PAUS PIUS XI
VRIJDAG 15 FtbRUAKl 1935
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD. - PAG. 6
AAN DEN RAND VAN DE'
De Paus is de laatste jaren vergrijsd en
ook in het gelaat iets verouderd maar
de veerkrachtige stap van den getxainden
sportsman heeft Z. H. behouden.
Er ligt oogenschijnlijk iets wonderlijks
in, dat deze geleerde onderzoeker van dor
re documenten, dat deze priester, die in
het onderricht van kleine kinderen zijn
grootste vreugde vond noemde hij de
eerste communicantjes niet „mijn oogap
pel en mijn teersten hartslag"? zijn ont
spanning zocht in een sport, die van de
beoefenaars eischt enorme krachtsinspan
ning en bijna overmoedige moed: de berg
sport. De Paus was, tot zijn weg naar Rome
voerde, een hartstochtelijk Alpenklimmer.
Wanneer de vacantie was aangebroken
trok dr. Ratti weg, de hooge zware schoe
nen aan, een militaire jas dragend, zijn
soutane in zijn rugzak!
Alleen oogenschijnlijk is deze hartstocht
van den toekomstigen Paus voor zulk een
gewaagde, levensgevaarlijke sport iets
wonderlijks en buitenissigs. Herleest men,
hoe de Paus over het beklimmen van ber
gen oordeelde, dan voelt men aan, dat juist
zijn nuchter-overwegende, maar na over
weging ook zéér besliste en doortastende
natuur zich tot deze „waaghalzerij" aange
trokken voelde. De Paus ontkent met veel
nadruk in een van zijn boekjes over het
bergbeklimmen, dat de bergsport onver
antwoord zou zijn:
„Het Alpinisme is geen waaghalze
rij. Integendeel, het is geheel en al een
kwestie van voorzichtigheid en een
beetje moed, kracht, uithoudingsver
mogen, gevoel voor de natuur en haar
meest verborgen schoonheden, die nu
eens schrikaanjagend, dan weer bui
tengewoon verheven en uiterst vrucht
baar voor den geest zijn".
Tot de beroemdste bestijgingen behoo-
ren die van de twee hoogste toppen van
Europa, de Monte Rosa en de Mont Blanc.
De laatste werd door hem langs een ge
heel nieuwe route bestegen, welke thans
onder de berggidsen nog het „Ratti-traject"
genoemd wordt.
Misschien verdenkt men er ons van de
sportieve prestaties van dr. Ratti uit
vereering voor den H. Vader te hoog
aan te slaan. Doch dit is geenszins het ge
val Na zijn stoutmoedige beklimmingen
werd dr. Ratti door de Italiaansche Alpen-
lcub gehuldigd, die ook een viertal be
schrijvingen van zijn verschillende tochten
in boekvorm uitgaf.
Bij zijn verheffing op de hoogste,
sneeuwwitte top van alle menschel ij ke
waardigheden, zond de Alpenclub den nieu
wen Paus een hulde-telegram. Evenzoo
deed de Parijsche Alpinisten-club. Een der
toppen van de Gran Sasso d'Italia (de hoog
ste berg van de Apenijnen) werd naar hem
genoemd.
Toen de Mount Ever est-expeditie van
haar onderzoekingen terugkeerde, werd
een stukje rots van de hoogste piek afge
broken en dit als „presse-papier" door den
Engelschen gezant aan den H. Vader aan
geboden, die van deze attentie buitenge
wone voldoening had.
Ook als Paus bleef het hart van den
hartstoohtelijken bergbeklimmer uitgaan
naar de witte majesteit van het Hoogge
bergte: in het eerste jaar van zijn ponti
ficaat verscheen een breve, waarbij de H.
Bernaxdus tot schutspatroon verklaard
werd voor hen, die in de bergen wonen en
reizen, maar ook voor allen „die hun ge
noegen vinden in het beklimmen der ber
gen".
De eenvoudige, geharde berggidsen, aan
wie de H. Vader zoo dikwijls zijn leven
had toevertrouwd, kwamen eenige jaren
geleden den „Papa Alpinista" bezoeken. De
Paus begroette hen in een toespraak, „als
mijn vrienden, die, evenals Wij, de Alpen
toppen liefhebben en daar in de Alpen de
grootheid en verhevenheid van Gods
schepping hebben erkend".
Met vreugde herinnerde de Paus zich,
hoe vaak zijn oude berggids hem bij het
passeeren van een bizonder moeilijke
plaats gezegd had: „hier moeten wij ons
aan onzen Engelbewaarder aanbevelen",
of: „hier moet u Eerwaarde, omdat u
priester bent, eerst om goddelijke hulp
bidden". De Paus zeide de Voorzienigheid
steeds weer te danken voor het geluk van
zijn Alpinistentijd, welke zoo'n invloed op
zijn leven had gehad.
Met een citaat uit een van de boekjes
van dr. Ratti, uitgegeven door de Alpinis
tenclub, veroorloven wij deze korte, onvol
ledige schets van 's Pausen sportieve
IV
AFGROND
prestaties te beëindigen. De toekomstige
Paus schildert hier in al zijn verschrikke
lijke schoonheid een nacht, die hij op den
Monte Rosa op een hoogte van 4600 M.
doorbracht:
„De plaats, die wij ons uitkozen, was,
dat moet gezegd zijn, niet direct geriefelijk.
Toch was zjj voor ieder eenigszins geoefen
de veilig, ondanks haar zeer geringe
breedte. Men kon in geen enkele richting
een stap zetten. Wilde men gaan zitten,
dan moest men de voeten in de lucht laten
hangen. Toch kon men nog met de voeten
op den grond stampen, wanneer men maar
oppaste, het evenwicht niet te verliezen.
En deze elementaire vorm van gymnas
tiek was zoo dringend noodig, want het
was uiterst koud. Zonder de temperatuur
juist te kunnen aangeven, herinner ik mij
alleen nog, dat onze koffie bevroor en dat
de wijn en de eieren, die wij bij ons had
den, ongenietbaar werden. Dus moesten
wij ons met chocolade en kirsch tevreden
stellen. Met het oog op onzen toestand en
de lage temperatuur ware het zeker on
verstandig geweest, ons door den slaap te
laten overmeesteren. Maar wie zou er heb
ben kunnen slapen in deze onbeschrijfelijk
zuivere lucht, die door onze poriën heen
drong en bij dit grootsche uitzicht! Op deze
hoogte, in deze reine en transparante at
mosfeer, onder dezen hemel van diep blauw
saphier, die enkel door een smalle maan
streep verlicht werd èn waarin men tot
in onmetelijke verten het fonkelend licht
der sterren zag. Neen, ik zal niet trachten
het onbeschrijfelijke te beschrijven. Prof.
Grasselli en ik waren beiden vast over
tuigd, dat we nooit in ons leven een zoo
grootsch schouwspel der natuur zouden
aanschouwen. Wij bogen voor wat ons een
nieuwe en allesoverweldigende openbaring
van Gods almacht en majesteit scheen.
Hoe hadden wij onze moeheid kunnen ge
voelen, laat staan beklagen! Er zijn vele
alpinisten, dat weet ik uit hun geschrif
ten en persoonlijke verhalen, die juist als
wij op dit oogenblik, de diepe waarheid
der H. Schrift gevoeld hebben, die zegt:
Jehova heeft de hoogten der wereld ge
zegend.
Wij stonden daar in gedachten verzon
ken toen plotseling een gekraak als de don
der de diepe stilte verbrak. Het was een
lawine, die zich onder ons, ver genoeg, om
geen gevaar meer voor ons op te leveren,
losmaakte en aan het rollen ging. Verrast
en vol verbazing volgden wij het vxeese-
lijk vernielingswerk, dat een steeds groo
teren omvang aannam, meer met het oor
dan met de oogen. Het lawaai groeide aan
als een .geruisch vol schrikbarende klan
ken", om met Dante te spreken („un fra-
casso d'un suon pien di spa ven to") totdat
de lawine op den ondersten gletscher te
rechtkwam.
Toen de rust terugkeerde, scheen ze ons
nog dieper en heiliger dan tevoren. Zoo
brachten wij, verzonken in gedachten, die
enkel van tijd tot tijd door een kreet van
verrukking onderbroken werden, dezen
heerlijken nacht door, dien wij nooit zullen
vergeten.
De zonsopgang, op dezen nacht volgen
de, was „boven alles schoon". „Het was",
besluit de Paus, „een beeld, welks schoon
heid een schilder gek gemaakt zou heb
ben voor ons was het 't teeken, onzen
weg naar boven voort te zetten".
GRIEP-EPIDEMIE TE MADRID.
Gevolg van de felle koude.
De ongewoon strenge winter, waarvan
Spanje te lijden heeft en het feit, dat de
woningen over het algemeen niet voor een
dergelijke koude zijn ingericht, hebben te
Madrid tot een griep-epidemie geleid, die
vooral onder de schoolkinderen sterk
heerscht. Er zijn klassen, waarvan de 50
leerlingen slechts vier de school bezoeken.
Gemiddeld is 30 pet. van de kinderen ziek.
Ook onder de ambtenaren, het kantoorper
soneel en in de werkplaatsen zijn vele zie
ken.
In de stad Reinosa in Noord-Spanje,
welke sedert eenige dagen door den bui
tengewoon zwaren sneeuwval geen verbin
ding meer heeft met de buitenwereld,
wordt de toestand critiek. Bij een tempera
tuur van 16 graden onder nul beginnen de
levensmiddelen en de kolen op te raken.
Ook het vee heeft geen voedsel «meer en
sneeuw, dat boven vuren gesmolten wordt,
wordt gebruikt als drinkwater. Men heeft
den Spaanschen minister van Openbare
Werken verzocht onmiddellijk maatregelen
te treffen.
Tweede Kamer
Dc toestand in Oost-Indië
Over ééne zaak zijn alle sprekers bij de
Begrooting van Oost-Indië het eens ge
weest; hierover nam. dat de toestand der
inheemsche bevolking slecht is. De eene
spreker zei het wat harder dan de andere;
maar tot de Minister toe erkende, dat de
bevolking het „bekrompen" had en zelfs,
dat hier en daar wel eens voedselschaarsch-
te voorkwam. Toch was de heer J o e k e s
(v.d.) van oordeel, dat het zgn. rijstinvoer-
verbod niet alleen aan de handelaars en
de rijstpellerij en doch ook aan de bevol
king was ten goede gekomen. Imperiale
zelfvoorziening achtte de heer Joekes on
uitvoerbaar; en hij had nog dit speciale
bezwaar, dat, naar hij meende, de heer
van Poll in zijne nota voor de kapitaal-
verstrekking door Nederland een vergoe
ding door Indië bepleitte, terwijl toch het
in Indië belegde kapitaal in den vorm van
dividend in de goede tijden reeds zijne be
looning ontving.
Wèl wilde ook de heer Joekes nauwere
samenwerking, bijv. wat aangaat de suiker
en de thee. Het rubberuitvoerrecht vond
ook in hem een verdediger; doch ten aan
zien van de besparingen had hij bezwaar
tegen de meening van den heer Rutgers,
dat op Defensie niet verder bezuinigd zou
mogen worden. Op het kantoor voor Ar
beid wordt te veel bezuinigd.
De vrijz. dem. spreker was van oordeel,
dat Nederland thans niet in staat is Indië
financieel bij te springen; wel echter be
hoorde deze gedachte vastgehouden te wor
den. Met een pleidooi voor den Volksraad
besloot hij zijne ietwat matte rede.
Nadat de heer K. ter Laan (s.d.a.p.)
critiek had uitgeoefend op de aantasting
der salarissen, waarbij de hooge salarissen
te veel werden ontzien en de heer Ku-
pers (s.d.a.p.) had gepleit voor het ge
bruik van rietsuiker hier te lande, voor
meer vrijheid aan de Indische volksbewe
ging en tegen het in beslag nemen of op
houden van sociaal-democratische bladen
ontspon zich een debat in grooten stijl tus-
schen den heer Van Poll (r.ks.p.) en
den minister van koloniën over
het vraagstuk der „imperiale zelfvoorzie
ning" De Katholieke afgevaardigde had n.l.
bij deze begrooting een uitvoerige nota in
gediend, waarop de Minister een bijna
even uitvoerig antwoord had gegeven, en
waarin deze kwestie werd behandeld.
De gedachte van den heer van Poll komt
hierop neer: Nederland heeft kapitaal, dat
het in eigen land niet voldoende kan aan
wenden; Indië mist kapitaal, doch biedt
uitgebreide gelegenheid om kapitaal nuttig
te besteden, met name aan de verhooging
van de welvaart der Indièche bevolking.
De loop der wereldgebeurtenissen is van
dien aard, dat door de afsluiting, welke alle
landen in toenemende mate tegen de Ne-
derlandsche producten toepassen, Neder
land, tegen zijn wil in, steeds meer op
eigen krachten wordt aangewezen. Hetzelf
de, ofschoon in mindere mate, geldt ook
voor Indië, waar de bevolking onder aan
moediging van de regeering, zich meer en
meer terugtrekt op den verbouw van ge
wassen voor eigen gebruik. Beide gebieds-
deelen ondervinden daarvan groote nadee-
len. Laat nu Nederland kapitaaldiensten
bewijzen aan Indië ten behoeve van meer
dere welvaart der 60 millioen daar leven
de menschen. Deze kunnen dan weer als
koopers optreden van Nederlandsche pro
ducten, met name van kapitaalgoederen,
de Nederlandsche scheepvaart kan die pro
ducten vervoeren, en de inheemsche be
volking kan, door het gebruik van de ver
schafte kapitaalgoederen, tot grootere wel
stand geraken.
In zijn antwoord op deze gedachten gang
stelde de minister zich op het stand
punt, dat er voor den goederenruil tusschen
Indië en Nederland slechts zeer beperkte
mogelijkheden waren; dat de productie van
Indische artikelen niet behoorde te wor
den uitgebreid, maar juist moest worden in
gekrompen; dat het bewijzen van kapitaal
diensten om deze redenen ook al aan zeer
beperkte grengen was gebonden, en dat
het niet was in te zien, dat de autarkie,
welke de heer van Poll voor ieder gebieds
deel afzonderlijk zoo verderfelijk achtte,
plotseling nuttig zou worden, als ze voor
beide gebiedsdeelen worden bevorderd;
maar zelfs dit dienae met de uiterste voor
zichtigheid te geschieden, omdat rekening
moest worden gehouden met een zoo spoe
dig mogelijke herinschakeling in het vrije
wereldruilverkeer.
Over beide standpunten is gisteren ge
debatteerd. Dinsdag worden de debatten
voortgezet.
Eerste Kamer
Buitenlandsche Zaken.
De stem tegen de toetreding van Rusland
tot den Volkenbond, aldus de heer Kra
nenburg (v.b.), was een sentimentali
teit van de Nederlandsche Regeering, die
ons misschien nog wel eens duur te staan
zal komen in onze handelsbetrekkingen.
Met veel vuur bestreed de heer Steger
(r.ks.p.) deze bewering. Dit was politiek
van het gezonde verstand, een politiek, die
de meerderheid van het Nederlandsche
volk" achter zich heeft, immers hier waren
geen binnenlandsche Russische aangele
genheden in het spel, maar het ging om
waarden, die boven de nationale staan.
Daarom is het zoo jammer, dat de Volke
renbond Rusland toegelaten heeft. Ook de
heer van Lanschot (r.ks.p.) en de
heer Anema (a.r.) betoogden de tegen
strijdigheid van het aan den Volkeren
bond ten grondslag liggende pact en het
streven naar de wereldrevolutie met schen
ding van alle in evengenoemd pact verde
digde waarden door Sovjet-Rusland. Laatst
genoemde afgevaardigde noemde de toe
lating van Rusland naar de woorden van
Thorbecke: „een offerfeest van beginse
len", formeel voor Rusland zelf, materieel
helaas voor den Volkerenbond. Met dit al
les was de heer Polak (s.d.a.p.) het vol
strekt niet eens. Deze poogde een parallel
te trekken tusschen de gedragingen van
Rusland en die van Duitschland: beiden
betalen hun schulden niet, beiden maken
zich schuldig aan executies zonder proces,
beiden vervolgen den godsdienst, van geen
van beiden kan men meer verwachten, dat
ze aan de Volkerenbondsverplichtingen
zulleh voldoen. Als men een maatstaf aan
gaat leggen, zooals de bestrijders van Rus
land, dan zou geen Volkerenbond mogelijk
zijn. Terecht wees de heer Anema erop,
dat het hier gaat om een land, dat princi
pieel de Volkenbondsgedachte verwerpt,
hetgeen iets anders is dan feitelijkheden,
die niet met onze opvattingen in overeen
stemming zijn.
Ook over de zending naar het Saargebied
waren de meeningen verschillend. De hee-
ren van Lanschot (r.k.s.p.), de S a-
vornin-Lohman (c.h.), Knotten
belt (lib.) en Anema (a.r.) verklaarden
zich eens met de gevolgde politiek. Eerst
genoemde afgevaardigde wees voorname
lijk op de waarde, die de Volkenbond bij
deze kwestie getoond had te hebben. De
heer Anema bestreed het betoog van den
heer Briët (a.r.), die wilde, dat wij ons bui
ten iedere aangelegenheid zouden houden,
die onze neutraliteit in gevaar zou kunnen
brengen. Neen, zeide de heer Anema, als
wij alles op de groote mogendheden af
schuiven, dan zullen deze ons bij andere
gelegenheden terecht als quantité negli-
geable beschouwen; wij hebben ook belang
bij de internationale orde, zooals Leeuwar
den er belang by heeft, dat in Maastricht
orde heerscht. Verder zijn onze geografische
ligging en onze roep van onpartijdigheid
twee factoren, die onze zending naar de
Saar rechtvaardigden.
Een idee van den heer Briët om zelfstan
dig non-agressie verdragen te gaan sluiten
o.a. met Duitschland, werd bestreden door
den heer van Lanschot (r.k.s.p.)zij
zouden onze neutraliteit in groot gevaar
kunnen brengen. In dit verband weer de
heer Anema (a.r.) ook op het gevaar
voor onze neutraliteit, dat in het Luchtpact-
in-de-maak is gelegen. Als Engeland of
Duitschland aan zou vallen, is het bijna
zeker, dat wij niet neutraal blijven kunnen.'
Deze dreiging zou mettertijd een koersver
andering in onze buitenlandsche politiek
mee kunnen brengen. Laat de Regeering
dan tijdig met het Parlement overleggen,
opdat dit zijn rechtmatige invloed zal kun
nen uitoefenen alvorens voor een fait ac
compli gesteld te worden.
Onze verhouding met België moet ge
richt zijn op het onderhouden en vermeer
deren der vriendschapsbanden, aldus de
heer van Lanschot. Laat men echter
bij een eventueele hervatting van de on
derhandelingen niet een. andere houding,
de eenig juiste houding, van de Belgische
Regeering, koopen voor allerlei concessies,
b.v. w.b. het Maaswater, zoo voegde de
heer de Savornin-Lohman er waarschu
wend aan toe. Speciaal vroeg de heer
Heerken s-T h ij s s e n (r.k.s.p.) aan
dacht voor de Belgische enclaves in Bra
bant, die een onmogelijke toestand vormen,
waaraan met een beetje bereidwilligheid
een eind kan worden gemaakt.
Ook werd door den heer van Lan
schot (r.ks.p.), waarbij zich de heer
Knottenbelt in deze aansloot, aangedron
gen op tijdige tegenspraak van geruchten
omtrent wapentfabricage in de wereldpers
enz. voorzoover ons land daarin wordt be
trokken. Een onderzoek van deze zaak is
zeer gewenscht.
Uitbreiding van den consulairen dienst
ten bate van den handel was het onder
werp van een rede van den heer d e J o n g
(r-ks.p).
Heden is het antwoord van den Minister
van Buitenlandsche Zaken op al deze rede
voeringen te wachten.
BUITENLAND
VOLKENBOND.
COMMISSIE VOOR WAPENCONTROLE
BIJEEN.
Groot verschil van meening.
Terwijl de ontwapeningsconferentie voor
onbepaalde tijd verdaagd blijft, hebben, in
overeenstemming met het besluit van het
bureau van de conferentie, drie speciale
commissies haar werkzaamheden te Ge-
nève hervat, en wel de commissie voor de
controle van de wapenfabricage en van
den wapenhandel, de commissie voor de
instelling van een permanente ontwape
ningscommissie, en de commissie voor de
publiceering van de bewapeningsuitgaven
der staten.
De belangrijkste taak heeft de commis-
missie voor de controle van de wapenfabri
cage en den wapenhandel, die gistermid
dag onder voorzitterschap van den verte
genwoordiger van Denemarken, Scavenius,
bijeenkwam. In deze commissie zijn de na
volgende staten vertegenwoordigd: Groot-
Brittannië, de Vereénigde Staten, Frank
rijk, Italië, België, Japan, Polen, Tsjecho-
Slowakije, Zweden, Zwitserland, Denemar
ken, Canada, China, Spanje, Sovjet-Rus
land, Turkije, Perzië, de Zuid-Afrikaansche
Unie, Venezuela en Afghanistan.
Er heerschte evenwel reeds dadelijk na
opening der discussies zoo'n groot verschil
van meening, dat de vooruitzichten niet
bepaald gunstig zijn.
DUITSCHLAND.
BELIJN'S ANTWOORD OP DE
LONDENSCHE PLANNEN.
Het zon gunstig luiden.
De Duitse he minister van buitenland
sche zaken, von Neurath, heeft gistermid
dag om half vijf den Engelschen en vervol
gens den Franschen gezant ontvangen en
het Duitsche standpunt inzake de Londen-
sche voorstellen van 3 Februari uiteen
gezet.
Vervolgens overhandigde, hij den gezan
ten een verbale nota. Van een diplomatieke
nota kon geen sprake zijn, aangezien ook
de Londensche voorstellen in den vorm
van een perscommuniqué zijn meegedeeld.
Naar verluidt, is het Duitsche antwoord
gunstig, zoodat het begin van diplomatieke
besprekingen kan worden verwacht. De
tekst is terstond naar Parijs en Londen ge
zonden en zal Zaterdagmorgen, nadat hij
door de betrokken regeeringen ontvangen
is, bekend gemaakt worden.
Naar verluidt, wijst het antwoord in
zake het Oostelijke pact op de loopende
onderhandelingen, zoodat Duitschland zijn
standpunt in dit opzicht nog niet definitief
kan vaststellen.
Wat de kwestie van de onafhankelijkheid
van Oostenrijk betreft, vraagt het ant
woord nadere toelichting, in hoeverre de
onderteekenaars van dit pact verplichtin
gen op zich nemen.
Wat de kwestie der ontwapening betreft,
wijst de nota er op, dat het Duitsche stand
punt bekend is. Zoodra het beginsel van
gelijke rechten erkend wordt, is Duitsch
land bereid aan de onderhandelingen voor
een vermindering van de bewapening deel
te nemen.
De wenschelijkheid van een luchtcon-
ven tie wordt erkend, zoodat er voor
Duitschland geen aanleiding bestaat om dit
denkbeeld af te wijzen. Vermoedelijk zal
dus de luchtconventie het eerste punt zijn,
waaromtrent overeenstemming zal worden
verkregen.
In het Duitsche antwoord wordt ook nog
op de wenschelijkheid van Engelsche be
middeling bij eventueele onderhandelingen
gewezen.
Duitschland gaf duidelijk te kennen, dat
het bezoek der Engelsche staatslieden in
Duitschland voor het overhandigen van
concrete voorstellen voor een overeen
stemming buitengewoon bevorderlijk zou
zijn.
DE SCHOOLSTRIJD IN BEIEREN.
De Katholieken verliezen terrein.
Bij de stemming der ouders in Beieren
of ze hun kinderen al dan niet naar de bij
zondere of openbare school willen zenden,
hebben de katholieken, tengevolge van de
ongewoon sterke propaganda voor de ge
meenschapsschool door de nationaal-socia-
listische partij, veel stemmen verloren.
Van de 55.707 stemmen spraken zich
36.464 voor de bijzondere school uit en
19.243 voor de gemeenschapsschool
Het percentage, dat zich vorig jaar voor
de gemeenschapsschool uitsprak bedroeg
15.7, tegen dit jaar 34.5.
De katholieken scholen zulen dus in
overeenstemming met deze cijfers van 63
tot 48 worden gereduceerd, terwijl de
openbare scholen in gelijke verhouding
zullen worden vermeerderd.
SAARGEBIED.
MAANDAG VERSCHUIFT DE DOUANE-
GRENS.
De Fransche staatscourant deelt mede,
dat met ingang van 18 Februari het Saar
gebied geen deel meer zal uitmaken van
het Fransche douane-gebied en zal worden
gevoegd bij het Duitsche douanegebied. De
Fransche douane zal dus op dien datum
worden verplaatst naar de grens van
Frankrijk en het Saargebied.
KATHOLIEKE DIGNITARISSEN VER
LATEN HET SAARGEBIED.
Tien katholieke seculiere en verscheide
ne reguliere geestelijken hebben gisteren
het Saargebied verlaten. Dit is het begin
van den uittocht van een aanzienlijk getal
katholieke dignitarissen, die opgekomen
zijn voor den status quo.
Naar de „United Press" verneemt, heeft
de aartsbisschop van Salzburg, Z. H. E.
mgr. Rieder, den emigreerenden priesters
een toevluchtsoord aangeboden.
CHINA.
MUITERIJ ONDER MANDSJOERIJSCHE
MILITAIREN?
Uit Sjanghai wordt gemeld, dat de Chi-
neesche bladen berichten publiceeren over
een muiterij van 2000 Mandsjoerijsche mi
litairen in het district Tsitsjau. De insur-
genten hebben hun kampementen verwoest
en hebben zich in volmaakte orde terug
getrokken in de bergen bij de grens der
provincie Moekden.
4000 man Japansche en Mandsjoerijsche
troepen zijn, gesteund door vliegtuigen, uit
gezonden tegen de opstandelingen. In ver
band met deze muiterij is te Tsjentsjau
den staat van beleg afgekondigd.
Shishi Sin Pau meldt, dat 600 militai
ren, die deel uitmaakten van de strafex
peditie zijn overgeloopen naar de zijde der
muiters. B:i de gevechten zijn verscheidene
Japansche officieren gedood en een groot
aantal Japansche en Mandsjoerijsche min
deren. De muiters zouden zich hebben
meester gemaakt van 20 mitrailleurs en
vijf stukken licht geschut.