Drie-honderd-zestigste dies natalis der Leidsche Universiteit VRIJDAG 8 FEBRUARI 1935 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD. - PAG. 6 REDE VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS OVER MEETKUNDE EN RUIMTELEER Ter gelegenheid van den 360sten Dies Natalis der Leidsche Universiteit hield he denmiddag de rector magnificus, prof. dr. W. v. d. Woude, in het Groot Auditorium de volgende rede: Op deze feestdag door een zelfde gevoel van aanhankelijkheid aan deze Universiteit samengebracht, aldus spr., richten wij onze gedachten eerst naar het verleden. Met eerbied en dankbaarheid gedenken wij haar stichter, met trots haar roemrijk be staan en met geestdrift aanvaarden wij de taak, die dat bestaan ons oplegt. Zoo voert het verleden ons tot het heden terug. Want niet uitsluitend of zelfs in de eer ste plaats aan herdenking is dit uur ge wijd. Het is gebruik, dat dan de rector het woord tot u richt, sprekend over een on derwerp naar zijn keuze, maar toch steeds in verband met de vraagstukken, die in de afgeloopen jaren zijn geest geboeid heb ben. Ik volg, sprekende over meetkunde en ruimteleer, dat gebruik, hoewel ik het spreekt van zelf de moeilijkheid, die deze opgave voor de wiskundige heeft, inzie. Dat ik beginnen zal. met een definitie van hetgeen meetkunde is, zal thans wel niemand meer verwachten; wel meen ik ongeveer te kunnen omschrijven, wat meetkunde was of liever wat men als de oudste vorm van meetkunde pleegt te noe- Dc meetkunde in de Oudheid. Men bedoelt, als men spreekt van de meetkunde der Egyptenaren, Babyloniërs of Romeinen, eene geheel practische bezig heid, bestaande in een mengsel van meten, rekenen, probeeren en raden, in het leven geroepen en tot een zekere hoogte ontwik keld wegens hare onmisbaarheid in het toenmalige leven, en vastgelegd in uit spraken, die wij soms juist en soms bena derd noemen. Wie hier ongeveer de leeftijd van den spreker van heden heeft, herin nert zich misschien, dat in zijn jeugd het Nederlandsche lager onderwijs een vak „vormleer" kende, met als doel oefening in rekenexempels, betreffende het opper vlak van een stuk land, de inhoud van een vat, een schuur of een dijk; hy weet dan ook ongeveer wat ik hierboven bedoelde. Laten wij alleen even aan Egypte, dat geschenk van de Nijl, denken. Een elk jaar terugkeerende overstrooming en te- rugvloeiïng, een zich verplaatsende stroom bedding, eerste voorwaarde voor de graan bouw, de beheersching der enorme hoeveel heden water; men kan zich in dat rivierdal moeilijk een veilig en vreedzaam leven denken zonder landmeting, voorraadschat- ting en dijkaanleg, bronnen van oude en latere vormleer. Ongetwijfeld kwamen ook enkele opga ven voor de meetkunde uit de astronomie voort; overigens een voor het aanzien van het bedrijf niet geheel onbedenkelijke ver wantschap, die waarschijnlijk maakte, dat „mathematici" de beteekenis, of nevenbe- teekenis, van astrologen verkreeg. Tacitus vermeldt ten minste, en klaarblijkelijk met volle instemming, dat onder keizer Tibe rius de Senaat de magiërs en mathematici uit Italië verdreef en de ergste zondaar van de Tarpejische rots liet storten. Gelukkig denken niet alle Senaten gelijk. Niemand zal zich verwonderen over dit bescheiden begin en de langzame groei der meetkunde of over het gemis aan onze exactheid. Maar het wonder is, dat er een volk verschijnt de Grieken bij wie dat exaotheidsbegrip, de zonderlinge be hoefte om te bewijzen, het vermogen een wiskundig systeem op te bouwen ver bui ten de grenzen der directe toepasbaarheid, opkomt, zich snel ontwikkelt en zich ge durende eeuwen handhaaft. Ziehier dan in „de Elementen" van Euclides (pl.m. 300 v. Chr.) het oudste ons overgeleverd logisch systeem, dat de op bouw van een deel van de wiskunde, de meetkunde, tot doel heeft; waarbij een be wering slechts geaccepteerd wordt, als zij afgeleid wordt uit een vorige, deze weer uit een vorige, totdat dit teruggaand proces eindigt bij één of meer van het beperkt aantal vooraf aangenomen axiomata of postulaten, of hoe men ze noemen wil. Ons ruimte-begrip. Om de beteekenis van het punt, dat ik thans ter sprake breng, toe te lichten, zie ik geen betere weg dan mij een eenigszins zonderling experiment voor te stellen. Ik stel mij voor dat een ondernemend man met veel vrije tijd zich wijdt aan een enquête; dat hij al degenen, die vroeger of later met succes aan een gynasium of een H.B.S. het eindexamen hebben afge legd, de vraag voorlegt: „welke eisch meent gij, dat men aan de meetkunde moet stellen?" Omtrent die antwoorden zou ik dan een voorspelling willen doen; ik zou voorspellen, dat de diepst gevoelde eisch zelden was uitgesproken. Men laat veelal weg dat, wat men vanzelfsprekend vindt; dat is echter niet ten allen tijde, evenmin voor iedereen, hetzelfde. Ik bedoel hier, dat de eisch van logische opbouw luid ge noeg zou klinken; ik vraag mij af, hoe vaak, of liever hoe zelden, hieraan toege voegd zou worden: de meetkunde moet een nauwkeurige beschrijving geven van onze ruimte, de ruimte waarin wij ons bewe gen en leven. Voldoet „de gewone meetkunde" aan beide eischen, logische opbouw en bruik baarheid als ruimteleer? Natuurlijk is het werk van Euclides niet bestand gebleken tegen de kritiek, die voor ongeveer een halve eeuw haar hoofd op stak en aantoonde, dat Euclides onbewust tal van onvermelde gegevens gebruikt heeft. Maar in de logica van zijn methode, in de grondslagen versterkt en aangevuld, hebben wij nog zooveel vertrouwen als in eenig menschenwerk. In de tweede plaats is die meetkunde bruikbaar en misschien zelfs absoluut be trouwbaar als ruimtebeschrijving? Wat de bruikbaarheid aangaat kan ik kort zijn; bruikbaar is onze „gewone meetkunde" zeker. Is zij absoluut betrouwbaar? Ik stel mij voor, dat iemand de hoeken van een drie hoek zoo nauwkeurig mogelijk meet, uit belangstelling, niet voor elk afzonderlijk, maar voor hun som. De vraag is, of hij bij geperfectionneerde waarnemingsmetho den 180 graden voor die som zal blijven vinden of dat er een kleine afwijking, ex ces of defect, voor den dag kan komen. Ligt in die vraag, kan men zeggen, dan geen wantrouwen jegens de beroemde stel ling, dat die som steeds 180 graden is? Ik antwoord: hier is geen sprake van wan trouwen jegens de logica van Euclides. Het doel is iets geheel anders; n.L te onder zoeken, of onze ruimte beantwoordt aan de door Euclides vooropgestelde postula ten, of zij b.v. werkelijk elementen be vat, die in hun eigenschappen aan zijn rechte lijnen, platte vlakken, evenwijdige lijnen beantwoorden. Zooals iedereen weet, berusten „de Ele menten" van Euclides op een beperkt aan tal definities, postulaten, exiomata. Het z.g. vijfde postulaat, was reeds in de oudheid een steen des aanstoots, nl: „men kan in een plat vlak door een punt buiten een rechte lijn steeds één en slechts één rech te lyn trekken, die de vorige niet snijdt, hoe ver men beide ook verlengt". Niet-Euclidische meetkunden. Omstreeks 1830 werken drie mannen aan een zelfde opgaaf, aan een meetkunde ge lijkend op die van Euclides maar niet ge heel daaraan gelijk. Zij aanvaarden daarbij al zijn axioma's en postulaten op één na. Het beruchte vijfde postulaat vervangen zij door een bewering van geheel andere strekking: „men kan in een vlak door punt buiten een lijn meer dan één lijn trekken, die de eerste niet snijdt". Mis schien is de bedoeling nog duidelijker, als ik zeg: men kan door dat punt een waaier tje Vein lijnen trekken, die de. eerste niet snijden. Het resultaat: een meetkunde, die even logisch in elkaar zit, als de „gewone" Euclidische. De verbreiding dezer ideeën ging aan vankelijk langzaam. Men verwondere zich daarover niet te sterk. Ook in de beoefe ning der wiskunde is traditie, mode en ge- Zoo was voor de wiskundigen het be wijs van de mogelijkheid der niet-Eucli- dische meetkunden een der schoonste re sultaten van hun arbeid. Wat was dat re sultaat voor anderen? Laat ik de vraag beperken: wat was het voor degenen, die de wiskunde als hulpwe tenschap noodig hebben, in de eerste plaats voor natuurkundigen en astronomen? Ik vermoed een vrijwel onbekende, ietwat verdachte speculatie, waarvan niet veel goeds te verwachten viel; impopulair en lichtelijk antipathiek, daar zij niet aan sluit bij de gewone dus dierbare voorstel ling, die zeker voldoende en eenvoudiger was. Wat dat betreft: ik heb het ergste nog niet vermeld; in een der beide niet- Euclidische meetkunden is horribile dictu de rechte lijn gesloten en het heelal, hoewel onbegrensd, eindig. Men meene niet, dat ik die tegenstand onbegrijpelijk of onsympathiek vind; dat zeker niet, waar deze voortkomt niet uit de moeite om iets nieuws te leeren, maar gesproken in de stijl van onze jeugd om iets ouds en vertrouwds af te leeren. Maar ten opzichte van de grond van die tegenstand geloof ik mij niet te vergissen en aangaande haar kracht niet te overdrij ven. Daar ik echter gevoel mij weer op gevaarlijke paden te bewegen, wil ik ver der geen verklaring, maar wel een voor beeld, geven. Een vijftien- of twintigtal jaren geleden vertelde Lorentz soms, dat de moderne relativiteitstheorie, die zijn ontwikkelingen dankbaar overnam maar ze anders grondvestte, hem aanvankelijk tegen de borst stuitte. Hij kon, gevangen in zijn eigen transformaties, haar niet weer leggen; hij aanvaardde haar, voorloopig met tegenzin. Vanwaar die latere omslag in de waar deering van afwijkende ruimtetheorieën? Ik noem weer een naam, die een gedach ten wereld vertegenwoordigt: Einstein. Zy is veel en veel sterker revolutionnair, die relativiteitstheorie van Einstein, dan elke hypothese, die ik hier besprak; in mijn beschouwingen niets van het gemis aan homogeniteit der ruimte, van hare gedeel telijke samensmelting met de tijd of van ontkenning van absolute rust en beweging. Maar één trek heeft zij tenminste met onze overwegingen gemeen: verzet tegen de noodzakelijkheid der overgeleverde ruimtevoorstelling. Niet als van tevoren gegeven hebben wij die te beschouwen; daarover beslisse het experiment. Maar bovendien ons ruimtebegrip in het groot is door Einstein veel minder geschokt; op groote afstand van elke materie blijven onze drie meetkunden mogelijk. Geen beslissend experiment Zoo zal dan ten slotte de eisch: „laat het experiment beslissen" het punt zijn, waar op ik nog even heb in te gaan. In de eer ste plaats hebben wij dus om te zien naar een resultaat, waar de meetkunde van Euclides zich van de andere onderscheidt. Laten wij het meest opvallende kiezen; ik noemde het reeds. In de Euclidische meetkunde is de som der hoeken van een driehoek steeds 180 gr.; in een der niet- Euclidische meetkunden kleiner en in de andere grooter dan dit bedrag. Dat ver schil is evenredig met het oppervlak van de driehoek; wij moeten dus, om de afwij king te doen opvallen, een groote drie hoek kiezen. Er is geen enkel experiment, waarbij slechts één physische vraag betrokken is; er is zeker geen experiment, waarbij al leen onze ruimtevoorstelling betrokken is. Elke proefneming vereischt instrumenten en een waarnemer, d. w. z. gaat uit van bekend veronderstelde eigenschappen van vaste lichamen en lichtwegen. Men zal steeds door een kleine verandering in de onderstellingen over deze twee onze ruim tevoorstelling intact kunnen houden. „Nooit" zegt Poincaré „zal het gelukken te bewijzen, dat in onze ruimte de Euclidi sche meetkunde niet geldt". „Sub specie aeternitatis" zegt Einstein „heeft Poincaré gelijk". Een absoluut over tuigend bewijs is hier evenmin als ergens mogelijk, daar wy steeds met een onken baar groot aantal onderstellingen werken. Maar het handhaven van de Euclidicitsit der ruimte kan heel moeilijk worden. Het is mogelijk, dat daarbij een complex van aannamen onvermijdelijk is, waarbij b.v. de rechte lijn elke physische beteekenis zou verliezen, die ons onaanvaardbaar schijnen; dan zullen wij er wellicht toe overgaan de gewone ruimtevoorstelling te laten varen. Wij moeten dus waarnemingen doen over de ruimte ,.in het groot"; in bepaalde „kleine" gebieden heeft Einstein al onze voorstellingen doen wankelen. De waar nemer over onze ruimte „in het groot" is de astronoom. Bij die groote probleem, in de negentiende eeuw zoo actueel gewor den, beteekent dit: wij zijn gekomen tot de Sitter. Het is inderdaad dit vraagstuk, dat de Sitter niet weer heeft losgelaten. Het is bekend, dat hij aanvankelijk geneigd was een eindige wereld, die der jongste niet- Euclidische meetkunde, aan te nemen, dat hij later haaj eigenschappen met de tijd liet veranderen, dat hij haar liet „uitdijen"; ik geloof, dat hij ten slotte meer dan ooit tot twijfel aan eenige conclusie geneigd was. Het probleem opgelost, voorzoover het oplosbaar is, heeft ook de Sitter niet; mis schien heeft hij een weg aangegeven, die een oplossing in zicht kan stellen; in elk geval heeft hy in zijn koelbloedige geest drift aan het vraagstuk uiting gegeven op een wijze, die tot wiskundigen, niet- wiskundigen en onwiskundigen kon door dringen. Op andere speculaties van de jongste tijd ga ik geheel niet in. De. opgaaf, hoe onze ruimtevoorstelling te kiezen, is er een, die wiskunde, physica en astronomie 'samenbindt, die diep in grijpt in onze geheele natuurvoorstelling. Daarom geloof ik, dat ook hier over hare geschiedenis en beteekenis nogmaals ge sproken mocht worden. Nu zij eenmaal ge steld is, zal zy waarschijnlijk steeds een voorloopig, nooit een geheel bevredigende en duurzame oplossing vinden. BELGIE. DE TAALSTRIJD IN VLAANDEREN. Een Vlaamsch succes. De Franskiljonsche actie in het Vaom- sche land nam den laatsten tijd hand over hand toe en daarover is een storm van ver ontwaardiging opgegaan. Deze verontwaardiging der Vlamingen heeft blijkbaar indruk gemaakt te Brussel. Anders immers is het nauwelijks te ver klaren dat de regeering plotseling bereid blijkt bakzeil te halen op twee punten die vooral de verontwaardiging der Vlamin gen hadden gaande gemaakt. In de gister middag gehouden gecombineerde vergade ring van de Vlaamsch-katholieke fractie van Kamer en Senaat werd tot groote vol doening van alle aanwezigen medegedeeld, dat minister Du Bus de Warnaffe heeft toegezegd het ontslag van den Vlaamschen componist Arthur Meulemans als orkest leider van het N. I. R. (Nationaal Instituut voor Radio-omroep) ongedaan te maken, en het beruchte dienstbevel 327 in te trekken. In dit dienstbevel, dat minister Du Bus de Warnaffe onmiddellijk na zijn ambtsaan vaarding uitvaardigde, werd den ambtena ren van post- en telegrafie in Vlaanderen gelast, Vlaamsch-sprekende bewoners van Vlaamste steden in het Fransch te woord te staan en him brieven in het Fransch te beantwoorden, ofschoon de wet nadrukke lijk bepaalt dat in Vlaanderen in alle open bare diensten het Vlaamsch moet worden gebruikt. waarin hy gesteld is, im de rijkskerkregee- ring groote ontsteltenis ter weeg gebracht. De rijksbisschop had aan het ministerie van Binnenlandsche Zaken medegedeeld, dat een nieuw kerkelijk ministerie zou worden gevormd en dat dienovereenkom stig het bestuur van de Pruisische landskerk zou worden bijeengeroepen. In het antwoord van het ryksministerie wordt gezegd, dat de minister weigert van beide mededeelingen kennis te nemen, daar in de eerste plaats de positie van de lei ders der landskerken nog niet duidelijk is, en in de tweede plaats de positie van het bestuur der Pruisische landskerk een rijke lijk problematisch karakter draagt. Ten slotte wordt in dit ministerieele schrijven nog categorisch verklaard, dat de rijksbisschop bij al z(jn maatregelen „op eigen verantwoording" handelt. Door dezen brief is het, naar men in ker kelijke kringen aanneemt, te verklaren, dat rijksbischop Müller verleden Zondag niet voor de radio gesproken heeft en dat bo vendien de voorgenomen ontvangst van rijksbisschop Müller door Adolf Hitler op Dinsdag jl. niet is doorgegaan. OOSTENRIJK. MASSA-ARRESTATIES IN OOSTENRIJK 0.m. van 248 communisten. Naar van nationaal-socialistische zijde wordt medegedeeld, is er uit München be vel ontvangen, bij de propaganda-actie in Oostenrijk, die sedert het'Saarplebisciet opnieuw was begonnen, groote gematigd heid te betrachten. Dit bevel is tot nader order van kracht. Het is gegeven op ver langen van de Wilhelmstrasse, om de a.s. onderhandelingen met Groot-Brittannië en Frankrijk niet gecompliceerder te ma ken. Met een te Weenen ontdekte communis tische centrale in een vreemdelingenpen sion, waar vlugschriften vervaardigd wer den, heeft de politie een goede vangst ge daan. Dit heeft n.l. geleid tot de arrestatie van 248 communisten en socialisten, die voor de distributie van de pamfletten zorg den en voorts tot de ontdekking van drie communistische geheime drukkerijen. In totaal zijn thans ter voorkoming van ongeregeldheden op 12 Februari a.s. ca. 2000 personen gearresteerd. Tot de com munistische propaganda van de laatste da gen behoorde o.a. ook het verzenden van ongeveer 1000 uitnoodigingen voor het bal van de stad Weenen, een groot officieel feest, aan ambassadeurs en andere voor name buitenlanders. De uitnoodigingen waren volkomen authentiek; alleen was er bij gedrukt „georganiseerd door de Fe- bruari-moordenaars". De politie is erin ge slaagd, nog op ca 700 stuks in het post kantoor beslag te leggen. BULGARIJE. RAZZIA ONDER COMMUNISTEN IN BULGAARSCHE STAD. De politie heeft dezer dagen in de Zuid- Bulgaarsche stad Gaprovo een grootscheep- sche communistenrazzia georganiseerd. Er werden 100 huiszoekingen verricht, in het verloop waarvan 82 communisten zijn ge arresteerd. Twee politiebeambten zijn door dolk steken gedood, toen zy een der communis tische functionarissen gevangen wilden nemen. De moordenaar is er in geslaagd zich uit de voeten te maken. direct naar Moskou terugkeeren. De Amerikaansche bladen wijden groo te aandacht aan de inkrimping der diplo matieke betrekkingen, en de republikein- sche pers maakt van deze gelegenheid ge bruik om een heftigen aanval te doen op Roosevelt's politiek in zake Rusland, die volgens haar een groote mislukking is ge bleken. De republikeinsche „Herald Tribune" schrijft in een hoofdartikel: „Het experi ment met de erkenning van de Sovjet- Unie door de Vereenigde Staten is een van de grootste échecs, die ooit in de geschie denis der Amerikaansche regeeringen is voorgekomen. Het logische gevolg van de gebeur benissen is, dat de Vereen igde Sta ten over eenigen tijd te Moskou slechts door een zaakgelastigde vertegenwoordigd zullen zijn. In het diplomatieke verkeer be teekent dit, dat de regeering waarbij een mogendheid slechts door een zaakgelastig de is vertegenwoordigd, niet de eer waar dig wordt geacht, dat bij haar een am bassadeur wordt geaccrediteerd". CHINA. VOORLOOPIG ACCOORD IN ZAKE TSJAHAR. Japansche en Chineesche troepen staken hun bewegingen. De leider der Japansche militaire missie en de commandant der Chineesche troepen in de provincie Tsjahar hebben te Kalgan met elkaar geconfereerd over de situatie in de genoemde provincie. Naar de militaire attaché van het Japan sche gezantschap te Peking mededeelt, is het gelukt een' overeenkomst te treffen, die als een aanvullend accoord beschouwd moet worden op de resultaten, welke op 2 dezer bij de Chineesch-Japansche confe rentie te Tatan werden bereikt. Op grond van de overeenkomst wordt de opmarsch der Japansche en de terug tocht der Chineesche troepen tot nader or der gestaakt. Ter voorkoming van inciden ten en botsingen wordt een speciale com missie ingesteld, waarin Japansche en Chi neesche vertegenwoordigers zitting zullen hebben. DUITSCHLAND. RIJKSBISSCHOP MÜLLER IN ONGENADE? Hij handelt „op eigen verantwoording". Eerst thans wordt de inhoud bekend van een brief, dien de staatssecretaris van het Duitsche ministerie van Binnenlandsche Zaken, Pfündtner, op 30 Januari aan rijks bischop Müller heeft geschreven Deze brief heeft, wegens den scherpen toon, AMERIKA. OOK DE HANDEL MET RUSLAND WORDT INGEKROMPEN. De opheffing van het Amerikaansche consulaat-generaal te Moskou en de be perking der diplomatieke relaties houdt, naar wordt vernomen, mede verband met de verwachting, dat de handel met Rus land waarschijnlijk niet verder zal worden uitgebreid, nu de Sovjet-Unie niet van plan is de oude Russische schulden te betalen. Hoewel Litwinof heeft verklaard, dat het schuldenprobleem geen inbreuk zal ma ken op de relaties tusschen de beide lan den, zal Washington wel tot represailles overgaan, die echter niet op diplomatiek, doch uitsluitend op handelspolitiek terrein zullen liggen. Het personeel van het gezantschap te Moskou zal tot 68 man worden ingekrom pen. De Amerikaansche ambassadeur in de Sovjet-Unie Bullitt, die voor de onderhan delingen naar de V. S. was gekomen en daar ziek is geworden, zal na zijn herstel BUITENLANDSCHE BERICHTEN. VISSCHERSVLOOT MET 13 MAN VERGAAN. De visschersboot „Main" van de reederij Kumkel te Wesermünde, die sedert 22 Ja nuari vermist wordt, wordt als vergaan beschouwd. Volgens telegrammen uit Sta- vanger is aldaar een leege reddingsboot aangespoeld. De bemanning bestond uit 13 man. DE LAWINE-RAMPEN. IN OOSTENRIJK. In het geheele land heerscht thans strenge vorst. Hoewel er nog steeds berichten over la wines te Weenen en Innsbruck binnenko men, schijnt het toch, dat de toestand op het oogenblik niet meer zoo ernstig is als gisteren.. Overal in Oostenrijk heeft een strenge vorst ingezet, waardoor het lawi ne-gevaar aanmerkelijk zal verminderen. Met bovenmenschelijke inspanning en voortdurend levensgevaar is men er in ge slaagd den Westelijken oprit van de Arl- bergstrasse sneeuwvrij te maken. Nadat in den loop van den nacht reeds eenige goe derentreinen konden rijden, kon heden het reizigersverkeer per spoor in vollen omvang worden hervat. Een la wine, heeft gisteren evenwel nog 15 stallen in het Arlberggebied meege sleurd. De hoogspanningsleidingen der electriciteitsfabrieken van Schruns, in het district Montofon (Voralberg) zijn over een lengte van 3000 meter door een lawine ver nield. Op de Gernkugelspitze in Salzburg heeft een lawine het woud over een uitgestrekt heid van 80.000 vierkante meter vernield. Het op 1800 meter hoogte gelegen mijnwer kersgebouw op den Erzberg in Stiermarken werd door een lawine bedolven. Een red dingsexpeditie slaagde er in de ingeslo ten arbeiders te redden. Nadat het Trissanerdal sedert Zondag middag volkomen van de buitenwereld was afgesneden, zijn thans de eerste be- riohten vandaar ontvangen. De bevolking en de wintersportbeoefenaars hebben door de vele lawines in grooten angst verkeerd, te meer daar tevens een verschrikkelijke sneeuwstorm woedde. Een boerenhuis werd gedeeltelijk door een lawine weggevaagd, waarbij 23 stuks vee omkwamen. De weg door het dal is door 15 groote lawines ver sperd. EEN OP VIER SPIJKERS. Een nieuwe puzzle voor de rechtbank te Flemington. De ladder welke na de ontvoering van den Lindbergh-baby in de nabijheid van het huis der Lindbergh's werd gevonden, vorm de gisteren in het H: uptmann-proces we derom het middelpunt der belangstelling. De verdediging stelde alle pogingen in het werk, om te bewijzen, dat de bewe ring, volgens welke Hauptmann de ladder bij de ontvoering had gebruikt, onjuist is. De vingerafdrukkendeskundige, dr. Hud son, die vandaag als getuige gehoord, ver klaarde, dat zich bij de bezichtiging kort na de ontvoering, slechts één spijker in de ladder had bevonden en niet, zooals thans, vier spijkers, welke, volgens de verzeke ring van den procureur-generaal, Wilentz, precies passen in de spijkergaten in de dak binten van het huis van Hauptmann. Wi lentz had hiermede willen bewijzen, dat voor de ladder planken uit de dakbedekking van Hauptmann's huis waren gebruikt, zoo dat Hauptmann de maker van de ladder en ontvoerder van den Lindbergh-baby moet zyn. De verklaringen van dr. Hudson baarden vooral hierom veel opzien, omdat door deze getuigenis de beambten, welke het voor onderzoek hebben geleid, indirect beschul digd worden van vervalsching van het be wijsmateriaal door het slaan van spijkers in de ladder. De voornaamste getuige vandaag was Henry Uhlig, die de beste vriend van Isidor Fisch in Amerika is geweest. Uhlig, die Hauptmann volgens de ver dediging van schuld zal zuiveren, ver klaarde, dat Isidor Fisch sedert 1932 veel geld heeft uitgegeven. Hij en Fisch hadden aan verschillende financieels transacties deelgenomen. Ook heeft hij Fisch verge zeld op diens reis naar Duitschland, waar van Fisch niet meer is teruggekeerd. Het verhoor van Uhlig begon kort voor 's middags voortgezet. Ten gunste van Fisch werd Auguste Hile. het begin van de middagpauze en werd de schoonmoeder van de reeds vroeger ver hoorde getuige Greta Henkei, als getuige gehoord. Zij verklaarde, dat Fisch eens 4350 dollar van haar had geleend, welke hij nooit heeft teruggeven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 6