw (ophaalbrug met enkele klap) en aansluitende nieuwe vaste gedeelten. De doorvaartwijdte van de brug blijft, evenals thans, 5.60 M., terwijl de on derzijde van het beweegbare gedeelte op plm. 1.60 M. boven normalen waterstand is ontworpen, zoodat ook de doorvaart hoogte geen verandering zal ondergaan. De klap zal tusschen de leuningen een totale breedte verkrijgen van 9 M. en be staan uit een rijdek ter breedte van 6 M. en 2 trottoirs, elk van 1.50 M. breedte. Op de vaste gedeelten zal de rijweg eveneens een breedte van 6 M. hebben, terwijl de trottoirs aldaar tot 2 M. verbreed zijn ge dacht. Daarbij is rekening gehouden met een ruimeren overgang van de brug naar de aangrenzende straten dan thans het ge val is. De brug is voorts berekend op de zelfde belasting als de laatste jaren steeds ten aanzien van nieuwe beweegbare brug gen is geschied. Dat betreft den onderbouw van de brug kunnen zoowel de pijlers als de landhoof- den van de bestaande brug, welke in goe den staat verkeéren, worden gebruikt, voor zooveel noodig versterkt. De kosten van den bouw worden ge raamd op 45.000.welk bedrag uit geld leen ing zal zijn te putten. Uitvoering van het onderhavige werk zal In de eerste plaats zij gewezen op de te- nog in tweeërlei opzicht van belang zijn. genover de Watersteeg gelegen Gansoord- brug, welke dagteekent uit 1869 en in slechten toestand verkeert, zoodat vernieu wing daarvan dringend noodig is. De bo venbouw nu van de bestaande Kraaier brug, die op zichzelf nog in goeden staat is, zal dienst kunnen doen ter vervanging van den bovenbouw van de Gansoordbrug, waardoor een aanmerkelijke besparing op de vernieuwingskosten van die brug wordt verkregen. Te zijner tijd zullen zij een voorstel dienaangaande indienen. In de tweede plaats mogen wij de aan dacht vestigen, aldus B. en W., op de Rijn brug, gelegen tegenover de Rijnstraat, in de onmiddellijke nabijheid van de Kraaier brug. Zooals bekend, is de Rijnbrug met het oog op haar zwakken toestand sedert eeni- gen tijd afgesloten voor het verkeer met motorrijtuigen en met rijtuigen. Over de vraag, of tot den bouw van een nieuwe Rijnbrug moet worden overgegaan, hebben B. en W. adviezen van uiteenloopende strekking bereikt. Verbetering nu van de Kraaierbrug op de bovenaangegeven wijze zal de gelegenheid bieden na te gaan, of het verkeer in de practijk naast een ver- breede Kraaierbrug nog behoefte zal heb ben aan een nieuwe Rijnbrug. Met de Commissie van Fabricage zijn B. en W. van oordeel, dat, in afwachting daar van, de beslissing over eventueele vernieu wing van de Rijnbrug, waarmede naar ra ming een bedrag van pl.m. 60.000.ge moeid zou zijn, nog eenigen tijd kan wor den uitgesteld. Aanvang marktuur. Bij besluit van 19 Maart 1934 stelde de Raad vast een verordening tot wijziging van de verordening op de Veemarkt, waar bij o. m. de aanvang van de veemarkt voor enkele maanden van het jaar op een later tijdstip gesteld werd dan bij de geldende verordening is bepaald- De Minister van Economische Zaken is niet bereid de goedkeuring van vorenbe doelde wijzigingsverordening door de Kroon te bevorderen, indien niet ook het aanvangsuur van de markt gedurende de maand Maart wordt gesteld op 7 uur in plaats van 6.30 uur. Ofschoon dezerzijds is betoogd, aldus B. en W., dat de marktbelangen medebrengen, dat gedurende de maand Maart het aan vangsuur van de markt gesteld blijft op 6.30 uur, is de Minister bij zijn zienswijze gebleven, zoodat aan zijn verlangen moet •srden gekomen. B. en W. stellen nu voor: De markt voor vette varkens wordt ge houden des Dinsdags. gedurende de maanden Januari, Februa ri, November en December van des voor- middags 8 tot des nam. 2.30 uur, gedurende de overige maanden van des voorm. 7 tot des nam. 2 uur. 2o. Het derde lid tot de woorden „met dien verstande" wordt gelezen als volgt: De markt voor het overige vee wordt ge houden des Vrijdags en in de week vóór Paschen des Woensdags, gedurende de maanden Januari en Dec. van des vooim. 8 tot des nam. 2.30 uur. gedurende de maanden Febr. en Dec. van des voorm. 7.30 tot des nam. 2.30 uur. gedurende de maand April van des voor middags 6.30 tot des nam. 3 uur. gedurende de overige maanden van des voorm. 7 tot des nam. 3 uur. Schoolkindervoeding onder de vacanties. Naar aanleiding van de door den Raad op 25 Januari jl. met 24 tegen 10 stemmen uitgesproken wenschelijkheid, om de schoolkindervoeding in 1935 ook geduren de de vacanties te verstrekken, hebben B. en W. het bestuur van de Vereeniging voor Schoolkindervoeding en Schoolkinderklee- ding verzocht hun te berichten, met welk bedrag, in verband daarmede, het over 1935 aan die Vereenigmg verleende subsi die zal moeten worden verhoogd. Het bestuur acht verhooging van het sub sidie met een bedrag van f 3730.noodig. Mitsdien geven B. en W. den Raad in overweging, over te gaan tot vaststelling van een overgelegden begrootingsstaat, groot 3730. Op den post „Onvoorziene Uitgaven", waarvan dit bedrag moet worden afgeschre ven, is nog 36.034.beschikbaar. Voorschotten bijzondere scholen. In verband met het bepaalde in art. 103, derde lid, der Lager Onderwijswet 1920, hebben de besturen van de in deze ge meente gevestigde bijzondere scholen aan vragen ingediend, om een voorschot op de vergoeding van de kosten van instandhou ding van hunne scholen over het jaar 1935. Voor de berekening van het voorschot is tot grondslag genomen hetgeen te zelfder zake over het laatste dienstjaar, waarover de gemeenterekening is gesloten, i. c. 1932, voor de openbare lagere scholen in deze gemeente is uitgegeven. De gemiddelde kosten per leerling heb ben met uitzondering van die voor sa- lariëering van vakonderwijzers over dat jaar, blijkens de ter inzage gelegde bere kening, bedragen voor het gewoon lager onderwijs 15.59 en voor uitgebreid lager onderwijs 31.97. Met betrekking tot de kosten van het vakonderwijs zij medegedeeld, dat de ge meente over 1934, met inbegrip van de te haren laste gebleven pensioensbijdragen, gemiddeld per wekelijksch lesuur heeft uitgegeven voor het vakonderwijs aan de scholen voor gewoon lager onderwijs 122.46 en voor dat aan de scholen voor uitgebreid lager onderwijs 124.62. In dat jaar werd door vakonderwijzers les gegeven per school voor gewoon lager onderwijs gedurende gemiddeld 5.4 uur per week en per school voor uitgebreid la ger, onderwijs gedurende gemiddeld 17 uren per week. Op grond van een en ander geven B. en W. den Raad in verwijzing naar het advies van de Commissie voor het Onderwijs in overweging, bedoelde voorschotten te ver leenen. Tewerkstelling van steuntrekkende personen. Herhaaldelijk komen bij de verschillen de gemeentediensten verzoeken binnen van steuntrekkende personen om op eeni- gerlei wijze te werk te worden gesteld, met de motiveering, dat zij liever hun steun willen verdienen, dan voor niets ontvangen, terwijl daar tevens gewoonlijk nog aan wordt toegevoegd, dat zij de voor keur geven aan welken arbeid dan ook bo ven den gedwongen lediggang. Op deze aanvragen kon niet worden in gegaan, omdat het College van B. en W. de bevoegdheid ontbreekt deze soort te werkstelling te doen plaats vinden zonder voorafgaande machtiging van den Raad en goedkeuring van den Minister van Sociale Zaken. Wel heeft de Gemeente soms de gelegenheid, om hiervoor in aanmerking komende werkjes te doen verrichten, doch deze zijn uiteraard van z>oo geringen om vang en ondergeschikte beteekenis, dat het praktisch niet uitvoerbaar is, om voor elke taak afzonderlijk een desbetreffend besluit door den Raad en den Minister van Sociale Zaken te doen nemen. B. en W. denken hierbij aan ad die bezig heden, die dienen tot verfraaiing van de plantsoenen, het verbeteren van straten en wegen, het extra verzorgen van gebou wen, afscheidingen en schoeiingen, het ver werken van statistisch en administratief materiaal, benevens hetgeen hiermede ver band houdt, kortom al die verrichtingen, die bezwaarlijk nauwkeurig te voren kun nen worden omschreven, doch die alle van dien aard zijn, dat de gemeente die niet doet plaats vinden, omdat zij of economisch in dezen tijd niet verantwoord zijn of om dat de gelden daarvoor ontbreken. Waar B. en W. het toch als een groot so ciaal belang aanmerken dergelijke aan vragen, waar dat pas geeft, in te kunnen willigen, heeft him College naar een vorm gezocht, waarin dit administratief en comptabel mogelijk is te maken met be houd van den invloed en zeggingschap van den Raad en het Departement van Sociale Zaken. B. en W. meenen dezen te hebben gevon den, door op de begrooting een bescheiden post uit te trekken met de aanduiding „te werkstelling", welke post hun College dan de noodige gelden verschaft voor de be- looning van de aldus tewerk gestelde per sonen met hun ondersteuning, verhoogd met zekeren opslag. Deze post stellen B. en W. voor, te be palen op ƒ5000. Kasgelden. In de Raad van 12 November jl. werd be sloten om gedurende het le kwartaal 1935, zoo noodig, kasgeldleeningen aan te gaan tot een maximaal bedrag van 1.000.000. Op het oogenblik bedraagt de aan kas geld opgenomen som 200.000.welk be drag op 1 Mei as. moet worden afgelost. Met het oog hierop en op de verder ge durende het 2e kwartaai 1935 aan de ge meentekas te stellen eischen voor de beta ling van rente en aflossing van geldleenin- gen, voor de ondersteuning van werkloo- zen en eventueele andere groote betalingén, is het zeer waarschijnlijk, dat wederom door het sluiten van kasgeldleeningen, of door opneming van gelden in rekening- courant, in de kasbehoeften moet worden voorzien. In verband met een en ander zouden B. en W. het maximaal bedrag, dat in het 2e kwartaal 1935 de kasschuld zal mogen be- loopen, evenals voor het le kwartaal, op 1.000.000.wenschen te zien vastgesteld. Ontslag onderwijzeressen en onderwijzers. Zooals bekend is, zijn bij verordening van 22 Februari 1926 regelen gesteld, be treffende het verleenen van ontslag aan onderwijzeressen, wegens het aangaan van een huwelijk, en aan onderwijzers en on derwijzeressen, wegens het bereiken van een bepaalden leeftijd. Als gevolg van de inwerkingtreding van de wet van 10 Januari 1935 dient deze ver ordening te worden gewijzigd. Vooreerst is artikel 1 der aangehaalde verordening van rechtswege vervallen, aangezien het nieuwe vijfde lid van artikel 38 der Lager- Onderwijswet 1920 het ontslag aan de hu wende onderwijzeres uitputtend regelt Voorts kan artikel 12 dier verordening niet zonder meer worden gehandhaafd. Dit artikel koppelt het ontslag vast aan het bereiken van den 65-jarigen leeftijd, ter wijl de wet thans in dit opzicht spreekt van het bereiken van den pensioengerech tigden leeftijd. Ook in verband met het aangekondigde voornemen van den Minis ter van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen, om binnenkort bij de Staten- Generaal een wettelijke voorziening aan hangig te maken, welke het mogelijk maakt onderwijzers reeds op 60-jarigen leeftijd te pensiónneeren, is het dus wen- schelijk de wettelijke terminologie te vol gen. Ten slotte kent de bestaande verordening ten aanzien van dit dwingend ontslag een mitigeerende bepaling n.l. deze, dat het ontslag telkens voor den tijd van één jaar, doch niet langer dan tot den 70-jarigen leeftijd, kan worden opgeschort. Deze be paling zouden B. en W. willen beperken. In de eerste plaats, omdat krachtens het Ambtenarenreglement 1934 het soortgelijk ontslag telkens voor ten hoogste één jaar, doch voor niet langer dan twee jaren in het geheel kan worden opgeschort, in de twee de plaats, omdat, mocht het zooeven ge noemde voornemen van den Minister ver wezenlijkt worden, een ongewijzigde re dactie de mogelijkheid zou openlaten, dat het ontslag nog tien jaren zou kunnen worden opgeschort. Daarom verdient het h.i. aanbeveling, voor wat dit punt betreft, aansluiting te zoeken aan artikel 87 van hét Ambtenarenreglement 1934. Leermiddelen bijzondere school. Om prae-advies werd in handen van B. en W. gesteld een verzoek van het bestuur der Vereeniging tot Stichting en Instand houding van scholen met den Bijbel te Oegstgeest, om op grond van art. 72 der Lager Onderwijswet 1920 medewerking te verleenen tot de aanschaffing van leer middelen ten behoeve van zijn school voor gewoon lager onderwijs aan de Adriaan Pauwstraat, zulks in verband met de toe neming van het aantal leerlingen. B. en W. deelen den Raad daaromtrent mede, dat deze aanschaffing niet strekt ter vervan ging van leermiddelen, die tengevolge van langdurig gebruik niet meer gebruikt kun nen worden en evenmin tot aanvulling van den voorraad in verband met vermindering door gebruik, zoodat de kosten van deze leermiddelen, welke door het schoolbestuur worden geraamd op rond 166.behoo- ren tot de buitengewone uitgaven, bedoeld in artikel 72 der Lager Onderwijswet 1920 en niet tot die, welke moeten worden be streden uit de exploitatievergoeding, be doeld in art. 101 dier wet. B. en W. stellen voor, dit verzoek in te willigen Verplaatsing onderwijzeres. Tengevolge van het aan mej. C. M. van der Heijden verleend eervol ontslag is eene vacature van onderwijzeres ontstaan aan de o. 1. school aan de Medustraat B. Met den Inspecteur van het Lager On derwijs zijn B. en W. van meening, dat in die vacature door overplaatsing dient te worden voorzien. In verband daarmede geven B. en W. den Raad in overweging, met ingang van een nader door B. en W. te bepalen datum, over te plaatsen de onderwijzeres J. Hendriks van de opleidingsschool voor u. 1. o. aan de Driftstraat naar de o. 1. school aan de Medusastraat B. W inkelsluitingswet. Art. 2 van de wet van 27 Juli 1934 tot wijziging der Winkelsluitingswet 1930 be paalt, dat van kracht zijnde verordeningen, als bedoeld in art. 6 en 9, eerste lid, der Winkelsluitingswet ophouden te gelden uiterlijk na verloop van zes maanden na de in-werking-treding yan eerstgenoemde wet. Aangezien die wet in werking is ge treden op 15 October 1934, vervalt de Leidsche verordening op de winkelsluiting derhalve uiterlijk met ingang van 15 April 1935. Voor dien tijd dient een nieu we verordening, voorzooveel noodig, te worden vastgesteld. B. en W. bieden aan het ontwerp van een nieuwe verordening. Daarbij is overwogen, of en, zoo ja, in hoeverre de geldende ver ordening moet worden gewijzigd. Naar de meening van B. en W. is dit laatste slechts in één opzicht het geval. Art. 1 der verorde ning toch bepaalt, dat B. en W. bevoegd zijn, aan den houder van een fruitwinkel, gelegen in de onmiddellijke nabijheid van een ziekeninrichting, vergunning te 'ver leenen, om zijn winkel des Zondags, uit sluitend voor den verkoop van fruit, voor het publiek geopend te hebben van een half uur vóór den aanvang van den bezoektijd van de ziekeninrichting tot aan het einde daarvan. In de practijk is geleken, dat aan deze bepaling geen ernstige behoefte bestaat: er is in het geheel slechts één verzoek om vergunning bij B. en W. ingekomen, op welk verzoek, in verband met de ligging van den winkel, afwijzend moest worden beschikt. Bovendien is de regeling der wet ten aanzien van het geopend zijp van fruitwinkels op Zondag gewijzigd in dier voege, dat thans deze winkels geopend mo gen zijn gedurende vier achtereenvolgende uren tusschen 8 uur des voormiddags en 8 uur des nam. ter keuze van den winkelier (vroeger: tot 12 uur des middags), zoodat ook uit dezen hoofde voor de bepaling van art. 1 der verordening o.i. geen voldoende aanleiding meer bestaat. B. en W. zouden derhalve tot schrapping van dit artikel willen zien overgegaan. Verkeerscommissïe. Zooals bekend is, moet ingevolge artikel 11 van de verordening op het Verkeer te land samengesteld worden een commissie, welke over de toepassing van verschillende artikelen der genoemde verordening ad vies zal moeten uitbrengen. Bij besluit van 18 Juni 1934 heeft de Raad vastgesteld een verordening, regelende de samenstelling en den werkkring van bedoelde commissie. Op grond van deze verordening zal de com missie, welke den naam Verkeerscommissie zal dragen, bestaan uit vijf leden, te be noemen door den Raad na ontvangst van een aanbeveling van B. en W. van twee personen voor elke te vervullen plaats. Drie der leden moeten uit den Raad wor den aangewezen. Aangezien de Verkeersverordening op 1 Maart 1935 in werking zal treden, dient thans tot benoeming van'de leden der Ver keerscommissie te worden overgegaan, waar toe B. en W. de volgende aanbevelingen aanbieden: A.: 1. T. Groeneveld, 2. C. Koole; B.: 1. Jac. Wilbrink, 2. A. v. Rosmalen. C.: 1. J. H. A. Manders, 2. H. L. J. Tobé. D.: 1. Mr. G. H. E. Nord Thomson, 2. Mr. F. F. van der Tas. E.: 1. D. Parmentier, 2. P. Jasperse. Verpachting land. Bij raadsbesluit van 26 Januari 1934 wer den aan J. Bol voor het jaar 1934 verpacht perceelen teelland aan den Wassenaarschen weg, groot 0.85.00 HA, voor de som van 85.in totaal per jaar. De heer Bol ver zoekt dit land ook voor 1935 tegen 85. te mogen huren, waartegen bij B. en W. geen bezwaar bestaat. Verder is van N. Glasbergen te Rijnsburg een verzoek ingekomen, om het perceel weiland aan den Rhijnzichtweg te Oegst geest, groot 0.56.63 H.A. te mogen huren voor den tijd van één jaar tegen een pacht som van 60.in totaal per jaar. Het be treft het land, dat bij raadsbesluit von 14 Mei 1934 aangekocht werd van de N. V. „Gemeenschappelijk Eigendom" en waar van Glasbergen tot nu toe pachter was. Ook tegen inwilliging van dit verzoek be staat bij B. en W. geen bezwaar. Verhuring perceel. Van K. W. Feyen, huurder van de wo ning aan de Heerensraat no. 62, is een ver zoek om huurvermindering ingekomen. Dit perceel is aan hem verhuurd bij raads besluit van 5 September 1932 voor 500. per jaar. De straatbelasting is voor reke ning van den huurder. De huur eindigt op 30 April 1943. Met de Commissie van Fabricage zijn B. en W. van oordeel, dat er in dit geval aan leiding is den huurprijs te verlagen tot 430.per jaar. Overeenkomstig het te genwoordig gevolgd systeem is de straat belasting ad 16.50 in den huurprijs be grepen. Fitterswoning enz. te Hazerswoude. In de raadsvergadering van 6 Augustus 1934 werd besloten, het gastoestellenlokaal met aangebouwde fitterswoning en berg plaats aan den Gemeeneweg te Hazerswou de (Dorp) aan de provincie Zuid-Holland te verkoopen tegen den prijs van 7500. De Provincie zou bovendien voor den nieuw bouw van deze inrichting kosteloos een terrein ter beschikking stellen, omdat de gemeente Hazerswoude, die daartoe inge volge de overeenkomst van 18 September 1933, betreffende de levering van electri- citeit, verplicht is, aanvankelijk geen voor dit doel geschikt terrein had. Inmiddels heeft die gemeente echter nog een goed gelegen perceel grond kunnen verkrijgen, zoodat niet de Provincie, maar de gemeente Hazerswoude voor den nieuw bouw grond in gebruik zal afstaan. Het ge noemde raadsbesluit dient derhalve-te-wor den gewijzigd. Aankoop perceelen Lange Paradijssteeg. De rechtsgeleerde raadsman der gemeen te heeft wederom overeenstemming bereikt 'met twee eigenaren van perceelen, begre pen in het saneeringsplan Lange Bouwe- louwensteegLange Paradijssteeg, tegen wie bereids ingevolge de besluiten van den raad van 19 Maart16 April 1934 en van 12 November 1934 de eerste rechtsmaatre gelen waren genomen. De eigenaar van het terrein, groot 130 M2., met pakhuisjes aan de Lange Para dijssteeg, is bereid dit te verkoopen voor 1500.terwijl de eigenaar van het per ceel aan de Lange Paradijssteeg zich bereid heeft verklaard een gedeelte, groot 35 M2. over te dragen voor 1400.De rechtsge leerde raadsman adviseert met deze bedra gen, waaronder begrepen is vergoeding voor bedrijfsschade, genoegen te nemen. B. en W. kunnen zich, evenals de Com missie van Fabricage, met dit advies ver eenigen. Besluit tot invordering. Blijkens de ter inzage liggende missives is G. Tegelaar te Oegstgeest aan de Stede lijke Fabrieken van Gas en Electriciteil alhier een bedrag van 36.18 verschuldigd wegens gas- en electriciteitsverbruik ten behoeve van perceel -Heerenweg 120 te Warmond over de maanden Juli tot en met September 1933. Aangezien Tegelaar, on danks herhaalde aanmaning, tot dusverre in gebreke is gebleven gemeld bedrag te voldoen, zal de invordering daarvan langs gerechtelijken weg moeten geschieden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 11