26ste Jaargang DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN MAANDAG 14 JANUARI 1935 No. 8013 3)e £etubelu(2oii/fcci/tit DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling: Voor Leiden 19 cent per week2.50 per kwartaal Bij onze Agenten 20 cent per week 2.60 per kwartaal Franco per post 1 2.95 per kwartaal Het Geïllustreerd Zondagsblad ia voor de Abonné's ver krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent. TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 f GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11 DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT: 1 Gewone Advertentiën 30 cent per regel Voor Ingezonden Mededeelingen wordt het dubbele van het tarief berekend. TELEFOONTJES van ten hoogste 30 woorden, waarin be- betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur en verhuur, koop en verkoop: f 0.50 Joannes, Dominicus, Joseph Aengenent, DOOR DE GENADE GODS EN DE GUNST VAN DEN APOSTOLI- SCHEN STOEL BISSCHOP VAN HAARLEM Aan de Geestelijkheid en de Geloovigen van ons Bisdomy ZALIGHEID IN DEN HEERI Reeds- ,-nkele jaren, beminde geloovigen, zijt gij er aan gewend, dat telkenmale wanneer een collecte wordt gehouden ten bate van de noodlijdende kerken in Ons Bisdom, een vreemde Priester U komt op wekken om Uw offergaven met milde hand toe te reiken. Vandaag komt niet een vreemde Priester, maar Uw eigen Bisschop, Uw aller eigen Herder tot U, niet met den Bisschopsstaf maar met den bedelstaf in de hand, ten einde U zoo dringend mogelijk om een aalmoes te vragen ten bate van onze noodlijdende parochies, niet alleen voor het oogenblik maar ook voor de aan staande jaren. De nood is zoo buitengewoon hoog ge stegen, en de zorgen, waaronder Uw Bis schop dientengevolge gebukt gaat, zijn van zóó ernstigen aard, dat alleen het vertrou wen op God en op Uw aller edelmoedige medewerking Ons troost en moed geeft. Wij komen vandaag dan tot U, geliefde Diocesanen, wetende, dat, wanneer gij Uw Bisschop met den bedelstaf voor U ziet staan, Uw edelmoedigheid zich. op treffen de wijze zal willen toonen, en gij Ons door ruime bijdragen zult willen steunen niet alleen vandaag maar ook in de eerstvol gende jaren, wanneer anderen weer in Onzen naam voor hetzelfde doel een aal moes komen vragen. Wij zeiden, dat de nood buitengewoon hoog is gestegen. Dit zal U in eens duidelijk zijn, als Wij U zeggen, dat de noodlijdende kerken van Ons Bisdom te zamen een ongedekte schuld hebben van ruim vier millioen gulden. De gezamenlijke schuld is veel grooter, maar er is een ongedekte schuld van ruim vier millioen gulden, d. w. z. een schuld, voor welke de kerken de rente en de aflossing niet kunnen opbrengen. Meenden Wij een jaar geleden, dat die ongedekte schuld drie millioen bedroeg, thans, nu de finan- cieele toestand van alle noodlijdende ker ken Ons volledig is bekend geworden, blijkt, dat die schuld boven vier millioen gulden uitgaat. Nu begrijpen Wij volkomen, dat door ve len gezegd wordt: verschillende nieuwe kerken en pastorieën zijn ook veel mooier dan de oude, men had zuiniger kunnen bouwen. En dan antwoorden Wij in alle oprechtheid: zulks had ook, althans in ver schillende gevallen, werkelijk gekund. Maar wat baat het ons, de eenmaal be gane vergissingen en fouten te blijven 'la ken? Feit is, dat achter dien schijnbaren welstand buitengewoon hooge nood heerscht, die niet weinig vergroot wordt door de ontzettende crisis, waarin wij ons bevinden en waardoor de inkomsten der kerken schrikbarend zijn gedaald. Feit is, dat de verplichtingen eenmaal bestaan, en dat een weg dient gevonden te worden, om aan die verplichtingen te voldoen, voor zoover het ons met vereende krachten mo gelijk is. Aan den noodtoestand moet een einde worden gemaakt. Anders zullen de noodlijdende kerken de een na de ander failliet gaan, waardoor vooreerst het pa rochiale leven en de zielzorg in bittere mate zouden ontredderd worden; waar door vervolgens de goede menschen, die hun geld aan de kerken geleend hebben, maar zeer weinig van hun kapitaal zpuden terug krijgen, en waardoor bovendien het kerkelijk crediet voor langen tijd hopeloos zou geschokt worden. Derhalve: er moet geholpen worden. Maar hoe? Na lang en ernstig beraad en na de hulp van God herhaaldelijk en met aandrang te hebben afgesmeekt, hebben Wy ten slotte, voorgelicht door deskundige raads lieden en na met de grootste ernst ook de andere voorstellen die Ons werden aan de hand gedaan, te hebben overwogen, Onze goedkeurig gehecht aan het volgende sa- neeringsplan, dat Ons niet alleen het eenig mogelijke lijkt, maar waardoor bovendien, als allen maar krachtig meewerken, de toestand binnen een betrekkelijk korten tijd, hopelijk binnen twintig jaren, weer gezond kan worden gemaakt. Dit saneeringsplan komt hierop neer: Vooreerst zijn er arme paroles, die aan al bare verplichtingen kunnen voldoen, als zij jaarlijks een matige subsidie van het Bisdom ontvangen. Deze parochies zullen cii:? bs. 'ie krijgen, en daarmede zijn zij gered. Vervoleens zijn er arme parochies, die gered zijn als haar renteverplichtingen van of 5 of 4 K worden verlaagd tot 4 Welnu, door de welwillende mede- .werking van vele niet-n :'jdende kerk besturen zyn verschillende parochies op deze wijze geholpen; eenige van deze kun nen nu, zelfs zond' hulp, aan al hun ver plichtingen voldoen; andere kunnen nu uit eigen middelen aan hun volledige rente- verplichtingen voldoen en behoeven alleen nog voor de eerst volgende jaren hulp voor aflossing. En ten slotte zijn er tal van arme pa rochiën, die in zulk een nood verkeeren, dat zij ook op d0'0 wijze niet zijn te red den. De Commissie, w~M:e met Onze m- stemmirg gevormd is door de natuurlijke vertegenwoordigers der crediteuren (n.L de emittenten der uitgegeven leeningen, die. twee hunner hebben aangewezen) en dcor een tweetal p*-iesterc AOns aan gewezen, heeft daarvoor een plan moeten aanbevelen, dat voor de schuldeiscnsrs pijnlijk, maar, ook naar Onze overtuiging, onvermijdelijk is. Voor elk van deze parochies heeft n.l. de Commisise, na een streng en consciën tieus onderzoek van de draagkracht dier parochies, blijkend uit de financieele re sultaten der laatste jaren, vastgesteld, wat na een zoo zuinig mogelijk beheer kan worden beschikbaar gesteld voor de rente- en aflossingsverplichtingen. Steunend op die gegevens hebben Wij aan oarochies verlof gegeven, aan haar schuldeischers een voorstel te doen, waarvan Wij in ge weten overtuigd zijn, dat dit voor de cre diteuren het voordeeligste voorstel is, dat gedaan kan worden. Wij weten, dat deze "™rstellen voor de crediteuren, helaas, een aanmerkelijke schade brengen: immers de parochies, die Wij hier bedoelen, zullen slechts een deel van haar renteverplichtingen, wisselend tusschen 70 en 30 kunnen betalen, en dan voor aflossing weinig of niets over houden. Dat een aanmerkelijk deel van deze cre diteuren bestaat uit edelmoedige men schen, die niet ruim met aardsche goede ren bedeeld, hun opgespaarde gelden in goed vertrouwen aan de parochies hebben geleend en dat voor dezen de geleden schade dus van bijzonder groote beteeke- nis en een droeve ontgoocheling is, maakt èn voor Ons èn voor de noodlijdende be sturen de genomen maatregelen nog pijn lijker. Als er dan ook een andere uitweg mogelijk was geweest, zouden Wij daaraan zeker de voorkeur hebben gegeven. Slechts harde noodzaak dwong de Commissie en de Kerkbesturen deze voorstellen te doen en Ons ze goed te keuren. Daarom vooral achten Wij het Ons een ernstigen plicht te zorgen, zooveel dit in Ons vermogen is, dat het deel der schuld, waarop geen rente kan worden uitgekeerd, zoo spoedig mogelijk uit andere middelen wordt afgelost. Tot Onze groote voldoening hebben Wij vernomen, dat over het algemeen in de verschillende onderdeel en van het sanee ringsplan met groote edelmoedigheid is berust, en Wij achten het een plicht, waar van Wij Ons bij deze gaarne kwijten, daar voor onrech+on dank uit te spreken zoowel voor Ons-zelf als in naam der Kerkbestu ren, die in him welwillende crediteuren nu nog des te meer ware weldoeners van hun kerk zullen eeren. Op dit hoogst-lofwaardige voorbeeld mo gen Wij Ons met recht beroepen, nu Wij met bijzonderen aandrang een zeer edel moedige en krachtige hulp van onze ge liefde diocesanen komen vragen. Maar kan het U verwonderen, beminde geloovigen, dat de zorgen van Uw Bis schop ten gevolge van dezen noodtoestand zóó groot zijn, dat alleen het vertrouwen op God en op Uw aller edelmoedige me dewerking hem troost en moed kunnen geven? Wij zijn in zorgen allereerst om het leed, dat ten gevolge der rentevermindering door velen geleden wordt. Niemand kent dat leed zoo goed als Uw Bisschop, en er is niemand, die er zooveel onder lijdt als hij. Want niemand weet zoo goed als hij, hoeveel teleurstellingen er zijn veroorzaakt bij hen, die in goed ver trouwen hun geld voor den bouw van ker ken beschikbaar stelden. Niemand ont vangt zooveel klachten naar aanleiding van de rentevermindering, waartoe verschil lende kerkbesturen zijn moeten komen. Men wil zijn hart by den Bisschop uit storten. En dikwijls werden Wij dan ook vervuld met de grootste droefheid, omdat Wij zeer goed weten, dat het veelal kleine bezitters zijn, die hun geld in kerkelijke leeningen belegden en die nu in hun ver wachtingen moeten worden teleurgesteld. Wij overdrijven niet in het minst, wanneer Wij zeggen, dat zulks Ons diep heeft aan gegrepen. Wij zijn ln zorgen, ook omdat zich zoo dikwijls de benauwende vraag opdringt: zult gij wel in staat zijn, om die ongedek te schuld van ruim vier millioen gulden binnen een afzienbaar aantal jaren te doen verdwijnen? Een aflossing binnen een tijd vak van twintig jaren, zooals Wij ons voor stellen, eischt jaarlijks de kapitale som van twee honderdduizend gulden. Doch Wij scheppen troost en moed door Ons vertrouwen op God en door Ons ver trouwen op Uw aller edelmoedige mede werking. Allereerst vertrouwen Wij op God, van Wien Wij zeker weten, dat Hy niemand verlaat, die alles doet wat in zijn vermogen is, om moeilijkheden te boven te komen. Welnu, Wij van onzen kant zijn bereid om alles te doen, wat Ons maar eenigszins mogelijk is. Persoonlijk willen Wij in het brengen van offers, en zelfs van zeer groote offers, voorgaan. Wij willen jaarlijks uit de middelen, die Oris ten dien ste staan, persoonlijk afzonderen, zooveel Wij redelijkerwijze vermogen, zoodat daar door alleen reeds een niet onbelangrijk gedeelte van de benoodigde f 200.000. zal worden gedekt. Dientengevolge ver trouwen Wij in alle nederigheid, dat God Ons Zijn hulp niet zal laten ontbreken, maar dat Hij Zijn hulp in ruime mate zal schenken. En wanneer Wij aldus persoonlijk voor gaan, meenen Wij verder troost en moed te mogen scheppen door te vertrouwen op Uw aller edelmoedige medewerking. Mo gen Wij onomwonden zeggen, wat Wij ver hopen en waarop Wij meenen te mogen rekenen? Wij rekenen op het volgende: Ten eerste: Onze geestelijkheid heeft voor de eerstvolgende jaren een deel van haar honorarium beschikbaar gesteld, en Ons daardoor een hulp van ongeveer 30.000 aangeboden. Wij vermelden dit met groote dankbaarheid, en Onze priesters ken nende ook met de overtuiging, dat zij voor Ons zullen blijven een voortdurende steun bij deze Onze groote zorgen. De gees telijkheid geeft dus ook hierin aan de ge loovigen een navolgenswaardig en prikke lend voorbeeld. Ten tweede. Aan de Besturen van kerken en stichtingen, die niet noodlijdend zijn, hebben Wij gevraagd jaarlijks, uit hun overschot een bedrag naar vermogen be schikbaar te stellen. Aan dit verzoek wordt door velen met prijzenswaardige be reidvaardigheid gehoor gegeven, en Wij durven vertrouwen, dat ook dit Ons her derlijk schrijven zal medewerken de voort zetting van dezen steun te verzekeren. Ten derde: Vóór twee jaren is door Ons opnieuw georganiseerd het Liefdewerk der Arme Parochiën van Ons Bisdom, met de bedoeling van Onze diocesanen, die iets meer kunnen missen, een j aarlij ksche con tributie van 4.voor Ons steunfonds te vragen. Om de belangstelling van de le den levendig te houden, ontvangen zij het diocesaan godsdienstig tijdschrift „Sint Bavo". Sinds die reorganisatie is de steun, welke Wij op deze wijze ontvangen, reeds stijgende; deze zal gemakkelijk een zeer belangrijk bedrag bereiken, indien aan Onzen wensch wordt voldaan, en in elke parochie door de geestelijkheid en eenige ijvervolle leeken ernstig gewerkt wordt, om vele leden aan te werven en te behou den. Hoe talrijk toch zijn ook in deze be narde tijden degenen, die als zy willen zonder groot bezwaar om wille van de groote zorgen, waarin vele parochies en daardoor ook Wij verkeeren, een dergelijke contributie kunnen missen. Wij durven dan ook vertrouwen, dat deze aansporing een algemeene verspreiding van het Liefde werk tot zegenrijk gevolg zal hebben. Ten slotte is Onze hoop gevestigd op de halfjaarlij ksche collecten voor de Arme kerken, die door het geheele Diocees ge houden worden. Deze collecten zijn de voornaamste grondslag van Ons ondersteu ningsplan. En nu begrijpt U wel, van hoe veel belang het is, dat die collecten op peil blijven en zooveel mogelijk opbrengen. Laat niemand denken: och, wat baat mijn dubbeltje, mijn kwartje, mijn gulden. Zeer en zeer veel! Wanneer duizenden door het geheele Bisdom in plaats van een dubbeltje voortaan een kwartje, in plaats van een kwartje voortaan een gulden, in plaats van een gulden voortaan een rijksdaalder ge ven, dan maakt dat een geweldig verschil. Ja, dan zouden Wij zelfs durven verho pen, dat de ongedekte schuld van ruim vier millioen gulden in een korter tijdsbe stek dan twintig jaren zal verdwenen zijn. Wij doen daarom nogmaals met den mees ten aandrang en met het volste vertrouwen een oproep tot Onze priesters en Onze leeken. De aanhankelijkheid mijner priesters kennende, weet ik zeker, dat zij hun Bis schop niet alleen willen laten staan, maar dat zij tot groote offers bereid zijn, om hem te helpen thans en in de volgende ja ren. Ik ben bovendien overtuigd, dat hun solidariteitsgevoel ten opzichte van hun medebroeders, de pastoors der noodlijdende parochies, zóó'groot is, dat zy ook daarin een machtigen prikkel vinden, om hun Bis schop in zijn saneerinspogingen krachtig te blijven steunen. En wat U betreft, geliefde diocesanen, reeds zoo dikwijls heb ik Uw groote edel moedigheid leeren kennen, dat ik er niet aan twijfel, of gij zult met vreugde Uw Bisschop helpen, zooveel gij maar kunt, zijn zorgen verlichten. Ik ben dan ook zóó overtuigd van het daadwerkelijk medeleven van mijn pries ters en van het mij toevertrouwde geloo- vige volk, dat ik reeds bij voorbaat allen voor hun mildheid durf danken. Maar de dank van God, Wij behoeven het U niet te zeggen, zal nog veel grooter zijn. In vergelijking van de dankbaarheid, die gij van God moogt verwachten, is de dankbaarheid van Uw Bisschop uiterst ge ring. God immers, die de kleinste aalmoes, om Zijnen Naam gegeven, niet onbeloond laat, zal U duizendvoudig vergelden dat gene, wat gij doet voor de instandhouding van de kerkgebouwen, die Zijn eigen wo ningen zijn. God zegende reeds tijdens hun leven de drie Koningen uit het Oosten, door hen, nadat zij hun gaven bij de kribbe hadden neergelegd, te waarschuwen tegen de gevaren, die hen dreigden, zoodat zij langs een anderen weg veilig naar hun va derland konden terugkeeren. Zoo zal Hij ook U zegenen reeds hier in dit leven, wan neer gij Hem Uw offers naar best vermo gen hebt gebracht, en veilig zal Hij U ge leiden naar het hemelsch vaderland. En zal dit Ons herderlijk schrijven in alle kerken en kapellen van Ons Bisdom, waarover een Rector is aangesteld, onder alle vastgestelde H.H. Missen worden voor gelezen op Zondag 13 Januari 1935. Gegeven te Haarlem, 25 Dec. 1934. t J. D. J. AENGENENT, Bisschop van Haarlem. Op last van Zijn Hoogw. Excellentie, H. W. AGTEROF, Secretaris. MINISTER J. A. KALFFt Na een kortstondige ongesteldheid is gisteren ten zijnen huize in Wassenaar overleden de minister van Waterstaat, ir. J. A. Kalff. Minister Kalff is slechts enkele dagen ziek geweest. Aanvankelijk dacht men, dat het een gevatte koude was, welke hem eenige dagen aan het bed zou binden. Toen werden de berichten al pessimisti scher en vooral de voortdurend hooge temperatuur van ir. Kalff was een bron van ongerustheid voor de medici en voor zijn omgeving. En niet zonder reden, want Vrijdag j.l. bleek, dat de minister lijdende was aan longontsteking. Toch achtte men nog geen levensgevaar aanwezig, maar Zaterdag werd de toestand bedenkelijker. De dokter constateerde toen, dat de long ontsteking verergerd was en dat beide longen aangedaan waren. Hoewel de heer Kalff een krachtig man was, is zijn weerstandsvermogen daar niet tegen opgewassen gebleken. De hooge koortsen hebben zijn lichaam gesloopt en afgemat, totdat gisteren het einde geko men is. Met minister Kalff is een man heenge gaan, die op velerlei gebied zijn land heeft gediend en in verschillende functiën aan de gemeenschap belangrijke diensten heeft bewezen. Hij was 64 jaar oud en sinds Mei 1933 belast met het beheer van het Ministerie van Waterstaat. Voordien was hij voorzitter van den Ondernemersraad van Ned. Indië. Deze functie heeft hy slechts enkele jaren bekleed want toen verzocht minister Colijn hem zitting te nemen in het door hem gevormde crisis- kabinet. Ir. Kalff stond bekend als een even krachtig als humaan man. In den dage- lijkschen omvang was hij een beminnelijk en hoffelijk mensch, die toch echter met groote energie en voortvarendheid de za ken, zijn Departement rakende, wist door te zetten. Het grootste deel van zijn loopbaan heeft minister Kalff doorgebracht bij de Spoor wegen. Begonnen als adspirant-adjunct- inspecteur bij dit bedrijf heeft hij alle rangen doorloopen, tot hij in 1917 benoemd werd to directeur. Zijn ingenieursstudie deed hij aan de Polytechnische School te Delft. Daar studeerde hy in 1894 af en verkeeg toen het diploma van civiel-inge- nieur. In hetzelfde jaar trad hij in dienst bij de H.IJ.S.M. als adspirant adj.-inspec- teur voor het vervoer. Bij deze maatschap pij doorliep hy in een tijdbestek van 15 jaar de onderscheidene rangen, waarna hij in 1909 werd benoemd tot lid van den Raad van Administratie en korten tijd daarna werd opgenomen in de directie. Na de vereeniging van de Hollandsche Spoor DIT NUMMER BESTAAT UIT VIER BLADEN. VOORNAAMSTE NIEUWS. BUITENLAND. De volksstemming in het Saargebied heeft gisteren een zeer ordelijk verloop gehad. Morgenochtend worden d« uitslagen bekend gemaakt (4de blad). Het aftreden van den Vlaamschen mi nister van Cauwelaert (4de blad). Een Britsch plan voor rechtsgelijkheid voor Duitschland (4de blad). Gevechten in Mexico-City (4de blad). BINNENLAND. Overleden is de Minister van Waterstaat ir. J. A. Kalff. (1ste blad). Groote brand in een schoenwinkel te Breda, waarbij twee oude mensólien met moeite werden gered (Gem. Ber., 3de bl.)« Ter hoogte van Wolfheeze sprong een Duitsch gevangene uit den trein. Hij over leed aan de gevolgen (Gem. Ber., 3e blad). Te Heerhugowaard reed een auto met acht inzittenden te water. Een hunner ernstig gewond (Laatste Ber.). Weer een slachtoffer van den onbewaak- ten overweg (Gem. Ber., 3de blad). SPORT EN WEDSTRIJDEN. VOETBAL: De regen grootend eels spel breker in de competities (2de blad). ZWEMMEN: Wereldrecord van Rio Mastenbroek erkend (2de blad). WIELRENNEN: Swlft wint weer een kampioenschap van Zuid-Holland; Ver schoor legt beslag op twee titels (2de bl.). BILJARTEN: Gabriels nog steeds de beste in het Europeesch toumooi te Den Haag (2de blad). met de Staatsspoor is ir. Kalff van 1917 tot 1.929 directeur geweest van de Nederland- sche Spoorwegen. In al die jaren heeft hij zich zeer bemind gemaakt, niet in de laatste plaats bij het personeel, ondanks de groote verschillen welke de directie vaak gescheiden heeft gehouden van de personeels-organisaties. De sympathie, welke zijn persoon genoot, bleek wel duidelijk bij zyn aftreden als directeur der Spoorwegen. Van alle kan ten, niet in de laatste plaats van de zijde van het personeel, is hem toen hulde ge bracht. Na zijn hoogst eervolle loopbaan by de Spoorwegen, zocht en vond ir. Kalff ander werk, waaraan hij zich kon wijden. Ge durende eenige jaren was hij algemeen voorzitter van het Verbond van Nederland- sche Werkgevers en in 1931 volgde hij mr. Trip op als voorzitter van den Onder nemersraad. Minister Kalff heeft voorts als commis saris een belangrijke plaats ingenomen bij verschillende maatschappijen en bedrijven op het gebied van industrie, scheepvaart verkeer e.d. O.m. was de thans ontslapene commissaris van Heemaf, Werkspoor, Hoog ovens, Associatie Cassa, Kon. Ned. Stoom bootmaatschappij, Holland-Amerika-lyn, Hollandsche Stoombootmaatschappij, Stoom vaartmaatschappij Zeeland, Ned. Buurtij spoorwegmaatschappij, Ijzergieterij Vul- canus, Centrale Werkgevers Risicobank e.a Ook is de heer Kalff lid geweest van den Hoogen Raad van Arbeid en van den Raad van bestuur der K.L.M., alsmede curator van de Technische Hoogeschool. Minister Kalff was ook lid van het Hoofdbestuur van de Liberale Staatspartij „De Vrijheidsbond", waartoe hy in 1931 benoemd werd op de vergadering te De venter, waar hij een rede had gehouden over de verhouding tusschen werkgever en werknemer. Als lid van de programcom missie uit het Hoofdbestuur heeft hij een zeer werkzaam aandeel gehad in de herzie ning van het beginselprogram en werk program en in de opstelling van het ver kiezingsmanifest. Als minister van Waterstaat stond ir. Kalff voor een bijzonder moeilijke taak. ln de eerste plaats moet hier genoemd worden de moeilijke toestand van de Ne- derlandsche Spoorwegen en de steeds grooter wordende spoorweg-tekorten. Een probleem, dat niet in een handomdraai op

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 1